direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Poolseweg 23
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBGPoolseweg23-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

1.1.1 Aanleiding

Het voorliggend bestemmingsplan is een herziening van het op 4 juli 2013 vastgestelde bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied. In het bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied is op het perceel Poolseweg 21 - 23 een twee-onder-één kap woning aanwezig. De twee-onder-één kap woning wordt als één woning bewoond. De initiatiefnemer heeft een verzoek ingediend om de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' te verwijderen van het betreffende perceel en dat daarmee het woonrecht van één woning komt te vervallen. Aan het verzoek wordt met dit bestemmingsplan medewerking verleend.

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw juridisch-planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.

1.1.2 Doel

De initiatiefnemer is eigenaar van de woningen op het perceel Poolseweg 21 - 23. Op het perceel rust een woonbestemming met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' '2'. De initiatiefnemer bewoont de twee-onder-één kap woning als één woning en wil het woonrecht van één woning inleveren en laten registreren als inzetbare sloopmeters.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel Poolseweg 21-23 is gelegen in het oostelijk buitengebied van de gemeente Putten, ten zuiden van Krachtighuizen en ten noorden van Veenhuizerveld. Het perceel is bereikbaar via de Poolseweg en wordt omgeven door agrarische gronden, woningen en natuurgebieden. Het gebied ligt in het Natura 2000 gebied 'De Veluwe' en grenst aan het bosperceel 'Huinerveld-Boeschoten' wat deel uitmaakt van het 'Natuurnetwerk Nederland' (NNN). Het plangebied maakt ook onderdeel uit van de Groene Ontwikkelingszone van de Provincie Gelderland.

In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBGPoolseweg23-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied rood omlijnd (bron: PDOK Viewer, 2017)

1.3 Planologische juridisch kader

Het perceel Poolseweg 21-23 is gelegen in het bestemmingsplan 'Oostelijk Buitengebied' dat op 4 juli 2013 door de raad van de gemeente Putten is vastgesteld. In dit bestemmingsplan is voor dit perceel de bestemmingsplan de bestemming 'Wonen - 1' van toepassing. Binnen het bestemmingsvlak 'Wonen - 1' is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de woning toegestaan is. Op de bestemming rust de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waarin is opgenomen dat er twee woningen zijn toegestaan. In aanvulling op de bestemming 'Wonen - 1' is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing.

Figuur 1.2 geeft een uitsnede weer van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBGPoolseweg23-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2: Uitsnede geldende bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de toekomstige situatie en hoe dit ruimtelijk vorm neemt. Ook wordt hier ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 uitleg gegeven over de planregels. De uitvoerbaarheid van het plan komt in hoofdstuk 6 aan bod, waarbij wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Het beleid van de gemeente Putten vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk en provincie vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Via deze duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.

De 2 stappen van de Ladder

In het Bro staan de twee stappen van de Ladder beschreven:

  • 1. Voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een behoefte?
  • 2. Kan in deze behoefte worden voorzien door herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied?

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Het plan voorziet in het inleveren van een woonrecht. Gelet op de relatieve kleinschaligheid wordt deze ontwikkeling niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De wijze waarop wordt omgegaan met ruimtelijke opgaven komt in de Omgevingsvisie Gelderland aan bod, waarbij de provincie partijen uitnodigt om deel te nemen.

De provincie wil minder sturen en meer begeleiden, inspireren en verbinden. De geldende afspraken over wonen en bedrijventerreinen in regionaal verband blijven bestaan. Verder zijn specifieke aandachtspunten: de leegstand en overcapaciteit, krimpgebieden, energietransitie, verblijfsrecreatie en de herijking van de EHS (Ecologische hoofdstructuur), die nu is opgedeeld naar een Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Ook de landbouwsector verandert en er zijn ambities op het gebied van mobiliteit en openbaar vervoer. De hoofddoelstellingen zijn:

  • 1. Het versterken van een duurzame economische structuur;
  • 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Wat dit laatste betreft komt de nadruk meer te liggen op gezondheidseffecten. Specifieke gebiedskwaliteiten worden vastgelegd in een Gebiedsatlas en de provincie organiseert kwaliteitsateliers.

Het plangebied is op korte afstand van de GNN gelegen en bevindt zich binnen het GO. De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS. Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. De GNN geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. Het beleid is dan ook gericht op het behoud, herstel en versterking van de kernkwaliteiten in dit gebied waarbij de landschappelijke samenhang vergroot dient te worden.

Dit plan ziet toe op het inleveren van het woonrecht op perceel Poolseweg 21-23. Daarmee gaan geen ontwikkelingen gepaard die landschappelijk ingepast dienen te worden en/of een afbreuk zullen doen aan de omliggende natuurwaarden.

