Plan: | Milligerweg 10 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.BPBGMilligerweg10-VA01 |
Bij de gemeente Putten is een verzoek ingediend om de bestemming van het perceel Milligerweg 10 en 10b te wijzigen. Op de percelen rust op basis van het bestemmingsplan 'Oostelijk buitengebied' de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning'. De initiatiefnemer wil deze bestemmingen inleveren en ter compensatie de bestaande recreatiewoning Milligerweg 10 bestemmen als reguliere woningen. De recreatiewoning op nummer 10b wordt met dit bestemmingsplan geschrapt en wordt als erf onderdeel van het perceel op nummer 10. De voorgenomen omzetting naar reguliere woning is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk, omdat binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' geen reguliere woning is toegestaan.
De omzetting naar een reguliere woning kan mogelijk worden gemaakt door het opstellen van een nieuw juridisch-planologisch kader. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
De locatie maakt deel uit van het buurtschap Koudhoorn, gelegen ten zuidoosten van de kern Putten. Het perceel ligt aan een bosweg tussen Koudhoorn en Garderen. Het plangebied bestaat uit meerdere percelen die in eigendom zijn van de initiatiefnemer. De recreatiewoning op nummer 10 is gelegen op de kadastrale percelen PTN01 - D - 3300 en PTN01 - D - 3645. Daarnaast ligt de recreatiewoning (voormalige noodwoning) op nummer 10b op de kadastrale percelen PTN01 - D - 3309 en PTN01 - D - 3310. Rond de locatie zijn voornamelijk woningen en enkele recreatieterreinen aanwezig. In figuur 1 is de ligging van de locatie weergegeven.
Figuur 1: Ligging plangebied (Milligerweg 10 e.o.) (bron PDOK-viewer, 2019)
Het perceel Milligerweg 10 en 10b is juridisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Oostelijk buitengebied'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Putten op 4 juli 2013. In dit bestemmingsplan is aan de percelen Recreatie - Recreatiewoning met bouwmogelijkheden toegekend. Binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' zijn recreatiewoningen toegestaan met bijbehorende bouwwerken. Het is niet toegestaan om in een recreatiewoning permanent te wonen.
In het bestemmingsplan zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de gronden te kunnen wijzigen. Hieraan zijn bepaalde voorwaarden verbonden. In onderstaande figuur (figuur 2) is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan opgenomen.
De gronden van het perceel Milligerweg 10 en 10b worden omgezet naar wonen, waarbij de bouwmogelijkheden voor het perceel Milligerweg 10b komen te vervallen.
Figuur 2: Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Oostelijk buitengebied' (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Na dit inleidende hoofdstuk (hoofdstuk 1) wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader behandeld. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 4 wordt hierop ingegaan. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt deel uit van het buurtschap Koudhoorn in de gemeente Putten. Het buurtschap is een enclave in het natuurgebied de Veluwe. De betreffende locatie is gelegen aan de Milligerweg 10 en 10b tussen het buurtschap Koudhoorn en de plaats Garderen. Het plangebied is opgedeeld in meerdere percelen. Op de percelen zijn twee recreatiewoningen aanwezig. Het perceel van nummer 10 heeft een oppervlakte van circa 970 m² en ligt in het gebied tussen de weg en een onverhard pad. Het perceel is aan de voorzijde relatief smal en wordt aan de achterzijde breder. Op dit gedeelte is de woning gesitueerd. De woning bestaat uit één bouwlaag met een flauwe kap en heeft aan de oostzijde een forse uitbouw. Daarnaast staat er op het perceel een vrijstaand bijgebouw.
De initiatiefnemer is daarnaast eigenaar van de voormalige noodwoning op het perceel Milligerweg 10b. De oppervlakte van dit perceel is circa 160 m². Deze woning bestaat ook uit één bouwlaag met een kap. bij de woning is een klein bijgebouw aanwezig. In figuur 3 is de huidige situatie weergegeven.
Figuur 3: Huidige situatie (bron luchtfoto PDOK-viewer 2019)
De woning op het perceel Milligerweg 10 wordt al geruime tijd permanent bewoond. In eerdere bestemmingsplannen is deze woning bestemd als recreatiewoning. Het permanent gebruik van de woning is onder het overgangsrecht gebracht. Zo ook in het meest recente bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied. Er zijn in het verleden afspraken gemaakt over dit perceel, Milligerweg 10 en Milligerweg 10a en 10b. Tegen inlevering van twee noodwoningen (nummer 10a en 10b) om één reguliere woning te realiseren op het perceel. Doordat in de herziening van het bestemmingsplan Oostelijk buitengebied in 2013 nummer 10a een reguliere woonbestemming heeft gekregen, is de uitvoerbaarheid van de gemaakt afspraak niet meer mogelijk.
Na gesprekken met de gemeente wensen de initiatiefnemers dat de huidige situatie gelegaliseerd gaat worden. De gemeente is bereid om medewerking te verlenen om het perceel Milligerweg 10 een woonbestemming te geven onder voorwaarde dat de recreatiebestemming op het perceel 10b wordt geschrapt en de woning wordt gesloopt.
In de toekomstige situatie vormen de percelen Milligerweg 10 en 10b gezamenlijk één woonperceel.
Het beleid van de gemeente Putten vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk en provincie vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.1.6.van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder) toegevoegd.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 14 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Op 1 juli 2017 is de regeling gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Met dit bestemmingsplan komt de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' op het perceel Milligerweg 10 en 10b te vervallen. De bestaande recreatiewoning nummer 10 wordt omgezet naar een reguliere woning en wordt bestemd als 'Wonen'. De recreatiewoning op nummer 10b en de bestemming 'recreatie - Recreatiewoning komt te vervallen. Deze recreatiewoning wordt gesloopt. De gronden die hiermee vrijkomen worden als erf onderdeel van het perceel Milligerweg 10. Er worden geen nieuwe woningen toegevoegd.
Gelet op de aard en schaal van de voorgenomen ontwikkeling wordt dit project in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking niet aangezien als stedelijke ontwikkeling. Uit jurisprudentie is toetsing aan de ladder alleen nodig al er twaalf woning of meer worden toegevoegd. Toetsing aan de ladder is voor dit project niet noodzakelijk.
Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De wijze waarop wordt omgegaan met ruimtelijke opgaven komt in de Omgevingsvisie Gelderland aan bod, waarbij de provincie partijen uitnodigt om deel te nemen.
De provincie wil minder sturen en meer begeleiden, inspireren en verbinden. De geldende afspraken over wonen en bedrijventerreinen in regionaal verband blijven bestaan. Verder zijn specifieke aandachtspunten: de leegstand en overcapaciteit, krimpgebieden, energietransitie, verblijfsrecreatie en de herijking van de EHS (Ecologische hoofdstructuur), die nu is opgedeeld naar een Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Ook de landbouwsector verandert en er zijn ambities op het gebied van mobiliteit en openbaar vervoer. De hoofddoelstellingen zijn:
Voor de regio Noord-Veluwe zijn de volgende opgaven beschreven:
Economische ontwikkeling is de motor van de regio, behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten, verbinden van leefbaarheid in de kernen met natuurgebieden en waterlandschap en ruimte bieden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen op deze opgaven.
Uitgangspunt in de Omgevingsvisie is dat permanente bewoning van recreatiewoningen en (sta)caravans ongewenst is en in een bestemmingsplan moet worden uitgesloten. Voor recreatiewoningen op recreatieparken is het thema 'functieverandering' van belang. Uit de Omgevingsvisie blijkt dat de provincie Gelderland zich in bepaalde gevallen wil inzetten voor de aanpak van leegstand en transformatie van die recreatieparken. Over de aanpassing van de bestemming van individuele recreatiewoningen doet de Omgevingsvisie geen uitspraken.
In de Omgevingsvisie is de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ruimtelijk vastgelegd en gaat in Gelderland verder onder een andere naam. Voor de EHS komen twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Gelderse Groene Onwikkelingszone (GO). Het plangebied maakt deel uit van de GO. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verder economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan 'Bos' of 'Natuur' die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De provincie Gelderland nodigt de Gelderse samenleving uit om in de GO initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van de dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en een uitbreiding van bestaande functies.
In de Omgevingsverordening Gelderland worden regels gesteld waaraan ontwikkelingen moeten voldoen. In de toelichting van een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing dient te worden beoordeeld of aan gestelde regels wordt voldaan.
Op de kaart 'natuur' is het plangebied aangeduid als 'groene ontwikkelingszone'. Op grond van lid 2.7.2.2 van de verordening is uitbreiding van bestaande functies met meer dan 30 procent mogelijk toegestaan, indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking in verankerd in hetzelfde dan wel in een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan. In dit geval wordt de bestaande recreatiewoning omgezet naar een reguliere woning De kernkwaliteiten worden hierdoor, in hun onderlinge samenhang bezien, niet significant aangetast.
De transformatie van de recreatiewoning, die voor een deel grenst aan het Natura 2000 gebied Veluwe, naar reguliere woning zal naar verwachting geen extra verstoring teweeg brengen op het naastgelegen Natura 2000 gebied Veluwe omdat in de huidige situatie ook sprake is van bewoning. Door herbestemming zal de gebruiksintensiteit niet toenemen. Het aantal te gebruiken objecten vermindert. Gelet op de aard van de transformatie worden ook vanwege de externe werking geen effecten verwacht.
Op de kaart 'water en milieu' is het plangebied ten slotte aangeduid als 'intrekgebied. Deze aanduiding is niet relevant voor de voorgestelde ontwikkeling omdat hier uitsluitend een verbod geldt voor de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas.
Het provinciale beleid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente.
Oostelijk buitengebied
Het oostelijk deel van het buitengebied bestaat hoofdzakelijk uit bosgebied. In het gebied zijn, naast de bos- en natuurgebieden, diverse functies aanwezig zoals wonen, recreatie en enkele agrarische en niet-agrarische functies. Deze functies concentreren zich met name in het buurtschap Koudhoorn. De bos- en heidevelden maken deel uit van het provinciale Gelders Natuur Netwerk (GNN, voorheen EHS-natuur). In dit gebied worden de aanwezige natuur-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden behouden en waar mogelijk versterkt. Voor andere functies zijn er geen ontwikkelingsmogelijkheden in dit gebied.
De Veluwe maakt bovendien deel uit van het Natura 2000 netwerk. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura 2000-gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit te behouden. Ontwikkelingen die plaatsvinden op of grenzend aan de Veluwe, moeten worden getoetst op de consequenties van de ontwikkeling voor de vogels of de habitat van de dieren die tot deze aanwijzing hebben geleid.
Koudhoorn
Het buurtschap Koudhoorn wordt omgeven door de bossen van het Veluwemassief. In het buurtschap komen verschillende functies voor in de vorm van wonen, agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven, een maatschappelijke voorziening en recreatie. Het buurtschap heeft een rustieke uitstraling met open landerijen, visueel gescheiden door kleine bosschages, erfbeplanting en wegbeplanting. Koudhoorn ligt aan de doorgaande weg tussen Putten en Garderen.
De percelen Milligerweg 10 en 10b worden omgezet van twee recreatiewoningen naar een burgerwoning. Daarbij wordt de recreatiewoning op het perceel Milligerweg 10b gesaneerd. Dit past binnen het beleid van de gemeente Putten en levert een bijdrage aan het duurzaam ruimtegebruik binnen de gemeente.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe gevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)'. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling is een transformatie van een recreatiewoning naar een reguliere woning.
