direct naar inhoud van Regels
Plan: Husselsesteeg 22, Putten
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBGHussteeg22-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Husselsesteeg 22, Putten met identificatienummer NL.IMRO.0273.BPBGHussteeg22-ON01 van de gemeente Putten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de toegestane bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel gemeten;

1.8 bestaande bebouwing:

legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

1.9 bestaand gebruik:

het legale gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogten liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 bruto vloeroppervlak:

de som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 gemeentelijke inwoningsregels

de regels over inwoning bij een woning zoals opgenomen in 'Inwoningsnota 2016, versie 25 februari 2016' dan wel, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, de wijziging hiervan;

1.23 gemeentelijke parkeernorm:

de parkeernormen zoals opgenomen in 'Nota Parkeernormen Putten, versie 28 oktober 2016, dan wel, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, de wijziging hiervan;

1.24 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 internethandel:

elektronische handel, oftewel het uitvoeren van commerciële activiteiten via het internet;

1.26 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.28 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.29 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 standplaats:

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of op andere instellingen van de gemeente kunnen worden aangesloten;

1.31 voorgevelbouwgrens:

de langs de weg gelegen bouwgrens, waarin of waarachter zich de voorgevel van de woning bevindt;

1.32 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.33 woning:

één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.34 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 lengte/breedte/diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

2.7 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voorzieningen voor waterhuishouding, waterberging en infiltratie van regenwater;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. sport- en speelvoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. waterlopen en -partijen;
  • g. wegen en paden ten behoeve van langzaamverkeerverbinding;
  • h. een weg ten behoeve van calamiteitenverkeer;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. hondenuitlaatplaatsen;
  • k. parkeervoorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein';
  • l. een moestuin plaatse van de functieaanduiding 'moestuin'.
3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in lid 3.1 genoemde doeleinden, zoals zitbanken, speeltoestellen en nutsvoorzieningen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2 onder d. ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;


De afwijking kan enkel worden verleend als hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen- en watervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in lid 4.1 genoemde doeleinden;
  • b. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in lid 4.2 onder d ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m.


De afwijking kan enkel worden verleend als hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;


met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen en erven.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 5.1 genoemde doeleinden.

Voor het bouwen van gebouwen/bouwwerken gelden per afzonderlijk bouwperceel de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen:
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. per bestemmingsvlak één woning, tenzij ter plaatse een aanduiding is opgenomen in welk geval het maximaal aantal aangegeven woningen zijn toegestaan;
  • c. per woningtype zijn de in onderstaand tabel opgenomen maximale afmetingen van toepassing;

Woningtype   Max. toegestane goothoogte
 
Max. toegestane bouwhoogte   Max.
toegestane oppervlak  
Max.
toegestane inhoud  
Afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens  
(vervangende) twee-aaneen
 
4,0 m   10,0 m   -   660 m3   0 m  
(vervangende) vrijstaande woning
 
4,0 m   10,0 m   -   660 m3   3 m  
rij-woning hoek
 
4,0 m   8,0 m   -   660 m3   0 m  
rij-woning tussen
 
4,0 m   8,0 m   50 tot 75 m2   -   0 m  
xs-Woning
 
4,0 m   6,0 m   50 m2   -   1 m  


- : voor dit type woning niet van toepassing

  • d. ter plaatse van een dakkapel of ondergeschikte verspringen in de gevel mag worden afgeweken de onder c. aangegeven maximaal toegestane goothoogte, mits het stedenbouwkundigbeeld zoals opgenomen in het SP en BKP Husselsesteeg
    Bijlage 2) bij deze regels niet onevenredig wordt aangetast.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken:
  • a. bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. het maximale bebouwingpercentage aan bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 50%, zulks met een maximaal oppervlak van:
    • 1. 45 m2 per (vervangende) vrijstaande woningen;
    • 2. 45 m2 per (vervangende) twee-aaneen;
    • 3. 45 m2 per rij-woning in het geval van een hoek woning;
    • 4. 30 m2 per rij-woning in het geval van een tussen woning;
  • f. bij xs-woningen is enkel een aangebouwde veranda, een direct aan de woning grenzend terras en een tuinberging met een maximale bouwhoogte van 2,0 meter toegestaan. Andere bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen zijn bij dit woningtype niet toegestaan;
  • g. bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen dienen achter (het verlengde van) de voorgevel van de bijbehorende woning te worden gesitueerd.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. voor het bouwen van erfscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bijbehorende woning, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van de bijbehorende woning, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,0 m;
  • c. in afwijking het bepaalden onder b. zijn bijbehorenden bouwwerken ter plaatse van de xs-woningen uitsluitend tussen 2 xs-woningen toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het stedenbouwkundigbeeld en bebouwingsbeeld zoals opgenomen in het SP en BKP Husselsesteeg Bijlage 2) bij deze regels;
  • de verkeersveiligheid,

van het bepaalde in:

  • 1. lid 5.2.1 onder c:
    voor een grotere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 7 m respectievelijk 11 m, mits:
    • a. dit ruimtelijk goed gemotiveerd kan worden;
  • 2. lid 5.2.2 onder e:
    voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte als bedoel onder e.1, e.2 en e.3 tot maximaal 60 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Onderkeldering

Onderkeldering is, uitsluitend binnen het bouwvlak van de vrijstaande en halfvrijstaande woningen, toegestaan waarbij dit maximaal één laag mag zijn, waarvan de diepte niet meer dan 3 m bedraagt.

7.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. ruimte tussen bouwwerken;
  • d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik algemeen

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • c. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;
  • d. het gebruik van gronden voor bedrijfsdoeleinden.
8.2 Voorwaardelijke verplichtingen
  • a. onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de inrichtings- en landschapsmaatregelen conform de in het Bijlage 2 opgenomen 'SP en BKP Husselsesteeg';
  • b. onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de parkeerplaatsen op maaiveld conform de in het Bijlage 2 opgenomen 'SP en BKP Husselsesteeg';
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen drie jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de inrichtings- en landschapsmaatregelen conform het Bijlage 2 opgenomen 'SP en BKP Husselsesteeg', teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
8.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm.

8.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 8.3 en toestaan dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd conform de gemeentelijke parkeernorm, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in het gemeentelijk parkeerbeleid daarvoor gestelde voorwaarden.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    • 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dit is voor zien van een goede ruimtelijke motivatie;
    • 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen met maximaal 1.5 m worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken ten algemene nutte, zoals telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, alsmede van kleine utilitaire gebouwen, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, mits de oppervlakte niet meer zal bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
    • 5. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen.
  • b. De onder 1 bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid.
  • c. Bij de toepassing van deze vergunningverlening dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken.
9.1 Inwoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het toestaan van inwoning bij een woning, zulks met in achtneming van de gemeentelijke inwoningsregels, mits dit niet leidt tot:

  • a. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. een onevenredige toename van de parkeerbehoefte, waarbij geldt dat moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmingsvlakken en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, zodanig dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Husselsesteeg 22, Putten.