Plan: | Garderenseweg 158b |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.BPBGGarderense158b-VA01 |
Het voorliggend bestemmingsplan is een herziening van het op 4 juli 2013 vastgestelde bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied van de gemeente Putten. Met dit bestemmingsplan wordt medewerking verleend aan het verzoek van de initiatiefnemer om de bestemming 'Bedrijf' op het perceel Garderenseweg 158b te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Daarbij wordt de bedrijfswoning omgezet tot reguliere woning en het blijft het aanwezige bedrijfsgebouw behouden.
De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. De bedrijfsbestemming die voor het plangebied van toepassing is biedt namelijk geen mogelijkheden om de woonfunctie mogelijk te maken. Om de ontwikkeling mogelijk te kunnen maken is een nieuw juridisch-planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.
Het perceel Garderenseweg 158b ligt ten zuidoosten van de kern Putten en maakt deel uit van het buurtschap Koudhoorn. Het perceel is bereikbaar via de Garderenseweg en wordt omgeven door woonpercelen en een recreatieterrein. Het gebied ligt in het Nationaal Landschap 'De Veluwe', waarbij op circa 70 m van het perceel een bosperceel is gelegen dat deel uitmaakt van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en het Natura 2000 gebied 'Veluwe'. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (globaal met rood omlijnd)
Het perceel Garderenseweg 158b ligt in het bestemmingsplan 'Oostelijk Buitengebied' dat op 4 juli 2013 door de raad van de gemeente Putten is vastgesteld. In dit bestemmingsplan is voor het perceel de bestemming 'Bedrijf' van toepassing, met daarbij een functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf'. Daarop aanvullend is het perceel geheel voorzien van een bouwvlak en is ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-3' van toepassing. Op perceel is (zoals in de bestaande situatie het geval is) een bedrijfsgebouw van maximaal 270 m2 toegestaan. Ook is op het perceel een bedrijfswoning aanwezig. Figuur 1.2 geeft een uitsnede weer van het geldende bestemmingsplan.
Figuur 1.2: Uitsnede geldende bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de toekomstige situatie en hoe dit ruimtelijk wordt ingepast. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 uitleg gegeven over de planregels. De uitvoerbaarheid van het plan komt in hoofdstuk 6 aan bod, waarbij wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Het beleid van de gemeente Putten vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk en provincie vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht.
In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Via deze duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.
De 3 stappen van de Ladder
In het Bro staan de drie stappen van de Ladder beschreven:
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Het plan voorziet in een functiewijziging van bedrijf naar wonen, waarbij de bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een reguliere woning. Gelet op de relatieve kleinschaligheid wordt deze ontwikkeling niet gezien als een stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde. Ondanks dat de ladder niet van toepassing is sluit het voorgenomen programma wel aan op de actuele behoefte.
De wijze waarop wordt omgegaan met ruimtelijke opgaven komt in de Omgevingsvisie Gelderland aan bod, waarbij de provincie partijen uitnodigt om deel te nemen.
De provincie wil minder sturen en meer begeleiden, inspireren en verbinden. De geldende afspraken over wonen en bedrijventerreinen in regionaal verband blijven bestaan. Verder zijn specifieke aandachtspunten: de leegstand en overcapaciteit, krimpgebieden, energietransitie, verblijfsrecreatie en de herijking van de EHS (Ecologische hoofdstructuur), die nu is opgedeeld naar een Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Ook de landbouwsector verandert en er zijn ambities op het gebied van mobiliteit en openbaar vervoer. De hoofddoelstellingen zijn:
Wat dit laatste betreft komt de nadruk meer te liggen op gezondheidseffecten. Specifieke gebiedskwaliteiten worden vastgelegd in een Gebiedsatlas en de provincie organiseert kwaliteitsateliers.
Ten aanzien van het wonen is de koers gewijzigd van kwantiteit naar kwaliteit. Regio's dienen zelf te letten op de aansluiting bij de vraag en de provincie vraagt aandacht voor het terugdringen van de algehele plancapaciteit.
