direct naar inhoud van Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Plan: Nieuw agrarisch bedrijf aan de Sevenumsedijk te Maasbree
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL078-VG01

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. het wijzigen van de in bijlage 1 opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.
10.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid naar 'Natuur', 'Water', 'Water - Rivier'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur', 'Water', 'Water - Rivier' of mits:

  • a. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuur- of bosgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
10.3 Algemene wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
10.4 Wijziging in de bestemming ' Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch - Grondgebonden' en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:

  • a. de bestemming 'Wonen - Plattelandswoning'
  • b. de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;

mits:

  • a. wijziging niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of 'maximum aantal wooneenheden 0';
  • c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
  • d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
  • e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
  • f. uitsluitend het deel van het perceel met de woning en het daarbijbehorende erf mag worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Plattelandswoning De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd de bestemming 'Agrarisch' met de daarbij behorende gebiedsaanduiding;
  • g. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  • i. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, tenzij deze bebouwing valt onder de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie:
  • j. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  • k. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 4. gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • l. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
10.5 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' of 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Grondgebonden te wijzigen in:

  • a. de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' en 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing' ten behoeve van de vestiging van een niet-agrarisch verwant bedrijf van categorie 1 en 2 conform de lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 1 en de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond, mits:
    • 1. aangetoond wordt dat het gebruik als (agrarisch) bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
    • 2. het (agrarisch) bedrijf dient te zijn beëindigd;
    • 3. uitsluitend het deel van het perceel met de voor het bedrijf benodigde bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning en bijbehorend erf/tuin mag worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' of 'Bedrijf - Agrarisch verwant'. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in en de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;
    • 4. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'ontwikkelingszone bebouwingslinten' en ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone';
    • 5. de nadere aanduiding aantal toegestane bedrijfswoningen mag niet wordt gewijzigd;
    • 6. het hergebruik zich uitsluitend beperkt tot de voormalige (agrarische) bedrijfslocatie;
    • 7. hergebruik uitsluitend plaatsvindt in de bestaande bebouwingsmassa;
    • 8. overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
    • 9. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 10. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
    • 11. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
    • 12. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
  • b. de bestemming 'Wonen' met de nadere aanduiding 'opslag' ten behoeve van het gebruik van de bestaande gebouwen voor opslag, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het hergebruik zich uitsluitend beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie en binnen de bestaande bebouwingsmassa;
    • 2. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
    • 3. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
10.6 Wijziging ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de wijziging van de vorm van een bouwvlak en/of een bestemmingsvlak met de bestemmingen 'Agrarisch - Grondgebonden' de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering moet worden aangetoond;

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak en/of het bestemmingsvlak niet toeneemt;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. de gronden die buiten het bouwvlak en/of het bestemmingsvlak komen te liggen gelijktijdig worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch';
  • d. nadere aanduiding aantal toegestane bedrijfswoningen mag niet wordt gewijzigd;
  • e. gebouwen mogen door de wijziging niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • f. het bouwvlak en/of bestemmingsvlak dient voor tenminste 50% dezelfde gronden te bevatten als aangegeven op de verbeelding;
  • g. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • j. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • k. voldaan wordt aan de voorwaarden van de bestemming waarin gewijzigd wordt.