Plan: | Drosteweg 27 en 27a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.BPBGDrosteweg27-VA01 |
Het voorliggend bestemmingsplan is een herziening van het op 3 juli 2014 vastgestelde bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. Met dit bestemmingsplan wordt medewerking verleend aan het verzoek van de initiatiefnemer om op het perceel Drosteweg 27 en 27a te Putten het feitelijk gebruik juridisch-planologisch vast te leggen.
De woningen die aanwezig zijn op het perceel Drosteweg 27 en 27a worden namelijk zelfstandig bewoond. Echter is er onduidelijkheid ontstaan over de bestemming op het perceel. Binnen de bestemming 'Wonen' is per bestemmingsvlak namelijk maar één woning toegestaan.
Omdat Drosteweg 27 in de verkoop is gezet, is het wenselijk om de feitelijke situatie juridisch-planologisch vast te leggen. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.
Het perceel Drosteweg 27 en 27a ligt in het buurtschap Veenhuizerveld in het zuiden van de gemeente Putten. Het perceel wordt begrensd door een bosstrook aan de noordzijde en agrarisch cultuurgronden aan de zuidzijde. Het perceel wordt verder begrensd door de Drosteweg (die als ontsluiting dient) en de Veenwaterweg. Op het perceel zijn twee woningen aanwezig met enkele bijgebouwen.
In figuur 1 is de ligging van het plangebied opgenomen.
Figuur 1: Huidige situatie Drosteweg 27 en 27a (Luchtfoto gemeente Putten 2015)
Bestaande regeling
Het plangebied is op dit moment geregeld in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. In dit bestemmingsplan is voor het perceel de enkelbestemming 'Wonen' en dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.
Binnen de bestemming 'Wonen' is per bestemmingsvlak één woning toegestaan. Omdat op dit perceel twee woningen aanwezig zijn en er geen aanduiding is opgenomen voor een extra woning, is de tweede woning in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Om het juridisch-planologische kader van de woning aan de Drosteweg 27a te herleiden, is gebruik gemaakt van het bouwdossier. In paragraaf 3.1 wordt hier nader op ingegaan.
Figuur 2 geeft een uitsnede weer van het geldende bestemmingsplan.
Figuur 2: Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Nieuwe regeling
De gemeente Putten heeft aangegeven in principe mee te willen werken aan de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Dit nieuwe bestemmingsplan vormt het juridisch-planologische kader waarbinnen de feitelijke situatie wordt vastgelegd. Op het perceel blijft de huidige bestemming 'Wonen' van toepassing. De woning op Drosteweg 27a wordt aangeduid met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' waarbij de bestaande oppervlakte niet mag worden vergroot. Voor de woning op Drosteweg 27 wordt met dit bestemmingsplan een kleine uitbreiding van het hoofdgebouw mogelijke gemaakt. De woning mag met 100 m³ worden vergoot tot een inhoud van maximaal 660 m³. Daarop aanvullend wordt in de bestemming 'Wonen' een regeling opgenomen om aan te geven dat de burgerwoning en kleine woning in het plangebied, aaneen gebouwd moeten blijven.
Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan bevat het relevante beleidskader. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke situatie en geeft een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere omgevingsaspecten. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 4. De uitvoerbaarheid van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5.
Het beleid van de gemeente Putten vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk en provincie vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht.
In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Via deze duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.
Dit bestemmingsplan maakt geen (nieuwe) stedelijke ontwikkeling mogelijk. Het plan richt zich op het juridisch-planologisch vastleggen van het feitelijk gebruik. Nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet aan de orde.
De wijze waarop wordt omgegaan met ruimtelijke opgaven komt in de Omgevingsvisie Gelderland aan bod, waarbij de provincie partijen uitnodigt om deel te nemen.
De provincie wil minder sturen en meer begeleiden, inspireren en verbinden. De geldende afspraken over wonen en bedrijventerreinen in regionaal verband blijven bestaan. Verder zijn specifieke aandachtspunten: de leegstand en overcapaciteit, krimpgebieden, energietransitie, verblijfsrecreatie en de herijking van de EHS (Ecologische hoofdstructuur), die nu is opgedeeld naar een Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Ook de landbouwsector verandert en er zijn ambities op het gebied van mobiliteit en openbaar vervoer. De hoofddoelstellingen zijn:
Wat dit laatste betreft komt de nadruk meer te liggen op gezondheidseffecten. Specifieke gebiedskwaliteiten worden vastgelegd in een Gebiedsatlas en de provincie organiseert kwaliteitsateliers.
Voor dit bestemmingsplan biedt de provinciale omgevingsvisie geen relevante aspecten. Het plan voorziet in het juridisch-planologisch vastleggen van het feitelijk gebruik. De daarbij behorende ontwikkeling is dermate klein van aard dat ook hiervoor geen aspecten relevant zijn.
In de Omgevingsverordening Gelderland worden regels gesteld waaraan ontwikkelingen moeten voldoen. In de toelichting van een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing dient te worden beoordeeld of aan gestelde regels wordt voldaan. Voor dit bestemmingsplan zijn geen van de genoemde aspecten van belang.
Dit plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het feitelijk gebruik. De daarbij behorende ontwikkeling is dermate klein van aard dat hiervoor geen relevante aspecten worden benoemd in de provinciale verordening.
De gemeenteraad van Putten heeft de Structuurvisie Putten 2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijke leidraad bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Het plangebied is in de structuurvisie aangemerkt als 'Rode Zwermgebied'. Dit gebied leent zich voor een verdere concentratie en verweving van de niet-agrarische bedrijvigheid. Dit maakt het mogelijk om niet-agrarische bedrijvigheid uit andere gebieden naar de rode zwermgebieden te verplaatsen. Het gebied in aansluiting op Krachtighuizen is aangemerkt als een gebied met een andere karakteristiek. Hier is enkel plek voor de functies wonen, recreatie, natuur en landschap voorzien.
Het plangebied ligt in een gebied dat is aangemerkt voor de functie wonen. Dit plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het feitelijk gebruik. Het plan is dan ook in lijn met het gestelde vanuit de gemeentelijke structuurvisie.
Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, is door de initiatiefnemer het verzoek ingediend om het feitelijk gebruik op het perceel Drosteweg 27 en 27a juridisch-planologisch vast te leggen. Uitgangspunt daarbij is dat er geen extra woningen bij mogen komen. In dit geval gaat het echter om een situatie waarbij de gemeente in het verleden, gelet op het bouwdossier, al (indirect) heeft ingestemd met de extra woning.
Puntsgewijze samenvatting Bouwdossier
Gelet op het bovenstaande is de gemeente dus van mening dat het gemeentebestuur (het college) in het verleden heeft ingestemd met het gebruik van het pand Drosteweg 27a als zelfstandige woning. De gemeente was duidelijk op de hoogte van de zelfstandige bewoning maar heeft hier tegen niet opgetreden en beschouwde het pand zelf blijkbaar ook al sinds de jaren '70 als zelfstandige woning.
Milieu
Onder andere vanuit milieu hygiënisch oogpunt vergt een woonbestemming een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige (milieubelastende) functies.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt geen nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt. Omdat het pand als woning is vergund, levert dit geen extra belemmeringen op voor agrarische bedrijven in de omgeving (het was namelijk al een geurgevoelig object volgens de vergunning en het gebruik). Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt aangevuld met een nadere aanduiding om het feitelijk gebruik juridisch-planologisch te regelen. Daarop aanvullend zal een minimale uitbreiding van de woning aan het perceel Drosteweg 27 mogelijk worden gemaakt. De inhoud van deze woning kan worden vergroot met maximaal 100 m3.
Het aspect milieu vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Archeologie
Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologisch Waardenkaart van Putten een archeologische dubbelbestemming, namelijk Waarde Archeologie - 2. Binnen deze bestemming geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek voor gebieden met een oppervlakte tot 100 m² en voor ingrepen dieper dan 40 cm.
Met dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie vastgelegd. De woningen in het plangebied zijn al gerealiseerd. De vrijstellingsbepaling binnen de archeologische dubbelbestemming wordt daarbij niet overschreden, waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De betreffende dubbelbestemming blijft met dit bestemmingsplan wel in stand.
Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.
Met dit bestemmingsplan wordt het bestemmingsvlak van de bestaande woningen niet gewijzigd. De bestemming 'Wonen' zal aangevuld worden met een nadere aanduiding om het feitelijk gebruik juridisch-planologisch vast te leggen. Een bodemonderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig.
Verkeer
In de bestaande situatie worden de woningen in het plangebied beiden ontsloten via de Drosteweg. Het parkeren vindt daarbij plaats op eigen terrein. Dit zal in de nieuwe situatie niet wijzigen.
Het vastleggen van de bestaande situatie heeft geen extra verkeersbewegingen tot gevolg. Nader onderzoek naar dit aspect is dan ook niet nodig.
Water
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit bestemmingsplan (zie bijlage 1 voor de resultaten van de Digitale watertoets). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Het Waterschap heeft voor het voornemen dan ook een positief wateradvies gegeven (geen waterschapsbelang) en verder overleg hierover is niet nodig.
Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Met dit bestemmingsplan wordt in juridische zin een nieuwe geluidsgevoelige functie mogelijk gemaakt. De tweede woning in het plangebied is namelijk niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied is gelegen binnen de geluidszones van 60 km/uur wegen. Dit zijn voor dit plangebied de Drosteweg en de Veenwaterweg.
Het plangebied heeft betrekking tot een kleine woning die al sinds 1974 op dit perceel aanwezig is. Met dit bestemmingsplan zal de situering van de woning niet veranderen. Ook worden er geen wijzigingen aan de gevels doorgevoerd. Op voorhand worden er geen belemmeringen verwacht in het kader van het wegverkeerslawaai. Voor de volledigheid wordt dit aspect voorgelegd aan de Omgevingsdienst Noord Veluwe.
Advies:
Gezien de ruime afstand tot de wegen Drosteweg en Veenwaterweg (tenminste 50m), de geringe verkeersintensiteit, en de afscherming aan omliggende bebouwing en begroeiing, kan worden gesteld dat de geluidbelasting van de woning Drosteweg 27A zal voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB volgens de Wet geluidhinder.
Het opstellen van akoestisch onderzoek voor het legaliseren van de betrokken woning wordt niet noodzakelijk geacht, de Wet geluidhinder vormt geen belemmering.
Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen) komen hiervoor in aanmerking. Het vastleggen van de bestaande situatie heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Het plan voorziet een juridische regeling van de bestaande situatie. In feitelijke zin veranderen de hoeveelheid verkeersbewegingen niet.
Ecologie
De Wet Natuurbescherming kan worden onderverdeeld in gebiedsbescherming (Natura 2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland) en soortenbescherming. Op de betreffende locatie rust geen gebiedsbescherming op grond van de of de Habitat- of vogelrichtlijn. Het Natura 2000 gebied Veluwe ligt op circa 350 meter van het plangebied.
In het kader van soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van belang. Met dit bestemmingsplan worden echter geen sloop- en/of bouwwerkzaamheden beoogd, waardoor nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk is.
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing of bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloed gebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Risicorelevante inrichtingen
Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied de volgende risicovolle inrichtingen aanwezig zijn:
Recreatieterrein De Eijkenhof (bovengrondse tank).
Figuur 3: Uitsnede risicokaart Nederland.
Het betreffende bedrijf heeft een risicocontour 10-6 per jaar van 50 meter. Deze contour ligt niet over het plangebied. De situatie in het plangebied verandert niet in de nieuwe situatie. Er worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen gerealiseerd. Verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:
Drosteweg 27 en 27a is in dit bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Wonen' conform de systematiek aansluitend bij het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. De woning op nummer 27a wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning'. De omvang van deze woning mag niet toenemen. In de bestemming is ook een regeling opgenomen waarmee wordt aangegeven dat woningen in het plangebied aaneen gebouwd dienen te blijven.
Behalve het eigenlijke wonen is ook de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven toegestaan, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning hiervoor mag worden gebruikt.
Conform het geldende bestemmingsplan geldt voor woning op nummer 27 de bestaande inhoud die vergroot mag worden met 100 m³, tot een maximum van 660 m3. Deze keuze houdt verband met het feit dat er te grote bouwmassa's kunnen ontstaan. Indien uit bouwdossiers blijkt dat in de afgelopen jaren reeds fors uitgebreid is, wordt de bestaande inhoud aangehouden. De inhoud van de woning op nummer 27a mag maximaal de bestaande inhoud bedragen en mag dus niet worden vergroot.
Binnen de bestemming zijn ook bijgebouwen toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 80 m². De bijgebouwen mogen daarbij voorzien worden van een kap. De goothoogte van een bijgebouw mag een hoogte krijgen tot 3,5 meter. De bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 6 meter. Bijgebouwen bij woningen die zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' zijn niet toegestaan.
Op grond van het reguliere beleid kan het wonen gecombineerd worden met een aan huis verbonden bedrijfs- en/of beroepsactiviteit.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Deze gronden hebben een dubbelbestemming gekregen en zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
In de bouwregels is bepaald dat het verboden is om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing op te (laten) richten. Er moet eerst duidelijkheid zijn over de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningstelsel). Ook is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Voorbereidingsfase
Gezien de omvang en aard van de functieverandering heeft de gemeente er voor gekozen om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen. Er wordt geen vooroverleg gevoerd over dit plan, omdat er geen rijks-, provinciale of waterschaps belangen in het geding zijn.
Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.
Vaststellingsfase
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 13 juli 2017 tot en met 24 augustus 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Het wijzigingsplan is ongewijzigd vastgesteld op 2 november 2017.
Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het kostenverhaal een rol speelt. Het opstellen van een exploitatieplan, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, is daarom niet nodig.
De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten. Daarnaast wordt er met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.