In de directe omgeving van het perceel Milligerweg 10 zijn enkele recreatieparken aanwezig. Het recreatiepark aan Milligerweg 8 is van directe invloed op het perceel.
Adres | SBI CODE 2008 met bedrijfsactiviteiten | Planologische bestemming | Milieuzone | Afstand tot initiatief (m) | Belemmering |
Milligerweg 8 | 553, 552 | Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 | 3.1 | 0 | ja |
de locatie kan worden aangemerkt als een 'gemengd gebied'. Dit komt omdat er in het gebied verschillende functies naast elkaar voorkomen. Er is in Koudhoorn geen sprake van een aaneengesloten woongebied. Dit brengt met zich mee dat de richtafstanden verlaagd kunnen worden.
Conclusie
De richtafstand van een recreatieterrein is volgens de VNG-publicatie 50 meter. Omdat Koudhoorn wordt aangemerkt als gemengd gebied mag de richtafstand met één stap worden verlaagd. Voor een recreatieterrein geldt dan een afstand van 30 meter tot een gevoelige functie (woningen). Deze afstand wordt niet gehaald. Omdat op de omliggende recreatieparken voornamelijk chalets staan die in bezit zijn van particulieren, waarbij op de parken geen horeca (keuken) aanwezig is, ligt het voor de hand om de recreatieterreinen te vergelijken met 'Hotels en pensions met keuken' (SBI CODE 2008 5510). Hierbij hoort een richtafstand van 10 meter. Deze richtafstand van de bouwvlakgrens van de recreatieterreinen tot de woning wordt niet gehaald.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt geen nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt. De recreatiewoning wordt feitelijk al jaren als woning gebruikt. Dit levert geen extra belemmering op voor het naastgelegen recreatieterrein.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Onderzoek en conclusie
Industrielawaai
In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die geluidhinder veroorzaken. Onderzoek naar Industrielawaai kan achterwege blijven.
Wegverkeer
Met dit bestemmingsplan wordt een recreatiewoning omgezet naar een reguliere woning. Volgens de wet geluidhinder is een woning een geluidsgevoelige functie. De woningen liggen binnen de invloedszone van de Millegerweg. De weg wordt allen door bestemmingsverkeer gebruikt en heeft een lage verkeersintensiteit. Hierdoor wordt het uitvoeren van akoestisch onderzoek niet zinvol geacht. Hiermee is voldoende aannemelijk gemaakt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen (zie figuur 4). Rond het plangebied zijn meerdere inrichtingen (bovengrondse tanks) aanwezig met invloedsgebieden die oplopen tot 50 meter. Gelet op de ligging van het plangebied en de afstand tot die inrichtingen (groter dan 50 meter) vormt dit aspect geen belemmering.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op de Garderenseweg (N797) tot aan de gemeentegrens van Barneveld vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. (Zie figuur 5). De Garderenseweg is gelegen op een afstand van ruim 650 meter van het plangebied. Gezien de ligging van de weg op meer dan 200 meter, maar minder dan 4.000 meter van het plangebied volstaat een 'beperkte' verantwoording van het groepsrisico.
Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig. Dit vormt geen belemmering voor het project.
Figuur 4: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Figuur 5: Uitsnede overzichtskaart route gevaarlijke stoffen (bron: gemeente Putten)
Conclusie
In de directe omgeving van het plangebied is het aantal transporten met gevaarlijke stoffen over de weg zodanig gering, dat de PR-contouren van 10-6 per jaar binnen de rijbaan liggen en het groepsrisico verwaarloosbaar klein is.
Doordat er geen risicobronnen in de directe omgeving aanwezig zijn wordt het project als kansrijk aangemerkt en is verder onderzoek niet noodzakelijk.
De benoemde risicobronnen zijn op dusverre afstand gelegen dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
In dit plan wordt een recreatiewoning opgezet naar een reguliere woning waarbij geen bouwactiviteiten worden uitgevoerd. De conclusie is dan ook dat dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De functieverandering wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
Onderzoek en conclusie
Voor het perceel Milligerweg 10 is in het verleden (historisch) bodemonderzoek verricht. De locatie is volgens het Bodemloket voldoende onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. Daarnaast worden er geen bodemingrepen voorgesteld. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
• Natura-2000 gebieden;
• Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
• overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). De afstand tot zowel het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Veluwe en tot het dichtstbijzijnde NNN -gebied bedraagt circa 10 meter.
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Veluwe is wel gevoelig voor stikstofdepositie. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten.
Gelders natuurnetwerk / Groene Ontwikkelzone
Het plan ligt buiten de begrenzing van het GNN. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing van het GNN mag worden aangenomen dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht.
Het plan ligt wel geheel in de GO. Het betreft een transformatie van een recreatiewoning naar een burgerwoning, waarbij de kernkwaliteiten niet worden aangetast.
De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Gelderland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Verschillende soorten planten en dieren worden beschermd in de Wet natuurbescherming. Op basis van de Vogel- en habitatrichtlijn, zijn in de Wet speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat de nesten, holen of andere verblijfsplaatsen niet worden vernield of beschadigd. Verstoring is in sommige gevallen wel toegestaan, mits er geen negatief effect is op populatieniveau. Beschermde planten mogen niet worden verwijderd van hun groeiplaats. Ook mogen door een ruimtelijke ontwikkeling geen significante negatieve effecten plaatsvinden op beschermde gebieden.
Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur heeft in opdracht van de initiatiefnemer een natuur-toets uitgevoerd voor de sloop van de (recreatie)woning met schuurtje aan de Milligerweg 10b te Putten. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1.
Conclusie
Er zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. Specifiek is gezocht naar (potentiële) verblijfplaatsen van huismus en gewone dwergvleermuis. Deze zijn niet aangetroffen. Omdat bij het eerste bezoek wel oude nestplaatsen van huismussen zijn gevonden, is in mei nogmaals een check uitgevoerd (check op aanwezigheid huismus en aanvullend controle dakpannen). Er was geen nieuw nestmateriaal bijgekomen. Er verdwijnen door de sloop dan ook geen beschermde verblijfplaatsen.
Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Omgevingsverordening Gelderland). Overigens blijft de algemene zorgplicht altijd van kracht.
Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.
Algemene zorgplicht
Bij uitvoering van de werkzaamheden altijd invulling geven aan de 'algemene zorgplicht' (art. 1.11 Wet natuurbescherming), wat inhoudt dat de initiatiefnemer passende maat-regelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
Concreet houdt de zorgplicht in, de gebouwen te slopen buiten de broedtijd. Overigens mogen eventuele vroege of late legsels niet worden verstoord. De beste tijd is dan tussen 15 juli en 15 maart.
Door de transformatie van een recreatiewoning naar een reguliere woning zal het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied niet toenemen. Door de sloop van de recreatiewoning op nummer 10b zal het aantal verkeersbewegingen eerder afnemen. Het huidige gebruik van de woning wordt vastgelegd in de bestemming. De woning wordt ontsloten via de Milligerweg die vervolgens aansluit op de Garderenseweg. Het parkeren vindt geheel op eigen terrein plaats. Hiervoor is op het perceel voldoende ruimte.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het plan.
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit bestemmingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan geen waterbelang heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Dit omdat binnen het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden zijn gelegen die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat met het voornemen geen essentieel waterbelangen worden geraakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor dit plan een positief wateradvies gegeven. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 2.
Cultuurhistorie
Toetsingskader
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.
Bossen en buitenplaatsen
De bebossing van de uitgestrekte droge heidegebieden in de gemeente Putten werd mogelijk doordat, dankzij de komst van kunstmest en andere meststoffen, de heide als beweidingsgebied voor schapen overbodig werd. De vochtige heide in de Gelderse Vallei werd vooral omgezet in landbouwgrond. Het overgrote deel van de droge heide op het Veluwemassief werd bos. Deze eenheid komt zowel voor in het zuidoosten van de gemeente, in de vroeger uitgestrekte heidegebieden die werden aangeduid als Het Veld, het Huinerveld en de Kolthorensche Heide. Maar ook binnen de territoria van de oude maalschappen (die gebieden waar het bos was gedegradeerd tot heide) komt deze eenheid voor. Het betreft die gebieden die in 1850 uit heide bestonden.
