direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoorneweg 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBGHoorneweg6-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

1.1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan is een herziening van het op 4 juli 2013 vastgestelde bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied. De eigenaar van het perceel Hoorneweg 6 heeft in april 2013 een eerste principeverzoek, op basis van het functieveranderingsbeleid Noord-Veluwe, ingediend voor functieverandering van het agrarisch bedrijf naar wonen. Dit verzoek is door de gemeente behandeld en als positief beoordeeld. Nadien zijn in afwijking van het eerste verzoek nog enkele ondergeschikte verzoeken ingediend om te komen tot een optimale invulling van de functieverandering.

Het uiteindelijke verzoek heeft betrekking tot woningbouw in plaats van de aanwezige bedrijfsgebouwen. Het voorstel richt zich op de bouw van 6 nieuwe woningen, één vrijstaande woning en vijf rijwoningen. De bestaande twee bedrijfswoningen op het perceel worden in het kader van dit bestemmingsplan omgezet naar burgerwoningen.

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw juridisch-planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.

1.1.2 Doel

De initiatiefnemer, die nu nog woonachtig is op het perceel Hoorneweg 6 (Koudhoorn) te Putten, is van plan om het agrarische bedrijf (een varkenshouderij) ter plaatse te beëindigen en het bedrijf te verplaatsen en voort te zetten in Vaassen (gemeente Epe). Het perceel Hoorneweg 6 is namelijk gelegen in de nabijheid van natuur, verblijfsrecreatieve voorzieningen (Chaletpark Reewold) en andere geurgevoelige objecten (woningen). Dit zorgt voor een te grote beperking van de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden. In 2006 heeft initiatiefnemer zich in verband met de voorgenomen verplaatsing aangemeld voor de 'Regeling verplaatsing intensieve veehouderij' (VIV-Regeling). De plannen voor de nieuwe bedrijfslocatie in Vaassen zijn door de gemeente Epe opgepakt en meegenomen in het bestemmingsplan voor het gehele landbouwontwikkelingsgebied. Dit plan heeft vertraging opgelopen waardoor de initiatiefnemer niet heeft voldaan aan de termijnen die zijn opgenomen in de VIV-beschikking om in aanmerking te komen voor subsidie. Omdat de initiatiefnemer nog steeds graag het bedrijf wil verplaatsen, is nagedacht om dit zonder eventuele subsidie mogelijk te maken. De initiatiefnemer ziet woningbouw in plaats voor de aanwezige bedrijfsgebouwen als geschikt alternatief. Gemeente Putten heeft aangegeven dat grote aantallen woningen niet gewenst zijn op het perceel. De ontwikkeling moet kleinschalig van aard zijn. Om de bedrijfsverplaatsing mogelijk te maken en de ontwikkeling kleinschalig te houden is in samenspraak met verschillende partijen besloten om één vrijstaande- en vijf rijwoningen te realiseren. De twee bestaande bedrijfswoningen worden ook betrokken in de plannen en worden omgezet naar burgerwoning.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel Hoorneweg 6 ligt ten oosten van de kern Putten en maakt deel uit van het buurtschap Koudhoorn. Het perceel is bereikbaar via de Hoorneweg en wordt omgeven door agrarische gronden, woningen en een chaletpark. Het gebied ligt in het Nationaal Landschap Veluwe en maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en het Natura 2000 gebied Veluwe. Op circa 100 m van het perceel ligt een bosperceel dat deel uitmaakt van de NNN. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBGHoorneweg6-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.3 Planologische juridisch kader

Het perceel Hoorneweg 6 ligt in het bestemmingsplan 'Oostelijk Buitengebied' dat op 4 juli 2013 door de raad van de gemeente Putten is vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch met waarden' gekregen. Binnen deze bestemming is het perceel aangeduid als 'intensieve veehouderij'. Het perceel mag voor maximaal 5.000 m² aan gebouwen worden gebouwd. Daarnaast zijn op het perceel twee bedrijfswoningen aanwezig.

Figuur 1.2 geeft een uitsnede weer van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBGHoorneweg6-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2: Uitsnede geldende bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de toekomstige situatie en hoe dit ruimtelijk wordt ingepast. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 uitleg gegeven over de planregels. De uitvoerbaarheid van het plan komt in hoofdstuk 6 aan bod, waarbij wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Het beleid van de gemeente Putten vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk en provincie vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Via deze duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.

