Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in
artikel 7 lid 2,
ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de watergang en de bestaande ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast. Deze vergunning wordt slechts verleend nadat met betrekking tot de bedrijfsveiligheid van de watergang advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de watergang.