direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22AL Gebiedsontwikkeling Grashoek
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.TAMOPH22AL-ON01

Regels

Pre-ambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling op de locatie 'Helenaveensweg/Roomweg' en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22AL]) van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22AL] van het omgevingsplan van de gemeente Montferland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22AL] ' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22AL] ' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

1.1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage bij de Omgevingswet, Bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk tenzij in artikel 2 daarvan is afgeweken.

 

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

2.1 Plan

het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22AL 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22AL Gebiedsontwikkeling Grashoek' met identificatienummer NL.IMRO.1894.TAMOPH22AL-ON01 van de gemeente Peel en Maas.

2.2 Omgevingsplan

Omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas.

2.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.5 Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit

gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet.

2.6 agrarisch

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

2.7 agrarisch gebrui

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

2.8 functiegrens

de grens van een functievlak.

2.9 bed & breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

2.10 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten cq. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Voorbeelden zijn opgenomen in de bijlage 2.

2.11 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Voorbeelden zijn opgenomen in de bijlage 2.

2.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in de Omgevingswet (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas voor omgevingsplanactiviteiten).

2.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.14 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

2.15 buitenopslag:

het opslaan van goederen anders dan in gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.16 evenement

een publiekgerichte activiteit die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

2.17 extensief dagrecreatief medegebruik

alle vormen van recreatief medegebruik die wat betreft hun lage intensiteit beperkte omvang en frequentie inpasbaar zijn en gericht zijn op natuur en landschapsbeleving zoals wandelen fietsen en vissen

2.18 gewasbeschermingsmiddel

middel, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, die geheel of gedeeltelijk bestaat uit werkzame stoffen, beschermstoffen of synergisten, en die bestemd zijn voor een van de volgende toepassingen:

  • a. de bescherming van planten of plantaardige producten tegen alle schadelijke organismen of het verhinderen van de werking van dergelijke organismen, tenzij deze middelen worden beschouwd als middelen die vooral om hygiënische redenen worden gebruikt veeleer dan ter bescherming van planten of plantaardige producten;
  • b. het beïnvloeden van de levensprocessen van planten, zoals het beïnvloeden van hun groei, voor zover het niet gaat om nutritieve stoffen;
  • c. de bewaring van plantaardige producten, voor zover die stoffen of middelen niet onder bijzondere communautaire bepalingen inzake bewaarmiddelen vallen;
  • d. de vernietiging van ongewenste planten of delen van planten, met uitzondering van algen tenzij de producten op de bodem of in water worden gebruikt ter bescherming van planten;
  • e. de beperking of voorkoming van de ongewenste groei van planten, met uitzondering van algen tenzij de producten op de bodem of in water worden gebruikt ter bescherming van planten.

2.19 huishouden

persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen

2.20 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

2.21 niet-agrarisch verwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf of inrichting in het buitengebied, gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven, dat door de aard van de activiteiten niet verbonden is met het buitengebied en in de regel vooral voorkomt op bedrijventerreinen of in de bebouwde kom.

2.22 Nota parkeernormen

De Nota parkeernormen Peel en Maas 2018 van de gemeente Peel en Maas.

2.23 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

2.24 schuilgelegenheid

een open overkapping die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden en waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang met als doel bescherming tegen weersomstandigheden gedurende het gehele jaar met dien verstande dat opslag niet is toegestaan.

2.25 voorgevel

gevel aan de voorzijde van een gebouw die is gericht naar de (openbare) weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

Artikel 3 Toepassingsbereik

3.1 Verhouding ruimtelijke regels omgevingsplan tijdelijk deel

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het eerste lid.

3.2 Verhouding met regels in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van rechtswege (bruidsschat)

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

3.3 Geometrische afbakening reikwijdte TAM-omgevingsplan

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22AL Gebiedsontwikkeling Grashoek', waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1894.TAMOPH22AL-ON01.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen, in aanvulling op a bedoeld in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, en de volgende meet- en rekenbepalingen en zijn overeenkomstige toepassing op het meten van waarden die in dit hoofdstuk in m, m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 4.1 tot en met 4.15.

4.1 Afstand tot de bouwvlak-/functiegrens

Tussen de grens van een bouwvlak/functie en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

4.2 Afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken

Tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

4.3 Bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

4.4 Oppervlakte van een bouwvlak/functievlak

De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/functievlak.

4.5 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

4.6 Vloeroppervlakte van een bouwwerk

De totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).

4.7 Oppervlakte van een bodemingreep

Het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

4.8 Oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

4.9 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen

4.10 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.11 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.12 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.13 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.14 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

4.15 Overschrijding van de bouwvlak-, c.q. functiegrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwvlak-, c.q. functiegrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

  • 1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk 22AL.
  • 2. Indien in dit hoofdstuk 22AL aanvraagvereisten worden gesteld zijn dit aanvullende aanvraagvereisten op de aanvraagvereisten zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toebedeelde functie(s).

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 7 Agrarisch

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als ‘Agrarisch’.

7.2 Functieomschrijving

Een als ‘Agrarisch’ aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. agrarisch hobbymatig gebruik;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – spuitvrije zone’ het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen niet is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • d. paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
  • e. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
7.3.1 Verbod op het bouwen van gebouwen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29 en 22.36 geldt dat het verboden is om gebouwen te bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Agrarisch'.

7.3.2 Beoordelingregels bouwwerken, geen gebouw zijnde

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 en 7.3.1 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een erfafscheiding wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een erf- of terreinafscheiding met een open constructie;
  • b. de maximale bouwhoogte van de erf- of terreinafscheiding bedraagt 1,50 meter

7.3.3 Beoordelingsregels bouwen van een gebouw in de vorm van een schuilgelegenheid

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.29 en artikel 7.3.1 geldt dat het uitsluitend is toegestaan om een schuilgelegenheid te bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Agrarisch'

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuilgelegenheid wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare is maximaal één schuilgelegenheid toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van de schuilhut bedraagt:
    • 1. 25 m2 bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 tot 1 hectare;
    • 2. 40 m2 bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare.
  • a. de noodzaak van het bouwen van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
  • b. de schuilgelegenheid is inpasbaar ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • c. de schuilgelegenheid wordt niet uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • d. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • e. opslag is niet toegestaan;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden

7.4 Specifieke functieregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het omgevingsplan van de als 'Agrarisch' aangewezen locaties, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. detailhandel;
  • c. paardenbakken;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • e. schuilgelegenheden;
  • f. containervelden;
  • g. mest/sleufsilo's;
  • h. parkeren, behoudens toegestaan krachtens artikel 7.2 onder c;
  • i. nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf;
  • j. evenementen
  • k. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband en andere lawaaisporten;
  • l. (buiten)opslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de functie gerichte tijdelijke gebruik;
  • m. gewasbeschermingsmiddelen, conform artikel 17.2.

Artikel 8 Bedrijf - Niet agrarisch verwant

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als ‘Bedrijf – Niet agrarisch verwant’.

 

8.2 Functieomschrijving

Een als ‘Bedrijf - Niet agrarisch verwant’ aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. niet-agrarisch verwante bedrijven in categorie 1 en 2 conform de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 1 bij deze regels);
  • b. een aannemersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag;
  • d. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • e. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.5.6;
  • f. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.5.2;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • j. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
8.3.1 Algemeen

Op de voor ‘Bedrijf - Niet agrarisch verwant’ aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 8.2 genoemde functie worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

8.3.2 Regels ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.29 gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één niet agrarisch verwant bedrijf toegestaan;
  • b. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van waterbassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 8.3.3, 8.3.6 en 8.3.7.

8.3.3 Beoordelingsregels bedrijfsgebouwen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 8.3.2 en 22.29 gelden de volgende regels voor bedrijfgebouwen:

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfsgebouw wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de voorste bouwvlakgrens;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)’;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de functiegrens bedraagt minimaal 5 meter.

8.3.4 Beoordelingsregels bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfsbebouwing

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 en artikel 8.3.3 lid a, gelden de volgende regels voor bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak:

De omgevingsvergunning voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfsbebouwing wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. bijbehorende bouwerken dienen te worden gebouwd binnen de aanduiding 'opslag';
  • b. de maximaal oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 1.050 m2.
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 6 en 8 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen te worden voorzien van een groen dak met een hellingshoek van minimaal 10o;
  • e. stedenbouwkundig akkoord vereist over plaatsing van bijbehorende bouwwerken
  • f. bijbehorende bouwwerken moeten voldoen aan de voorwaarden in het Beeldkwaliteitplan in bijlage 5;
  • g. de noodzaak van de bijbehorende bouwwerken moet bedrijfskundig worden onderbouwd;

8.3.5 Beoordelingsregels ander gebruik dan opslag ter plaastse aanduiding 'opslag'

Het bevoegd gezag verleend, in afwijking van het bepaalde in artikel 8.3.3 lid a, een omgevingsvergunning voor ander gebruik dan opslag ter plaaste van de aanduiding 'opslag', uitsluitend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van ander gebruik dan opslag moet bedrijfskundig worden onderbouwd;
  • b. er dient te worden aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • c. uit akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de waarden voor geluid ten aanzien van de nabij gelegen geluidsgevoelige functies.

8.3.6 Beoordelingsregels bedrijfswoning

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29, 22.36 en 8.3.2 gelden de volgende regels voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken:

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning en/of een bijbebehorend bouwwerk wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • d. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de functievlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1.000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder g;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • h. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • i. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • j. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de functie 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

8.3.7 Beoordelingsregels bouwwerken, geen gebouw zijnde

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde:

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van waterbassins mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook in het functievlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. luifels, waarvan de hoogte maximaal 7 meter bedraagt;
    • 3. vlaggen, reclame en lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 10 meter bedraagt;
    • 4. bestaande zendmasten, waarvan de hoogte maximaal 40 meter bedraagt;
  • d. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.

8.3.8 Beoordelingsregels beeldkwaliteit

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29 en 22.36 en in aanvulling op artikel 8.3.1 gelden de volgende regels voor gebouwen en bouwwerken:

  • a. Het bouwen van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de bedrijf zoals bedoeld in artikel 8.2 is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in bijlage 5 'Beeldkwaliteitsplan' bij deze regels.
  • b. goedkeuring dient te zijn gegeven door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.

8.3.9 Beoordelingsregels afwijken beeldkwaliteit

Het bevoegd gezag verleend, in afwijking van het bepaalde in artikel 12.3.6 lid a, een omgevingsvergunning voor het op een andere wijze invulling te geven aan beeldkwaliteitseisen indien is voldaan aan het volgende:

  • a. goedkeuring dient te zijn gegeven door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.

8.4 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het functievlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

8.5 Specifieke functieregels
8.5.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de functie wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
    • 1. detailhandel;
    • 2. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 8.5.2
    • 3. horeca;
    • 4. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en bedrijven van categorie 3 en 4;
    • 5. woningsplitsing;
    • 6. verblijfsrecreatie;
    • 7. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd de bedrijfswoning;
    • 8. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
    • 9. opslag van mest(stoffen) mest/sleufsilo's;
    • 10. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 11. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsactiviteiten uitgesloten' mogen de gronden niet gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten. Uitsluitend voor parkeer- en groenvoorzieningen.

8.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

8.5.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing bedrijf

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden en gebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' is alleen toegestaan mits:

  • a. de landschappelijke inpassing van het bedrijf conform het landschappelijk compensatieplan zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' geheel is uitgevoerd binnen twee jaar na realisatie van de 1e fase van de bedrijfsgebouwen en als zodanig in stand zal worden gehouden.

8.5.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging bedrijf

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden en gebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' is alleen toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de toename van de afvoer van afstromend regenwater gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en voorzien is in een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie tenminste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd wordt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waterberging bedrijf';
  • c. de waterhuishoudkundige voorzieningen welke strekken tot de berging van het hemelwater als opgenomen in de omgevingsvergunning bouwen, danwel een voorziening die een daarmee vergelijkbaar resultaat bewerkstelligt, dienen uiterlijk binnen één jaar na de bouw van het project worden gerealiseerd en in stand gehouden.

8.5.5 Voorwaardelijke verplichting - sloop schuren Helenaveenseweg 6a

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de gronden conform de functie van artikel 8.2 sub a en b is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat: de sloop van de bebouwing ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - sloop bedrijf' heeft plaatsgevonden.

8.5.6 Beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonfunctie en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

8.6 Omgevingsplanactiviteit gebruiksactiviteiten
8.6.1 Verbod landschappelijke inpassing

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een andere wijze invulling te geven aan de landschappelijke inpassing dan bedoeld in artikel 8.5.3.

8.6.2 Beoordelingsregels landschappelijke inpassing

Een omgevingsvergunning voor het op andere wijze invulling geven aan de landschappelijke inpassing dan bedoeld in artikel 8.5.3, wordt verleend onder de volgende voorwaarde:

  • a. Goedkeuring dient te zijn gegeven door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.

Artikel 9 Groen

9.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Groen'.

9.2 Functieomschrijving

Een als 'Groen' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. parken;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' de landschappelijke inpassing van het niet agrarisch verwant bedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beekzone' de landschappelijke inpassing, groencompensatie en waterberging voor de woonlocatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waterberging bedrijf' de waterberging ten behoeve van het niet agrarisch verwant bedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom', behoud en bescherming van de bijzondere boom;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. bermen en beplanting;
  • i. calamiteitenontsluitingen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. hondenuitlaatplaatsen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. schuilhutten;
  • n. kunstwerken;
  • o. dagrecreatief medegebruik;
  • p. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.4.2;
  • q. waterlopen en waterpartijen, waaronder wadi's;
  • r. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
9.3.1 Verbod op het bouwen van gebouwen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29 en 22.36 geldt dat het verboden is om gebouwen te bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Groen'.

9.3.2 Beoordelingsregels bouwen van een gebouw voor nutsvoorzieningen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29, 22.36 en 9.3.1 gelden de volgende regels voor gebouwen voor nutsvoorzieningen.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouw voor nutsvoorzieningen wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
  • b. de oppervlakte per gebouw maximaal 15m² bedraagt.

9.3.3 Beoordelingsregels bouwen van een gebouw in de vorm van een schuilgelegenheid

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29, 22.36 en 9.3.1 gelden de volgende regels voor schuilgelegenheden.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuilgelegenheid wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare is maximaal één schuilgelegenheid toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van de schuilhut bedraagt:
    • 1. 25 m2 bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 tot 1 hectare;
    • 2. 40 m2 bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare.
  • d. de noodzaak van het bouwen van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
  • e. de schuilgelegenheid is inpasbaar ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • f. de schuilgelegenheid wordt niet uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • g. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • h. opslag is niet toegestaan;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden

9.3.4 Beoordelingsregels erf- en terreinafscheidingen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.36 en 9.3.1 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde:

De omgevingsvergunning voor het bouwen van erf- of terreinafscheidingen wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een erf- of terreinafscheiding met een open constructie;
  • b. de maximale bouwhoogte van de erf- of terreinafscheiding bedraagt 1,50 meter.

9.4 Specifieke functieregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het omgevingsplan van de als 'Groen' aangewezen locaties, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • c. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 9.4.2;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de functie gerichte tijdelijke gebruik;
  • f. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

9.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

9.4.3 Landschappelijke inpassing van het niet agrarisch verwant bedrijf

De landschappelijke inpassing van het niet agrarisch verwant bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' dient in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen, plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het landschappelijk compensatieplan zoals weergegeven in bijlage 3 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel Landschappelijke inpassing woonlocatie;

9.4.4 Landschappelijke inpassing woonlocatie

De landschappelijke inpassing en groencompensatie van de woonlocatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beekzone' dient in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen, plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals weergegeven in bijlage 4 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.5.5.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Verkeer'.

10.2 Functieomschrijving

Een als 'Verkeer' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeerterreinen zijn toegestaan;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. vervoersvoorzieningen, zoals bushokjes/abri's;
  • i. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.4.2;
  • j. speelvoorzieningen en -toestellen;
  • k. straatmeubilair;
  • l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
10.3.1 Verbod op het bouwen van gebouwen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29 en 22.36 geldt dat het verboden is om gebouwen te bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Verkeer'.

  • a. op de voor 'Verkeer' aangewezen locaties mogen geen gebouwen worden gebouwd,
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen er gebouwen voor nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² bedraagt.

10.3.2 Beoordelingsregels bouwen van een gebouw voor nutsvoorzieningen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29, 22.36 en 10.3.1 gelden de volgende regels voor gebouwen voor nutsvoorzieningen.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouw voor nutsvoorzieningen wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • b. de oppervlakte per gebouw maximaal 15m² bedraagt.

10.3.3 Beoordelingsregels bouwwerken, geen gebouw zijnde

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29, 22.36 en 10.3.1 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van:
    • 1. lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter bedraagt;

10.4 Specifieke gebruiksactiviteiten
10.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het omgevingsplan van de als 'Verkeer' aangewezen locaties, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • c. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 10.4.2;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. buitenopslag.

10.4.2 Evenementen

Evenementen zijn onbeperkt toegestaan voor de duur van maximaal tien aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw.

Artikel 11 Wonen

11.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Wonen'.

11.2 Functieomschrijving
  • a. wonen;
  • b. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • c. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.5.3;
  • d. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.5.2;
  • e. bestaande mantelzorgvoorzieningen;
  • f. groen voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom', behoud en bescherming van de bijzondere boom;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • j. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
11.3.1 Beoordelingsregels algemeen

Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 11.2 genoemde functie worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

11.3.2 Regels ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.29 gelden de volgende regels:

  • a. de woning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 11.3.3 en 11.3.4.

11.3.3 Beoordelingsregels woning

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.29 en 11.3.2 gelden de volgende regels voor het bouwen van woningen en bijbehorende bouwwerken:

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoofdgebouw in de vorm van een woning wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw in de vorm van een woning toegestaan;
  • b. de voorgevel van de woning wordt gebouwd in de bestaande voorgevelrooilijn, indien er een gevellijn is opgenomen wordt de voorgevel van de woning gebouwd in of achter de aangeduide gevellijn;
  • c. de inhoud van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1.000 m³, met uitzondering van het bepaalde onder h, met dien verstande dat:
    • 1. indien de inhoud van de bestaande gebouwen tezamen op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan meer bedraagt dan 1.000 m³ is uitbreiding van bestaande of de bouw van nieuwe gebouwen alleen toegestaan indien na realisering van die uitbreiding de totale inhoud van gebouwen binnen het functievlak maximaal 1.000 m³ bedraagt en overtollige bebouwing derhalve wordt gesloopt;
    • 2. de inhoud van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' maximaal de aangeduide inhoud bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van woningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • e. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • f. de afstand tussen de woning en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • g. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • h. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de woning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrens welke grenst aan openbaar gebied minimaal 3,5 meter bedraagt.

11.3.4 Beoordelingsregels bouwwerken, geen gebouw zijnde

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  • c. per woning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • d. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de woning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.

11.4 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezagkan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het functievlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

11.5 Specifieke functieregels
11.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. kamerverhuur;
  • c. kampeer;
  • d. woningsplitsing;
  • e. detailhandel;
  • f. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 11.5.2;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen woning zijnde;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

11.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

11.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de woning, als opgenomen in het 'Bijlage 2 Overzicht beroep en bedrijf aan huis' (bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonfunctie en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de woning blijft voldoen aan de wettelijk gestelde bouwtechnische eisen;
  • c. de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
  • d. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • e. maximaal 40 % van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven met een maximum van:
    • 1. 25 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 35 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²;
    • 3. 45 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • f. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • g. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. de bedrijvigheid geen vergunnings- danwel meldingsplichtige milieubelastende activiteit betreft op basis van het omgevingsplan danwel van de Omgevingswet jo. het BAL;
  • j. het geen activiteiten betreft die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein;
  • k. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • l. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • m. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1,0 m x 0,5 m aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2,0 m. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan;
  • n. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf.

Artikel 12 Woongebied

12.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Woongebied'.

12.2 Functieomschrijving

Een als 'Woongebied' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.5.3;
  • e. het organiseren van evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.5.2;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom', behoud en bescherming van de bijzondere boom;

met de daarbij behorende

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • i. boven- en/of ondergrondse water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
12.3.1 Beoordelingsregels algemeen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.29 gelden de volgende regels:

  • a. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan.
  • c. per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan.
  • d. de volgende typen woningen zijn toegestaan:
    • 1. Voor zover uitsluitend de aanduiding 'vrijstaand' is opgenomen, zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan.
    • 2. Voor zover de aanduidingen 'vrijstaand' en 'twee-aaneen' voor hetzelfde aanduidingsvlak zijn opgenomen, zijn uitsluitend vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen toegestaan.
    • 3. Voor zover de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' zijn opgenomen voor hetzelfde aanduidingsvlak, zijn vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen toegestaan.

12.3.2 Beoordelingsregels hoofdgebouwen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.29 en in aanvulling op artikel 12.3.1

gelden de volgende regels voor hoofdgebouwen.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoofdgebouw in de vorm van een woning wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. De afstand tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de grens van het bouwperceel aan de zijde van de openbare weg waarop de woning geörienteerd is, bedraagt:
    • 1. minimaal 2 meter bij vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 2. minimaal 1 meter bij aaneengebouwde woningen,

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in de aangeduide gevellijn gebouwd dient te worden;

  • b. ter plaatse van de aangeduide gevellijn, moet in deze lijn gebouwd worden;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 2 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde woningen minimaal 2 meter aan één zijde;
    • 3. bij aangebouwde woningen 0 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)’.

12.3.3 Beoordelingsregels aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn, met uitzondering van overkappingen voor de voorgevelrooilijn als bepaald onder e;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het gebied vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 200 m², met dien verstande dat maximaal 75% van het achtererfgebied bebouwd mag worden, met inbegrip van bestaande bebouwing;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter.
  • e. overkappingen voor de voorgevel gebouwd aan andere bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt en de afstand aan de voorzijde van de overkapping tot de perceelsgrens welke grenst aan openbaar gebied minimaal 3,5 m bedraagt;
  • f. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de woning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrens welke grenst aan openbaar gebied minimaal 3,5 meter bedraagt.

12.3.4 Beoordelingsregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  • b. een erf- of perceelsafscheiding aan de naar openbaar toegankelijk gebied gerichte perceelszijde dient met groenblijvende beplanting begroeid te zijn;
  • c. per woning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan.

12.3.5 Beoordelingsregels bouwen van een gebouw in de vorm van nutsvoorzieningen

In afwijking van/in aanvulling op artikel 22.27, 22.29 en 22.36 gelden de volgende regels voor gebouwen voor nutsvoorzieningen.

De omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouw voor nutsvoorzieningen wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
  • b. de oppervlakte per gebouw maximaal 15m² bedraagt.

12.3.6 Voorwaardelijke verplichting beeldkwaliteit

Het bouwen van woningen ten behoeve van de functie wonen zoals bedoeld in artikel 12.2 is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in bijlage 5 'Beeldkwaliteitplan' bij deze regels. Dit ter beoordeling aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.

12.3.7 Beoordelingsregels afwijken beeldkwaliteit

Het bevoegd gezag verleend, in afwijking van het bepaalde in artikel 12.3.6 lid a, een omgevingsvergunning voor het op een andere wijze invulling te geven aan beeldkwaliteitseisen indien is voldaan aan het volgende:

  • a. goedkeuring dient te zijn gegeven door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.

12.3.8 Voorwaardelijke verplichting bodem

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - sloop bedrijf' en het perceel tussen Roomweg 62 en 64 dient (indien van toepassing) vóór sloop van de bebouwing:

  • a. tenminste een historisch bodemonderzoek uitgevoerd te worden conform de geldende richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit en NEN 5725.
    • 1. indien het perceel wordt aangewend voor een gevoelige functie waarbij bodemkwaliteit relevant is,
    • 2. of indien een aanvraag wordt ingediend voor een omgevingsvergunning waarbij grondroerende werkzaamheden plaatsvinden een (historisch) bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
  • b. het onderzoeksrapport ingediend te worden bij het bevoegd gezag ter beoordeling. Indien uit het onderzoek blijkt dat sprake is van bodemverontreiniging, kunnen aanvullende maatregelen worden opgelegd, waaronder een nader verkennend of aanvullend onderzoek.

12.3.9 Omgevingsnorm Gezamenlijk geluid (geluidszone)

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone' geldt een gezamenlijk geluid op de gevel van een geluidgevoel gebouw van maximaal 54dB. Het oprichten van een geluidgevoelig gebouw wordt aanvaardbaar geacht indien onderzoek naar de geluidwering van de gevels uitwijst dat, op basis van het gezamenlijke geluid, aan de binnenwaarde zoals genoemd in artikel 4.103 van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt voldaan. 

12.3.10 Beoordelingsregels verkleinen afstand voorgevel hoofdgebouw tot bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag verleend, in afwijking van het bepaalde in artikel 12.3.2 lid a of b, een omgevingsvergunning voor een kleinere afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de bouwperceelgrens indien is voldaan aan het volgende:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de stedenbouwkundige kwaliteiten van het gebied, dit ter beoordeling aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

12.3.11 Beoordelingsregels verkleinen afstand zijgevel hoofdgebouw tot bouwperceelsgrens

Het bevoegd gezag verleend, in afwijking van het bepaalde in artikel 12.3.2 lid c, een omgevingsvergunning voor een kleinere afstand van de zijgevel van het hoofdgebouw tot de bouwperceelgrens indien is voldaan aan het volgende:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de stedenbouwkundige kwaliteiten van het gebied, dit ter beoordeling aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

12.4 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het functievlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

12.5 Specifieke functieregels
12.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. kamerverhuur;
  • c. kamperen;
  • d. woningsplitsing;
  • e. detailhandel;
  • f. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 12.5.2;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen woning zijnde;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. buitenopslag;
  • j. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • k. bewoning van een woning door meer dan één afzonderlijk huishouden of meer dan vier personen die geen huishouding vormen;
  • l. erotische dienstverlening.

12.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

12.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de woning, als opgenomen in het 'Bijlage 2 Overzicht beroep en bedrijf aan huis' (bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonfunctie en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de woning blijft voldoen aan de wettelijk gestelde bouwtechnische eisen;
  • c. de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
  • d. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • e. maximaal 40 % van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven met een maximum van:
    • 1. 25 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 35 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²;
    • 3. 45 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • f. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • g. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. de bedrijvigheid geen vergunnings- danwel meldingsplichtige milieubelastende activiteit betreft op basis van het omgevingsplan danwel van de Omgevingswet jo. het BAL;
  • j. het geen activiteiten betreft die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein;
  • k. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • l. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • m. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1,0 m x 0,5 m aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2,0 m. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan;
  • n. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf.

12.5.4 Bed en Breakfast

Het gebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan, mits:

  • a. de exploitant van de bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • b. maximaal 25 % van de bewoonde oppervlakte wordt ingericht als bed en breakfast;
  • c. er maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers per bouwperceel worden toegestaan;
  • d. er qua bouwkundige opzet, indeling en maatvoering geen zelfstandige woning ontstaat;
  • e. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

12.5.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing woongebied

Een omgevingsvergunning voor het het gebruik van het gebruiken en/of het (doen) laten gebruiken de gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'Woongebied', wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. de landschappelijke inpassing van het woongebied conform het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze regels, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beekzone' geheel is uitgevoerd binnen twee jaar na realisatie van de woonbebouwing en als zodanig in stand zal worden gehouden.

12.5.6 Verbod kamerverhuur

Het is verboden zonder omgevingsvergunning het gebruik als kamerverhuur in de woning toe te staan.

12.5.7 Beoordelingsregels kamerverhuur

Een omgevingsvergunning voor het het gebruik als kamerverhuur in de woning, wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

  • b. het gebruik levert geen overlast voor het woonmilieu op en doet geen onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. het gebruik naar de aard in overeenstemming is met het woonkarakter van de omgeving;
  • d. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

12.5.8 Verbod mantelzorg en inwoning

Het is verboden zonder omgevingsvergunning het gebruik van de woning en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg en inwoning toe te staan.

12.5.9 Beoordelingsregels mantelzorg en inwoning

Een omgevingsvergunning voor het het gebruik van de woning en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg en inwoning, wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

  • e. mantelzorg en inwoning is slechts toegestaan voor maximaal twee personen in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat mantelzorg en inwoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts is toegestaan indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerk betreft welke gelegen is op een afstand van maximaal 15 meter van het hoofdgebouw en de vloeroppervlakte maximaal 60 m² bedraagt;
  • f. er ontstaat geen tweede woning;
  • g. de tijdelijkheid staat in voldoende mate vast;
  • h. er mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden voorzien;
  • i. er ordt op eigen terrein in voldoende mate voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het gebruik levert geen ernstige hinder voor het woonmilieu op c.q. doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en mag geen negatieve gevolgen hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
  • k. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • l. h. er vindt geen aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bedrijven;
  • m. de omgevingsvergunning wordt na beëindiging van de situatie ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk mag niet meer worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.

12.5.10 Verbod landschappelijke inpassing

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een andere wijze invulling te geven aan de landschappelijke inpassing dan bedoeld in artikel 12.5.5.

12.5.11 Beoordelingsregels landschappelijke inpassing

Een omgevingsvergunning voor het op andere wijze invulling geven aan de landschappelijke inpassing dan bedoeld in artikel 12.5.5, wordt verleend onder de volgende voorwaarde:

a. Goedkeuring dient te zijn gegeven door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.

12.5.12 Voorwaardelijke verplichting waterberging woonlocatie

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden en gebouwen er plaatse van de functieaanduiding 'Woongebied' is alleen toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de toename van de afvoer van afstromend regenwater gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie tenminste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd wordt;
  • c. de hemelwatervoorzieningen in de openbare ruimte en op particulier terrein dienen gezamenlijke minimaal 100 mm/m2 verhard oppervlak van het gehele plangebied te kunnen bergen;
  • d. Bij particuliere woningen dient een hemelwatervoorziening te worden aangelegd die minimaal 50 mm/m2 verhard oppervlakte kan bergen;
  • e. de waterhuishoudkundige voorzieningen welke strekken tot de berging van het hemelwater als opgenomen in de omgevingsvergunning bouwen, danwel een voorziening die een daarmee vergelijkbaar resultaat bewerkstelligt, dienen uiterlijk binnen één jaar na de bouw van het project worden gerealiseerd en in stand gehouden.

12.5.13 Voorwaardelijke verplichting - sloop schuren Helenaveenseweg 6a

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de gronden conform de functie van artikel 12.2 sub a en b is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat: de sloop van de bebouwing ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone- sloop bedrijf' heeft plaatsgevonden.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 5

13.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 5'.

13.2 Functieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s) mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

13.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
13.3.1 Bouwverbod

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bodemverstoring ten behoeve van de oprichting van het gebouw een oppervlakte heeft van minder dan 2.500 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld;
  • b. het bouwen van een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

13.4 Omgevingsplanactiviteit bouwactiviteiten
13.4.1 Verbod bouwen van gebouwen en bouwwerken

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gebouwen te bouwen op gronden die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5', voor zover niet toegestaan op grond van artikel 13.3.1.

13.4.2 Beoordelingsregels voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken (binnenplanse omgevingsplanactiviteit)

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. door de aanvrager dient een archeologisch rapport te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:
    • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
    • 2. door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de bij het onderzoek vastgestelde diepteligging van het archeologisch relevante niveau.
  • c. naar het oordeel van het bevoegd gezag blijkt genoegzaam dat:
    • 1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

13.4.3 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in artikel 13.4.2 onder c kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

13.5 Beoordelingsregels voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (binnenplanse omgevingsplanactiviteit)
13.5.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.

13.5.2 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in artikel 13.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. die maximaal 40 centimeter diep reiken ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen als genoemd in artikel 13.5.1 h, l, en m;
    • 2. een verstoringsoppervlakte hebben van maximaal 2.500 m²;
    • 3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 40 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
    • 5. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    • 6. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • b. Het verbod als bedoeld in artikel 13.5.1 is ook niet van toepassing indien:
    • 1. naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de grond reeds verstoord is;
    • 2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 13.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 3. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 13.5.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

13.5.3 Beoordelingsregels voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.5.1 wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

13.5.4 Aanvraagvereisten binnenplanse omgevingsbergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.5.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
    • 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.
  • b. Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

13.5.5 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 13.5.3 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene regels bouwactiviteiten

15.1 Ondergronds bouwen
15.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

15.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, dan wel onder een bestaand hoofdgebouw/bijbehorend bouwwerk;
  • b. het oppervlak van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,2 meter onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet in aanmerking genomen.

15.1.3 Verbod ondergrondse bouwwerken dieper dan 3,2 m

Het is verboden zonder omgevingsvergunning ondergrondse bouwwerken dieper dan 3,2 meter onder peil te bouwen.

15.1.4 Beoordelingsregels diepte ondergrondse bouwwerken (binnenplanse omgevingsplanactiviteit)

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken dieper dan 3,2 meter onder peil wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. De diepte bedraagt maximaal 10 meter onder peil;
  • b. De waterhuishouding wordt niet verstoord;
  • c. Er wordt geen afbreuk gedaan aan archeologische waarden.

15.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. functiegrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

Artikel 16 Algemene regels over functies

16.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie;
  • d. mantelzorg en inwoning;
  • e. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij;
  • f. nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf;
  • g. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke functie onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 17 Algemene beoordelingsregels

17.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen (binnenplanse omgevingsplanactiviteit)

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:

  • a. de aangegeven maten ten aanzien van goot- of bouwhoogten te overschrijden;
  • b. de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen te overschrijden door;
    • 1. dichter op de bouwvlakgrens te bouwen dan is voorgeschreven;
    • 2. de voorgevelrooilijn te overschrijden met een woning.

17.1.1 Beoordelingsregels goot- of bouwhoogte

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 17.1 lid a wordt verleend indien en voor zover:

  • a. een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten met ten hoogste 10 % worden overschreden.

17.1.2 Beoordelingsregel overschrijding bouwgrenzen

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 17.1 lid b wordt verleend indien en voor zover:

  • a. een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de voorgeschreven afstand van 3 meter tot de bouwvlakgrens wordt verminderd tot maximaal 1 meter van de bouwvlakgrens, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
  • c. een (bedrijfs)woning en/of bedrijfsgebouw vóór of achter de voorgeschreven voorgevelrooilijn wordt gebouwd:
  • d. de afstand tot de functie 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • e. er geen aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, het woon- en leefklimaat, de milieusituatie, de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

17.2 Milieuzone - spuitvrijezone
17.2.1 Binnenplanse vergunning voor omgevingsplanactiviteit toepassen gewasbeschermingsmiddelen.

Het is ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone – spuitvrije zone' verboden om zonder omgevingsvergunning gewasbeschermingsmiddelen toe te passen.

17.2.2 Beoordelingsregels vergunning voor omgevingsplanactiviteit toepassen gewasbeschermingsmiddelen.

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend als naar oordeel van het bevoegd gezag de mogelijke nadelige effecten van driftblootstelling op de gezondheid ter plaatse van objecten en locaties waar mensen langdurig (kunnen) verblijven, aanvaardbaar zijn.

17.2.3 Aanvraagvereisten binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteiten toepassen gewasbeschermingsmiddelen

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen worden voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoekrapportage naar de gezondheidsrisico's van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;

17.3 Milieuzone - spuitzone
17.3.1 Binnenplanse vergunning voor omgevingsplanactiviteit voor functies waar mensen langdurig (kunnen) verblijven

Het is ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - spuitzone' in verband met het mogelijke gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op omliggende gronden, verboden om zonder omgevingsvergunning objecten en locaties te gebruiken ten behoeve van functies waar mensen langdurig (kunnen) verblijven, waaronder de functies 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' en 'Wonen'.

17.3.2 Beoordelingsregels vergunning voor omgevingsplanactiviteit voor functies waar mensen langdurig (kunnen) verblijven

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het gebruik van objecten en locaties ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - spuitzone' ten behoeve van functies waar mensen langdurig (kunnen) verblijven, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend:

  • a. als naar oordeel van het bevoegd gezag de mogelijke nadelige effecten van driftblootstelling op de gezondheid ter plaatse van objecten en locaties waar mensen langdurig (kunnen) verblijven, aanvaardbaar zijn, of;
  • b. als er sprake is van nieuwe technische inzichten en/of gewijzigde wet- en regelgeving op basis waarvan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met mogelijke gezondheidsrisico's voor mensen binnen een zone van 50 meter van de objecten en locaties is uitgesloten, of;
  • c. als kan worden aangetoond dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen duurzaam wordt of is beëindigd.
17.3.3 14.1.3 Aanvraagvereisten binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteiten voor functies waar mensen langdurig (kunnen) verblijven

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot het gebruik van objecten en locaties ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - spuitzone' ten behoeve van functies waar mensen langdurig (kunnen) verblijven, waaronder de functie 'Wonen' en 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant', worden voor de toetsing aan 17.3.2 onder a van dit omgevingsplan in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoeksrapportage naar de gezondheidsrisico's van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Overige zone - kernrandzone
18.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone' zijn de gronden tevens bestemd als buffer tussen woon- en leefkernen en het buitengebied, ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de kernen.

18.2 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
18.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bestemd als verwevingsgebied.

18.3 Parkeerregels
18.3.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen, tenzij er een ontheffing is verleend op grond van hoofdstuk 4 van de nota parkeernormen.

18.3.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
  • a. Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
  • b. In aanvulling op het genoemde in lid a. dienen bij vrijstaande woningen minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen perceel worden aangelegd en in stand gehouden.

18.3.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte worden voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de Nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

18.3.4 Specifieke functieregels

Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit hoofdstuk, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  • c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
19.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, uitgezonder het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

19.2.2 Verandering gebruik

Het is verboden het met dit hoofdstuk strijdige gebruik, bedoeld in artikel 19.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit hoofdstuk beschreven strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.2.3 Voorwaarde

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 19.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.2.4 Uitzondering

Artikel 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.