De 3 stappen van de Ladder

In het Bro staan de drie stappen van de Ladder beschreven:

  • 1. De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. Bezien moet worden in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Het plan voorziet in de realisatie van 6 woningen. Gelet op de relatieve kleinschaligheid wordt deze ontwikkeling niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro gezien. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde. Ondanks dat de ladder niet van toepassing is sluit het voorgenomen programma wel aan op de actuele behoefte.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De wijze waarop wordt omgegaan met ruimtelijke opgaven komt in de Omgevingsvisie Gelderland aan bod, waarbij de provincie partijen uitnodigt om deel te nemen.

De provincie wil minder sturen en meer begeleiden, inspireren en verbinden. De geldende afspraken over wonen en bedrijventerreinen in regionaal verband blijven bestaan. Verder zijn specifieke aandachtspunten: de leegstand en overcapaciteit, krimpgebieden, energietransitie, verblijfsrecreatie en de herijking van de EHS (Ecologische hoofdstructuur), die nu is opgedeeld naar een Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Ook de landbouwsector verandert en er zijn ambities op het gebied van mobiliteit en openbaar vervoer. De hoofddoelstellingen zijn:

  • 1. Het versterken van een duurzame economische structuur;
  • 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Wat dit laatste betreft komt de nadruk meer te liggen op gezondheidseffecten. Specifieke gebiedskwaliteiten worden vastgelegd in een Gebiedsatlas en de provincie organiseert kwaliteitsateliers.

Ten aanzien van het wonen is de koers gewijzigd van kwantiteit naar kwaliteit. Regio's dienen zelf te letten op de aansluiting bij de vraag en de provincie vraagt aandacht voor het terugdringen van de algehele plancapaciteit.

Daarop aanvullend valt het plangebied binnen de Groene ontwikkelingszone (GO). De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS. Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. De ontwikkelingsdoelstelling is tweeledig: ontwikkeling van functies in combinatie met versterking van de kernkwaliteiten natuur en landschap.

Het plangebied is tevens gelegen op gronden met de status van Nationaal Landschap. Deze gronden geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. Het beleid is dan ook gericht op het behoud, herstel en versterking van de kernkwaliteiten in dit gebied waarbij de landschappelijke samenhang vergroot dient te worden.

In het plangebied zal dit worden gewaarborgd middels een landschappelijke inpassing waarmee de kernkwaliteiten niet worden aangetast. De woningen worden omsloten door onder andere houtwallen/singels die aansluiten op de bestaande lijnelementen. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.

Vanuit de Omgevingsvisie zijn er geen tegenstrijdige belangen waarmee in de voorliggende ontwikkeling rekening moet worden gehouden.

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland worden regels gesteld waaraan ontwikkelingen moeten voldoen. In de toelichting op een bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing dient te worden beoordeeld of aan gestelde regels wordt voldaan.

Voor wat betreft nieuwe woonlocaties is in de Omgevingsverordening aangegeven dat deze slechts zijn toegestaan wanneer deze passend zijn in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP 3). In de paragraaf 2.3.2 wordt hier nader op ingegaan.

2.2.3 Functieveranderingsbeleid Noord-Veluwe

De Regio Noord-Veluwe, waar de gemeente Putten onderdeel van uitmaakt, heeft in april 2007 de 'Streekplanuitwerking Functieverandering Regio Noord-Veluwe' opgesteld. Doelstelling van deze streekplanuitwerking is om via hergebruik en/of functieverandering van vrijgekomen of vrij te komen agrarische bedrijfsgebouwen de leefbaarheid in het landelijk gebied te verhogen.

Op basis van het functieveranderingbeleid van de Noord-Veluwe mag binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalige Ecologische Hoofdstructuur, EHS) maximaal 50% van de oppervlakte aan agrarische bedrijfsbebouwing worden (her)gebruikt voor het realiseren van nieuwe woningen. Er kan zowel sprake zijn van hergebruik van de voormalige agrarische bebouwing als van sloop en nieuwbouw. Op basis van de algemene regels uit het beleid moeten de nieuwe woningen in één woongebouwen worden gerealiseerd. Als de functieverandering plaats vindt via aanvullende regels mogen de woningen in maximaal twee woongebouwen worden gerealiseerd. Echter geldt hiervoor wel dat er een inrichtingsplan wordt opgesteld.

Het totaal aantal woningen is maatwerk en onder andere afhankelijk van de omgeving, het bestaande ensemble en het woningbouwprogramma. De minimale sloopoppervlakte binnen de NNN bedraagt 350 m2. De overige agrarische bebouwing die niet wordt gebruikt voor het wonen wordt gesloopt.

