Napoleonsbaan Noord 4 te Baarlo

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.1894.BPL0144-ON01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoud

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Artikel 5 Leiding - Hoogspanning

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5

Artikel 7 Verkeer

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Artikel 9 Algemene bouwregels

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Artikel 14 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

Artikel 16 Slotregel

 

 

 

 

 

Bijlagen:

 

bijlage 1: Landschappelijke inpassing & kwaliteitsverbetering Napoleonsbaan Noord 4 te Baarlo

bijlage 2: Overzicht beroep of bedrijf aan huis

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan 'Napoleonsbaan Noord 4 te Baarlo' met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0144-ON01 van de gemeente Peel en Maas.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

 

archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

 

archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

 

archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

 

archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

bebouwingsoppervlakte:

het oppervlak van het bestemmingsoppervlak, dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.

 

bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

bed en breakfast:

het bedrijfsmatig, ondergeschikt aan de woonfunctie en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten - met uitzondering van beroepen aan huis -, daaronder niet begrepen een seksinrichting of een daaraan gerelateerde activiteit.

 

bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen in bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis.

 

bedrijfsmatig:

deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één bedrijf.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

 

beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.36 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

 

beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis.

 

bestaand:

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van een overkapping.

 

bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwvlakgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten en waarbinnen silo's en waterbassins dienen en verhardingen en parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Indien twee of meer bouwvlakken middels de aanduiding 'relatie' op de verbeelding aan elkaar zijn gekoppeld gelden deze bouwvlakken gezamenlijk als één bouwvlak.

 

 
bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

buitenopslag:

het opslaan van goederen anders dan in gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

 

cultuurhistorische waarde:

de waarde die aan een natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied is toegekend en wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied.

 

dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

 

dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.

 

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van zaken aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca-activiteiten.

 

dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

 

egaliseren:

het vlak of gelijk maken van de grond.

 

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

 

 
erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

 

evenement:

elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

 

extensieve dagrecreatie:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals fietsen, vissen, wandelen, paardrijden, roeien en fietsen.

 

extensiveringsgebied:

een gebied waarbinnen de woonbestemming of de natuurbestemming het primaat heeft en waarbinnen uitbreiding, hervestiging, nieuwvestiging en omschakeling niet mogelijk is.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting/ terrein:

een inrichting of terrein waarbij een op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rond de betrokken inrichting/ terrein gelegen zone in het bestemmingsplan moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

groepsaccommodatie:

een (gedeelte) van een gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf en dat qua doel, omvang, toegankelijkheid en bereikbaarheid geschikt is voor tijdelijk (nacht)verblijf van groepen.

 

hartlijn:

het midden van een leiding.

 

hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

hoofdverblijf:

het centrum van iemands sociaal maatschappelijk leven.

 

horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

 

horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

 

horeca van categorie 2:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse kunnen worden genuttigd, waaronder:

  1. cafetaria/snackbar;

  2. fastfood en broodjeszaken;

  3. lunchroom;

  4. ijssalon, ijswinkel;

  5. koffie- en/of theeschenkerij;

  6. afhaalcentrum;

  7. eetwinkels;

  8. restaurant.

 

horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid bieden tot dansen, waaronder:

  1. café;

  2. bar;

  3. grand-café;

  4. eetcafé;

  5. danscafé;

  6. pubs.

 

horeca van categorie 4:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak, ontspanning, entertainment en/of het geven van gelegenheid tot dansen en het geven van feesten al dan niet met live muziek en waarbij alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden versterkt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:

  1. dancing;

  2. danscafé;

  3. dans- en zalencentra met nachtvergunning;

  4. discotheek;

  5. party- of zalencentrum met regulier gebruik voor feesten, muziek en dansevenementen.

 

horeca van categorie 5:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies en nachtverblijf waarbij niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden verstrekt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:

  1. hotel;

  2. motel;

  3. pension.

 

huishouden:

een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

 

inrichting:

een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".

 

internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd.

 

inwoning:

het bewonen van een gedeelte van een woning welke door een ander huishouden in gebruik is genomen.

 

kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

 

kampeermiddel:

een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een stacaravan/chalet, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

 

kampeerterrein:

terrein met daarbij behorende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

 

landschappelijke waarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend op grond van de bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid, identiteit en diversiteit bestaande uit abiotische, geologische, bodemkundige, biologische elementen en cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden afzonderlijk of in onderlinge samenhang die in dat gebied voorkomen.

 

logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

 

maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.

 

mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

natuurwaarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhang en structuren van dat gebied.

 

nutsvoorziening:

een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.

 

omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

ondergeschikt:

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

 

ondergronds bouwen:

bouwen onder peil.

 

overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak.

 

paardrijbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

 

peil:

  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;

  4. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;

  5. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.

 

permanent chalet:

een permanent bouwwerk, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen.

 

permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

 

privézwembad:

een private voorziening behorende bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

 

recreatief nachtverblijf:

een (deel van een) gebouw dat dient als verblijf gedurende de nachtperiode voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

 

recreatiewoning:

woning die blijkens de bestemming is bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf; dit kan ook zijn in de vorm van een vakantieappartement of permanent chalet.

 

risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:

  1. bordeel;

  2. erotische-massagesalon;

  3. parenclub;

  4. prostitutiebedrijf;

  5. seksautomatenhal;

  6. seksbioscoop;

  7. sekssauna;

  8. sekstheater.

 

short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten:

voor een periode van maximaal 6 maanden per jaar huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten, die in een periode van grote arbeidsbehoefte tijdelijk op een bedrijf werkzaam zijn. De te huisvesten tijdelijke werknemers hoeven niet in dienst te zijn van het desbetreffende bedrijf, maar kunnen daar ook via een uitzendbureau of een bemiddelaar werkzaam zijn;

 

 
short-stay voorziening:

voorziening voor het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten waarbij de arbeidskrachten gedurende maximaal een periode van 6 maanden per jaar ter plaatse verblijven.

 

stacaravan/ chalet:

een kampeermiddel onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. L vormige en dubbele kampeermiddelen zijn ook toegestaan met dien verstande dat de verschillende onderdelen van het kampeermiddel afzonderlijk, dan wel in zijn geheel verrijdbaar is.

 

verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.

 

verwevingsgebied:

een gebied dat is gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur. In een verwevingsgebied is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of de functies van het gebied zich daartegen niet verzetten.

voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

 

waterberging:

gebieden die integraal deel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

 

weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

 

wet/ wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten of wettelijke regelingen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

 
woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

 

woonunit:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten in de vorm van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

 

woningsplitsing:

het treffen van voorzieningen in bestaande al dan niet gedeeltelijk of geheel te vernieuwen woningen, zodanig dat binnen de bestaande of te vernieuwen of te vergroten bouwmassa meerdere zelfstandige woningen ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang, keuken, badkamer, woon- en slaapkamers. In de bouwmassa is /zijn één of meer geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot de bouwvlakgrens

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:

tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 9.2

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:

buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

 

de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

 

de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Recreatie

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;

  2. een overdekt zwembad, tevens ten behoeve van het aan de bestemming grenzende en als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bestemde verblijfsrecreatieterrein;

  3. overdekte voorzieningen ten behoeve van recreatiesport, tevens ten behoeve van het aan de bestemming grenzende en als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bestemde verblijfsrecreatieterrein;

  4. horeca van categorie 1 tot en met 3, tevens ten behoeve van het aan de bestemming grenzende en als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bestemde verblijfsrecreatieterrein;

  5. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de dagrecreatieve voorzieningen, alsmede in de vorm van een campingwinkel ten behoeve van het aan de bestemming grenzende en als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bestemde verblijfsrecreatieterrein;

  6. overige centrale voorzieningen ten behoeve van het verblijfsrecreatieterrein;

  7. wonen in een bedrijfswoning;

  8. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;

  9. een recreatievijver ter plaatse van de aanduiding 'vijver';

een en ander met daaraan ondergeschikt:

  1. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.3;

  2. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. tuinen, erven en terreinen;

  5. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

  6. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. een bedrijfswoning;

  3. bijbehorende bouwwerken;

  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  1. gebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangeduide bebouwde oppervlakte;

  3. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.3 , 3.2.4 en 3.2.5.

 

3.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

  2. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter.

 

3.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, of, indien de inhoud van bestaande woningen groter is dan 1000 m³, maximaal de bestaande inhoud;

  4. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;

  5. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning gebouwd;

  6. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;

  7. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;

  2. luifels, waarvan de bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt;

  3. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;

  4. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;

  1. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt privézwembad toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;

  2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;

  1. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

  3. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. evenementen, behoudens voorzover toegestaan krachtens artikel 3.1 en 3.4.2;

  2. horeca, behoudens voorzover toegestaan krachtens artikel 3.1 ;

  3. geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;

  4. woningsplitsing;

  5. verblijfsrecreatie, behoudens centrale voorzieningen ten behoeve van het aan de bestemming grenzende en als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bestemde verblijfsrecreatieterrein, toegestaan krachtens artikel 3.1 ;

  6. detailhandel, behoudens voorzover toegestaan krachtens artikel 3.1 ;

  7. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd de bedrijfswoning.

 

3.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

 

3.4.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;

  2. degene die gebruiker van de woning tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;

  3. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;

  4. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;

  5. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  6. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;

  8. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;

  9. er geen buitenopslag plaatsvindt;

  10. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

 

 

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatieterrein, waaronder kampeerterrein, met de daarbij behorende voorzieningen;

  2. tevens short stay huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten';

  3. wonen in een bedrijfswoning;

  4. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in 4.4.2;

  5. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing De Berckt' in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 1 'Landschappelijke inpassing & kwaliteitsverbetering Napoleonsbaan Noord 4 te Baarlo' behorende bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.5;

een en ander met daaraan ondergeschikt:

  1. dagrecreatie, waaronder uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten' voorzieningen voor sport en ontspanning ten behoeve van de short stay voorzieningen;

  2. ondergeschikte horeca van categorie 1 tot en met 3 ten dienste van de verblijfsrecreatie en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten' ten dienste van de short stay voorzieningen;

  3. ondergeschikte detailhandel in de vorm van een campingwinkel ten behoeve van de verblijfsrecreatie en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten' in de vorm van een winkel ten behoeve van de short stay voorzieningen;

  4. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.3 ;

  5. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;

  6. groenvoorzieningen;

  7. tuinen, erven en terreinen;

  8. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

  9. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  1. bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en stacaravans/ chalets;

  2. bedrijfswoningen;

  3. bijbehorende bouwwerken;

  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  1. gebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. indien tussen twee bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is opgenomen, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak;

  3. de oppervlakte van gebouwen, bedrijfswoningen en behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwvlak maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven bebouwde oppervlakte.

 

4.2.3 Bedrijfsgebouwen en (sanitaire) voorzieningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

  2. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en (sanitaire) voorzieningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter.

 

4.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, of, indien de inhoud van bestaande woningen groter is dan 1000 m³, maximaal de bestaande inhoud;

  4. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;

  5. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning gebouwd;

  6. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;

  7. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;

  2. luifels, waarvan de bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt;

  3. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;

  4. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;

  1. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt privézwembad toegestaan, mits de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt;

  2. het bouwen van overkappingen aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.

 

4.2.6 Recreatiewoningen

Binnen de bestemming zijn recreatiewoningen toegestaan. In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.2.2 , 4.2.3 , 4.2.4 en 4.2.5 gelden ten aanzien van het bouwen van recreatiewoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken de volgende regels:

  1. binnen de bestemming zijn maximaal 500 recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken toegestaan;

  2. de goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter;

  3. de oppervlakte per recreatiewoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;

  4. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

  5. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen met aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt minimaal 5 m.

 

4.2.7 Stacaravans/ chalets

Binnen de bestemming zijn kampeermiddelen toegestaan waaronder eveneens stacaravans met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen. In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.2.2 , 4.2.3 , 4.2.4 en 4.2.5 gelden ten aanzien van het oprichten van stacaravans/ chalets en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken de volgende regels:

  1. binnen de bestemming zijn maximaal 1.232 stacaravans/ chalets toegestaan;

  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;

  3. de oppervlakte bedraagt maximaal 70 m² per stacaravan/ chalet, waarvan maximaal 10 m2 bijbehorende bouwwerken;

  4. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

  5. de onderlinge afstand tussen stacaravans/ chalets met aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt minimaal 5 meter.

 

4.2.8 Woonunits ten behoeve van tijdelijke arbeidskrachten

Binnen de bestemming zijn woonunits ten behoeve van tijdelijke arbeidskrachten toegestaan. In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.2.2 , 4.2.3 , 4.2.4 en 4.2.5 gelden ten aanzien van het bouwen van woonunits ten behoeve van tijdelijke arbeidskrachten en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken de volgende regels:

  1. woonunits ten behoeve van tijdelijke arbeidskrachten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten';

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten' zijn maximaal 175 woonunits ten behoeve van tijdelijke arbeidskrachten toegestaan;

  3. het oprichten van woonunits ten behoeve van short stay huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten is uitsluitend toegestaan indien het aanwezige verblijfsrecreatieterrein als zodanig in gebruik is;

  4. de woonunit dient te voldoen aan de volgende kwalitatieve eisen:

  1. de vloeroppervlakte van de leefruimte bedraagt per werknemer minimaal 10 m²;

  2. per 4 personen dient één douche/wc aanwezig te zijn;

  3. per 4 personen dient een kookgelegenheid met minimaal 4 pitten aanwezig te zijn;

  1. de bouwhoogte per woonunit bedraagt maximaal 5 meter;

  2. de afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 meter;

  3. de onderlinge afstand tussen woonunits met aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt minimaal 5 m.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

  3. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;

  4. ter uitwerking van het in bijlage 1 'Landschappelijke inpassing & kwaliteitsverbetering Napoleonsbaan Noord 4 te Baarlo' opgenomen landschapsplan.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. horeca, behoudens voorzover toegestaan krachtens artikel 4.1;

  2. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;

  3. kamerverhuur;

  4. woningsplitsing;

  5. detailhandel, behoudens voorzover toegestaan krachtens artikel 4.1;

  6. evenementen, behoudens voorzover toegestaan krachtens artikel 4.1 en 4.4.2;

  7. permanente bewoning van gebouwen, recreatiewoningen, kampeermiddelen en bijbehorende bouwwerken, behoudens permanente bewoning van de bedrijfswoning en bewoning van short stay voorzieningen;

  8. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak.

 

4.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

 

4.4.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;

  2. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;

  3. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;

  4. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;

  5. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  6. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;

  8. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;

  9. er geen buitenopslag plaatsvindt;

  10. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

 

4.4.4 Huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten

Het gebruik van woonunits als short-stay voorzieningen voor huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. het gebruik uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten';

  2. maximaal 700 personen in de woonunits mogen worden gehuisvest;

  3. het gebruik niet (meer) is toegestaan indien het aanwezige verblijfsrecreatieterrein niet (meer) als zodanig in gebruik is;

  4. het gebruik niet (meer) is toegestaan indien niet is voldaan aan de wooncarrièreladder, hetgeen inhoudt dat is voorzien in een permanente doorstroommogelijkheid voor tenminste 56 personen ten behoeve van huisvesting in een midstay accommodatie of reguliere woning(en), deze daadwerkelijk is gerealiseerd en dit in stand wordt gehouden;

  5. het gebruik van de gronden ten behoeve van de short stay huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten middels een fysieke afscheiding strikt gescheiden dient te zijn van het gebruik ten behoeve van de verblijfsrecreatieve doeleinden.

 

4.4.5 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten'

Het (doen) gebruiken van gronden en opstallen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten’ conform de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 4.1 onder e is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder e en een andere landschappelijke inpassing toestaan dan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, onder de voorwaarden dat:

  1. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;

  2. de omvang van de landschappelijke inpassing ten minste 10.959 m2 (dit is gelijk aan de kwantitatieve inpassingsnorm) bedraagt danwel het equivalent in andere vormen van kwaliteitsverbetering;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. het woon- en leefklimaat;

  3. de milieusituatie;

  4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;