Daarop aanvullend valt het plangebied binnen de Groene ontwikkelingszone (GO). De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS. Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. De ontwikkelingsdoelstelling is tweeledig: ontwikkeling van functies in combinatie met versterking van de kernkwaliteiten natuur en landschap.
Het plangebied is tevens gelegen nabij gronden met de status van Nationaal Landschap. Deze gronden geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. Het beleid is dan ook gericht op het behoud, herstel en versterking van de kernkwaliteiten in dit gebied waarbij de landschappelijke samenhang vergroot dient te worden.
Het plangebied zal echter, ruimtelijk gezien, niet worden gewijzigd. Dit bestemmingsplan voorziet enkel in een functiewijziging, waarbij de bestaande bebouwing in gebruik zal worden genomen voor de woonfunctie. Vanuit de Omgevingsvisie zijn er geen tegenstrijdige belangen waarmee in de beoogde ontwikkeling rekening moet worden gehouden.
In de Omgevingsverordening Gelderland worden regels gesteld waaraan ontwikkelingen moeten voldoen. In de toelichting op een bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing dient te worden beoordeeld of aan gestelde regels wordt voldaan.
Voor wat betreft nieuwe woonlocaties is in de Omgevingsverordening aangegeven dat deze slechts zijn toegestaan wanneer deze passend zijn in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP 3). In de paragraaf 2.3.2 wordt hier nader op ingegaan.
De Regio Foodvalley, waar de gemeente Putten onderdeel van uitmaakt, heeft in 2016 het 'Functieveranderingsbeleid Regio Foodvalley' opgesteld. Doelstelling van dit beleid is om via hergebruik en/of functieverandering van vrijgekomen of vrijkomende bebouwing de leefbaarheid in het landelijk gebied te verhogen.
Op basis van dit beleid dient bij functieverandering naar wonen in eerste instantie het hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen te worden onderzocht. De bebouwingskarakteristiek en de kwaliteit van vrijgekomen en vrijkomende bedrijfsgebouwen in de regio, is namelijk in veel gevallen zodanig dat hergebruik vanuit bouwkundig en ruimtelijk oogpunt niet wenselijk is. Dit vanwege de lage- en kwalitatief slechte bebouwing van voormalige bedrijfsbebouwing. Als de bestaande bebouwing ongeschikt is voor het ombouwen naar woningen, is nieuwbouw van woningen mogelijk indien voldaan wordt aan de regelingen die daarvoor gelden.
De beoogde ontwikkeling ziet enkel toe op een functiewijziging waarbij de bestaande bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als reguliere woning. Ook het bestaande bedrijfsgebouw blijft behouden. Dit hergebruik van vrijkomende bedrijfsbebouwing is in lijn met het functieveranderingsbeleid voor de regio Foodvalley en zijn er geen tegenstrijdige belangen waarmee in de beoogde ontwikkeling rekening moet worden gehouden.
In de gemeentelijke structuurvisie is aangegeven dat er tal van ruimtelijke ontwikkelingen spelen die vragen om een positiebepaling. Er is daarbij behoefte aan een actueel en samenhangend gemeentelijk ruimtelijk beleid. Met de structuurvisie wordt voorkomen dat ruimtelijke afwegingen slechts de korte
termijn en/of incidentele of individuele (sector)belangen dienen. Het plangebied is daarbij aangemerkt als onderdeel van het gebied 'Koudhoorn'. Dit gebied is omgeven door de bossen van het Veluwemassief, waarin diverse functie voorkomen in de vorm van wonen, agrarische- en niet-agrarische bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en recreatiebedrijven. Als ruimtelijke visie is aangegeven dat omschakeling van niet-agrarische bedrijven naar de functie wonen mogelijk is. De beoogde ontwikkeling sluit hier dan ook op aan.
De gemeenteraad heeft de woonvisie 'Thuis in Putten' in 2015 vastgesteld. De woonvisie is een lokale uitwerking van de ‘Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014’. De gemeentelijke woonvisie is voor de periode 2015-2020 met een doorkijk naar 2025. In de woonvisie staan vier thema's centraal, namelijk: bestaande voorraad, woningbouwprogrammering, wonen-welzijnszorg en duurzaamheid. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het hergebruik van een bestaande bedrijfswoning ten behoeve van een reguliere burgerwoning.
De beoogde ontwikkeling gaat uit van een planologische toevoeging van één nieuwe woning. De bestaande bedrijfswoning zal in gebruik worden genomen als reguliere burgerwoning. Dit hergebruik van een bestaande woning wordt gestimuleerd door de gemeente. Ook wordt in de visie de behoefte aan kleinschalige locaties voor zelfinitiatief benoemd. De beoogde ontwikkeling sluit hierop aan en is in overeenstemming met het gestelde in de gemeentelijke woonvisie.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de agrarische enclave Koudhoorn. Koudhoorn is één van de kenmerkende open agrarische enclaves op de westflank van de Veluwe. Hoewel de naam agrarische enclave anders doet vermoeden is de agrarische bedrijvigheid in het buurtschap tot een minimum beperkt. De enclave wordt gekenmerkt door ruim opgezette woonpercelen, open randen tussen de kern en het bos en cultuurhistorische structuren.
Voor het behoudt van de uitstraling van Koudhoorn wordt ingezet op verbetering van de beleving van de bosranden en de beeldkwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten zorgvuldig worden afgewogen en passend zijn binnen de uitstraling van het buurtschap.
Op het perceel Garderenseweg 158b is een schildersbedrijf gevestigd, waarvan de bedrijfsvoering inmiddels is stopgezet. Aan de voorzijde op het perceel is een bedrijfswoning gesitueerd met een bijbehorende schuur van 270 m2 die gelegen is achter op het perceel. Het perceel wordt ontsloten via de Garderenseweg. In figuur 3.1 is een luchtfoto opgenomen van deze situatie.
Figuur 3.1: luchtfoto huidige situatie
Het voornemen is om het bedrijfsperceel te wijzigen tot een woonperceel, waarbij de bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een reguliere burgerwoning en de aanwezige schuur in gebruik wordt genomen voor opslag van abc-goederen (auto's, boten en caravans). Met het voornemen gaan geen sloop en/of bouwwerkzaamheden gepaard maar wordt uitsluitend in een functiewijziging voorzien.
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Het plan richt zich op de functieverandering van een niet-agrarisch bedrijf (schildersbedrijf) naar een woonfunctie. Om te toetsen of de functieverandering mogelijk is wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de uitkomsten van de verschillende uitgevoerde onderzoeken.
Milieuzonering
In de omgeving van de Garderenseweg 158b zijn een bedrijf, enkele recreatieterreinen en woningen gelegen. Op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan de omgeving rond het perceel Garderenseweg 158b tot een rustige woonomgeving worden gerekend.
Garderenseweg 164B
Voor de Garderenseweg 164b is uitgegaan van de planologische mogelijkheden die nog op het perceel liggen. Op het perceel in volgens het vigerende bestemmingsplan 'Oostelijk Buitengebied' een zonweringsmontagebedrijf mogelijk. Op dit moment worden er op het perceel geen bedrijfsactiviteiten uitgevoerd, maar biedt het bestemmingsplan nog wel deze mogelijkheden. Er is voor dit perceel uitgegaan van een bedrijf van categorie 2. Uitgaande van een bedrijf van categorie 2 blijkt de afstand van 30 meter voldoende. De afstand tot de woning wordt ruimschoots gehaald. De invloed van het bedrijf aan de Garderenseweg 164b is zeer beperkt.
Garderenseweg 168
Aan de Garderenseweg 168 is een camping gelegen met de aanwezigheid van een bovengrondse propaan tank (vloeibaar gas, 3 m3). Hiervoor geldt op basis van de VNG-publicatie een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid en 30 meter voor het aspect geur.
De woning ligt op een afstand van circa 90 meter vanaf grens van de inrichting aan de Garderenseweg 168. Hiermee wordt voldaan aan de vereiste afstanden en wordt een goed woon- en leefklimaat in de woning gewaarborgd. Het recreatiebedrijf aan de Garderenseweg 168 wordt door het aanhouden van deze richtafstand niet belemmerd in de bedrijfsvoering.
Het aspect milieu vorm geen belemmering voor het plan.
Archeologie
Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologisch Waardenkaart van Putten een archeologische dubbelbestemming. Op het perceel geldt Waarde - Archeologie 3. Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek een oppervlakte tot 500 m² en voor ingrepen dieper dan 40 cm bij bouwwerken.
Het plan betreft het omzetten van bedrijfsperceel naar een woonperceel. Daarmee gaan geen bouwwerkzaamheden gepaard. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit plan.
Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.
Het plan betreft een functiewijziging waarmee geen bouwwerkzaamheden gepaard gaan. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.
Verkeer
De bestaande functie maakt een schildersbedrijf mogelijk, inclusief een bedrijfswoning. In de nieuwe situatie zal de bedrijfswoning worden omgezet naar een reguliere woning en zal gebruik worden gemaakt van de bestaande ontsluiting. Hierdoor is aan te nemen dat de verkeersbewegingen op de Garderenseweg beperkt zal afnemen waardoor het aantal verkeersbewegingen geen belemmering vormt.
Met betrekking tot het parkeren is het uitgangspunt dat dit geheel op eigen terrein zal plaatsvinden. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig op het terrein.
Water
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit bestemmingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan een kleine invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Het Waterschap heeft een positief wateradvies gegeven (beperkt waterschapsbelang) en verder overleg is niet nodig. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 1.
Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Met dit bestemmingsplan wordt een functiewijziging beoogt waarbij de bestaande bedrijfswoning in de nieuwe situatie wordt omgezet in een reguliere woning. De situering van de woning zal daarbij niet wijzigen, waardoor aanvullend akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het plan.
Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Dit plan beoogt een functiewijziging waarbij geen nieuwe woningen worden toegevoegd. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een regulier woning. De conclusie is dan ook dat het voornemen niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het voornemen zonder nader onderzoek doorgang vinden. De functieverandering wordt niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.
Ecologie
De Wet Natuurbescherming kan worden onderverdeeld in gebiedsbescherming (Natura 2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland) en soortenbescherming. Het plangebied is daarbij onderdeel van de agrarische enclave Koudhoorn. Deze agrarische enclave ligt in het Nationaal Landschap Veluwe en maakt deel uit van het NNN en het Natura 2000-gebied Veluwe.
Soortenbescherming
Het plan beoogt geen sloop- en bouwwerkzaamheden waardoor in het kader van soortenbescherming geen aanvullend onderzoek nodig is.
Gebiedsbescherming
Op basis van de ligging en aard van de beoogde ontwikkeling is de conclusie dat hiermee
geen negatieve invloeden worden uitgeoefend op de specifieke natuurwaarden. Het in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebied Veluwe ligt op circa 70 meter afstand.
Gelders natuurnetwerk (GNN) / Groene Ontwikkelzone (GO)
Het plan ligt buiten de begrenzing van het GNN. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing van het GNN mag worden aangenomen dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht.
Het plan ligt wel geheel in de GO. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling die mogelijk is indien de kernkwaliteiten niet worden aangetast. In de nieuwe situatie zal het plangebied ruimtelijk gezien niet worden gewijzigd. Het aspect ecologie vormt hierdoor geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Risicobronnen
In de nabijheid van het plangebied zijn twee relevante risicobronnen aanwezig (zie figuren 4.1 en 4.2). Op een afstand van circa 90 meter is aan de Garderenseweg 168 een camping gelegen met de aanwezigheid van een bovengrondse propaan tank (vloeibaar gas, 3 m3). Hiervoor geldt een risicoafstand van 40 meter waaraan wordt voldaan. Daarop aanvullend vind er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Garderenseweg (N797). Dit heeft betrekking op het gedeelte vanaf het kruispunt Calcariaweg-Bosrand tot aan de gemeentegrens Barneveld. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de Garderenseweg, op een afstand van ongeveer 50 meter.
Figuur 4.1: Uitsnede risicokaart (plangebied globaal met zwart omlijnd)
Figuur 4.2: Uitsnede overzichtskaart route gevaarlijke stoffen (gemeente Putten)
Provinciale weg N797 (Garderenseweg)
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de provinciale weg (N797), op een afstand van ongeveer 50 meter. De N797 heeft geen PR-contour die belemmerend is. Hiermee vormt de N797 geen directe belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling van de woning is gelegen binnen het invloedsgebied van de N797. Op basis van de rapportage van Tebodin, dd. 20-12-2012, wordt een groepsrisico berekend dat kleiner als 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Een groepsrisicoberekening is niet noodzakelijk aangezien het een omzetting betreft van een bedrijfswoning naar een reguliere woning en er geen toename van het aantal personen is. Volgens de beleidsvisie externe veiligheid dient het groepsrisico volledig verantwoord te worden volgens verantwoordingsniveau 2 (een lichtere vorm), waarbij kan worden gerefereerd aan de Tebodin rapportage. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico dient de VNOG (Veiligheidsregio) geconsulteerd te worden inzake een advies t.a.v. rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Conclusie en Advies
De locatie van de woning ligt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Omdat de feitelijk situatie ter plaatse niet wijzigt, er is geen grote toenamen van het aantal personen of een verplaatsing zeer nabij een risicobron, wordt het voorliggende plan als kansrijk beschouwd. In overleg met de VNOG moet worden beoordeeld of de bestrijdbaarheid bij een eventuele calamiteit ter plaatse goed is. Daarnaast wijzigt de zelfredzaamheid niet ten opzichte van de bestaande situatie, er is sprake van een (bedrijfs)woning en er blijft sprake van een woning.
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:
Deze bestemming is van toepassing op de woning in het plangebied met een inhoud van maximaal 660m3. Deze bestemming staat wonen (inclusief aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven) toe. Er gelden diverse bouwregels ten aanzien van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen), paardenbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bouwvlak valt samen met de bestemmingsgrens.
De bestaande schuur op het perceel is aangeduid met de functieaanduiding 'opslag'. In de schuur mag opslag plaatsvinden van abc-goederen (auto's, boten, caravans). De oppervlakte mag niet worden vergroot en mag ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken.
Er mag van een aantal bouwregels worden afgeweken middels een omgevingsvergunning, bijvoorbeeld ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning, het vergroten van onderbouwen, het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Deze gronden hebben een dubbelbestemming gekregen en zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
In de bouwregels is bepaald dat het verboden is om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing op te (laten) richten. Er moet eerst duidelijkheid zijn over de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Ook is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.
Het bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Voorbereidingsfase
Gezien de omvang en aard van de functieverandering heeft de gemeente er voor gekozen om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen. In het kader van vooroverleg is het plan reeds besproken met het waterschap Vallei en Veluwe. Gelet op het feit dat het plan past binnen de kaders van het provinciaal beleid is het plan ter beoordeling niet afzonderlijk toegezonden aan de provincie.
Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 4 januari 2018 tot 15 februari 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen op het plan binnengekomen.
Vaststellingsfase
Op 14 juni 2018 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld. Na vaststelling wordt het bestemmingsplan gepubliceerd en bestaat er de mogelijkheid voor beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het kostenverhaal een rol speelt. Het opstellen van een exploitatieplan, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, is daarom niet nodig.
De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten. Daarnaast wordt er met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.