Het beoogde voornemen voldoet aan de bepalingen zoals deze zijn vastgelegd in het functieveranderingsbeleid. Zo zal in het plangebied circa 2.400 m² aan bebouwing worden gesloopt Hiervoor in de plaats zal circa 705 m² (ca. 30%) aan bebouwing worden teruggebouwd. De 6 woningen worden verdeeld over twee woongebouwen. Eén woning zal vrijstaand worden gerealiseerd. De overige vijf woningen worden in een rij gebouwd. Op het terrein worden twee woongebouwen gebouwd. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten van het functieveranderingsbeleid voor Noord Veluwe.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Putten 2030

In de gemeentelijke structuurvisie is aangegeven dat er tal van ruimtelijke ontwikkelingen spelen die vragen om een positiebepaling. Er is daarbij behoefte aan een actueel en samenhangend gemeentelijk ruimtelijk beleid. Met de structuurvisie wordt voorkomen dat ruimtelijke afwegingen slechts de korte

termijn en/of incidentele of individuele (sector)belangen dienen. Het plangebied is daarbij aangemerkt als onderdeel van Het Veluwemassief. Dit gebied bestaat voornamelijk uit bosgebied met her en der woningbouw. Als ruimtelijke visie is aangegeven dat omschakeling van agrarische- en niet- agrarische bedrijven naar de functie wonen mogelijk is. Het voorgenomen initiatief sluit hier dan ook op aan.

2.3.2 Woonvisie Putten

De gemeenteraad heeft de woonvisie 'Thuis in Putten' in 2015 vastgesteld. De woonvisie is een lokale uitwerking van de ‘Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014’. De gemeentelijke woonvisie is voor de periode 2015-2020 met een doorkijk naar 2025. In de woonvisie staan vier thema's centraal, namelijk: bestaande voorraad, woningbouwprogrammering, wonen-welzijnzorg en duurzaamheid. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de ontwikkeling van nieuwe woningen. In dit kader is met name het thema woningbouwprogrammering relevant.

Streef woningbouwprogramma

De gemeente Putten gaat uit van een woningbehoefte van 830 woningen voor de periode tot 2025. Bij de realisatie van de woningen dient rekening te worden gehouden met de bestaande afspraken uit het Kwalitatief Woonprogramma (KWP 3) in de regio. De nieuwe woningen dienen vooral in de middeldure sector (51%) en in mindere mate in de goedkope (30%) en duurdere sector (19%) te worden gerealiseerd.

Het voorgenomen plan gaat uit van de ontwikkeling van zes nieuwe woningen. In zijn algemeenheid wordt bij functieverandering uitgegaan van de toevoeging van woningen in het dure segment. Door de initiatiefnemer heeft echter afstemming plaatsgevonden met lokale bouwondernemers en makelaars, om op deze wijze de behoefte aan bepaalde type woningen te achterhalen. Naar aanleiding hiervan is invulling gegeven aan het programma voor deze ontwikkeling. Drie woningen worden gebouw in het middeldure segment (tot € 170.000 - € 250.000) en drie woningen worden aangeboden in het dure segment (boven € 250.000).

Het feit dat de voorgenomen functieverandering dus ook zorgt voor nieuw aanbod in het middeldure segment kan in dit geval als positief worden beschouwd en sluit zodoende goed aan op de uitgangspunten van het gemeentelijk woningbouwprogramma.

In het gemeentelijk woningbouwprogramma is rekening gehouden met extra woningen als gevolg van agrarische functieverandering. Het voorgenomen initiatief is dan ook in overeenstemming met het gestelde in de gemeentelijke woonvisie.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

3.1 Huidige situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de agrarische enclave Koudhoorn. Koudhoorn is één van de kenmerkende open agrarische enclaves op de westflank van de Veluwe. Hoewel de naam agrarische enclave anders doet vermoeden is de agrarische bedrijvigheid in het buurtschap tot een minimum beperkt. De enclave wordt gekenmerkt door ruim opgezette woonkavels, open randen tussen de kern en het bos en cultuurhistorische structuren. Centraal in het buurtschap ligt het chaletpark Reewold.

Voor het behoudt van de uitstraling van Koudhoorn wordt ingezet op verbetering van de beleving van de bosranden en de beeldkwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten zorgvuldig worden afgewogen en passend zijn binnen de uitstraling van het buurtschap.

Op het perceel Hoorneweg 6 is een varkenshouderij gevestigd. Doordat het agrarisch bedrijf dichtbij woningen en een recreatiebedrijf is gelegen, is het niet mogelijk om op deze plek uit te breiden. Het bedrijf zal worden verplaatst naar Vaassen in de gemeente Epe.

Het bedrijf bestaat uit twee bedrijfswoningen (Hoorneweg 4 en 6) met diverse bedrijfsgebouwen. Deze gebouwen zijn geclusterd op het boerenerf gesitueerd. De totale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt circa 2.400 m². Het perceel wordt ontsloten via drie aansluitingen op de Hoorneweg.

3.2 Beschrijving ontwikkeling

Het voornemen is om op het boerenerf een aantal nieuwe woningen te realiseren. Hierbij wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente en provincie. Op het perceel worden zes nieuwe woningen gebouwd, en ondergebracht in twee bouwvolumes. Achter de bestaande bedrijfswoning Hoorneweg 4 wordt een bouwvolume gerealiseerd met daarin één 'grote' woning. Deze woning wordt haaks op de weg geplaatst. Deze plaatsing volgt de situatie van de huidige stallen op het perceel. Achter de bedrijfswoning Hoorneweg 6 wordt een bouwvolume van vijf woningen gerealiseerd. Deze wordt in het verlengde van de Hoorneweg gebouwd. Naast de woningen worden er nog een gezamenlijke berging en 'carport' op het perceel gerealiseerd. Hierdoor ontstaat op het perceel een geclusterd ensemble.

Centraal op het perceel wordt ook een ruimte gecreëerd voor het buiten parkeren.

De ontwikkeling zal landschappelijk worden ingepast. Er is onderzoek gedaan welke beplanting op het perceel behouden kan blijven. Zo blijven een aantal bepalende bomen behouden. (tien ruwe berken, een linde, een paardekastanje, een walnoot en drie beuken.) Een aantal populieren op het perceel worden gekapt.

De nieuw te bouwen woningen worden met bestaande en nieuwe bomen en struiken ingepast. De vrijstaande woning (Hoorneweg 4) krijgt een open karakter naar het gebied. Er worden enkele solitaire bomen op de hoeken geplant (beuken en notenbomen) Achter de rijwoningen wordt een nieuwe houtwal aangelegd. Deze houtwal zal bestaan uit eiken en berkenbomen. Onder deze bomen worden struiken aangeplant zodat er een dichte houtwal ontstaat. Het krentenboompje, rode kornoelje, hondsroos, kardinaalsmuts, meidoorn en hulst zal hiervoor worden toegepast.

Tussen de rijwoningen en het chaletpark wordt een nieuwe bomenrij aangeplant dit bestaat uit berken en lindebomen. Onder deze bomen worden geen struiken geplant.

Op het erf van de bedrijfswoning (Hoorneweg 6) wordt een kleine boomgaard aangelegd. De boomgaard zal uit verschillende hoogstamfruitbomen bestaan (zie onderstaande figuur en bijlage 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBGHoorneweg6-VA01_0003.png"

Figuur 3.1: Uitsnede Landschaps- en beplantingsplan (bomen en struiken)

De erven van de nieuwe woningen worden voorzien van een gesneden beukenhaag. De beukenhaag zal een hoogte krijgen van circa 1 meter. Alleen als erfscheiding tussen de rijwoningen zal de haag 1,50 meter hoog worden. Op enkele plaatsen worden de percelen met afrastering gescheiden van het omliggende gebied. In figuur 3.2 is een uitsnede met de locaties van de hagen opgenomen

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBGHoorneweg6-VA01_0004.jpg"

Figuur 3.2: Uitsnede Landschaps- en beplantingsplan (beukenhagen)

Voor de vormgeving van de nieuw te bouwen woningen en bijgebouwen zal een beeldkwaliteitsplan worden vastgesteld. Het beeldkwaliteitsplan voor het plangebied is verwoord in de 'Notitie uitgangspunten beeldkwaliteit' welke ook als bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen. De notitie dient als aanvulling en onderdeel van de welstandsnota.