De inrichting van de bossen was afhankelijk van het doel. Meestal stond houtproductie voorop. Dan werd het bos door paden verdeeld in meestal vierkante of rechthoekige blokken. De heide werd voor het overgrote deel met naaldhout geplant. Grove den was het best bestand tegen de droge, arme en zure heidegrond. Bovendien bestond er vanuit de mijnbouw vraag naar dennenhout. De dennen werden zowel gezaaid als opgekweekt en geplant. Vanwege het brandgevaar in het dennenbos bestond de rand van een bosperceel, langs de bospaden, vaak uit een strook berken. De minder brandbare berken remden de uitbreiding van de brand.
Vaak waren het grootgrondbezitters die de nieuwe bossen aanlegden. Naast houtproductie wilden die ook een landschappelijk aantrekkelijk gebied. De bebosser had een huis/boerderij. Enkele landbouwpercelen rond het huis zorgden voor een fraaie afwisseling tussen bos en open gebied. Tegelijkertijd met het bos werden daarom ook vaak enkele beuken of eikenlanen aangelegd, soms langs meer bochtige paden.
(Zie figuur 6)
Figuur 6: Uitsnede Nota Cultuurhistorie (bron: Raap, Archeologisch Adviesbureau).
Onderzoek en conclusie
In het plangebied komen geen cultuurhistorische waarden voor die beschermd moeten worden in het bestemmingsplan. De transformatie van een recreatiewoning naar een reguliere woning heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie vorm geen belemmering voor het plan.
Archeologie
Toetsingskader
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld (zie figuur 7) die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.
Figuur 7: Uitsnede archeologische waardenkaart (bron: gemeente Putten)
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt in het gebied met een middelhoge archeologische verwachting. Op het terrein geldt de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 3. Hiervoor geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij grondwerkzaamheden tot een diepte van 40 centimeter onder maaiveld over een oppervlakte van kleiner dan 500 m². Er vinden echter geen bouwactiviteiten of werkzaamheden plaats die eventuele aanwezige waarden kunnen schaden. Archeologisch onderzoek is dan niet nodig.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:
(Dubbel)Bestemmingen
Dit betreft de woningen met een inhoud tot maximaal 660 m3. Deze bestemming staat wonen (incl. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven) toe.
Er gelden diverse bouwregels ten aanzien van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de meeste gevallen valt het bouwvlak samen met de perceelsgrens.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken.
Er mag van een aantal bouwregels worden afgeweken middels een omgevingsvergunning, bijvoorbeeld ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning, het vergroten van onderbouwen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden zijn deze dubbelbestemmingen opgenomen. Aan deze bestemming is een omgevingsvergunning gekoppeld. Afhankelijk van de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden, is bij ontwikkelingen waarbij in de bodem wordt geroerd, een archeologisch onderzoek nodig bij gebieden groter dan 500 m2. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.
Het bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Voorbereidingsfase
Gezien de omvang en aard van het voornemen, het omzetten van een recreatie bestemming naar een woonbestemming, heeft de gemeente gekozen om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen.
Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.
Vaststellingsfase
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 4 juli tot 15 augustus 2019 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is het ontwerpbestemmingsplan aangepast naar aanleiding van enkele ambtelijke aanpassingen. In de regels van het bestemmingsplan worden de volgende ambtelijke aanpassingen verwerkt:
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan vastgesteld op 31 oktober 2019. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het kostenverhaal een rol speelt. Het opstellen van een exploitatieplan, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, is daarom niet nodig.
De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten.