direct naar inhoud van Regels
Plan: Camping 't Vossenveld 2022
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0289-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Camping 't Vossenveld 2022' met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0289-VG01 van de gemeente Peel en Maas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage 1 Overzicht beroep of bedrijf aan huis

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.6 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

1.7 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.8 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.11 bebouwingsoppervlakte:

het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak, dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.

1.12 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bedrijfsmatig:

deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.14 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.15 bestaand:

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten en waarbinnen silo's en waterbassins dienen en verhardingen en parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd.

1.24 bouwvlakgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 buitenopslag:

het opslaan van goederen anders dan in gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.27 caravanstalling:

een stallingsruimte voor caravans, campers en vouwwagens.

1.28 cultuurhistorische waarde:

de waarde die aan een natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied is toegekend en wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied.

1.29 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.

1.30 dakhelling:

de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van zaken aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.33 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.34 evenement:

elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 inrichting:

een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".

1.38 kampeermiddel:

een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een stacaravan/chalet, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.39 kampeerplaats:

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.40 kelder:

een ruimte in een gebouw welke geheel of in overwegende mate ondergronds gelegen is.

1.41 kleinschalig kampeerterrein:

terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen.

1.42 landschappelijke waarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend op grond van de bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid, identiteit en diversiteit bestaande uit abiotische, geologische, bodemkundige, biologische elementen en cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden afzonderlijk of in onderlinge samenhang die in dat gebied voorkomen.

1.43 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.

1.44 natuurwaarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhang en structuren van dat gebied.

1.45 nok:

horizontale snijlijn van twee dakvlakken/ bovenste rand van een dak.

1.46 nutsvoorziening:

een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.

1.47 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.48 ondergeschikt:

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.49 ondergrond bouwen:

bouwen onder peil.

1.50 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.51 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak.

1.52 omschakeling:

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere volwaardige agrarische bedrijfsvorm.

1.53 paardrijbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.54 peil:

voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.

1.55 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

1.56 plat dak:

een dak zonder dakhelling.

1.57 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.59 recreatief nachtverblijf:

een (deel van een) gebouw dat dient als verblijf gedurende de nachtperiode voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.60 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.61 schuilgelegenheid:

een open overkapping die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden en waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang met als doel bescherming tegen weersomstandigheden gedurende het gehele jaar, met dien verstande dat opslag niet is toegestaan.

1.62 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:

  • bordeel;
  • erotische-massagesalon;
  • parenclub;
  • prostitutiebedrijf;
  • seksautomatenhal;
  • seksbioscoop;
  • sekssauna;
  • sekstheater.

1.63 slechtweervoorziening:

gebouw waarin ruimte is voor binnenspeelgelegenheid, sport en spel en activiteiten/evenementen ten behoeve van de campinggasten;

1.64 stacaravan / chalet:

een kampeermiddel onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. L-vormige en dubbele kampeermiddelen zijn ook toegestaan met dien verstande dat de verschillende onderdelen van het kampeermiddel afzonderlijk, dan wel in zijn geheel verrijdbaar is.

1.65 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.

1.66 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Camping 't Vossenveld 2022', bestaande uit de verbeelding L.IMRO.1894.BPL0289.ON01.

1.67 verwevingsgebied:

een gebied dat is gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur. In een verwevingsgebied is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of de functies van het gebied zich daartegen niet verzetten.

1.68 voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.69 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.70 waterhuishoudkundige voorziening:

een voorziening die nodig is ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.71 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

1.72 weg / wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten of wettelijke regelingen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.73 winterstalling:

een gebouw ten behoeve van het stallen van caravans in de periode(s) dat deze door de eigenaren/gebruikers niet worden gebruikt voor recreatieve doeleinden;

1.74 (bedrijfs)woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.1 de afstand tot de bouwvlakgrens:

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:

tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de oppervlakte van een bouwvlak/bestemmingsvlak:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/bestemmingsvlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daramee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:

buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

2.12 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.13 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kampeerterrein met de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' met dien verstande dat er uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' zijn toegestaan:
      • twee recreatiewoningen;
      • een groepsaccommodatie, met dien verstande dat de groepsaccommodatie mag worden vervangen door maximaal twee recreatiewoningen;
      • een recreatiezaal/slechtweervoorziening en
      • een winterstalling.
  • b. wonen in een bedrijfswoning;
  • c. wonen in een tijdelijke bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tijdelijke bedrijfswoning, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 3.4.4 in acht wordt genomen.

met daaraan ondergeschikt:

  • d. dagrecreatie;
  • e. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 al dan niet in combinatie met een bar ten dienste van de verblijfsrecreatieve functie welke is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor comsumptie ter plaatse;
  • f. ondergeschikte detailhandel in de vorm van een campingwinkel ten behoeve van een kampeerterrein;
  • g. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.3;
  • h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;
  • i. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één recreatiebedrijf toegestaan;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangeduide bebouwde oppervlakte.

3.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is de bouw van een recreatiezaal/slechtweervoorziening en een winterstalling toegestaan, met dien verstande dat de begrenzing van deze aanduiding met maximaal 5 meter mag worden overschreden, mits:
    • 1. de maximaal toegestane oppervlakte als bedoeld in artikel 3.2.2 onder c niet wordt overschreden;
    • 2. de bestaande landschappelijke inpassing van het kampeerterrein, zoals aangegeven op bijlage 2 bij deze regels, niet wordt aangetast.

3.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
    • 2. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsvlakgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    • 3. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken maximaal 1000 m³ bedraagt, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen respectievelijk maximaal 6 en 9 meter bedraagt;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • c. de afstand tussen hoofdgebouwen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • e. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrens aan de zijde van de openbare weg minimaal 3,5 meter bedraagt.

3.2.5 Tijdelijke bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een tijdelijke bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in artikel 3.1 onder f. gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tijdelijke bedrijfswoning' is maximaal één tijdelijke bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
    • 2. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsvlakgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    • 3. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken maximaal 1000 m³ bedraagt, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen respectievelijk maximaal 6 en 9 meter bedraagt;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • c. de afstand tussen hoofdgebouwen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • e. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrens aan de zijde van de openbare weg minimaal 3,5 meter bedraagt.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen:
      • voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en
      • achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. luifels, waarvan de hoogte maximaal 7 meter bedraagt;
    • 3. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • b. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, mits de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt;
  • c. het bouwen van overkappingen aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.

3.2.7 Regels ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'

Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden in aanvulling op de leden 3.2.1 tot en met 3.2.5 van dit artikel, de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' zijn kampeermiddelen, waaronder eveneens stacaravans toegestaan met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen;
  • b. stacaravans/chalets en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van stacaravans/chalets maximaal 70 m² bedraagt, waarvan maximaal 10 m2 bijbehorende bouwwerken;
    • 3. de afstand tot de bestemmingsvlakgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tussen stacaravans bedraagt minimaal 5 meter;
    • 5. het aantal stacaravans per hectare maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'aantal stacaravans per hectare' aangeduide aantal bedraagt.
  • c. maximaal 2 recreatiewoningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de bestemmingsvlakgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    • 3. de oppervlakte per recreatiewoning maximaal 70 m2 bedraagt.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kampeerterrein, indien de bestaande landschappelijke inpassing van het kampeerterrein, zoals aangegeven op bijlage 2 bij deze regels, niet in stand wordt gehouden, behoudens normaal onderhoud en beheer;
  • b. horeca, behoudens toegestaan krachtens artikel 3.1;
  • c. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • d. kamerverhuur;
  • e. woningsplitsing;
  • f. detailhandel;
  • g. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 3.4.2;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, recreatiewoningen, kampeermiddelen en bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd de (tijdelijke) bedrijfswoning;
  • i. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • j. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

3.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

3.4.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (bijlage 1 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

3.4.4 Voorwaardelijke sloop tijdelijke bedrijfswoning

Indien het persoonsgebonden overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 11.3 vervalt, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tijdelijke bedrijfswoning' dient binnen 2 jaar na beëindiging van het persoonsgebonden overgangsrecht te worden gesloopt;
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. voor het hergebruiken van de bestaande bebouwing ten behoeve van de recreatieve functie passend binnen de ter plaatse geldende bestemming.

3.4.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschappelijke inpassing' dient de erfbeplanting conform de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze planregels binnen 1 jaar na ingebruikname van de nieuwe bedrijfswoning te zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti - dubbetelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Ondergrond bouwen

5.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

5.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, dan wel onder een bestaand hoofdgebouw/bijbehorend bouwwerk;
  • b. het oppervlak van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet in aanmerking genomen.

5.1.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1.2 onder c. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een diepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

5.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

5.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

5.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

5.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

5.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in de artikelen 5.3.1 en 5.3.2 uitsluitend van toepassing indien dit geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Ondergeschikte bouwdelen

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

6.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie;
  • d. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

7.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bestemd als verwevingsgebied.

7.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4go

7.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4go' zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van grootschalige open ontginningslandschappen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. van de desbetreffende bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
  • c. van de bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bouwvlakgrens tot maximaal 1 meter van de bouwvlakgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
  • d. van de bepalingen omtrent de voorgevelrooilijn ten behoeve van het bouwen van woningen voor of achter de bestaande voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
    • 2. geen aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden
      • de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

8.2 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan en toestaan dat de bestaande inhoud van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken éénmalig met 100 m³ wordt vergroot, met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • b. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

8.3 Afwijken ten behoeve van bed en breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van bed en breakfast, mits:

  • a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • c. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • d. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • e. het ontbijt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte wordt genuttigd;
  • f. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering de bed en breakfast-voorziening niet mag functioneren als een zelfstandige woning;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • i. overnachting en of logies in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid niet valt binnen de omschrijving bed en breakfast;
  • j. de ontwikkeling in voldoende mate gericht moet zijn op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • k. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  • l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de parkeerbalans in de directe omgeving;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken ten behoeve van mantelzorg en inwoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van mantelzorg en inwoning in de woning en/of bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. mantelzorg en inwoning slechts is toegestaan in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, danwel in een bestaande of te realiseren vakantiewoning, met dien verstande dat:
    • 1. mantelzorg en inwoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts is toegestaan indien het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft welke gelegen zijn- op een afstand van maximaal 15 meter van het hoofdgebouw en de de vloeroppervlakte maximaal 60 m² bedraagt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. de afstand groter mag zijn als de mantelzorg wordt gerealiseerd in een vakantiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', uitsluitend indien de voorziening wordt gerealiseerd in bestaande bebouwing;
  • b. er geen tweede woning ontstaat;
  • c. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • d. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;
  • e. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte, op eigen terrein;
  • f. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • g. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk of de vakantiewoning niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht' is:

  • a. het gebruik van (bij)gebouwen ten behoeve van bewoning in strijd met het bestemmingsplan, met dien verstande dat dit gebruik mag worden voortgezet door of namens diegene(n) die de gebouwen en/of de gronden binnen het plangebied in eigendom hebben/heeft ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
  • b. Zodra de gebouwen en/of de gronden binnen het plangebied niet meer in eigendom zijn van diegene(n) die de gebouwen en/of de gronden binnen het plangebied in eigendom hebben/heeft ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, vervalt het recht op het gebruik zoals genoemd onder a.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Camping 't Vossenveld 2022'.