Aanvullend op de eisen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, richt het beeldkwaliteitsplan zich tot de volgende punten:

  • 1. Situering en massa: de nieuwe gebouwen dienen samen met de bestaande woningen een cluster in één gezamenlijk erf te vormen;
  • 2. Vormgeving:
    • a. Dakkapellen dienen ten behoeve van de uniformiteit meegenomen te worden bij het ontwerp van de woningen, dienen zich alleen op het achterdakvlak te bevinden en zijn passend bij de woningen;
    • b. De volumes dienen te worden voorzien van een zadeldak of een asymmetrisch dak (zoals bij kapschuur);
  • 3. Materiaal- en kleurgebruik:
    • a. de samenhang van de bebouwing in vormgeving, materiaal en kleur staat voorop:
    • b. er dient gebruik te worden gemaakt van natuurlijke materialen zoals hout, riet of baksteen in donkere gedekte kleuren (antraciet/bruin, geen kunststof);
    • c. er dient gebruik te worden gemaakt van antraciete gebakken pan; 
    • d. er dient gebruik te worden gemaakt van houten kozijnen;
    • e. bij toepassing van detailleringen dient dit op zorgvuldige wijze in het ontwerp te worden meegenomen;
  • 4. Gemeenschappelijke ruimten en ontsluiting:
    • a. de gemeenschappelijke bijgebouwen dienen qua vormgeving en afmeting ondergeschikt te zijn aan de woningen;
    • b. parkeren op het erf dient ongeschikt aanwezig te zijn en zorgvuldig te worden ingepast.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Het plan richt zich op de functieverandering van een agrarisch bedrijf naar een woonfunctie. Om te toetsen of de functieverandering mogelijk is wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de uitkomsten van de verschillende uitgevoerde onderzoeken.

Milieuzonering

In de omgeving van Hoorneweg 6 zijn enkele recreatieterreinen, bedrijven en woningen gelegen. Op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan de omgeving rond het perceel Hoorneweg 6 tot een rustige woonomgeving worden gerekend.

Wildforsterweg 17

In de directe omgeving van de Hoorneweg 6 is aan de Wildforsterweg 17 een bungalowpark gelegen met de aanwezigheid van een propaantank. Voor een bungalowpark (met keuken) geldt op basis van de VNG-publicatie een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid en 30 meter voor het aspect geur. Op het park staan voornamelijk chalets die allen in het bezit zijn van particulieren. Op het park is geen horeca aanwezig. Het ligt daarom voor de hand om het bungalowpark te vergelijken met 'Hotels en pensions met keuken'. Hierbij hoort een richtafstand van 10 meter.

De nieuw te realiseren woningen worden op ruim 10 meter van de bouwvlakgrens van de inrichting aan de Wildforsterweg 17 gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de vereiste afstanden en wordt een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen gewaarborgd.

Het recreatiebedrijf aan de Wildforsterweg 17 wordt door het aanhouden van deze richtafstand niet belemmerd in de bedrijfsvoering.

Hoorneweg 18

Verder is aan de Hoorneweg 18 een bedrijf gevestigd. Het betreft hier een stukadoorsbedrijf. Dit bedrijf komt niet specifiek voor in de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Algemeen geldt voor lichte bedrijvigheid een richtafstand van 10 meter en 0 meter binnen een gemengd omgevingstype. De afstand van het bedrijf tot aan de woningen bedraagt circa 220 meter en valt dus buiten de milieuzone van deze bedrijf.

Het aspect milieu vorm geen belemmering voor het plan.

Archeologie

Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologisch Waardenkaart van Putten een archeologische dubbelbestemming. Op het perceel geldt Waarde - Archeologie 3. Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek een oppervlakte tot 500 m² en voor ingrepen dieper dan 40 cm bij bouwwerken.

Het plan betreft het omzetten van agrarisch bedrijf naar een woongebied. Er worden zes nieuwe woningen gerealiseerd. Ter plaatse van deze woonbestemming vindt enige bodemroering plaats. De nieuwe woningen worden in totaal groter dan 500 m². Ze hebben een verstoringsdiepte die groter is dan 40 cm.

Ter plaatse van de beoogde bouwkavels mag echter worden aangenomen dat de bodem als gevolg van de eerdere aanleg van het agrarische bedrijf (en daarmee samenhangende aanleg van verhardingen, bebouwing, riolering en nutsvoorzieningen) al is geroerd. De kans dat ter plaatse een gaaf en ongeschonden bodemarchief wordt aangetroffen is daarom nihil. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Archeologie vormt geen belemmering voor het plan.

Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.

Op voorhand kan gesteld worden dat voor de bouw van de woning geen vrijstelling verleend kan worden van de bodemonderzoekplicht. De aanwezige stallen en de werkzaamheden die daarin hebben plaatsgevonden worden beschouwd als mogelijk bodembedreigend. Om die reden is voor het plangebied een bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3 voor de rapportage hiervan). Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied niet is verontreinigd door de aanwezigheid van de bovengrondse dieseltanks. In drie mengmonsters van de bovengrond zijn echter gehaltes aan asbest gemeten boven 100 mg/kgds. Om die reden is ook een nader een asbest onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4 voor de rapportage hiervan). In totaal zijn tijdens het nader onderzoek 18 inspectiesleuven gegraven en is grond of puin/gravel gezeefd. In een aantal geinspecteerde sleuven zijn asbesthoudende fragmenten aangetroffen. In de zintuiglijk schone en ongeroerde ondergrond is visueel geen asbest waargenomen. De bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied vormt een belemmering voor eventuele toekomstige (bouw)werkzaamheden of wijzigingen op het bestemmingsplan op locatie ter plaatse van de asbestverontreinigingen. Na toetsing van de resultaten zijn op enkele locaties sprake van bodemverontreiniging die een risico vormen voor de beoogde functie. Daarom wordt geadviseerd om sanerende maatregelen te treffen. Aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van humane risico's wordt niet zinvol geacht wegens de aard en mate van de asbestverontreiniging, bestaande uit asbesthoudend plaatmateriaal verspreid over een laagdikte van maximaal 50 cm in de bovengrond. Op basis van nu bekende informatie is niet uit te sluiten dat, naast de nu reeds aangetoonde verontreinigingen, nog meer verontreinigingen aanwezig zijn op het perceel Hoorneweg 6. Omdat de financiële consequenties van een dergelijke aanvullende verontreiniging op voorhand niet zijn in te schatten, zullen deze locaties eerst aanvullend onderzocht moeten worden. Het betreft aanvullend bodemonderzoek ter plaatse van:

De voormalige standplaatsen dieseltank;

  • 1. Ten westen van de aardappelopslagloods;
  • 2. Ten westen van de schuur die ten zuiden van boring 1 staat;
  • 3. De drupzone dakrand nabij gat 04 en 05 (asbest in bodemonderzoek).

Het aanvullende bodemonderzoek is reeds uitgevoerd (bijlage 5). Het onderzoek is actueel en volledig. Met het onderzoek zijn geen noemenswaardige verontreinigingen vastgesteld. De geconstateerde verhogingen geven geen aanleiding tot het laten uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

Ter plaatse van Hoorneweg 4 is geen bodemonderzoek verricht. Zover na te gaan heeft deze locatie alleen een woonfunctie gehad. Op grond van beschikbare bodeminformatie zijn er geen bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten geweest. Voor deze locatie is dan ook geen bodemonderzoek nodig in kader van de bestemmingswijziging.

Bouwen en saneren

Voor bouwen moet nagegaan worden of gebouwd wordt op verontreinigde grond. De nu aangetoonde asbestverontreiniging zal eerst gesaneerd moeten worden voor er gebouwd en gesloopt kan worden. Deze verontreiniging en saneringsnoodzaak kan leiden tot een vergunning met uitgestelde inwerkingtreding. Geadviseerd wordt om een BUS-melding (saneringsplan) type immobiel in te dienen bij de provincie Gelderland. Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan na het tijdig melden van de startdatum aan de omgevingsdienst en Inspectie SZW, de asbestverontreiniging gesaneerd worden volgens de geldende wet- en regelgeving. De sanering zelf moet worden begeleid door een (BRL SIKB 6000, protocol 6001) erkend adviesbureau en alleen een (BRL SIKB 7000, protocol 7001) erkende aannemer mag de sanering uitvoeren.

Slopen

Het is aan te bevelen de drupzone aan de andere zijde van het gebouw ten noorden van de woning mee te nemen bij de sanering van de bovengrond nabij dit gebouw. Naar aanleiding van de actuele blootstellingsrisico's wordt sterk aanbevolen de bodemsanering, van de reeds aangetoonde asbestverontreiniging, voor de sloop bovengrondse delen uit te voeren. Dit om verspreiding en vermenging met de ondergrond door sloopmaterieel en mensen te voorkomen.

Hierbij wordt tevens blootstelling van slooppersoneel voorkomen.