  5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Beëindiging short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten' te verwijderen, indien gebleken is dat er geen behoefte meer is aan short stay huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten binnen het plan, met dien verstande dat alsdan:

  1. de short stay huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten in zijn geheel moet worden beëindigd;

  2. de geplaatste woonunits mogen worden gebruikt als recreatiewoning en/of stacaravans/chalets, met inachtneming van het bepaalde onder d.;

  3. het aantal recreatiewoningen en/of stacaravans/chalets binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 175;

  4. moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4.2.6 onder b., d., e en/of 4.2.7 onder b., d., e.;

  5. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. het woon- en leefklimaat;

  3. de milieusituatie;

  4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;

  5. de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;

  6. de bestaande regionale vrijetijdseconomie.

 

4.6.2 Wijziging bestemming indien niet wordt voldaan aan de wooncarrièreladder

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting tijdelijke arbeidskrachten' te verwijderen, indien niet is voldaan aan de wooncarrièreladder zoals bedoeld in artikel 4.4.4 onder d., met dien verstande dat alsdan:

  1. de short stay huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten in zijn geheel moet worden beëindigd;

  2. de geplaatste woonunits mogen worden gebruikt als recreatiewoning en/of stacaravans/chalets, met inachtneming van het bepaalde onder d.;

  3. het aantal recreatiewoningen en/of stacaravans/chalets binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 175;

  4. moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4.2.6 onder b., d., e. en/of 4.2.7 onder b., d., e.;

  5. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. het woon- en leefklimaat;

  3. de milieusituatie;

  4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;

  5. de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;

  6. de bestaande regionale vrijetijdseconomie.

 

 

 

Artikel 5 Leiding - Hoogspanning

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor: de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150-kV hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning 1' de hartlijn van de 150-kV hoogspanningsleiding is gelegen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het beheer en onderhoud van de hoogspanningsleidingen en/of hoogspanningsmasten, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 5.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;

  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;

  2. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;

  3. het permanent opslaan van goederen;

  4. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  5. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

 

5.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 5.4.1 is niet van toepassing op:

  1. normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  3. werken of werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de betreffende ondergrondse/bovengrondse hoogspanningsleiding;

  4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.

 

5.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen van veiligheid van de verbinding en niet eerder dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.

 

 

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5

 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Bouwverbod

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

  2. de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 2.500 m²;

  3. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;

  4. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1, ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;

  2. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:

  1. naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

  2. door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld.

 

6.3.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

  3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

6.3.3 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in artikel 6.3.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;

  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;

  3. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;

  4. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  5. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;

  6. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

  7. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;

  8. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;

  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  10. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  11. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;

  12. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;

  13. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.

 

6.4.2 Uitzonderingen

  1. Het bepaalde in artikel 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. maximaal 40 centimeter diep reiken ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreft als genoemd in artikel 6.4.1 h, l, en m;

  2. een verstoringsoppervlakte hebben van maximaal 2.500 m²;

  3. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  4. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  5. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 40 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;

  6. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  7. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  1. Het verbod als bedoeld in artikel 6.4.1 is ook niet van toepassing indien:

  1. naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de grond reeds verstoord is;

  2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 6.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;

  3. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 6.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

 

6.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

6.4.4 Onderzoeksplicht

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 5' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:

  3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn

  1. Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

6.4.5 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

  3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

6.4.6 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 6.4.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;

  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

 

Artikel 7 Verkeer

 

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. kunstwerken;

  7. waterlopen en waterpartijen;

  8. vervoersvoorzieningen, zoals bushokjes/abri's;

  9. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.2;

  10. speelvoorzieningen en -toestellen;

  11. straatmeubilair;

  12. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen en openbaar vervoer voorzieningen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;

  2. de maximale oppervlakte 15 m² bedraagt.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter bedraagt.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van kunstwerken, speelvoorzieningen en -toestellen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van kunstwerken, voorwerpen betreffende de beeldende kunst, speelvoorzieningen en -toestellen, mits:

  1. deze qua aard en omvang in de omgeving passen;

  2. de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt;

  3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;

  4. bij speelvoorzieningen en -toestellen, de bodem, op grond van voorafgaand bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen de realisering van deze speelvoorzieningen en -toestellen.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. kamperen;

  2. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;

  3. evenementen, behoudens voorzover toegestaan krachtens artikel 7.1 en 7.4.2;

  4. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;

  5. buitenopslag.

 

7.4.2 Evenementen

Evenementen zijn onbeperkt toegestaan voor de duur van maximaal tien aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Ondergronds bouwen

 

9.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

9.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, dan wel onder een bestaand hoofdgebouw/bijbehorend bouwwerk;

  2. het oppervlak van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;

  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;

  4. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet in aanmerking genomen.

 

9.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.2 onder c. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een diepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;

  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

 

9.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

 

9.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

 

9.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

9.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

9.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.3.1 en 9.3.2 uitsluitend van toepassing indien dit geschiedt op dezelfde plaats.

 

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

10.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;

  2. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;

  3. straatprostitutie;

  4. mantelzorg en inwoning;

  5. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

 

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

 

11.1 ecologische hoofdstructuur

Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de ecologische hoofdstuctuur (EHS).

 

11.2 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn de gronden tevens bestemd als extensiveringsgebied.

 

11.3 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bestemd als verwevingsgebied.

 

11.4 wro-zone - wijzigingsgebied 2 ko

Ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 2 ko' zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van kleinschalige halfopen ontginningslandschappen.

 

11.5 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied venlo schol

 

11.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied venlo schol' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.

 

11.5.2 Bouwregels

Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Omgevingsverordening Limburg worden gesteld.

 

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

 

12.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  1. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  2. van de desbetreffende bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;

  3. van de bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bouwvlakgrens tot maximaal 1 meter van de bouwvlakgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd.

 

12.2 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan ten aanzien van en toestaan dat de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken éénmalig met 100 m³ wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;

  2. geen aantasting plaatsvindt van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. het woon- en leefklimaat;

  3. de milieusituatie;

  4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;

  5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

 

12.3 Afwijken ten behoeve van bed en breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van (bedrijfs)woningen ten behoeve van bed en breakfast, mits:

  1. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;

  2. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de (bedrijfs)woning;

  3. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de (bedrijfs)woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;

  4. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;

  5. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;

  6. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;

  7. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

  8. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;

  9. overnachting en of logies in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid valt niet binnen de omschrijving bed en breakfast;

  10. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;

  11. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;

  12. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. het woon- en leefklimaat;

  3. de parkeerbalans in de directe omgeving;

  4. de milieusituatie;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

12.4 Afwijken ten behoeve van mantelzorg en inwoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van mantelzorg en inwoning in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken, mits:

  1. mantelzorg en inwoning slechts is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat mantelzorg en inwoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts is toegestaan indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerk betreft welke gelegen is op een afstand van maximaal 15 meter van het hoofdgebouw en de de vloeroppervlakte maximaal 60 m² bedraagt;

  2. er geen tweede woning ontstaat;

  3. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  4. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;

  5. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte, op eigen terrein;

  6. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;

  7. geen aantasting plaatsvindt van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. het woon- en leefklimaat;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.

 

12.5 Afwijken ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 en artikel 4 ten behoeve van het éénmalig vergroten van de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen, mits:

  1. de oppervlakte mag eenmalig met maximaal 10% worden vergroot;

  2. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;

  3. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;

  4. parkeren ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt op eigen terrein

  5. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;

  6. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het woon- en leefklimaat;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;

  4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

 

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

 

13.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

  2. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

13.2 Algemene wijzigingsregels naar Natuur, Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' of 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuur- of bosgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;

  2. wanneer gewijzigd wordt in de bestemming 'Water', mag dit uitsluitend ten behoeve van de beekdalontwikkeling geschieden.

 

13.3 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroten of verkleinen dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' te vergroten of verkleinen, mits:

  1. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;

  2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelen van de betreffende bestemming;

  3. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere nabijgelegen bestemmingen.

 

13.4 Algemene wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;

  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

 

Artikel 14 Overige regels

 

14.1 Wetten en wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

 

Artikel 15 Overgangsrecht

 

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 16 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Napoleonsbaan Noord 4 te Baarlo'.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

 

.............................

 

 

 

De voorzitter, De griffier,

 

.......... ..........