Regels
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van de (gebieds)ontwikkeling op de locatie Bosakkerweg 1 en 2, Kessel en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk 22AA van het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1 lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening
https://www.ruimtelijkeplannen.nl/ . Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk om dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op
http://www.ruimtelijkeplannen.nl/ uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22AA van het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen, moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22AA' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct vóór het nummer van de bijlage '22AA' gelezen worden.
Artikel 1 Begripsbepalingen
1.1 Begripsbepalingen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in Bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:
2.1 TAM-omgevingsplan
Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22AA Bosakkerweg 1 en 2 Kessel, met identificatienummer NL.IMRO.1894.TAMOPH22AA-ON01.
2.2 Omgevingsplan
Omgevingsplan van de Gemeente Peel en Maas.
2.3 Nota parkeernormen
De Nota parkeernormen Peel en Maas 2018 van de Gemeente Peel en Maas.
2.4 Gewasbeschermingsmiddelen
middel, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, die geheel of gedeeltelijk bestaat uit werkzame stoffen, beschermstoffen of synergisten, en die bestemd zijn voor een van de volgende toepassingen:
- de bescherming van planten of plantaardige producten tegen alle schadelijke organismen of het verhinderen van de werking van dergelijke organismen, tenzij deze middelen worden beschouwd als middelen die vooral om hygiënische redenen worden gebruikt veeleer dan ter bescherming van planten of plantaardige producten;
- het beïnvloeden van de levensprocessen van planten, zoals het beïnvloeden van hun groei, voor zover het niet gaat om nutritieve stoffen;
- de bewaring van plantaardige producten, voor zover die stoffen of middelen niet onder bijzondere communautaire bepalingen inzake bewaarmiddelen vallen;
- de vernietiging van ongewenste planten of delen van planten, met uitzondering van algen tenzij de producten op de bodem of in water worden gebruikt ter bescherming van planten;
- de beperking of voorkoming van de ongewenste groei van planten, met uitzondering van algen tenzij de producten op de bodem of in water worden gebruikt ter bescherming van planten.
Artikel 3 Toepassingsbereik
- De besluiten op grond van artikel 22.1 onder a van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie zoals bedoeld in het derde lid.
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3 en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
- De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Bosakkerweg 1 en 2, Kessel, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.TAMOPH22AA-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/.
Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen
De meet- en rekenbepalingen uit 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde van artikel [4.1 t/m 4.15, bepalingen onderstaand ontleend aan BP Buitengebied Peel en Maas].
4.1 Afstand tot de functiegrens
Tussen de grens van een functie en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
4.2 Afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken
Tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
4.3 Bedrijfsvloeroppervlakte
De totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
4.4 Oppervlakte van een functievlak
De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een functievlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer functievlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die functievlakken bij de toepassing van deze regels als één functievlak.
4.5 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
4.6 Vloeroppervlakte van een bouwwerk
De totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).
4.7 Oppervlakte van een bodemingreep
Het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.
4.8 Oppervlakte van een overkapping
Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
4.9 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
4.10 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
4.11 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
4.12 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
4.13 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
4.14 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
4.15 Overschrijding van de bouw-, c.q. functiegrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, c.q. functiegrenzen maximaal 1 meter bedraagt.
Artikel 5 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toebedeelde functies.
2 Functies en activiteiten
7.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als
Agrarisch.
7.2 Functieomschrijving
Een als
Agrarisch aangewezen locatie heeft de volgende functies:
- agrarisch hobbymatig gebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Bosakkerweg 1 en 2' de landschappelijke inpassing van de woningen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlage 1 bij de regels en overeenkomstig met het bepaalde in 7.5.3.
met daaraan ondergeschikt:
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
- boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten (behorende bij de binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken (artikel 22.29))
7.3.1 Gebouwen
Op de voor
Agrarisch aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
7.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de voor
Agrarisch aangewezen gronden mogen in afwijking van
7.3.1 geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met uitzondering van:
- erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt.
7.4 Vergunningsplicht voor afwijken bouwactiviteiten
7.4.1 Beoordelingsregels
Het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
lid 7.3 ten behoeve van het bouwen van:
- schuilgelegenheden, mits:
- per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare maximaal één schuilgelegenheid wordt gebouwd;
- de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal bedraagt:
- 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
- 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
- de noodzaak van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
- de schuilgelegenheid inpasbaar is ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarde van de gronden;
- de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
- de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
- opslag is niet toegestaan;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- het woon- en leefklimaat;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- een hoogzit, mits:
- de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden.
- een voederberging of voederruif, mits:
- de inhoud van de voederberging of voederruif maximaal 3 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden.
7.5 Specifieke functieregels
7.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bepaalde in
lid 7.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- kamperen;
- detailhandel;
- paardenbakken;
- het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
- schuilgelegenheden;
- containervelden;
- mest/sleufsilo's;
- parkeren;
- nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf;
- evenementen;
- het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband met andere lawaaisporten;
- (buiten)opslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijk gebruik.
7.5.2 Beoordelingsregels paardrijbak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
7.5.1 ten behoeve van de inrichting en het gebruik van gronden als paardrijbak, mits:
- de paardrijbak uitsluitend mag worden gebouwd direct aansluitend aan een agrarisch bouwvlak, dan wel aansluitend aan een bouwvlak van de bestemming 'Wonen';
- aangetoond moet worden dat binnen het aangrenzende bouwvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van een paardrijbak;
- de oppervlakte maximaal 20 x 40 m bedraagt;
- de paardrijbak mag worden omheind door een bouwwerk geen gebouw zijnde in de vorm van een open afscheiding met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter;
- in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefklimaat;
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
7.5.3 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Bosakkerweg 1 en 2'
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Bosakkerweg 1 en 2' conform de functies '
Wonen' en '
Agrarisch' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in
lid 7.2 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.
8.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als
Wonen.
8.2 Functieomschrijving
Een als
Wonen aangewezen locatie heeft de volgende functies:
- wonen;
- een recreatiewoning, uitsluitend ter plaats van de aanduiding recreatiewoning;
- uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in 8.6.3;
- een paardrijbak voor hobbymatig houden van paarden;
- het organiseren van evenementen overeenkomstig het bepaalde in 8.6.2;
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- tuinen, erven en terreinen;
- paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- boven- en ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Bosakkerweg 1 en 2' zoals weergegeven in Bijlage 1 van de regels en overeenkomstig 8.6.5
8.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken
8.3.1 Beoordelingsregels bouwen van een hoofdgebouw (behorende bij de binnenplanse vergunning)
In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.29 gelden de volgende regels voor hoofdgebouwen.
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoofdgebouw in de vorm van een woning wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:
- de woning mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak;
- per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan
- de voorgevel van de woning wordt gebouwd in de bestaande voorgevelrooilijn;
- de inhoud van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1.000 m³, met dien verstande dat:
- indien de inhoud van de bestaande gebouwen tezamen op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan Peel en Maas méér bedraagt, de uitbreiding van de bestaande bebouwing of de bouw van nieuwe gebouwen alleen is toegestaan indien na realisatie van die uitbreiding de totale inhoud van gebouwen binnen het functievlak maximaal 1.000 m³ bedraagt en overtollige bebouwing derhalve wordt gesloopt, conform de gemaakte afspraken met betrekking tot het kwaliteitskader en sloopverplichting;
- de inhoud van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' maximaal de aangeduide inhoud bedraagt;
- de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 6 meter;
- de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 9 meter.
8.3.2 Beoordelingsregels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk (behorende bij de binnenplanse vergunning)
In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor bijbehorende bouwwerken.
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:
- bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
- de afstand tussen de woning en de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter.
8.3.3 Beoordelingsregels voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde (behorende bij de binnenplanse vergunning)
In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
- erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
- lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
- per woning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat;
- de afstand van het zwembad tot de woning maximaal 15 meter bedraagt;
- de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
- het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel van de woning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.
8.3.4 Beoordelingsregel voor het bouwen van een recreatiewoning
In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor een recreatiewoning.
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een recreatiewoning wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:
- recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' tot een maximum aantal zoals is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen', met dien verstande dat de totale oppervlakte van recreatiewoningen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak recreatiewoningen' aangeduide oppervlakte bedraagt;
8.4 Maatwerkvoorschriften
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing en aan de inrichting van de functiegebieden:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
8.5 Vergunningsplicht voor afwijken van bouwactiviteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in
8.3.1 sub c ten behoeve van het verkleinen van de bestaande afstand tot de functie 'Verkeer', met dien verstande dat:
- de afstand tot de functie 'Verkeer' minimaal 5 meter bedraagt;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid
- het woon- en leefklimaat
- de milieusituatie
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
8.6 Specifieke gebruiksactiviteiten
8.6.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- geluidszonderingsplichtige en risicovolle inrichtingen;
- kamerverhuur;
- kamperen;
- woningsplitsing;
- detailhandel;
- evenementen, behoudens toegestaan krachtens 8.6.2;
- permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen woning zijnde;
- opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
- buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
- horeca
- permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, recreatiewoningen;
- het plaatsen van stacaravans;
- bed en breakfast
8.6.2 Evenementen
Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement inclusief op- en afbouw.
8.6.3 Beroep of bedrijf aan huis
Een beroep of bedrijf aan huis bij de woning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonfunctie en is toegestaan, mits:
- de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
- degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
- maximaal 50 m² van de bestaande woning mag worden gebruikt voor beroep of bedrijf aan huis;
- het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
- het gebruik dusdanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
- internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
- er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
- er geen buitenopslag plaatsvindt;
- reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter X 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.
8.6.4 Beoordelingsregels bed en breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
8.6.1 ten behoeve van het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de woning en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast, mits:
- geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
- het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
- de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
- maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van maximaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
- er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
- door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
- overnachting en of logies in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid valt niet binnen de omschrijving van een bed en breakfast;
- de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
- in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- het woon- en leefklimaat;
- de parkeerbalans in de directe omgeving;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.6.5 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Bosakkerweg 1 en 2'
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de woning en recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Bosakkerweg 1 en 2' conform de functie '
Wonen' is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in
lid 8.2 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.
8.6.6 Voorwaardelijke verplichting sloop overtollige bebouwing
Het is verboden de gronden en bouwwerken ter plaatse van het werkingsgebied ‘
Wonen’ te gebruiken of (doen) laten gebruiken indien de bebouwing en verharding zoals aangeduid op de sloopkaart, zoals opgenomen als bijlage 3, niet binnen 2 jaar na inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan is verwijderd en verwijderd blijft.
Artikel 9 Leiding - Hoogspanning
9.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als
Leiding - Hoogspanning.
9.2 Functieomschrijving
De voor
Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende functie, mede aangewezen voor:
- de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150-kV / 380-kV hoogspanningsverbinding.
9.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op of in de voor
Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het beheer en onderhoud van de hoogspanningsleidingen en/of hoogspanningsmasten, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.
9.4 Vergunningsplicht voor afwijken
Het bevoegd gezag kan doormiddel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in
9.3.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
9.5 Vergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor
Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
- het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het permanent opslaan van goederen;
- het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.
9.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel
9.5.1 is niet van toepassing op:
- normale onderhoudswerkzaamheden;
- werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de betreffende ondergrondse/bovengrondse hoogspanningsleiding;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
9.5.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
9.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
- de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen van veiligheid van de verbinding en niet eerder dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
10.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als
Waarde - Archeologie 2.
10.2 Functieomschrijving
daar voorkomende functies, de volgende functies:
- de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.
10.3 Beoordelingsregels vergunningsplicht
10.3.1 Bouwverbod
- het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 100 m²;
- een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
- gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
10.3.2 Vergunningplicht voor afwijken bouwactiviteiten
10.3.2.1 Afwijken bouwactiviteiten ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in
10.3.1, ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:
- door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
- een onderzoek als bedoeld onder a is niet verreist wanneer:
- naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
- door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld.
10.3.2.2 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
10.3.2.3 Voorschriften
In de situatie als bedoeld in
10.3.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet daan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.4 Vergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor
Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
- het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor en pompputten;
- waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
- het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen. wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
- het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
- het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
- het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.
10.4.2 Uitzonderingen
- Het bepaalde in 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- maximaal 40 centimeter diep reiken ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen als genoemd in 10.4.1 sub h, l en m tevens een verstoringsoppervlakte hebben van maximaal 250 m²;
- een verstoringsoppervlakte hebben van maximaal 100 m²;
- ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 40 centimeter onder maaiveld worden geroerd;
- plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- het verbod als bedoeld in 10.4.1. Deze is ook niet van toepassing indien:
- naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de grond reeds verstoord is;
- de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 10.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden geen omgevingsvergunning boor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
- de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder
10.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
10.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
10.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen geschaad.
10.4.4 Onderzoeksplicht
- De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie 2 dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
- in voldoende mate ia aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
- in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
- Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
10.4.5 Voorwaarden
Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
10.4.6 Voorschriften
In de situatie als bedoeld in
10.4.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
11.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als
Waarde - Archeologie 4.
11.2 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als
Waarde - Archeologie 4 heeft, naast de andere daar voorkomende functies, de volgende functies:
- de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
11.3 Beoordelingsregels vergunningsplicht
11.3.1 Bouwverbod
- het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst en tevens de bestaande bebouwing wordt vergroot;
- de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 250 m²;
- een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
- gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
11.3.2 Vergunningplicht voor afwijken bouwactiviteiten
11.3.2.1 Afwijken bouwactiviteiten ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in
lid 11.2 ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:
- door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
- een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:
- naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
- door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld.
11.3.2.2 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
11.3.2.3 Voorschriften
In de situatie als bedoeld in
11.3.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.4 Vergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor
Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
- het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor en pompputten;
- waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
- het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen. wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
- het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
- het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
- het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.
11.4.2 Uitzonderingen
- Het bepaalde in 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- maximaal 40 centimeter diep reiken ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen als genoemd in 11.4.1 sub h, l en m tevens een verstoringsoppervlakte hebben van maximaal 250 m²;
- ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 40 centimeter onder maaiveld worden geroerd;
- plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- het verbod als bedoeld in 11.4.1. Deze is ook niet van toepassing indien:
- naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de grond reeds verstoord is;
- de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 11.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden geen omgevingsvergunning boor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
- de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder
11.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
11.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
11.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen geschaad.
11.4.4 Onderzoeksplicht
- De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor Waarde - Archeologie 4 dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
- in voldoende mate ia aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
- in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
- Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
11.4.5 Voorwaarden
Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
- schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
11.4.6 Voorschriften
In de situatie als bedoeld in
11.4.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene bouwregels
13.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
13.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen de volgende regels:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, dan wel onder een bestaand hoofdgebouw/bijbehorend bouwwerk;
- het oppervlak van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;
- de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
- bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet in aanmerking genomen.
13.1.3 Vergunningsplicht voor afwijken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
13.1.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een diepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
- de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
13.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
13.2.1 Afwijkende hogere maten
- De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die méér bedragen dan in Wonen is voorgeschreven én niet in strijd zijn met het voorheen geldend plan, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
- Indien de inhoud of de oppervlakte van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijkomende agrarische bebouwing' op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan méér bedraagt dan de maximale toegestane inhoud, dan is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan.
13.2.2 Afwijkende lagere maten
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in
Wonen is voorgeschreven én niet in strijd zijn met het voorheen geldend plan, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden
13.2.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in
13.2.1 en
13.2.2 uitsluitend van toepassing indien dit geschiedt op dezelfde plaats, met dien verstande dat heroprichting niet is toegestaan voor bebouwing met de aanduiding ‘vrijkomende agrarische bebouwing’ binnen de functies ‘Wonen’, ‘Agrarisch – paardenhouderij’, ‘Maatschappelijk’, ‘Bedrijf – Agrarisch verwant’, ‘Bedrijf – Niet agrarisch verwant’ en ‘Recreatie –
Verblijfsrecreatie’.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
Tot gebruik, strijdig met dit hoofdstuk, wordt in ieder geval gerekend:
- een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- straatprostitutie;
- mantelzorg en inwoning;
- nieuwvestiging van een intensieve veehouderij;
- nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf;
- als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke functie onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 15 Algemene beoordelingsregels
15.1 Vergunningsplicht
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:
- de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- of bouwhoogte te overschrijden;
- de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen te overschrijden;
15.2 Beoordelingsregels vergunningsplicht afwijken goot- of bouwhoogte
Een omgevingsvergunning zoals bedoel in
lid 15.1 sub a wordt slechts verleend indien en voor zover:
- een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten met ten hoogste 10% worden overschreden.
15.3 Beoordelingsregel vergunningsplicht overschrijding bouwgrenzen
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in
lid 15.1 sub b wordt slechts verleend indien en voor zover:
- een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de voorgeschreven afstand van 5 meter tot de bouwvlakgrens wordt verminderd tot maximaal 1 meter van de bouwvlakgrens, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
- een (bedrijfs)woning en/of bedrijfsgebouw vóór of achter de voorgeschreven voorgevelrooilijn wordt gebouwd;
- de afstand tot de functie 'Verkeer', 'Water', 'Water-Rivier' of 'Natuur' minimaal 3 meter bedraagt;
- er geen aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, het woon- en leefklimaat, de milieusituatie, de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
15.4 Beoordelingsregels ten behoeve van de landschappelijke inpassing
Voor zover de bouw- dan wel gebruiksregels in dit plan een landschappelijke inpassing vereisen, kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de oorspronkelijk vastgelegde landschappelijke inpassing, onder de voorwaarden dat:
- de nieuwe inpassing past bij de kwaliteiten van de omgeving c.q. het landschap;
- de oppervlakte van de inpassing tenminste gelijk blijft;
- geen aantasting plaatsvind van de verkeersveiligheid.
15.5 Beoordelingsregels ten behoeve van mantelzorg en inwoning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van mantelzorg en inwoning in de woning en/of bijbehorende bouwwerken, mits:
- mantelzorg en inwoning slechts is toegestaan voor maximaal twee personen in de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat mantelzorg en inwoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts is toegestaan indien het vrijstaande bijbehorende bouwwerk betreft welke gelegen is op een afstand van maximaal 15 meter van het hoofdgebouw en de vloeroppervlakte maximaal 60m² bedraagt;
- er geen tweede woning ontstaat;
- de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
- er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;
- in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte, op eigen terrein;
- het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
- in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
- geen aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- het woon- en leefklimaat;
- de milieusituatie;
- de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bedrijven;
- een omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.
15.6 Sloop-bonusregeling
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
13.2.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bebouwing krachtens de functie '
Wonen', mits het overschot aan bestaande bebouwing wordt gesloopt, waarbij maximaal 2/3e van de te slopen bebouwing mag worden teruggebracht tot een maximale inhoud van 1.500 m³, met dien verstande dat:
- de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
- wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 8, met dien verstande dat de afstand tussen de woning en bijbehorende bouwwerken maximaal de bestaande afstand dient te bedragen.
Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
16.1 Milieuzone - spuitvrije zone
16.1.1 Binnenplanse vergunning voor omgevingsplanactiviteit toepassen gewasbeschermingsmiddelen
Het is ter plaatse van de aanduiding ‘Milieuzone – spuitvrije zone’ verboden om zonder omgevingsvergunning gewasbeschermingsmiddelen toe te passen
16.1.2 Beoordelingsregels vergunning voor omgevingsplanactiviteit toepassen gewasbeschermingsmiddelen
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend als naar oordeel van het bevoegd gezag de mogelijke nadelige effecten van driftblootstelling op de gezondheid ter plaatse van objecten en locaties waar mensen langdurig (kunnen) verblijven, aanvaardbaar zijn.
16.1.3 Aanvraagvereisten binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteiten toepassen gewasbeschermingsmiddelen
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen worden voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoekrapportage naar de gezondheidsrisico’s van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
16.2 Overige zone - provinciale ontwikkelingszone groen
16.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'provinciale ontwikkelingszone groen' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van groen.
16.3 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
16.3.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn gronden tevens aangewezen als extensiveringsgebied.
16.4 reconstructiewetzone - verweringsgebied
16.4.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verweringsgebied' zijn de gronden tevens aangewezen als verweringsgebied.
16.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 ob
16.5.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 ob' zijn de gronden tevens aangewezen voor instandhouding van oude verdichte/besloten bouwlanden.
16.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd
16.6.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' zijn de gronden tevens aangewezen voor instandhouding van beekdalen/rivierdal.
16.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 go
16.7.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 go' zijn tevens de gronden aangewezen voor instandhouding van grootschalige open ontginningslandschappen.
16.8 Veiligheidszone - magneetveldzone
16.8.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - magneetveldzone' zijn bouwwerken de daarbij behorende buitenruimte, bestemd voor langdurig verblijf van kinderen jonger dan 16 jaar, zoals woningen, clubhuizen, scholen en kinderopvang, niet toegestaan.
16.8.2 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd de aanduiding 'veiligheidszone - magneetveldzone' te wijzigen of te verwijderen, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daartoe aanleiding geven en/of het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.
Artikel 17 Overige regels
17.1 Wetten/wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan.
17.2.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van de 'Nota parkeernormen' gestelde parkeernormen, tenzij er een omgevingsvergunning is verleend op grond van hoofdstuk 4 van de nota parkeernormen.
17.2.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
17.2.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte worden voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de Nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
- het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.