Conclusie

De voorgenomen plannen voor de Hoorneweg 6 zijn haalbaar. Voordat echter begonnen wordt met de sloop en het bouwen dient op basis van de uitgevoerde onderzoeken eerst sanering plaats te vinden. Wanneer de aanbevelingen op basis van de onderzoeken worden opgevolgd vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Verkeer

De bestaande functie maakt agrarische bedrijvigheid mogelijk, inclusief twee bedrijfswoningen. In de nieuwe situatie zullen op het perceel acht woningen aanwezig zijn, dit is inclusief de twee bestaande bedrijfswoningen. De woningen krijgen een ontsluiting via de Hoorneweg en het aantal verkeersbewegingen op de Hoorneweg zal dan ook in beperkte mate toenemen. De toename van het aantal verkeersbewegingen voor de woningen zal met name bestaan uit licht verkeer. Deze toename wordt in belangrijke mate al gecompenseerd door de afname van het zware verkeer als gevolg van de agrarische bedrijfsbeëindiging. De verwachting is dat de beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen geen belemmering vormt.

Met betrekking tot het parkeren is het uitgangspunt dat dit geheel op eigen terrein zal plaatsvinden. In het plangebied worden in totaal 14 parkeerplaatsen gerealiseerd. De rijwoningen krijgen elk één parkeerplaats in de openbare ruimte en één parkeerplaats in de parkeerschuur. Het parkeren van de vrijstaande woningen zal op eigen erf plaatsvinden.

Water

Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit bestemmingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan een kleine invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Het Waterschap heeft een positief wateradvies gegeven (klein waterschapsbelang) en verder overleg is niet nodig. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 6.

Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Wegverkeer

Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten die binnen de geluidzones liggen van de Garderenseweg, de Wildforsterweg en de Hoorneweg. Daarom dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat de gevelbelasting op de nieuwe woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Op 8 maart 2017 heeft dit onderzoek dan ook plaatsgevonden (zie bijlage 7 voor de rapportage daarvan). Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting op de woningen 40 dB of lager is. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het vaststellen van hogere grenswaarden is dan ook niet nodig. De Wet geluidhinder vormt verder dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarden;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (<3% van de jaargemiddelde grenswaarde);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

In dit plan wordt de bouw van maximaal 6 woningen toegestaan. De conclusie is dan ook dat dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De functieverandering wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

Ecologie

De Wet Natuurbescherming kan worden onderverdeeld in gebiedsbescherming (Natura 2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland) en soortenbescherming. Het plangebied is daarbij onderdeel van de agrarische enclave Koudhoorn. Deze agrarische enclave ligt in het Nationaal Landschap Veluwe en maakt deel uit van het NNN en het Natura 2000-gebied Veluwe. Vanwege de sloop- en bouwwerkzaamheden heeft een natuurtoets plaatsgevonden (zie bijlage 8 voor de rapportage daarvan).

Beschermde soorten

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen beschermde soorten zijn aangetroffen of te verwachten in de te slopen gebouwen. Wel blijft voor alle soorten de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

Gebiedsbescherming

Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat deze ingreep

geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden. Het in de omgeving aanwezige Natura 2000 gebied Veluwe ligt op circa 135 meter afstand.

De nieuwe activiteiten bestaan uit bewoning. Vanwege het stoppen met de varkenshouderij neemt de stikstofdepositie fors af met ruim 94 mol/ha/jr. Het zelfstandig projecteffect van de zes woningen ligt op 0.06 mol/ha/jaar. Dat is net iets hoger dan de voor de Veluwe verlaagde grenswaarde van 0.05 mol/ha/jr. Wanneer gekeken wordt naar het gezamenlijke effect van de plannen ter plaatse van de Hoorneweg 6 kan gesteld worden dat er sprake is van een aanzienlijke afname van de stikstofdepositie, daarmee zijn geen negatieve gevolgen te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen en kunnen negatieve effecten als gevolg van externe werking ook worden uitgesloten. De ontwikkeling zal hier juist eerder een positieve uitwerking op hebben.

Gelders natuurnetwerk / Groene Ontwikkelzone

Het plan ligt buiten de begrenzing van het GNN. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing van het GNN mag worden aangenomen dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht.

Het plan ligt wel geheel in de GO. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling welke mogelijk is bij goede landschappelijke inpassing en als de kernkwaliteiten niet worden aangetast. De woningen worden omsloten door een aantal schuurtjes en houtwallen/singels. De singels sluiten aan op bestaande lijnelementen. Er komt een fruitboomgaard en de lichtemissie richting GNN/Veluwe zal zoveel als mogelijk worden voorkomen.

Door deze maatregelen draagt het plan bij aan de ontwikkeling van ecologische waarden van cultuurgoed. Lijnvormige elementen zijn aantrekkelijk voor vleermuizen. Een boomgaard biedt mogelijk een goede biotoop voor een soort als de steenuil.

Hiermee is voldoende onderbouwd dat de voorgestelde ontwikkeling de kernkwaliteiten niet aantast en dat de voorgestelde inrichting past bij de doelstellingen van het provinciaal beleid.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Beleidsvisie externe veiligheid

In april 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.

Risicobronnen

In of in de nabijheid van het plangebied is één relevante risicobron aanwezig. Het gaat hier om de Garderenseweg (N797), gedeelte vanaf het kruispunt Calcariaweg-Bosrand tot gemeentegrens Barneveld.

Ten noordoosten van het plangebied is de Garderenseweg gelegen. De locatie is aangegeven op onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBGHoorneweg6-VA01_0005.jpg"

Figuur 4.1: Uitsnede overzichtskaart route gevaarlijke stoffen (gemeente Putten)

Toetsing

Garderenseweg (N797)

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de Garderenseweg op een afstand van ongeveer 260 meter. Gezien de ligging van de weg op meer dan 200 meter van het plangebied volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de vigerende wet- en regelgeving over externe veiligheid.

Het betreffende plangebied valt binnen het effectgebied van de Garderenseweg (N797). Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat blootgestelde personen effecten kunnen ondervinden van de bestaande risicobron en daardoor afhankelijk worden van hulpverleningsdiensten.

In het kader van deze ontwikkeling is advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) ten aanzien van de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

Een primaire bluswatervoorziening in de vorm van een ondergrondse brandkraan (Ø 300) is aanwezig binnen 300 meter van het perceel. Secundair bluswater is binnen 700 meter ten opzichte van het perceel aanwezig.

Er is na beoordeling van rampenbestrijding en zelfredzaamheid geen noodzaak tot het treffen van extra maatregelen.

Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
  • Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsregels. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden. Hierop wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelregel en procedureregels.
  • Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten het overgangsrecht en de titel.

5.2 Bestemmingsregels

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Artikel 3 Agrarisch met waarden

In dit artikel bevinden zich de agrarische gronden. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Tot slot is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

Artikel 4 Tuin

De bestemming tuin is opgenomen voor de gronden bij de voormalige bedrijfswoningen. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Onder bepaalde voorwaarden mogen erkers en ingangspartijen worden gebouwd. Er mag worden afgeweken middels een omgevingsvergunning ten behoeve een overkapping.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming is voor de toegangsweg naar de achterliggende percelen. Gebouwen zijn toegestaan in de vorm van een parkeerschuur en bergingen. De parkeerschuur en bergingen worden voorzien van een kap.

Artikel 6 Wonen - 1

Deze bestemming is van toepassing op de woningen met een inhoud tot maximaal 660 m3. Deze bestemming staat wonen (incl. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven) toe. Er gelden diverse bouwregels ten aanzien van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bouwvlak valt samen met de bestemmingsgrens.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken.

Er mag van een aantal bouwregels worden afgeweken middels een omgevingsvergunning, bijvoorbeeld ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning, het vergroten van onderbouwen, het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

Artikel 7 Wonen - 2

Dit betreft de woningen waarvoor een inhoud geldt van maximaal 450 m3. Deze bestemming staat wonen (incl. aan huis verbonden beroepen) toe.

Er gelden diverse bouwregels ten aanzien van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Er mag van een aantal bouwregels worden afgeweken middels een omgevingsvergunning, bijvoorbeeld ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning, het vergroten van onderbouwen, het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3  

Deze gronden hebben een dubbelbestemming gekregen en zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

In de bouwregels is bepaald dat het verboden is om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing op te (laten) richten. Er moet eerst duidelijkheid zijn over de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Ook is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.

Voorbereidingsfase

Gezien de omvang en aard van de functieverandering heeft de gemeente er voor gekozen om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen. In het kader van vooroverleg is het plan reeds besproken met het waterschap Vallei en Veluwe. Gelet op het feit dat het plan past binnen de kaders van het provinciaal beleid is het plan ter beoordeling niet afzonderlijk toegezonden aan de provincie.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 26 oktober 2017 tot 7 december 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen op het plan binnengekomen.

Vaststellingsfase

Op 8 maart 2018 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld met inachtneming van de voorgestelde ambtelijke wijzigingen. Na vaststelling wordt het bestemmingsplan gepubliceerd en bestaat er de mogelijkheid voor beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het kostenverhaal een rol speelt. Het opstellen van een exploitatieplan, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, is daarom niet nodig.

De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten. Daarnaast wordt er met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.