direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Asperge 2 en 2A Helden
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De heer en mevrouw Hermans, Asperge 2, 5988 JJ Helden, gemeente Peel en Maas (hierna ook: initiatiefnemer) zijn eigenaar van de bedrijfswoning en het bedrijfsgebouw gelegen aan de Asperge 2 en Asperge 2a te Helden. De bedrijfswoning fungeert als privéwoning en de het bedrijfsgebouw wordt gebruikt als opslag voor hun bedrijf Regioservice Beheer B.V.

De heer en mevrouw Hermans zijn voornemens de bedrijfsactiviteiten op het perceel te staken en willen het bedrijfsgebouw middels een verbouwing/aanbouw aan de voorzijde geschikt maken als levensloopbestendige woning waarin zij zelf kunnen wonen. De bedrijfswoning wordt dan verkocht.

Om het bedrijfspand geschikt te maken voor bewoning, wordt aan de voorzijde een uitbouw gerealiseerd waardoor de toekomstige woning zowel stedenbouwkundig als architectonisch beter past in de gebouwde omgeving. Daarnaast is de uitbouw aan de voorzijde nodig om plaats te bieden aan alle voorzieningen die nodig zijn om de woning levensloopbestendig te maken.

Het bestemmingsplan Dubbelkern Helden-Panningen kent aan deze locatie de bestemming 'bedrijf' toe met een dubbelbestemming 'waarde – archeologie – 4', en aan de aangrenzende, tot onderhavig plangebied behorende gronden, ook de bestemmingen 'wonen' en 'verkeer'. Binnen deze bestemming is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat voor het omzetten van de bestemming 'bedrijf' in '2 burgerwoningen' een reguliere bestemmingsplanprocedure dient te worden doorlopen.

De gemeente Peel en Maas heeft te kennen gegeven om in principe mee te werken aan deze ontwikkeling. In het standpunt op het principeverzoek is aangegeven dat de toevoeging van de woning gecompenseerd dient te worden middels een sanering van een bouwtitel binnen het aangrenzende woongebied Dörper Toore. Deze sanering is ook als zodanig verwerkt in de toelichting, regels en verbeelding behorende bij onderhavig bestemmingsplan.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Asperge 2 en 2A Helden' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen in de kern Helden, ten noorden van de centrumvoorzieningen. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Helden, sectie W nummer 810 en 811 en plaatselijk als Asperge 2 en 2a te Helden. Dit perceel beslaat een oppervlakte van 1017 m2.

Op onderstaande luchtfoto en topografische kaart is de ligging van de locatie aangeduid:

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0002.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

De topografische perceelsgrenzen zijn op onderstaande afbeelding weergegeven, waarbij de globale omvang van het plangebied in rode lijnen is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0003.jpg"

Afbeelding 2: perceelsgrens plangebied in omgeving

1.3 Voorgaand bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:

Naam bestemmingsplan   Bestemmingen en aanduidingen   Vaststelling Raad  
bestemmingsplan Dubbelkern Helden-Panningen   - bedrijf
- dubbelbestemming 'waarde – archeologie – 4'
- wonen - 1
- verkeer  
5 februari 2013  

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0004.jpg"

Afbeelding 3: Uitsnede verbeelding

Het bouwen van een burgerwoning en het in gebruik nemen van de bedrijfswoning als burgerwoning is op deze locatie niet toegestaan; het bestemmingsplan kent hiertoe ook geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.

 

Om de gewenste gebruikswijziging mogelijk te maken zal het bestemmingsplan herzien dienen te worden.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke ontwikkeling

2.1 Projectbeschrijving

Initiatiefnemer is eigenaar van de bedrijfswoning en het bedrijfsgebouw aan de Asperge 2 en Asperge 2a te Helden. De bedrijfswoning fungeert als privéwoning en de het bedrijfsgebouw wordt gebruikt als opslag voor hun bedrijf Regioservice Beheer B.V.

Initiatiefnemer is voornemens de bedrijfsactiviteiten op het perceel te staken en wil het bedrijfsgebouw middels een verbouwing geschikt maken als levensloopbestendige woning. De bedrijfswoning wordt verkocht.

Om het bedrijfspand geschikt te maken voor wonen zal aan de voorzijde een uitbouw worden gerealiseerd waardoor de toekomstige woning zowel vanuit stedenbouwkundig als vanuit architectonisch oogpunt beter past in de omgeving.

Met Janssen de Jong Projectontwikkeling, ontwikkelaar en eigenaar van het naastgelegen nieuwbouwplan 'Dörper Tore', is overeengekomen dat deze één wooncontingent verkoopt aan initiatiefnemer waardoor er planologisch gezien geen aantallen worden toegevoegd en de nieuwe woonbestemming niet drukt op de woningvoorraad van de gemeente Peel en Maas. Binnen het nieuwbouwplan 'Dörper Tore' wordt dan één vrije kavel aangeboden in plaats van twee patiowoningen waardoor er één wooncontingent kan worden ingezet voor onderhavige ontwikkeling aan de Asperge 2 en 2a. Deze sanering is ook als zodanig verwerkt in de toelichting, regels en verbeelding behorende bij onderhavig bestemmingsplan.

Als gevolg van de wijziging van de bedrijfsbestemming naar een passende woonbestemming komen tevens milieuhyhiënische belemmeringen te vervallen welke het gevolg waren van de activiteiten van 'Regioservice' cq andere op basis van het vigerende bestemmingsplannen toegestane milieubelastende activiteiten. Hierdoor ontstaat er naar de woonomgeving toe een betere situatie; milieuzoneringseisen gerelateerd aan de locatie Asperge 2 en 2a komen te vervallen.

Grenzend aan het plangebied bevindt zich reclamebureau Artifice BV (Molenstraat 76 te Helden). Middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat dit bedrijf geen belemmeringen zal ondervinden van de onderhavige bestemmingsplanwijziging; in paragraaf 4.4 zal hier nader op worden ingegaan.

Op onderstaande foto is het huidige straatbeeld aan de Asperge 2/2a te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0005.jpg"

Figuur 4:   als burgerwoning in gebruik zijnde bedrijfswoning vooraanzicht

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0006.jpg"

Figuur 5: als burgerwoning in gebruik zijnde bedrijfswoning zijaanzicht

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0007.jpg"

Figuur 6: bedrijfsgebouw dat verbouwd gaat worden en in gebruik te nemen als burgerwoning

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0008.jpg"

Figuur 7: zij- en achteraanzicht van bedrijfsgebouw Asperge 2a en aangrenzende bedrijfsruimte van reclamebureau Artifice BV

De bestaande bedrijfswoning zal in beginsel geen verbouwing ondergaan. De bedrijfsruimte welke binnen het plangebied aanwezig is, zal worden verbouwd tot woonruimte en zal samen met de te realiseren nieuwe bouwmassa aan de voorzijde een nieuwe woning vormen. Voor deze gebouwelijke uitbreiding en gewijzigde functionele indeling zijn al eerste schetsen gemaakt welke een beeld geven van de gewenste situatie. Onderstaand zijn de aanzichten en plattegrond indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0009.jpg"

Figuur 8: aanzichten gewenste nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0010.jpg"

Figuur 9: plattegrond gewenste nieuwe woning

De woning wordt gerealiseerd als levensloopbestendige woning waarbij alle primaire voorzieningen op de begane grond zijn geprojecteerd en tevens in plaats van draaiende binnendeuren gewerkt wordt met schuifdeuren.

2.2 Ontsluiting, verkeer en parkeren

Het plangebied wordt op dit moment direct op de Asperge ontsloten, nabij de hoek Akkerveld, van waaruit de Molenstraat bereikt wordt. De Molenstraat (N562) is de doorgaande weg van de kern van Helden richting Midden Peelweg (N277). Voor de nieuw te realiseren woning aan de Asperge 2a zal deze situatie ongewijzigd blijven. Voor de bestaande bedrijfswoning (in de toekomst burgerwoning) zal een nieuwe uitrit aan het Akkerveld worden gerealiseerd.

De verkeersgeneratie zal, in vergelijking met de bestaande planologische en feitelijke situatie niet substantieel wijzigen. Bedrijfsmatige activiteiten met verkeersaantrekkende werking (werknemers- en bezoekersverkeer en leveranciers) zijn gestaakt en zullen plaatsmaken voor regulier bewonersverkeer, zoals passend is binnen deze woonwijk. Hierdoor zal er eerder sprake zijn van een afname van de verkeersgeneratie dan van een toename.

Parkeren zal geheel op eigen terrein plaatsvinden. Op basis van de CROW-parkeernormen (publicatie oktober 2012) zijn per vrijstaande woning gemiddeld 2 parkeerplaatsen benodigd. Op onderstaande figuur is de situering van de te realiseren parkeerplaatsen (ingetekend in de ruime omvang van 6 x 2,5 m per parkeerplaats) aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0011.jpg"

Figuur 10: verharding ten behoeve van parkeren

2.3 Groen en water

Binnen het plangebied bevindt zich geen natuurlijk water.

Het plangebied is landschappelijk ingepast als reguliere tuin. In de toekomst zal dit niet wijzigen. De aanwezige bomen zullen ook  behouden blijven.

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geef aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

Deze aspecten zullen in hoofdstuk 4 en 5 aan de orde komen.

Het initiatief is dusdanig beperkt van omvang en invloed dat het niet in strijd is met nationale belangen.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

  • 1. Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Dit betreft wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. Met de regionale ruimtevraag in beeld kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.
  • 2. Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte ‘in te vullen’, een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
  • 3. In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten is of kan worden. De resterende ruimtevraag, die resulteert uit trede 2 is kwalitatief en kwantitatief.

Afweging ladder duurzame verstedelijking

Op 22 juni 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak ( ECLI:NL:RVS:2016:1757) gedaan waarin zij heeft geoordeeld dat, indien een plan voorziet in een kleine uitbreiding van het bouwvlak van ongeveer 200 tot 300 m² , in een kleine uitbreiding van gebruiksmogelijkheden en gezien de aard van de functiewijziging die het plan mogelijk maakt, het plan niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Dit betekent dat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. Dat voor een klein deel van het voorziene gebouw de maximale bouwhoogte is verhoogd, leidt niet tot een ander oordeel.

Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling welke inhoudt dat een bestaand bedrijfsgebouw wordt uitgebreid, waartoe het bouwvlak moet worden verruimd van 208 m2 tot 312 m2, en gezien de aard van de functiewijziging (van bedrijfsgebouw met bedrijfswoning naar twee reguliere woningen), kan gesteld worden dat het plan niet voorziet in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is het nieuwe provinciaal omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien.
  • 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 3. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Voor wat betreft de projectlocatie geeft het POL 2014 aan dat de omgeving getypeerd kan worden als 'overig bebouwd gebied'.

De gronden met deze typering betreffen gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter.

Het project tot wijziging van de functie van een bestaande bedrijfswoning in een burgerwoning en de uitbreiding en functiewijziging van een bestaand bedrijfsgebouw ten behoeve van de realisatie van een burgerwoning past in het kader van het provinciale ruimtelijke beleid binnen het overig bebouwd gebied en heeft verder geen consequenties.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

Op 5 april 2016 is de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg vastgesteld door de gemeenteraad van Peel en Maas. Een visie waarmee de bestuurders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie. De pijlers rusten idealiter op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. Ze zijn samen te vatten in:

  • 1. Een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte

Het aantal plannen dat de regio heeft en maakt om nieuwbouw toe te voegen, moet in een gezonde verhouding staan tot de kwantitatieve behoefte. Het is onverantwoord om te sturen op een bouwprogramma dat uitgaat van meer dan voorspelde groei. Dat betekent in de regio concreet dat plancapaciteit terug wordt gebracht én alleen plannen toe worden gevoegd die echt kwaliteit toevoegen en passen bij de woonbehoefte van de afzonderlijke gemeenten in de regio: bouwen naar reële behoefte.

  • 2. De juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer

Samen willen de gemeenten in de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van onze regio. De dominante vraag in de regio is het wonen in grotere kernen waar voorzieningen zijn. Er is in de visie een afwegingskader ontworpen dat regionaal en lokaal het instrument vormt om tot een heldere prioritering en onderbouwing van nieuwbouwplannen te komen. De werkwijze sluit aan bij de principes van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Integrale afweging en integraal voorraadbeleid zijn sleutelwoorden.

  • 3. Goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor ….

Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en dan vooral de arbeidsmigranten. Zij vullen veel banen in en zijn voorwaarde voor de verdere economische ontwikkeling. De regio gaat voor een uitnodigende strategie en kiest voor de beleidslijn van short stay naar mid stay en uiteindelijk naar regulier wonen. Regionaal wordt ook de noodzaak gevoeld om stil te staan bij statushouders. En verder zijn Toegelaten Instellingen (corporaties) vanaf 1 januari 2016 verplicht bij nieuwe verhuringen passend toe te wijzen. Betaalbaarheid en beschikbaarheid zijn dan ook twee onderwerpen die op regionaal niveau verder uitgewerkt moeten worden.

  • 4. Kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal

De eerste pijler van het dynamisch voorraadbeheer is het werken aan de kwaliteit en de geschiktheid van de bestaande voorraad. Vooral in de meer stedelijke wijken vraagt dit aandacht. Daar is vernieuwing nodig (slopen, verdunnen, renoveren). Stedelijke herverkaveling kan hierbij een instrument zijn, net zoals de mogelijkheden van een transitiefonds. Maar ook de leefomgeving in de kernen staat op sommige plekken onder druk. Leegkomende en leegblijvende panden kunnen juist in kleine kernen versneld een spiraal naar beneden inzetten. Lokale kracht zien, benutten en waarderen is de lijn die wordt ingezet. Ruim baan voor nieuwe vormen van maatschappijsturing (coöperaties, zelfbeheer). Maar ook, slechts na zorgvuldige afweging is er in de kleine kernen in beperkte mate ruimte voor nieuwbouw. De grote opgave voor nu is het tegengaan van het overaanbod aan goedkope en slechte koopvoorraad.

  • 5. Een levensloopvriendelijke en duurzame regio

Door de vergrijzing neemt het aantal senioren fors toe; in de kleine kernen gaat dit proces nog sneller. Hieraan wordt extra aandacht gegeven in lokaal woonbeleid. Aanpassing van de woning is primair de verantwoordelijkheid van de verhuurder of eigenaar. Maar bewustwording over woningaanpassingen maakt het verschil. Hier ligt een prachtige kans om de koppeling te zoeken met bewustwording op het terrein van verduurzaming. Voorzieningen voor zwaardere zorg vereisen een zekere omvang en zullen naar verwachting daarom in grotere kernen geconcentreerd worden.

In casu is er ook sprake van bouwen naar reële behoefte en wordt één woning toegevoegd welke het gevolg is van een wenselijke sanering van een bedrijfsgebouw; door aankoop van één bouwcontingent voor een woning binnen het aangrenzende project 'Dörper Tore' past onderhavig project binnen de contingenten die beschikbaar zijn.

3.3.2 Structuurvisie Kernen en bedrijventerreinen

In Peel en Maas is volop ruimte om te wonen, te werken en samen te leven in vitale kernen. De gemeente Peel en Maas vindt het belangrijk om ontwikkelingen te stimuleren en mogelijk te maken. Voor de kernen en bedrijventerreinene heeft de raad op 31 maart 2015 de structuurvisie kernen en bedrijventerreinen Peel en Maas vastgesteld. Hierin is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van onze elf dorpen en zeven bedrijventerreinen vastgelegd. Met betrekking tot de kern Helden is de ligging tegen de Heldense Bossen kenmerkend voor het woonmilieu. Helden is als onderdeel van de dubbelkern aangemerkt als centrumdorp voor de gemeente Peel en Maas, aldus de structuurvisie. Dat betekent dat er ruimte in het woningbouwprogramma zit om woningen te bouwen voor (een eventuele) extra opvang van nieuwe inwoners. Om het woonmilieu verder te versterken is de relatie met de kwaliteit van het bos en het buitengebied van belang om onderscheidend te zijn. Helden kent enkele inbreidingslocaties, zoals Schrames en Dörper Tore. Nieuwbouwwijk Schrames is ongeveer tien jaar in aanbouw en halverwege de plancapaciteit. Bij het plangebied Dörper Tore is inmiddels (medio 2016) de bouw van de woningen van fase 2 (allen verkocht) in volle gang. De 10 woningen van de 1e fase zijn opgeleverd en de eerste woningen zijn bewoond. Het speelveld, centraal gelegen in het plangebied, is aangelegd en de speeltoestellen zijn geplaatst. Met de verkoop van de 8 woningen van de 3e fase is nu ook gestart. Voor uitleglocatie Keup, gelegen op een bolle akker, geldt hetzelfde. In verband met het terugbrengen van de plancapaciteit is wellicht ook voor deze locaties aanpassing en/of verdunning van het programma een optie. Ook kan woningbouw voor urgente woningzoekenden op deze locaties een mogelijkheid zijn.

Onderhavig plan voorzover het betreft de toevoeging van een woning aan de woningvoorraad, vindt zijn basis is het overhevelen van één woningbouwcontingent van het project Dörper Tore naar het aangrenzende plangebied 'Asperge 2-2a'.

Het plangebied aan de Asperge 2-2a valt geheel binnen de kern Helden en alszodanig past woningbouw hier ook en wordt het woonmilieu versterkt door het inleveren van een bedrijfsbestemming ten faveure van een woonbestemming.

3.3.3 Bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:

Naam bestemmingsplan   Bestemmingen en aanduidingen   Vaststelling Raad  
bestemmingsplan Dubbelkern Helden-Panningen   - bedrijf
- dubbelbestemming 'waarde – archeologie – 4'
- wonen
- verkeer  
5 februari 2013  

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0012.jpg"

Afbeelding 11: Uitsnede verbeelding

Het bouwen van een burgerwoning en het in gebruik nemen van de bedrijfswoning als burgerwoning is op deze locatie niet toegestaan; het bestemmingsplan kent hiertoe ook geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.

 

Om de gewenste bestemmingswijziging mogelijk te maken zal het bestemmingsplan herzien dienen te worden.

Hoofdstuk 4 Milieu-planologische aspecten

4.1 Natuur en landschap

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en is op dit moment in gebruik voor woon- en bedrijfsactiviteiten cq was dit tot voor kort. Water is binnen het plangebied niet aanwezig.

Op onderstaande afbeeldingen is de ligging van het plangebied, aangeduid met een rode pijl, te zien ten opzichte van het gemarkeerde NNN (voorheen EHS).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0013.jpg"

Figuur 12: EHS ten opzichte van plangebied

Gezien de ligging van het plangebied op meer dan 600 m vanaf de EHS, de aard en relatief beperkte omvang van het project zonder significante externe gevolgen (werknemers- en bezoekersverkeer gerelateerd aan het bedrijf maakt plaats voor minder druk bewonersverkeer) zijn negatieve effecten op het NNN uitgesloten.

4.2 Flora en fauna

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wn) in werking getreden. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wn. Met de Wn wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen.

In artikel 3.1 Wn wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wn, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wn ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wn zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen.

Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.

Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.

De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.

Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wn kan slechts worden verleend indien:

  • er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
  • er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort;
  • en er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.

Quickscan flora en fauna

Het plangebied is op dit moment bebouwd. Deze bestaande bouwmassa zal als gevolg van onderhavig bestemmingsplan zowel qua gebruik (minder intensief) als qua omvang (toename van circa 100 m2 ) gaan wijzigen. Waar nu een bedrijfsgebouw staat, zal een (levensloopbestendige) woning worden gerealiseerd. Het omzetten van de bedrijfswoning in een burgerwoning heeft in het geheel geen effect op flora en fauna.

Door het toegestane gebruik van het plangebied en de omgeving daarvan, de verstoring die hierdoor plaatsvindt en overige menselijke activiteiten, vormt het plangebied e.o. geen geschikte biotoop voor streng- en overige beschermde zoogdieren, (broed)vogels, amfibieën en reptielen.

Gelet hierop vormt onderhavig bestemmingsplan geen relevante wijziging op de verstoring van eventueel aanwezige beschermde broedvogelsoorten en plantensoorten (geen wezenlijke negatieve invloed).

Op basis van de flora- en faunagegevens uit het 'Vogelarchief Limburg'. Over een heel kalenderjaar (november 2015 - november 2016) is voor het gebied 'Helden' nagegaan welke dier- en plantensoorten in dit gebied (meer specifiek op korte afstand van het plangebied) waargenomen zijn welke bescherming verdienen. Hieruit is gebleken dat ter plaatse van het plangebied geen beschermde soorten zijn aangetroffen.

Gelet op het bovenstaande is een verstoring van flora en fauna door onderhavig project (mede in relatie tot het huidige gebruik) niet te verwachten, waardoor er geen noodzaak is tot het uitvoeren van een uitgebreidere toets.

Ten overvloede wordt gewezen op de algemene zorgplicht welke in artikel 3.5 van de Wn is opgenomen.

Door eventuele (graaf)werkzaamheden buiten de periode van maart tot augustus te starten, is de kans op verstoring van broedende vogels het kleinst. Ook buiten deze periode mogen broedende vogels niet worden verstoord en moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen.

4.3 Archeologie

In haar vergadering van 28 juni 2011 heeft de raad van Peel en Maas het archeologie beleid vastgesteld. Dit archeologie beleid geeft aan op welke wijze de gemeente met archeologie om wil gaan. Om archeologische restanten zo goed mogelijk te kunnen bewaren is er een pragmatisch en goed doordacht beleidsplan en beleidskaart opgesteld. De raad heeft een generieke diepte van 40 cm vastgesteld. Dat wil zeggen dat tot een diepte van 40 cm geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Wil een initiatiefnemer dieper dan 40 cm de grond verstoren/bewerken dan geldt er een formele onderzoekplicht. De archeologische beleidskaart fungeert dan als kompas.

De archeologische beleidskaart geeft aan in welke gebieden de kans op archeologische resten hoog is en waar bijvoorbeeld middelhoog of laag. Hierdoor kan verschillend worden omgaan met mogelijke grondwerkzaamheden in een bepaald gebied. Daar waar een lage verwachting geldt, is verder geen archeologisch onderzoek nodig. In de andere verwachtingsgebieden moet, indien de grond dieper dan 40 cm wordt verstoord, mogelijk archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Dit is mede afhankelijk van de mate van de oppervlakte die verstoord gaat worden. Bij gebieden waar een hoge verwachtingswaarde geldt, geldt dat bij een verstoring groter dan 100 m² oppervlakte en dieper dan 40 cm onderzoek noodzakelijk is. In een middelhoog gebied, geldt dezelfde dieptegrens, maar het oppervlakte wordt verruimd tot 2.500 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0014.jpg"

Figuur 12: uitsnede archeologische beleidskaart

Zoals op bovenstaande kaart te zien is, valt het plangebied in categorie 'gebied met lage verwachting'. Hiervoor gelden geen nadere eisen.

Het archeologie beleid is verder doorvertaald in het bestemmingsplan Dubbelkern Helden-Panningen. Op basis van dit vigerende bestemmingsplan is aan het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toegekend. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van (voorzover relevant):

  • het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 250 m².

Omdat de bestaande bebouwing met niet meer dan 250 m2 wordt vergroot ten opzichte van de vigerende bestemming, is het t uitvoeren van een archeologisch onderzoek derhalve niet noodzakelijk. Op de verbeelding bij onderhavig bestemmingsplan Asperge 2 en 2A Helden zal de dubbelbestemming wel worden gehandhaafd.

4.4 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van 200 meter vanuit de Molenstraat en Baarloseweg. Hier geldt een maximum snelheid van 50 km/u voorzover de wegen binnen de bebouwde kom zijn gelegen; daarbuiten geldt een snelheidsregime van 60 km/u.

Een woning is geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. In casu betreft het pand Asperge 2 een bestaande bedrijfswoning, die alleen van bestemming wisselt. In dergelijk geval is een akoestisch onderzoek niet nodig, omdat in beide gevallen sprake is van de activiteit wonen. Het maakt dan niet uit of de woning een bedrijfswoning of een burgerwoning is.

De bedrijfsbebouwing aan de Asperge 2a zal omgebouwd worden tot woning. Dit is een nieuwe functie en dient getoetst te worden aan de Wgh. Uit onderzoeken van DPA Cauberg-Huygen uit april 2016 (zie bijlage) kan de conclusie getrokken worden dat aan de Asperge 2a de voorkeursgrenswaarde vanwege de zoneplichtige wegen (de Molenstraat en de Baarloseweg) niet zullen worden overschreden.

Het uitvoeren van een nieuw akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is dan ook niet noodzakelijk.

De akoestische impact op het project van in de omgeving gesitueerde bedrijven zal aan de orde komen in paragraaf 4.8 (milieuzonering) van deze plantoelichting.


Spoorweglawaai

In de nabijheid van het plangebied is geen spoorlijn gesitueerd.

4.5 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied aan de Asperge 2 geen nieuwe bodemgevoelige functie toegelaten; immers, hier is reeds een bodemgevoelige functie voorzien in de vorm van een bedrijfswoning. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is voor deze locatie derhalve niet noodzakelijk.

Voor de functiewijziging en de realisatie van een woning aan de Asperge 2a is echter wèl een bodemonderzoek noodzakelijk.

Op 17 maart 2017 heeft Econsultancy BV een historisch bodemonderzoek uitgevoerd aan de Asperge 2/2a te Helden. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de onderzoekslocatie te verwachten. Op basis van het vooronderzoek en de terreininspectie kan gesteld worden dat er milieuhygiënisch géén belemmeringen bestaan voor de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie. De onderzoeksresultaten geven géén aanleiding voor verder bodemonderzoek.

Op 22 maart 2017 heeft de gemeente Peel en Maas op basis van voornoemd onderzoek een bodemgeschiktheidsverklaring afgegeven.

Beide documenten zijn als bijlage aan de planstukken toegevoegd.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Kleine en grote projecten

De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

4.6.2 Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Het gaat hierbij om de volgende categorieën:

  • a. inrichtingen
  • b. infrastructuur
  • c. kantoorlocaties
  • d. woningbouwlocaties

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).

Het onderhavige project valt met de functiewijziging naar een reguliere woonfunctie voor 2 woningen onder de Regeling NIBM. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het project per saldo niet in betekende mate bedraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, dan wel zelfs bijdraagt aan de verbetering van de luchtkwaliteit door het vervallen van een bedrijfsbestemming.

 

Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)

De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.

Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsgebonden risico (GR). Het groepsgebonden risico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron.

De beide woningen zijn te kwalificeren als kwetsbaar object. De bestaande bedrijfswoning is een bestaand kwetsbaar object en de nieuwe woning aan de Asperge 2a betreft een nieuw kwetsbaar object. Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg ligt in de directe omgeving van het plangebied één risicovolle inrichting, te weten tankstation en garagebedrijf Mertens aan de Molenstraat 87 waar zich een LPG-vulpunt (jaardoorzet 999 m3), een reservoir en een LPG-afleverinstallatie bevindt, met een bijbehorende PR-contour 10-6/jr. van respectievelijk 45, 25 en 15 m. Het plangebied voor zover het de nieuw toe te voegen woning betreft ligt op een afstand van ongeveer 170 m buiten de plaatsgebonden risicocontour, althans buiten de contour van de gehele inrichting. Voor deze inrichting geldt tevens een invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico van 150 m vanaf het vulpunt en het ondergronds reservoir. Gelegen op een afstand van 170 m uit de rand van de inrichting kan met zekerheid worden gezegd dat de afstand van de nieuwe woning tot aan de locatie van het vulpunt en reservoir duidelijk buiten het invloedsgebied zijn gelegen. Deze inrichting levert derhalve geen beperkingen voor het plangebied.

De overige risicovolle inrichtingen in de omgeving zijn allen op een dusdanige afstand (> 1,5 km) gesitueerd, dat deze evenmin beperkingen leveren voor het plangebied.

Het aspect externe veiligheid inrichtingen staat derhalve niet aan het project in de weg.

4.7.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.

De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de provinciale weg N562 (Molenstraat). De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter; de locatie van de functiewijziging ligt op een afstand van circa 55 meter van deze weg.

Op basis van het Betv dient in de toelichting bij een bestemmingsplan of in de ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning, indien dit betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, tevens het groepsrisico te worden verantwoord. Aangezien het plan de realisatie van slechts één nieuwe woning betreft waarvoor het bestaande bedrijfsgebouw dat ook geschikt en bedoeld was voor de aanwezigheid van mensen zal gaan wijken, is er geen sprake van een toename van het GR. Tevens zal (in verband met de woningbouwcontingenten) binnen het aangrenzende plangebied 'Dörper Tore' één woning worden geschrapt zodat per saldo in het invloegdsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico langs de N562 geen toename is van het aantal woningen. Vanwege het feit dat sprake is van een zeer laag groepsrisico (kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde) en er geen sprake is van een toename van dit groepsrisico, worden ruimtelijke beperkingen, risicoreducerende maatregelen alsmede een nadere invulling aan de verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk geacht.

4.8 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

4.8.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

4.8.2 Invloed milieuhinder op het plangebied

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Helden, temidden van burgerwoningen en enkele verspreid liggende bedrijven, en aan huis verbonden beroeps- en bedrijvigheid.

Binnen een straal van 200 meter vanaf het nieuw te ontwikkelen deel van het plangebied (Asperge 2a) (in relatie tot de woning aan de Asperge 2 vindt er geen relevante wijziging plaats) bevinden zich vier bedrijven welke zodanig van aard en/of omvang zijn dat ze geen woonbestemming hebben. Het betreffen achtereenvolgens:

bedrijfsnaam   adres   soort bedrijf   richtafstand VNG   feitelijke afstand  
Artifice BV   Molenstraat 76   reclamebureau   30 m   aangrenzend  
Piet Peeters   Molenstraat 69   electro installatiebedrijf   30 m   95 m  
IB   Molenstraat 69a   interieurarchitectuur   10 m   120 m  
Tankstation en garagebedrijf Mertens   Molenstraat 87   tankstation en garagebedrijf   50 m   170 m  

De enige overschrijding van de richtafstand vindt plaats in relatie tot Atrifice BV. De richtafstand van 30 meter heeft te maken met geluidemissies en geur. Geur doet zich voor bij drukkerijen; Artifice BV houdt zich niet bezig met drukwerk, maar met belettering, zodat geurveroorzakende activiteiten in casu niet tot de representatieve bedrijfsvoering behoren.

Voor het aspect 'geluid' is op 6 april 2016 een onderzoek uitgevoerd door DPA Cauberg-Huygen BV (rapportnummer 00964-12448-02 ). Hierin is het volgende geconcludeerd:

'Ten gevolge van de representatieve bedrijfssituatie van Artifice is er geen overschrijding van de VNG normen voor langtijdgemiddeld geluidsniveau en maximaal geluidsniveau. Ook wordt onder de representatieve bedrijfssituatie voldaan aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit. Wanneer wordt uitgegaan van de maximale bedrijfssituatie onder vergunde rechten wordt gedurende de avondperiode de normstelling overschreden. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door de afzuiging aan de achterzijde van de Artifice. Middels het realiseren van een aangegeven scherm (haaks op de muur van 1,25 meter breed en 2.25 meter hoog) of het uitvoeren van de noordgevel als akoestisch dove gevel wordt onder de maximale bedrijfssituatie voldaan aan de geluidnormen. Het realiseren van een woning ter plaatse van de bestaande bedrijfslocatie levert hiermee geen belemmering op voor de (maximaal vergunde) bedrijfssituatie van omliggende bedrijven.

Op basis van geluidniveaus die voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit en de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering is ter plaatse van de beoogde woning sprake van een goed akoestisch woon- en leefklimaat.'

Op onderstaande schets is het geluidwerende deel van de nieuwe erfafscheiding weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0015.jpg"

Figuur 13: geluidwerende muur

Voornoemd onderzoek gaat uit van een representatieve bedrijfssituatie op dit moment. Planologisch gezien zou het echter kunnen zijn dat, binnen de mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan, activiteiten verder ontplooid worden (althans de wens hiertoe is). De vraag is dan, of onderhavige ontwikkeling deze verdere bedrijfsontwikkeling extra in de weg staat.

De bedrijfslocatie van Artifice ligt tegen het onherroepelijke bestemmingsplan Dörper Toore aan en zal dus niet extra belemmerd worden door het toekennen van de woonbestemming ter plaatse van Asperge 2 en 2a. Artifice zal bij uitbreidingen dus altijd al rekening moeten houden met de woningen binnen Dörper Toore. Hiermee wordt de planlocatie dus ook beschermd omdat deze ook tegen Artifice aanligt.

Overige hinderveroorzakende activiteiten vinden ter plaatse van Atrifice niet plaats.

Milieuzonering staat derhalve niet aan de ontwikkeling in de weg.

4.9 Kabels, leidingen en straalpaden

4.9.1 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor buisleidingen; exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn en gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

In de omgeving van het plangebied liggen geen leidingen welke impact kunnen hebben op het plangebied.

4.9.2 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied

Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen of radarverstoringsgebied.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Uitgangspunten en randvoorwaarden waterhuishoudkundig systeem

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Peel en Maasvallei. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Peel en Maas als het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de gemeente Peel en Maas en het waterschap Peel en Maasvallei gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.

5.2 Toepassing wateruitgangspunten op het plangebied

5.2.1 Hemelwater

Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak binnen het plangebied valt.

De bestaande bebouwing en verharding zal met niet meer dan 100 m2 uitgebreid worden.

De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Peel en Maas van het waterschap 0,45 -0,75 m/dag. De onderhavige gronden zijn (op basis van deze algemene waarden) gemiddeld geschikt voor hemelwaterinfiltratie.

Voor het aangrenzende project Dörper Tore is op 29 juni 2010 een waterparagraaf opgesteld (projectnr: 100 PLC069) door de projectontwikkelaar. Hierin wordt gerefereerd aan het rapport ‘Infiltratie-onderzoek Molenstraat 64’, verricht door Econsultancy bv daterende van 15 november 2007, waaruit is gebleken dat de ondergrond ter plaatse bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig grof zand. Ook binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan was toen een peilbuis geplaatst voor de beoordeling van het grondwater. Geconstateerd is dat de waterdoorlatendheid van de bodem tot 1,6 m minus maaiveld is goed tot vrij goed is met een gemeten K-waarde van 0,7 tot 3 m/dag. De dieper gelegen zandafzettingen zijn naar verwachting goed waterdoorlatend. Tevens is bij het onderzoek naar de grondwaterstand gekeken. Deze bevond zich toen op ca. 2 m beneden het maaiveld.

Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de gekozen infiltratievoorziening voor de nieuwe woning en erfverharding wordt uitgegaan van een neerslaggebeurtenis T=10 en een totaal aan verhard oppervlak van 400 m2. Aangenomen wordt dat bij een dergelijke bui 50 mm in 4 uur. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,05 m.

Kwantiteitsberekening

Neerslag T=10 -> 50 mm neerslag/m2  
Te verwerken -> 400 m2 x 0,05 m = 20 m3  

Voor deze hoeveelheid hemelwater (T=10) zal binnen het plangebied een infiltratievoorziening worden gerealiseerd, welke op onderstaande wijze (dan wel vergelijkbaar) onderdeel zal gaan uitmaken van de tuin. Deze natuurlijk vormgegeven voorziening heeft een oppervlakte circa 20 m2 en een gemiddelde diepte van 1 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0156-ON01_0016.jpg"

Voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater zal aangesloten worden op de gemeentelijke riolering.

Bouwmaterialen

De gemeente Peel en Maas streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, bij (ver)bouwactiviteiten geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.

5.2.2 Afvalwater

Het huishoudelijk afvalwater zal op de bestaande riolering geloosd worden.

5.3 Overleg Waterschap

Vooroverleg met en advies van het waterschap Peel en Maasvallei maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Peel en Maasvallei heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een toename van het nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden, geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket. Het plan leidt niet tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak van meer dan 2000 m2.

Specifiek wateradvies door het waterschap is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:

  • Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
  • PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.

6.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

Er is in de basis aansluiting gezocht bij de regels van het vigerende bestemmingsplan; deze zijn aangepast aan de situatie 'Asperge 2 en 2A Helden'. Niet relevante bestemmingen en aanduidingen zijn derhalve niet overgenomen.

6.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.

In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.

In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid, kostenverhaal en planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. Verder zijn de gronden eigendom van de initiatiefnemer. Deze gronden zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.

Kostenverhaal is geregeld in een tussen de gemeente Peel en Maas en de initiatiefnemer af te sluiten overeenkomst, waarin het planschadeverhaal wordt opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Peel en Maas komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 8 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1. Bro

Het voornemen tot voorbereiding van het bestemmingsplan is op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met de provincie Limburg. De resultaten hiervan zullen te zijner tijd hieronder opgenomen worden.

8.3 Procedure ontwerp-bestemmingsplan

Alvorens de bestemmingsplanprocedure formeel is gestart, heeft initiatiefnemer overleg gehad met de aangrenzende eigenaren. Een kort verslag van het overleg is als bijlage bij de stukken gevoegd.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken, tot en met <...> 2017, voor een ieder ter inzage. Gedurende deze periode zijn er <wel/geen> zienswijzen ingediend.