Plan: | Uitbreiding begraafplaats Schootmanshof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.BPBGSchootmanshof-VA01 |
Aan Hoflaan 3 te Putten is Algemene begraafplaats Schootmanshof gelegen. Deze begraafplaats is in 1984 door de gemeente Putten in gebruik genomen. Na ruim 30 jaar is de begraafplaats toe aan groot onderhoud. Ook de beeldbepalende boomstructuur zal weer in lijn worden gebracht met de uitgangspunten van het ontwerp uit 1984.
De inrichting van de begraafplaats wordt opnieuw ingedeeld waarbij een deel van de bestaande beplanting wordt vervangen door nieuwe beplanting die beter aansluiten bij de uitgangspunten uit 1984. Verder wordt een deel van de begraafplaats gereserveerd voor kindergraven.
In Putten vinden jaarlijks tussen de 130 en 170 begrafenissen plaats. Het aantal nieuwe graven ligt jaarlijks tussen de 50 en 80 stuks. Daarmee neemt de fysieke ruimte om te begraven ieder jaar verder af. Daarom is de gemeente Putten in 2016 begonnen met het renoveren van de begraafplaats en zijn voorbereidende werkzaamheden gestart om de bestaande begraafplaats uit te breiden. De werkzaamheden worden in verschillende fases uitgevoerd. Fase 1 en 2 betreffen de renovatie van de begraafplaats. Deze fases zijn inmiddels afgerond. Dankzij de afronding van 'Fase 2 Renovatie Schootmanshof' in 2019 is het begraven op de huidige begraafplaats nog tot 2030 geborgd. Fase 3 betreft het uitbreiden van de bestaande begraafplaats. De realisatie van de uitbreiding moet tijdig worden opgepakt, zodat het nieuwe deel van de begraafplaats ruim voor 2030 volledig gebruiksklaar is, inclusief het groen en de eigen sanitaire voorziening.
In 2017 zijn de eerste voorbereidingen getroffen voor de realisatie van fase 3. Inmiddels zijn de gronden (erf) van een particuliere eigenaar aangekocht. Daarnaast draagt de gemeente een even groot perceel over aan de particuliere eigenaar waarvan gronden zijn aangekocht.
Omdat binnen de bestemming 'Wonen' geen begraafplaats is toegestaan en binnen 'Maatschappelijk' geen wonen is toegestaan, is een nieuw juridisch-planologisch kader nodig om de uitbreiding mogelijk te maken. Dit voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
De locatie van de algemene begraafplaats Schootmanshof ligt in het buitengebied van de gemeente Putten gelegen ten noordwesten van de kern Putten. De Oude Rijksweg scheidt de begraafplaats van het dorp. Rond de locatie zijn enkele woningen en bedrijven gelegen. In figuur 1 is de ligging van de locatie weergegeven.
Figuur 1: Ligging plangebied (begraafplaats Schootmanshof) (bron kadastralekaart.com, 2020)
Het perceel Hoflaan 3 (begraafplaats Schootmanshof) is juridisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Putten op 4 juli 2014 en hervastgesteld op 12 mei 2016. Op 4 oktober 2018 is het Veegplan Westelijk Buitengebied vastgesteld. Dit 'Veegplan' maakt deel uit van het moederplan 'Westelijk Buitengebied'. In het bestemmingsplan is het perceel voor de uitbreiding de bestemming 'Wonen' met bouwmogelijkheden toegekend. Binnen de bestemming 'Wonen' mag per bestemming één woning worden gebouwd. In het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' zijn diverse afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden opgenomen om het gebruik van de gronden te kunnen wijzigen. Aan deze bevoegdheden zijn voorwaarden verbonden.
De gronden die worden overgedragen naar de particuliere eigenaar heeft in het bestemmingsplan (veegplan) Westelijk Buitengebied de bestemming Maatschappelijk. Binnen deze bestemming mogen de gronden allen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een begraafplaats, aula en kerk. De functie wonen is strijdig met het geldende bestemmingsplan.
Omdat binnen het bestemmingsplan geen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheid opgenomen is om de uitbreiding van de begraafplaats en de uitruil van de woonbestemming mogelijk te maken is het niet mogelijk om op basis van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' de uitbreiding en uitruil van gronden te realiseren. De uitruil is strijdig met het geldende bestemmingsplan.
Figuur 2: Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Na dit inleidende hoofdstuk (hoofdstuk 1) wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader behandeld. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 4 wordt hierop ingegaan. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt deel uit van het buitengebied van de gemeente Putten. De voorgestelde locatie van de uitbreiding behoort nu tot het erf bij de woning aan de Telgterweg 14 te Putten. Het betreft een deel van het kadastrale perceel PTN01 - C - 4836. Het perceel is voorzien van gras en omzoomd met een beukenhaag. Samen met het kadastrale perceel PTN01 - C - 10808 zal de locatie van dit bestemmingsplan worden toegevoegd aan de bestaande begraafplaats Schootmanshof.
De oppervlakte van het perceel dat van de particuliere eigenaar is aangekocht wordt uitgeruild tegen een deel van de gronden achter de woning aan de Telgterweg 14. Hier rust momenteel bestemming 'Maatschappelijk' op, dat in eerste instantie is gereserveerd voor de uitbreiding van de begraafplaats.
Figuur 3: Huidige situatie (bron luchtfoto PDOK-viewer 2020)
De gemeente Putten is bezig om de begraafplaats te renoveren. Fase 1 en 2 zijn inmiddels uitgevoerd en afgerond. Op dit moment is fase 3 in voorbereiding. De uitbreiding is nodig om de continuïteit in het begraven te borgen. De huidige begraafplaats biedt nog ruimte voor graven voor een periode van circa 10 jaar. Met de voorgenomen uitbreiding van de begraafplaats en de toevoeging van circa 1050 graven, wordt het mogelijk om na 2030 voor een periode van 15 jaar in de behoefte van nieuwe graven te voldoen.
Om hierop voor te sorteren wil de gemeente Putten de begraafplaats uitbreiden in noordwestelijke richting. In het geldende bestemmingsplan Westelijk Buitengebied is hiervoor al deels de bestemming Maatschappelijk opgenomen waar een begraafplaats, aula en kerk is toegestaan. Voor een klein deel moet nog een juridisch-planologische procedure worden doorlopen.
In het bestemmingsplan Westelijke Buitengebied is al rekening gehouden met een eventuele uitbreiding van de begraafplaats in noordwestelijke richting. Perceel PTN01 - C - 10808 is voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begraafplaats, aula en kerk'. Op deze gronden mag de uitbreiding van de begraafplaats plaatsvinden. De renovatie van de begraafplaats heeft geresulteerd in een andere inrichting van de uitbreiding. Hierdoor wordt een deel van het perceel Telgteweg 14 aangekocht. Met de particuliere eigenaar is overeengekomen dat een evengrote oppervlakte wordt uitgeruild achter het perceel Telgterweg dat nu in het bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk' heeft. In figuur 4 is de grondruil weergegeven.
Figuur 4: percelen wonen en begraafplaats die worden uitgeruild (bron: gemeente Putten)
De uitbreiding van de begraafplaats wordt landschappelijk ingepast. (zie figuur 5). In totaal worden vijf velden gerealiseerd waar graven kunnen worden uitgegeven. Deze velden worden ingepast zodat er één geheel ontstaat met de bestaande begraafplaats. Elk veld word omzoomd met een beukenhaag (Fagus Sylvatica). Achter deze haag wordt plantsoen aangelegd bestaande uit een plantenmengsel van krent (Amelanchier laevis), kardinaalsmuts (Euonymus europaeus 'Red Cascade'), hulst (llex aquifolium), liguster (Ligustrum ovalium 'Winter Pleasure'), laurierkers (Prunus laur. 'Rotundifolia'), Koninginnenstruik (Kolkwitzia amabilis 'Pink Cloud') en sneeuwbes (Symphoricarpos x doorenbosii 'White'. In het plantsoen worden eiken (Quercus Robur) aangeplant.
Het veld van de uitbreiding wordt voorzien van twee solitaire berken (Betula utilis 'Doornbos'). Langs het pad worden enkele lindebomen (Tilia cordata 'Greenspire') in lijn aangeplant.
Figuur 5: Landschappelijke inpassing (bron gemeente Putten)
Het beleid van de gemeente Putten vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk en provincie vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.1.6.van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder) toegevoegd.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 14 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
De Wet op de lijkbezorging geeft het juridische kader waarbinnen lijkbezorging dient plaats te vinden. Ten aanzien van begraafplaatsen kent de wet bepalingen met betrekking tot de plaatsen waar mag worden begraven, de rechten en plichten ten aanzien van begraven, de ruiming van graven etc. De wet schrijft voor dat een register wordt bijgehouden met de begraven lijken en een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn.
Het Besluit op de lijkbezorging (4 december 1997) regelt onder meer de wijze van begraven en de inrichting van het graf. Zo regelt dit besluit dat bij het begraven geen gebruik mag worden gemaakt van kunststof of metalen omhulsel. Voor de inrichting van een graf wordt aangegeven dat er zich minimaal 65 centimeter grond boven op de kist of het omhulsel moet bevinden. De afstand tussen de kisten bedraagt minimaal 30 centimeter. Tevens zal de kist of het omhulsel zich 30 centimeter boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand moeten begeven.
Sinds in 2010 de taakverantwoordelijkheid bij de VROM-inspectie is verdwenen zijn diverse richtlijnen door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen in handboeken zoals het Handboek Begraven en Begraafplaatsen opgenomen. Hoewel dit geen wet en regelgeving is, is het zaak in de ruimtelijke ordening ervoor te zorgen dat begraafplaatsen en naastgelegen bestemmingen elkaar zo min mogelijk nadelig beïnvloeden. Om dit te bewerkstelligen, zou ernaar moeten worden gestreefd dat eventuele geluidhinder niet meer bedraagt dan 45 dB(A). Ten aanzien van de effecten van de begraafplaats op de omgeving dient een visuele scheiding te worden gecreëerd voor privacy op en buiten de begraafplaats. Op grond van deze richtlijnen wordt geadviseerd een afstand van 20 meter à 30 meter tussen de begraafplaats en de nabije woningen in acht te nemen.
Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De wijze waarop wordt omgegaan met ruimtelijke opgaven komt in de Omgevingsvisie Gelderland aan bod, waarbij de provincie partijen uitnodigt om deel te nemen.
De provincie wil minder sturen en meer begeleiden, inspireren en verbinden. De geldende afspraken over wonen en bedrijventerreinen in regionaal verband blijven bestaan. Verder zijn specifieke aandachtspunten: de leegstand en overcapaciteit, krimpgebieden, energietransitie, verblijfsrecreatie en de herijking van de EHS (Ecologische hoofdstructuur), die nu is opgedeeld naar een Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Ook de landbouwsector verandert en er zijn ambities op het gebied van mobiliteit en openbaar vervoer. De hoofddoelstellingen zijn:
Wat dit laatste betreft komt de nadruk meer te liggen op gezondheidseffecten. Specifieke gebiedskwaliteiten worden vastgelegd in een Gebiedsatlas en de provincie organiseert kwaliteitsateliers.
De provinciale hoofddoelen zijn in vertaald in provinciale ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Ten aanzien van begraafplaatsen zijn er geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden in de omgevingsvisie opgenomen.
In de Omgevingsverordening Gelderland worden regels gesteld waaraan ontwikkelingen moeten voldoen. In de toelichting van een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing dient te worden beoordeeld of aan gestelde regels wordt voldaan.
Plussenbeleid (artikel 2.30 en 2.31)
De instructieregels die zoals opgenomen in artikel 2.30 (uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of veehouderijtak: handreiking beleidsregels Plussenbeleid) en 2.31 (instructieregel bestemmingsplan Plussenbeleid) zijn niet van toepassing op het plangebied. Er wordt geen uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of veehouderijtak op het perceel voorzien.
Glastuinbouw (artikel 2.24, 2.25, 2.26 en 2.27)
De regels zoals die zijn opgenomen in artikel 2.24, 2.25, 2.26 en 2.27 voor het onderwerp 'Glastuinbouw', zijn niet van toepassing op het plangebied. Er wordt geen glastuinbouw uitgebreid of gerealiseerd.
Intrekgebied (artikel 2.38 en 3.33)
De instructieregel zoals opgenomen in artikel 2.38 (instructieregel bestemmingsplan Intrekgebied) is niet van toepassing op het plangebied. Er worden geen activiteiten voor de winning van fossiele energie mogelijk gemaakt. De winning van energie wordt niet toegestaan in dit bestemmingsplan.
In de Omgevingsverordening zijn ten aanzien van begraafplaatsen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden opgenomen.
De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente.
Westelijk Buitengebied
Het westelijk deel van het buitengebied heeft hoofdzakelijk betrekking op het agrarisch productiegebied in het westen en zuidwesten van de gemeente. In het noorden en het zuiden liggen de landgoederengebieden. In het meest westelijk deel ligt de Putterpolder die gekenmerkt wordt door zijn openheid. De gemeente hecht veel waarde aan de landschappelijke kwaliteiten in dit deel van het buitengebied.
In een groot deel van het gebied staan de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden voorop. Een belangrijk uitgangspunt is, dat niet kan worden gebouwd voor functies die in het gebied in beginsel niet thuishoren.
Functieverandering
In het kader van functieverandering kan bij beëindiging van agrarische- , landelijke - en niet-agrarische bedrijven onder voorwaarden aan het perceel een andere functie worden gegeven.
De rode zwermgebieden
De rode zwermgebieden lenen zich voor een verdere concentratie en verweving van de niet-agrarische bedrijvigheid. Dit maakt het mogelijk om niet-agrarische bedrijvigheid uit andere gebieden naar de rode zwermgebieden te verplaatsen. Agrarische activiteiten kunnen hier plaatsvinden, maar niet verder uitbreiden. Binnen het buitengebied zijn er meerdere rode zwermgebieden. Het gebied in aansluiting op Krachtighuizen heeft een andere karakteristiek. Hier is enkel plek voor de functies wonen, recreatie, natuur en landschap voorzien.
In de structuurvisie Putten zijn ten aanzien van begraafplaatsen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden opgenomen.
Algemeen
Het ‘beleidsplan Integraal beheer openbare ruimte’ (verder: ‘beleidsplan IBOR’) beschrijft de lijnen waarlangs de gemeente, samen met de gebruikers van de openbare ruimte als bewoners en bedrijven, de komende jaren de openbare ruimte in stand wil houden en ontwikkelen. Het plan vormt het kader voor alle maatregelen die nodig zijn om de openbare ruimte op het gewenste niveau te brengen en in stand te houden, dus het (her)inrichten, onderhouden en handhaven.
Het beleidsplan IBOR vertaalt de uitgangspunten uit de ‘Toekomstvisie Putten (2014)’, het coalitieakkoord en – programma 2014-2018 ‘samen DOEN!’, de programmabegroting 2015-
2018 en de ‘structuurvisie Putten 2030’ naar doelstellingen voor het onderhoud, inrichting en gebruik van de openbare ruimte. Het beleidsplan vormt vervolgens weer de basis voor de uitwerking naar de sectorale beheerplannen, als opmaat voor één integraal beheerplan.
Vier richtinggevende thema's
Het beleid voor de openbare ruimte is in vier richtinggevende thema’s op hoofdlijnen vastgelegd:
Doelstellingen en ambities
De vier thema’s zijn voor 7 functiegebieden uitgewerkt naar ambities en doelstellingen voor het onderhoud en inrichting en gebruik. Voor een groot deel van de openbare ruimte, zoals in woonwijken, het buitengebied en de hoofdinfrastructuur geldt een standaard kwaliteit met accenten. Het centrum en begraafplaatsen kennen een hoge/bijzondere kwaliteit, voor zowel de inrichting als het onderhoud.
De gemeente Putten kiest voor een goed onderhouden en verzorgde omgeving. Het uitgangspunt is dat overal minimaal een B-kwaliteit wordt gerealiseerd en met A-kwaliteiten accenten worden gelegd om de belangrijkste beleidsuitgangspunten te ondersteunen.
Het bestemmingsplan en de uitwerking van de inrichting van de begraafplaats sluiten aan bij het beleid integraal beheer openbare ruimte.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Onderzoek en conclusie
Voor een begraafplaats geldt een richtafstand van 10 meter (geluid). Deze afstand wordt formeel niet gehaald. De begraafplaats grenst direct aan de woning aan de Telgteweg 14. Omdat er uitruil van gronden plaats vindt, ontstaat er meer ruimte direct rondom de woning. Ten opzichte van de huidige situatie komt de uitbreiding van de begraafplaats op een iets grotere afstand van de woning te liggen.
Vanuit het oogpunt van milieuzonering is er geen negatieve invloed op de omgeving, of is hinder van bestaande functies in de omgeving te verwachten. Zoals in paragraaf 3.1.2 is beschreven wordt voor begraafplaatsen vaak een grotere afstand aangehouden tot omliggende functies. Dit heeft niet zozeer te maken met het garanderen van een goed woon- en leefklimaat, maar meer het zorgen van voldoende rust en privacy op de begraafplaats. Tevens is in dit kader een groene omzoming ter afscherming gewenst, waardoor in sommige gevallen een kleinere afstand dan 20 meter ook acceptabel is. De uitbreiding van de begraafplaats wordt voorzien van een groene omzoming waardoor in voldoende mate rust en privacy wordt gegarandeerd. Het plan is acceptabel in het kader van milieuzonering.
Toetsingskader
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wgh worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Onderzoek
De ontwikkeling voorziet niet in een geluidgevoelige bestemming, een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is op een begraafplaats een maximaal geluidniveau van 45 dB(A) gewenst. Door uitruil van gronden zal het wegverkeerslawaai op de begraafplaats niet veranderen.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek en conclusie
Risicovolle inrichtingen
Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen (zie figuur 6). Rond het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig met invloedsgebieden die van invloed zijn op de ontwikkeling. Gelet op de ligging van het plangebied en de afwezigheid van inrichtingen vormt dit aspect geen belemmering.
Vervoer gevaarlijke stoffen
N798
Op de Nijkerkerstraat (N798) vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. (zie figuur 7) De Oude Rijksweg is gelegen op een afstand van circa 250 meter van het plangebied. Het gebied ligt buiten het invloedsgebied groepsrisico van de Oude Rijksweg. Gezien de ligging van de weg op meer dan 200 meter volstaat een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Er vindt uitruil van gronden plaats. Dit heeft geen invloed op het groepsrisico van de Oude Rijksweg.
Spoorlijn Zwolle - Amersfoort
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 1.300 meter. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico. Er vindt uitruil van gronden plaats. Dit heeft geen invloed op het groepsrisico van de Spoorlijn Zwolle - Amersfoort.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Figuur 6: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Figuur 7: Uitsnede overzichtskaart route gevaarlijke stoffen (bron: gemeente Putten)
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de uitbreiding van een begraafplaats, dat mogelijk wordt gemaakt door uitruil van gronden. Met de uitbreiding zal het aantal verkeersbewegingen beperkt toenemen. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Daarnaast blijkt uit de NSL-monitoring viewer, dat er in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling maakt geen bouwactiviteiten mogelijk of activiteiten waar mensen langer dan twee uur per dag structureel aanwezig zijn. De bodemkwaliteit voor een deel van het plangebied is eerder onderzocht. Voor het perceel PTN01 - C - 10808 is in 2001 een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat voor de locatie nader onderzoek noodzakelijk is om de omvang en ernst van de vastgestelde verontreiniging te bepalen. In 2006 is de rapportage Nader Onderzoek vastgesteld. Het plangebied is voldoende onderzocht. Op basis van de beschikbare informatie is aannemelijk dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
• Natura-2000 gebieden;
• Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
• overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Bureau Ruimte voor Advies heeft in opdracht van de gemeente Putten een quickscan flora en fauna uitgevoerd voor de uitbreiding van de begraafplaats Schootmanshof te Putten. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1.
Gebiedsbescherming
De locatie is namelijk geen onderdeel van Natura 2000-gebieden en kent geen ander natuurbeschermdende doelstelling. Het Gelders natuur netwerk (GNN en GO), het samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur, grenst ter hoogte van de Telgterweg aan het plangebied, maar valt er niet binnen. Voor de bescherming natuurnetwerk geldt geen externe werking.
Soortenbescherming
Vaatplanten
Er komen geen bijzondere of beschermde plantensoorten voor op de locatie, niet in het weideperceel en niet in de singel. Een effect op beschermde (en bijzondere) vaatplanten is uitgesloten, zowel tijdens de ingreep als tijdens de ingebruikname.
Vogels
Vaste, jaarrond beschermde rust- of voortplantingsplaatsen van vogels (bijvoorbeeld roofvogels, uilen) ontbreken op de locatie. Effecten op jaarrond beschermde vogels zijn uitgesloten, zowel tijdens de ingreep als bij de ingebruikname. Ook voor meer kritische soorten, zoals weidevogels, is de locatie ongeschikt en is er geen negatief effect. Voor algemene broedvogels zonder beschermde verblijfplaats is het plangebied wel geschikt, met name de singel. De voorgenomen ingreep leidt in het broedseizoen tot verstoring of vernieling van nesten van algemene broedvogels. Nesten van broedende vogels mogen in principe nooit verstoord worden tot het moment dat de jongen op eigen kracht permanent het nest verlaten hebben. Het broedseizoen is geen vastgestelde periode maar loopt meestal van half maart tot half juli.
Zoogdieren
De onderzoekslocatie is ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Een effect is daardoor uitgesloten. Mogelijk dat de singel een rol speelt als vlieg- of foerageerroute, maar essentieel is deze niet, daarvoor resteren voldoende vervangende beplantingen in de directe nabijheid. Een negatief effect van de voorgenomen ingreep blijft achterwege. Een negatief effect door licht- of geluidsbelasting kan optreden tijdens de aanlegwerkzaamheden, maar niet als de werkzaamheden tijdens reguliere werktijden worden uitgevoerd. Een effect van de ingebruikname ligt niet voor de hand omdat de begraafplaats 's avonds gesloten is.
Voor de kleine algemene zoogdieren geldt dat de voorgenomen ingreep en daaropvolgende gebruik zal leiden tot negatieve effect, maar omdat er een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting moet alleen rekening gehouden worden met de algemene zorgplicht die voor alle dieren en planten geldt. Voor middelgrote zoogdieren is het plangebied weinig interessant of weinig van belang. Daarbij resteren er voldoende alternatieven, zodat geen significant effect zal optreden door de ingreep of de ingebruikname. Van grotere zoogdieren zijn geen sporen van intensief gebruik of verblijf aanwezig en treedt eveneens geen effect op. Het gebruik van het weiland door Das kan op basis van de quickscan niet worden vastgesteld.
Amfibieën en reptielen
De aanwezigheid van amfibieën sluiten we uit wegens het ontbreken van geschikt leef- en voortplantingsgebied. Een negatief effect treedt daardoor niet op. Gewone pad kan niet uitgesloten worden, maar hiervoor heeft de provincie Gelderland een algemene vrijstelling verleend. De algemene zorgplicht is wel van toepassing. Het voorkomen van andere beschermde soorten (vissen, ongewervelden) is uitgesloten wegens het ontbreken van geschikt leefgebied. Negatieve effecten op beschermde soorten uit deze soortgroepen treden daardoor niet op.
Conclusie en aanbevelingen
Aanbevelingen Vogels - algemene broedvogels
Voer de werkzaamheden aan de singel en het weiland niet uit in het broedseizoen; de algemene richtlijn hiervoor is de periode tussen half maart en half juli. Of maak de mogelijke broedlocaties voorafgaand aan het broedseizoen ongeschikt, bijvoorbeeld door het rooien of fors terugsnoeien van de beplantingen en maaien van de begroeiingen. Mochten er bij de start van de werkzaamheden toch broedgevallen aanwezig zijn, dan dient gewacht te worden tot het moment dat de jongen op eigen kracht het nest definitief verlaten hebben.
Aanbevelingen nader onderzoek
Voer nader onderzoek uit naar de aanwezigheid van Das om de aanwezigheid. Dit onderzoek kan het beste plaatsvinden door inventarisatie van gebiedsactiviteiten (burchten/wissels) en van foerageersporen in het weiland in periode oktober - november wanneer de dieren het meest actief zijn.
Zorgplicht en calamiteiten
Ten aanzien van alle dieren en planten (beschermd of niet beschermd) geldt de 'Algemene zorgplicht' Dit houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna naar redelijkheid zoveel mogelijk voorkomen moeten worden;
Treft men tijdens de werkzaamheden toch beschermde soorten aan, leg dan het werk tijdelijk stil en neem contact op een deskundige (volgens omschrijving van het Ministerie van EZ) op het gebied van flora en fauna. Overleg met de deskundige en bevoegd gezag moet in dat geval duidelijk maken hoe met de ontstane situatie kan worden omgegaan.
Nader onderzoek Dassen uitbreiding begraafplaats Schootmanshof
Naar aanleiding van de uitgevoerde quickscan flora en fauna heeft FF Solutions nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van dassen in het gebied (zie bijlage 2). Dit onderzoek heeft in oktober en november 2018 plaatsgevonden.
Het nader onderzoek stelt vast dat de projectlocatie leefgebied vormt voor de das. In het kader van het maximaal zorgvuldig handelen zijn er passende maatregelen binnen de gedragscode om de gunstige instandhouding van deze soort te garanderen.
De voorgenomen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden op grond van de erkende belangen 'Groot openbaar belang; sociaal' en 'Algemeen belang'. Door de werkzaamheden gefaseerd uit te voeren en door tijdig de noodzakelijke mitigaties te treffen wordt schade aan (het leefgebied van) de das voorkomen en beperkt.
Bovenstaande handelwijze voorkomt en beperkt schade aan de vastgesteld soort waardoor de ontwikkeling geen wezenlijke invloed heeft op de gunstige instandhouding van dassen. De analyse resulteert dan ook in een GO.
De algemene zorgplicht blijft van kracht. Bij calamiteiten zal opnieuw moeten worden beoordeeld welke maatregelen passend zijn.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het effect van de beoogde ontwikkeling op de verkeersstructuur inzichtelijk te worden gemaakt. Het plan voorziet in een uitbreiding van de begraafplaats. Het verkeer ten behoeve van deze functie kan zonder verkeerskundige maatregelen worden afgewikkeld op de bestaande parkeervoorziening en omliggende wegenstructuur. Voor de uitbreiding wordt geen nieuwe ontsluitingsweg aangelegd. De huidige entree via de Hoflaan ontsluit de begraafplaats.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het plan.
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit bestemmingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan geen waterbelang heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Dit omdat binnen het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden zijn gelegen die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat met het voornemen geen essentieel waterbelangen worden geraakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor dit plan een positief wateradvies gegeven. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 3.
Cultuurhistorie
Toetsingskader
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.
Vochtige kampontginningen
De kampontginningen zijn de oudste ontginningen op vochtige zandgronden in de Gelderse Vallei. Kenmerkend voor de vochtige kampontginningen is de kromme lijn. Wegen, perceelsgrenzen en waterlopen waren vaak bochtig. De vorm van akkers en weiden en de kampontginningen waren aangepast aan de natuurlijke hoogten en laagten en dat gold ook voor de wegen die er langs liepen. Alleen als uitgestrektere natte gebieden in cultuur werden gebracht, kwamen er meer rechte lijnen voor. Indien dergelijke gebieden een groter areaal vormen. Al in de natuurlijke situatie lagen er beken in de Gelderse Vallei, maar om grotere delen van het gebied in cultuur te brengen moest de ontwatering worden verbeterd. Dat was mogelijk door laagten tussen dekzandruggen met elkaar te verbinden met sloten of beken. Om die reden kunnen sommige beken dwars door dekzandruggen lopen. (Zie figuur 8)
Figuur 8: Uitsnede Nota Cultuurhistorie (bron: Raap, Archeologisch Adviesbureau).
Onderzoek en conclusie
In het plangebied komen enkele cultuurhistorische waarden voor. Het landschap is sterk veranderd door het toevoegen van nieuwe functies. Rondom het plangebied zijn historische kavelgrenzen, waterlopen, wegen en historische bospercelen aanwezig. De aanwezige waarden worden met dit bestemmingsplan niet aangetast. Cultuurhistorie heeft geen invloed op het voorgenomen planontwikkeling.
Archeologie
Toetsingskader
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld (zie figuur 9) die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.
Figuur 9: Uitsnede archeologische waardenkaart (bron: gemeente Putten)
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt in het gebied met een hoge archeologische verwachting. Op het terrein geldt de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 2. Hiervoor geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij grondwerkzaamheden tot een diepte van 40 centimeter onder maaiveld over een oppervlakte van kleiner dan 100 m².
In opdracht van de gemeente Putten heeft RAAP in juli 2018 een archeologisch vooronderzoek (zie bijlage 4 in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor plangebied begraafplaats Schootmanshof te Putten in de gemeente Putten. Het onderzoek vond plaats in het kader van een nieuw bestemmingsplan. Het verkennend booronderzoek had tot doel het verkrijgen van inzicht in de bodemgesteldheid, de mate van bodemverstoring en de diepteligging van het verwachte archeologische niveau in het plangebied. Daartoe zijn 11 boringen verricht met een Edelmanboor (7 cm) in een grid van 30 bij 35 m en een maximale diepte van 200 cm -mv.
Uit de boorresultaten blijkt dat vrijwel het gehele gebied is ontgraven tot (diep) in de C-horizont, waarna de bovengrond (esdek) weer is teruggestort. Alleen in boring 2 is bodemvorming aangetroffen: onder een (verstoord esdekpakket/bouwvoor) is een lichtgrijs gevlekte laag aanwezig (verstoord, E-horizont of mogelijk oude akkerlaag?) met daaronder een B-horizont, na 10 cm overgaand in een BC- en C-horizont. De aangetroffen bodem is rommelig, vermoedelijk vanwege bioturbatie. Ter controle (bodemopbouw en aanwezigheid van archeologische indicatoren) is een extra boring gezet op de locatie van boring 2. In geen enkele boring zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Boring 11 ligt vermoedelijk in een laagte van het oorspronkelijke dekzand.
Met uitzondering van het gebied rond boring 2 is de bodem dermate verstoord dat de kans op aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zeer laag is. Aangezien in beide boringen rond boorpunt 2 geen archeologische indicatoren aangetroffen zijn en het gebied - met naar verwachting een intacte bodemopbouw- klein is (ca 720 m2) wordt ook in deze zone de kans op archeologische waarden laag ingeschat. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
In het kader van de uitbreiding van de begraafplaats is in verband met grondruil van het onderzochte plangebied een aanvullend archeologisch advies gevraagd over een deel van de woonkavel dat door de grondruil als begraafplaats wordt bestemd.
Met de kennis van de resultaten van het booronderzoek en met aanvullend bureauonderzoek is de conclusie dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden nihil is.
Belangrijke aanwijzing voor een verstoorde bodem is het jarenlange grondgebruik als kwekerij van heesters. In ieder geval heeft de kwekerij gefunctioneerd tussen 2000 en 2012. Het kweken van heesters gaat gepaard met structurele graafactiviteiten. Hierdoor is de bodem met grote regelmaat geroerd.
Er worden zodoende geen archeologische waarden verwacht en een aanvullend archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Het aspect Archeologie vormt geen belemmering voor het plan.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:
(Dubbel)Bestemmingen
De uitbreiding van de begraafplaats is onder de bestemming Maatschappelijk gebracht. Binnen de bestemming is uitsluitend een begraafplaats, voorzien van een specifieke aanduiding, toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' is een groenstrook toegestaan. Op en in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd tot een oppervlakte 25 m² en een bouwhoogte hebben tot 10 meter.
In afwijking van de bestemming Maatschappelijk mag de oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden vergroot. Hiervoor is een afwijkingsbesluit nodig.
De gronden die zijn voorzien van de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor één vrijstaande woning. Binnen de woning is de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak mag één vrijstaande woning worden gerealiseerd die een maximale bouwhoogte heeft van 8 meter. De inhoud van de woning is maximaal 660 m3.
Verder mag een woning binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een diepte van maximaal 3 m
Op het perceel zijn bijgebouwen toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van 80 m2. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een kap. De goothoogte van een bijgebouw is maximaal 3,5 meter. De bouwhoogte van een bijgebouw is maximaal 6 meter.
Dit bestemmingsplan kent een algemene regeling voor de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijven bij burgerwoningen. Kenmerkend voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn het beperkte ruimtebeslag en de minimale ruimtelijke uitstraling naar de omgeving. Binnen de reikwijdte van de aan huis verbonden beroepen en bedrijvenregeling past ook het voeren van een internetwinkel. Hier zijn wel aparte voorwaarden aan verbonden.
De uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf is bij recht toegestaan. De beroeps- of bedrijfsuitoefening dient plaats te vinden in het hoofdgebouw van de woning en niet in een bijgebouw. Met een afwijkingsbesluit is een aan huis verbonden beroep of bedrijf mogelijk in een bijgebouw.
Het bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Voorbereidingsfase
Gezien de omvang en aard van het voornemen, uitruil van gronden voor de uitbreiding van de gemeentelijke begraafplaats Schootmanshof, heeft de gemeente gekozen om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen.
Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 19 maart tot 30 april 2020 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststellingsfase
Ten aanzien van de ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het kostenverhaal een rol speelt. Het opstellen van een exploitatieplan, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, is daarom niet nodig.
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van de gemeente. Het project richt zich op de uitbreiding van de gemeentelijke begraafplaats Schootmanshof en de uitruil van gronden tussen de woning aan de Telgterweg 14 en de begraafplaats. De kosten worden gedekt door de gemeente. De gemeenteraad heeft een uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.