1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Uitbreiding Traffic Port' met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0236-ON01 van de gemeente Peel en Maas.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaald planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.6 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.7 bedrijfsondersteunende horeca-activiteiten:
onderdeel van het bedrijf binnen het plan dat bedrijfsmatig dranken en etenswaren verstrekt voor gebruik ter plaatse, waarbij de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van het bedrijf.
1.8 bedrijfsondersteunende kantooractiviteiten:
onderdeel van het bedrijf binnen het plan dat werkzaamheden uitvoert die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstverlenende beroepsgroepen, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.9 bedrijfsvloeroppervlak:
het totale vloeroppervlakte van een gebouw met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijgebouw:
een op zichzelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw.
1.13 bluswatervoorziening:
een van te voren getroffen maatregel om bluswater ter beschikking te hebben of te krijgen.
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 buitenopslag:
opslag op onbebouwde grond.
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en, verhuren en leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken
1.24 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.25 horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
1.26 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van werkzaamheden die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstverlenende beroepsgroepen, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.27 luchthavenregeling:
een provinciale verordening die de toestemming regelt om een terrein (meer dan 12 dagen per jaar) te gebruiken als luchthaven voor het opstijgen en landen met luchtvaartuigen.
1.28 nadere eisen:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.29 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en telecommunicatie.
1.30 omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.31 ondergeschikte aard:
een activiteit van een beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodanig dat de functie waaraan de activiteit wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel, als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.32 ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.
1.33 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.
1.34 peil:
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.35 plaatsgebonden risicocontour:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
1.36 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gekweekt, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.37 prostitutie:
het bedrijfsmatig, of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt, gelegenheid bieden tot het ter plaatse, al dan niet in een bouwwerk, verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon.
1.38 reclamemast:
bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het maken van reclame, met als doel het bereiken van een groot publiek, veelal geplaatst in de nabijheid van een belangrijke ontsluitingsweg.
1.39 risicovolle inrichting:
een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.40 staat van bedrijfsactiviteiten:
de bedrijfsactiviteitenlijst ontleend aan de VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering’ (2009) zoals opgenomen in bijlage 1 van deze planregels.
1.41 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw; bij hoeksituaties is de voorgevel uitsluitend de naar de openbare weg gekeerde gevel, welke door de gevelindeling en/of situering van de toegang als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt.
1.42 wadi:
een bovengrondse voorziening voor de afvoer van water door drainage, infiltratie en filtering, zoals een ondiepe greppel of een groenvoorziening.
1.43 watergang:
permanent en semi-permanent watervoerende oppervlaktewateren, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, met de boven het wateroppervlak gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden.
1.44 waterhuishoudkundige voorziening:
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 het bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmeegelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, dakkoepels, zonnepanelen, installaties, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 2,00 meter wordt overschreden.
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven en bedrijfsactiviteiten in de segmenten transport, opslag en distributie, logistiek, groothandel en/of vervaardiging van producten tot en met de categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels;
- bedrijfsondersteunende kantooractiviteiten en horeca-activiteiten, uitsluitend voor zover deze van ondergeschikte aard zijn en verbonden aan de bedrijven en bedrijfsactiviteiten behorende onder a;
- detailhandel, uitsluitend voor zover het betreft:
- productiegebonden detailhandel, mits het ondergeschikte verkoop en/of levering van goederen betreft die ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld, niet zijnde voedings- en genotsmiddelen;
- verkoop van goederen via de elektronische weg.
met de daarbij horende:
- laad- en losvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- interne (ontsluitings)wegen, paden en verhardingen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bluswatervoorzieningen;
- erf- en terreinafscheidingen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, ten behoeve van de in artikel 3 lid 1 genoemde bestemming, met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- het te bebouwen oppervlak binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 80%;
- de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter;
- de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- lichtmasten, vlaggenmasten, reclamemasten en daarmee vergelijkbare masten mogen uitsluitend worden geplaatst vóór de voorgevels van de gebouwen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
3.3.1 Onderwerpen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en afmetingen van gebouwen en bijgebouwen;
- de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- de situering en het aantal te realiseren parkeerplaatsen;
- de waterhuishoudkundige voorzieningen;
- het ontwerp van de buitenverlichting;
- de capaciteit van bluswatervoorzieningen;
- de bereikbaarheid van de gebouwen voor hulpdiensten.
3.3.2 Toepassingscriteria
- ter waarborging van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
- ter waarborging van voldoende parkeercapaciteit;
- ter voorkoming van wateroverlast;
- ter voorkoming van onevenredige lichtemissie naar de omgeving;
- ter waarborging van de sociale veiligheid;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de brandveiligheid, rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning toestemming verlenen om af te wijken van:
- de maximale bouwhoogte zoals bepaald in artikel 3 lid 2.2 sub a, waarbij de bouwhoogte van gebouwen maximaal 30 meter mag bedragen, onder de voorwaarden dat:
- de verhoging van de bouwhoogte nodig is vanwege de gebruiksmogelijkheden en een doelmatige bedrijfsvoering;
- dit leidt tot een efficiënt en intensief ruimtegebruik;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
- de maximale bouwhoogte zoals bepaald in artikel 3 lid 2.3 sub c, waarbij de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 6 meter mag bedragen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Parkeren
Voor het parkeren gelden de volgende regels:
- de aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik daarvan mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd en/of instandgehouden. Er is sprake van voldoende parkeervoorzieningen indien het bouwplan en/of het gebruik overeenkomstig de bestemming voorziet in tenminste 0,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak;
- de parkeervoorzieningen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gerealiseerd.
3.5.2 Bedrijfsondersteunende activiteiten
Bedrijfsondersteunende activiteiten zoals genoemd in artikel 3.1 zijn toegestaan, voor zover het betreft:
- kantooractiviteiten die ondersteund en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waarbij het bijbehorende bedrijfsvloeroppervlak per bedrijfsvestiging niet meer mag bedragen dan 3.000 m2 ;
- horeca-activiteiten die ondersteund en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, waarbij het bijbehorende bedrijfsvloeroppervlak per bedrijfsvestiging niet meer mag bedragen dan 500 m2 ;
- productiegebonden en ondergeschikte detailhandel, waarbij het verkoopvloeroppervlak per bedrijfsvestiging niet meer mag bedragen dan 300 m2.
3.5.3 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in elk geval begrepen:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor andere bedrijven dan bedoeld in artikel 3 lid 1;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan aangegeven in artikel 3 lid 1 sub c, waarbij goederen ter plaatse worden uitgestald en aan particulieren worden afgeleverd;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en/of prostitutie;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor het stallen van vrachtauto's en voor het overnachten in vrachtauto's;
- buitenopslag hoger dan 3 meter en elke vorm van buitenopslag langs de voorgevel van gebouwen.
3.5.4 Voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de bouwregels
Als voorwaardelijke verplichting voor het oprichten van bouwwerken geldt dat:
- het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals opgenomen in artikel 3 lid 2, uitsluitend is toegestaan indien de luchthavenregeling voor Traffic Port niet meer van kracht is;
- het handelen in strijd met het bepaalde onder a wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
3.5.5 Voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de landschappelijke inrichting
Het gebruik van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zoals aangegeven in artikel 3.1 is alleen toegestaan indien de gronden binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan zijn ingericht en instandgehouden overeenkomstig het in Bijlage 2 bij deze regels voorgeschreven landschappelijk inpassingsplan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken ten behoeve van parkeren
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning toestemming verlenen om af te wijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 5.1 sub a, indien:
- bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- in de directe omgeving op een andere wijze in de nodige parkeervoorzieningen wordt voorzien.
3.6.2 Afwijken ten behoeve van andere bedrijven en bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning toestemming verlenen om af te wijken van:
- de in artikel 3 lid 1 sub a bestemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten, voor zover deze eveneens behoren tot en met de categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
- de in artikel 3 lid 1 sub a bestemde bedrijven, voor zover deze niet specifiek zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard', maar naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot en met de milieucategorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein en waarbij wordt voldaan wordt aan de specifieke gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 3.5.
3.6.3 Afwijken ten behoeve van een risicovolle inrichting
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 5.3 sub i, voor het toestaan van risicovolle inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met dien verstande dat:
- de plaatsgebonden risicocontour beperkt dient te blijven tot het eigen bouwperceel;
- er een verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd;
- aangrenzende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 4 Waterstaat - Waterlopen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
- beheer en onderhoud van de watergang;
- bescherming van de ecologische waarden van de watergang;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.1 Andere bestemmingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
4.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, door middel van een omgevingsvergunning toestemming verlenen om af te wijken van:
- het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 en toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het Waterschap Limburg en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
6.1 Vrijwaringszone - weg
6.1.1 Algemeen
De gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone-weg' geeft de zone aan tussen 50 en 100 meter gemeten vanuit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van een autosnelweg en de bijbehorende toe- en afritten.
6.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg' mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan het wegverkeer.
6.1.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning toestemming verlenen om af te wijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 1.2 om andere bouwwerken te bouwen, indien:
- gebouwd wordt overeenkomstig de onderliggende bestemming;
- door de bouw of situering van het bouwwerk de belangen van het wegverkeer niet onevenredig worden aangetast;
- vooraf een positief advies is gekregen van de beheerder van de betreffende weg.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Afwijken bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning toestemming verlenen om af te wijken van:
- de bij recht in deze regels gegeven maten, afmetingen, aantallen en percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen, aantallen en percentages, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
8.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 9 Wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken geldt het overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10 lid 1 sub a met maximaal 10%.
- het bepaalde in artikel 10 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor het gebruik geldt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde in artikel 10 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'regels behorende bij het bestemmingsplan 'Uitbreiding Traffic Port'.