direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Poolseweg 16
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBGPoolseweg16-ON01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. extensieve dagrecreatie en hobbymatig medegebruik;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. watergangen en waterpartijen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 2500 m2;
    • 3. de maximale goothoogte bedraagt 6 m, met uitzondering van toegangen voor werktuigen waarvoor een grotere hoogte is vereist en met uitzondering van kassen en klimaathallen, waarvan de goothoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
    • 4. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m, met uitzondering van inpandige silo's en voorzieningen ter beperking van de emissie van schadelijke stoffen voor het milieu en met uitzondering van de hoogte van kassen en klimaathallen, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 5. bij afwijking van bestaande bebouwing worden de bestaande hoogten als maximum hoogte aangehouden;
    • 6. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 600 m³ per woning, en de bouwhoogte niet meer dan 8 m, dan wel de bestaande inhoud en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
    • 7. een bedrijfswoning mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
    • 8. bij een bedrijfswoning is het bouwen van bijgebouwen toegestaan.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 10 m, met uitzondering van mestsilo's waarvan de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt exclusief een afdekking en 8 m inclusief een afdekking;
    • 2. buiten het bouwvlak is de bouw van silo's niet toegestaan en mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 1,5 m, met dien verstande, dat bij buitenrijbanen hekwerken mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 2 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het ruimtelijk beeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen indien de onderlinge afstand binnen het bouwperceel meer dan 20 m bedraagt;
  • b. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder dan 20 m bedraagt.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie,

worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 voor:

  • a. een hogere goothoogte van gebouwen, uitgezonderd kassen, tot een maximale goothoogte van 8 m;
  • b. een hogere bouwhoogte van gebouwen, uitgezonderd kassen, tot een maximale bouwhoogte van 12 m;
  • c. het overschrijden van de bouwgrens met ten hoogste 25 m;
  • d. het vergroten van de inhoud van de woning met ten hoogste
    60 m³ tot een maximum van 660 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 25 m;
  • f. een vergroting van een onderbouw onder een bedrijfswoning buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte;
  • g. een vergroting en gebruik van bijgebouwen voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot maximaal 60 m², mits de noodzaak om het bijgebouw te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw, is aangetoond.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Voor de doeleinden genoemd in lid 3.1 onder a geldt dat:

  • a. binnen het bouwvlak uitsluitend één agrarisch bedrijfscomplex is toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bestemming voor het toestaan van niet-agrarische nevenactiviteiten, dan wel als landelijk bedrijf te typeren nevenactiviteiten op een agrarisch bouwvlak, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de nevenactiviteit betreft een vorm van bedrijvigheid zoals vermeld in de bijlage 1 'Lijst kleinschalige activiteiten bij agrarische bedrijven', dan wel is voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar met een van deze activiteiten;
  • b. de oppervlakte van nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 25% van de totale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen tot maximaal het in de bijlage 1 'Lijst kleinschalige activiteiten bij agrarische bedrijven' aangegeven aantal vierkante meters;
  • c. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan.