Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22i, Drosteweg 29A Putten
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0273.TAMDrosteweg29A-ON01

Regels

 
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling op de locatie Drostlaan 29 te Putten en is als een nieuw hoofdstuk [22i] opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Putten. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
 
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22i] van het omgevingsplan van de gemeente Putten. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer [22i] gelezen worden. In de kop van de bijlagen, indien aanwezig, bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage [22i] gelezen worden.
 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Algemene bepalingen
 
Voor de toepassing van dit hoofdstuk (hoofdstuk 22i van het omgevingsplan) gelden de volgende begripsbepalingen, en de begripsbepalingen in het bestemmingsplan voor zover hiervan niet in dit artikel wordt afgeweken:
 
1.1 bestaand:
met betrekking tot bebouwing: bebouwing zoals die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit;
 
met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van het in werking treden van dit besluit, voor zover dit niet in strijd was met het bestemmingsplan, met inbegrip van de overgangsbepalingen van dat plan.
 
1.2 bestemmingsplan:
bestemmingsplan 'Veegplan Westelijk Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad op 4 oktober 2018 (identificatienummer NL.IMRO.0273.TAMDrosteweg29A-ON01)
 
Artikel 2 Toepassingsbereik
 
  1. De regels in dit hoofdstuk (hoofdstuk 22i van het omgevingsplan) zijn van toepassing op de locatie Drosteweg 29A, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0273…………………. zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
  2. Op de locatie, bedoeld in het eerste lid, zijn de regels van het bestemmingsplan van toepassing, met dien verstande dat:
    1. de regels van het bestemmingsplan worden gelezen in samenhang met de verbeelding bij dit besluit (en niet de verbeelding bij het bestemmingsplan);
    2. de regels in het bestemmingsplan worden gelezen in samenhang met het bepaalde in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3 van dit besluit;
    3. regels in het bestemmingsplan niet van toepassing zijn voor zover dat in Hoofdstuk 3 is bepaald.
 
Artikel 3 Aanvraagvereisten
 
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk (hoofdstuk 22i van het omgevingsplan).
2 Functies en activiteiten
 
Artikel 4 Wonen – Kleine woningen
 
In plaats van artikel 19.2.6 van het bestemmingsplan gelden de volgende regels voor kleine woningen:
  1. de inhoud van een kleine woning op het adres Drosteweg 29A is niet meer dan 333 m3;
  2. de goothoogte is maximaal 3 m;
  3. de bouwhoogte is maximaal 6 m.
  4. kleine woningen mogen niet zijn of worden voorzien van een onderbouw.
  5. bij vervangende nieuwbouw dient de kleine woning te worden gebouwd op de bestaande locatie, met dien verstande dat ingeval van vervangende nieuwbouw de kleine woning op het adres Drosteweg 29A verplaatst mag worden verplaatst binnen het aanduidingsvlak van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning'.
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod
 
Het is verboden locaties te gebruiken anders dan overeenkomstig de regels over het gebruiken van locaties, waaronder in elk geval wordt verstaan:
  1. de regels over het gebruiken van locaties die zijn opgenomen in dit hoofdstuk (Hoofdstuk 3) en in Hoofdstuk 2;
  2. de regels over het gebruiken van locaties in het bestemmingsplan waaronder in elk geval de bestemmingsomschrijving, de specifieke gebruiksregels en de algemene gebruiksregels.
 
Artikel 7 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
 
In aanvulling op artikel 19.5.1 van het bestemmingsplan is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf alleen toegestaan als wordt voldaan aan de bepalingen uit afdeling 22.3 van dit omgevingsplan die op die activiteit van toepassing zijn, dan wel aan een toepasselijk maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 22.45 van dit omgevingsplan.
Artikel 8 Toepassen regels over nadere eisen
 
Voor zover in het bestemmingsplan is bepaald dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen, blijft deze bepaling buiten toepassing.
Artikel 9 Toepassen regels over binnenplanse afwijking
 
Voor zover voor een activiteit in het bestemmingsplan is bepaald dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van daarbij aangegeven regels, geldt dat:
  1. de bepaling moet worden gelezen als verbod om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten;
  2. de omgevingsvergunning wordt verleend als de activiteit niet in strijd is met de beoordelingsregels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
  3. als de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarbij wordt afgeweken van de gebruiksregels en waarop een bepaling in afdeling 22.3 van dit omgevingsplan van toepassing is: de omgevingsvergunning wordt geweigerd als niet wordt voldaan aan die bepaling, tenzij hiervan is of kan worden afgeweken met een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 22.45, en aan dat maatwerkvoorschrift wordt voldaan.
 
Artikel 10 Toepassen regels over omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
 
Voor zover voor een activiteit in het bestemmingsplan is bepaald dat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend als de activiteit niet in strijd is met de beoordelingsregels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, geldt dat de omgevingsvergunning wordt verleend als de activiteit niet in strijd is met de beoordelingsregels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Artikel 11 Toepassen regels over wijzigingsbevoegdheid
 
Voor zover in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, blijft de desbetreffende bepaling buiten toepassing.
Artikel 12 Specifieke beoordelingsregel bouwwerk buiten bouwvlak
 
  1. Het bepaalde in het tweede lid is een specifieke beoordelingsregel voor een aanvraag voor een binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken als bedoeld in artikel 22.26 van dit omgevingsplan, en geldt in plaats van artikel 34.34 van het bestemmingsplan;
  2. Voor zover het bestemmingsplan bepaalt dat een bouwwerk alleen is toegelaten in een bouwvlak wordt een omgevingsvergunning voor een bouwwerk dat (geheel of gedeeltelijk) is gelegen buiten een bouwvlak alleen verleend als:
    1. de overschrijding van het bouwvlak niet meer is dan 10%;
    2. de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 20 meter worden overschreden;
    3. naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de woonsituatie.
    4. naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen alsmede de luchtkwaliteit;
    5. wordt voldaan aan paragraaf 5.1.4.2a.4 (geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden) van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
    6. voor zover op de locatie de bestemming 'Leiding-Gas' van toepassing is als bedoeld in artikel 21 van het bestemmingsplan: wordt voldaan aan paragraaf 5.1.2.2 (veiligheid rond opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines) en artikel 5.19 (belemmeringengebied buisleiding gevaarlijke stoffen: beperking) van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
    7. Voor de toetsing aan milieuhygiënische belangen als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder d, wordt het bepaalde in afdeling 22.3 van dit omgevingsplan in acht wordt genomen, tenzij hiervan is of kan worden afgeweken met een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 22.45, en aan dat maatwerkvoorschrift wordt voldaan.
 
Artikel 13 Overgangsrecht Wet geluidhinder
 
Waar in hoofdstuk 2 van het bestemmingsplan wordt verwezen naar “de Wet geluidhinder” moet dit worden gelezen als: paragraaf 5.1.4.2a.4 (geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden) van het Besluit kwaliteit leefomgeving, waarbij voldaan moet worden aan artikel 5.78t van dat besluit.
4 Overgangsregel
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22i]' aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22i]', mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22i]', maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan van rechtswege, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
 
14.2 Overgangsrecht functioneel gebruik
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van de functie (of andere gebiedsaanwijzing) als bedoeld in hoofdstuk 2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22i]' en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22i]' strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22i]' strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk [22i]' voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan van rechtswege voor die locatie, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.