Vanuit de Omgevingsvisie zijn er geen tegenstrijdige belangen waarmee in dit plan rekening moet worden gehouden.

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland worden regels gesteld waaraan ontwikkelingen moeten voldoen. In de toelichting op een bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing dient te worden beoordeeld of aan gestelde regels wordt voldaan.

Ook vanuit de omgevingsverordening zijn er geen tegenstrijdige belangen voor de voorgenomen ontwikkeling.

2.2.3 Functieveranderingsbeleid regio Food Valley

Op 21 maart 2017 heeft de gemeenteraad van Putten het functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 (versienr. 583635) als beleidskader vastgesteld. Dit beleid is ook van toepassing verklaard op het buitengebied van Putten dat buiten de begrenzing van het toepassingsgebied Regio Food Valley 2016 ligt, waaronder dus ook het Oostelijk buitengebied.

In het bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied is voor het perceel Poolseweg 21-23 een aanduiding opgenomen dat er twee woningen zijn toegestaan. Het pand wordt als één woning bewoond. Het extra woonrecht op de woning wordt ingeleverd. In het functieveranderingsbeleid is aangegeven dat het inleveren van een woonrecht, 300 m² aan inzetbare sloopmeters oplevert. Ook wordt het bijgebouw van dit woonrecht ingeleverd. Volgens de regeling 'bijgebouwen' in het Oostelijk Buitengebied' levert dit 50 m² op. Totaal komt het aantal inzetbare sloopmeters uit op 350 m². Deze inzetbare sloopmeters worden aan derden verkocht.

De voorgenomen ontwikkeling sluit daarmee aan bij de uitgangspunten van het functieveranderingsbeleid voor de regio Food Valley.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Putten 2030

In de gemeentelijke structuurvisie is aangegeven dat er tal van ruimtelijke ontwikkelingen spelen die vragen om een positiebepaling. Er is daarbij behoefte aan een actueel en samenhangend gemeentelijk ruimtelijk beleid. Met de structuurvisie wordt voorkomen dat ruimtelijke afwegingen slechts de korte termijn en/of incidentele of individuele (sector)belangen dienen. Het plangebied is daarbij aangemerkt als onderdeel van het 'Veluwemasief'. Aan de oostzijde van de gemeente Putten ligt het Veluwemassief. Dit gebied bestaat hoofdzakelijk uit bosgebied met her en der verspreid enige woningbouw en agrarische gronden die hoofdzakelijk als grasland in gebruik zijn. Het gebied maakt deel uit van het grootst aaneengesloten natuurgebied in Nederland: de Veluwe.

Voor de voorgenomen ontwikkeling (het inleveren van een woonrecht) worden geen aanknopingspunten benoemd waarmee rekening gehouden moet worden.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

3.1 Huidige situatie

Binnen het bestemmingsplan 'Oostelijk Buitengebied' is het perceel bestemd voor twee woningen. Dit is binnen de bestemming 'Wonen - 1' toegestaan mits het perceel is voorzien van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Er zijn hier dus twee woningen toegestaan. Het pand wordt als één woning bewoond.

3.2 Beschrijving ontwikkeling

Het pand op het perceel Poolseweg 21-23 wordt als één woning bewoond. De aanwezige aanduiding van twee toegestane woningen wordt verwijdert. Hiervoor wordt ook een woonrecht ingeleverd. Het inleveren van een woonrecht levert 300 m² aan inzetbare sloopmeters op. Daarnaast wordt ook het recht op het realiseren van bijgebouwen ingeleverd. Volgens het bestemmingsplan mag bij een woning 50 m² aan bijgebouwen worden gebouwd. Samen met het inleveren van het woonrecht en recht op bijgebouwen komt het aantal inzetbare sloopmeters uit op 350 m². Deze sloopmeters worden aan derden verkocht. Door het verwijderen van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en het inleveren van het woonrecht en recht op bijgebouwen is in de toekomstige situatie op het perceel Poolseweg 21-23, één woning toegestaan.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies.

4.1 Milieuzonering

In de omgeving van het perceel Poolseweg 21-23 zijn voornamelijk woningen aanwezig. Op grotere afstand circa 460 meter is het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf gelegen. In de kern Krachtighuizen zijn enkele recreatieterreinen aanwezig op een afstand van circa 360 meter. Op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan de omgeving rond het plangebied tot een 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied' worden gerekend.

De aanwezige recreatieterreinen en het agrarisch bedrijf vormen geen belemmering voor het plan. Op het perceel Poolseweg 21-23 wordt al gewoond en er worden geen nieuwe milieugevoelige functies toegestaan. Met dit plan wordt een woonrecht ingeleverd.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Archeologie

Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologisch Waardenkaart van Putten een archeologische dubbelbestemming. Op het perceel geldt Waarde - Archeologie 2. Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het oprichten van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m². Tevens is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,4 meter onder maaiveld en over een oppervlakte van meer dan 100 m².

Er worden met dit bestemmingsplan geen bouwwerkzaamheden en grondwerkzaamheden uitgevoerd. Het plan ziet toe op het inleveren van een woonrecht. Onderzoek naar het aspect archeologie is niet noodzakelijk.

4.3 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie. Ook worden er geen bodemingrepen of bouwwerkzaamheden uitgevoerd. De woonbestemming is al aanwezig in het plangebied waarbij alleen een woonrecht komt te vervallen. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Verkeer en parkeren

De bestaande functie maakt het wonen al mogelijk. Met dit plan gaan dan ook geen extra verkeersbewegingen gepaard. De ontsluiting vindt plaats via de Poolseweg. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.5 Water

Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit bestemmingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Er worden geen watergangen gedempt of gegraven. Ook worden er geen bouwactiviteiten voorzien waarvoor watercompensatie noodzakelijk is. Het Waterschap heeft een positief wateradvies gegeven (geen waterschapsbelang) en verder overleg is niet nodig. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 1.

4.6 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten. Onderzoek naar dit aspect is dan ook niet nodig. De Wet geluidhinder vormt verder hierdoor geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarden;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (<3% van de jaargemiddelde grenswaarde);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Met dit bestemmingsplan wordt een woonrecht van de woning ingeleverd. In dit Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Het inleveren van een woonrecht hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden van luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.8 Ecologie

De Wet Natuurbescherming kan worden onderverdeeld in gebiedsbescherming (Natura 2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland) en soortenbescherming. Het plangebied is daarbij onderdeel van het Natura 2000-gebied Veluwe en is gelegen op circa 80 meter afstand van de NNN ('Huinerveld - Boeschoten').

Soortenbescherming

Dit bestemmingsplan voorziet in het inleveren van het woonrecht op het perceel Poolseweg 21-23. Daarbij worden geen sloop- en/of bouwwerkzaamheden beoogd. Met de voorgenomen ontwikkeling gaan geen werkzaamheden gepaard die van belang zijn in het kader van de Wet Natuurbescherming. Hierdoor is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Veluwe en de Groene ontwikkelingszone en grenst nagenoeg gelijk aan het NNN ('Huinerveld-Boeschoten'). Gelet op de aard en schaal van het voornemen zoals dat hierboven is genoemd, is aan te nemen dat de kernkwaliteiten niet worden aangetast en de voorgestelde situering passend is in het gebied. Ook in het kader van de gebiedsbescherming is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

In de omgeving van het perceel Poolseweg 21-23 zijn meerdere risicobronnen aanwezig (zie figuur 3.1). Echter zal de situatie op de percelen niet veranderen. Eén woonrecht op het perceel Poolseweg 21-23 wordt ingeleverd, waardoor geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen worden gerealiseerd.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBGPoolseweg23-VA01_0003.png"

Figuur 4.1: Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

4.10 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels borgen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
  • Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsregels. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden. Hierop wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelregel en procedureregels.
  • Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten het overgangsrecht en de titel.

5.2 Bestemmingsregels

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Artikel 3 Wonen - 1

Deze bestemming is van toepassing op woningen met een inhoud tot maximaal 660 m3. Deze bestemming staat wonen (incl. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven) toe. Er gelden diverse bouwregels ten aanzien van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bouwvlak valt samen met de bestemmingsgrens.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken.

Er mag van een aantal bouwregels worden afgeweken middels een omgevingsvergunning, bijvoorbeeld ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning, het vergroten van onderbouwen, het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

Waarde - Archeologie 2  

Deze gronden hebben een dubbelbestemming gekregen en zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

In de bouwregels is bepaald dat het verboden is om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing op te (laten) richten. Er moet eerst duidelijkheid zijn over de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Ook is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.

Voorbereidingsfase

Gezien de omvang en aard van voornemen heeft de gemeente er voor gekozen om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen. Er wordt geen vooroverleg gevoerd over dit plan, omdat er geen rijks-, provinciale- of waterschapsbelangen in het geding zijn.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 20 september 2018 tot 1 november 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen op het plan ontvangen.

Vaststelling

Op 10 januari 2019 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld. Na vaststelling wordt het bestemmingsplan gepubliceerd en bestaat er de mogelijkheid voor beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het kostenverhaal een rol speelt. Het opstellen van een exploitatieplan, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, is daarom niet nodig.

De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten.