direct naar inhoud van Regels
Plan: Schovenhorsterveldweg 3, 5, 8 en 8a
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBGSchovenhorster-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Schovenhorsterveldweg 3, 5, 8 en 8a met identificatienummer NL.IMRO.0273.BPBGSchovenhorster-ON01 van de gemeente Putten;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf aan huis:

het, door ten minste de bewoner van de woning, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten,

  • die in de bij deze regels behorende bijlage '2' zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  • die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,

in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie;

1.7 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.9 berging:

een vrijstaand gebouw, dienend als bergruimte bij recreatiewoonverblijven en/of stacaravans;

1.10 beroep aan huis:

het, door ten minste de bewoner van de woning, beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie;

1.11 bestaande afstand, aantal, bouwwerk, object:

afstand, aantal, bouwwerk, object, zoals die of dat rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 centrale voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein, zijnde parkeerterreinen, was- en sanitaire ruimten, beheergebouw en een ontvangstkantoor;

1.22 chalet:

een gebouw van lichte constructie zonder vaste fundering dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat is bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gemeentelijke parkeernormen

de parkeernormen zoals opgenomen in 'Nota Parkeernormen Putten', die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, dan wel, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, de wijziging hiervan;

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en dat, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horecabedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.28 inwoning:

het wonen in een woning door één of meer personen die geen deel uitmaken van het huishouden van de hoofdbewoner(s) van die woning;

1.29 kavel:

een perceel grond, bestemd en/of ingericht voor het plaatsen van één recreatiewoonverblijf of stacaravan/chalet; terreinafscheidende groenstroken, infrastructurele werken (wegen, paden, parkeerplaatsen e.d.) en centrale voorzieningen maken geen deel uit van een kavel;

1.30 kampeerauto:

een gemotoriseerd voertuig waarin voorzieningen voor dag- en/of nachtverblijf zijn getroffen en dat als zodanig over de weg kan rijden;

1.31 mobiel kampeermiddel:

een tent, kampeerauto of toercaravan dan wel enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

1.32 ondergeschikte detailhandel:

op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit tot de bestemming behorende bedrijven, waarbij de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, functioneel en bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie;

1.33 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de bestemming;

1.34 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.35 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.36 permanente bewoning:

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;

1.37 recreatiewoonverblijf:

een gebouw met vaste fundering, niet zijnde een trekkershut en/of stacaravan en/of chalet, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.38 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel;

1.39 sportvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de sportieve recreatie, zoals tennis- en squashbanen;

1.40 stacaravan:

een kampeermiddel op wielen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel, dat volgens de bepalingen van het Wegenverkeersregelement niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen en dat is bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.41 tent:

een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee gelijk te stellen materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf, dat makkelijk is op te vouwen;

1.42 toercaravan:

een al dan niet uitklapbare caravan, geen stacaravan zijnde;

1.43 trekkershut:

een gebouw van eenvoudige constructie dat bestemd is voor kortdurend recreatief woonverblijf van passanten;

1.44 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachting(en) anders dan overnachting(en) bij familie of kennissen;

1.45 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.46 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de bouwperceelsgrenzen;

1.47 winkel:

een voor publiek toegankelijke ruimte, welke blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel (al dan niet met een direct van daaruit bereikbare woning) en daarmee vergelijkbare vormen van dienstverlening;

1.48 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.49 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met uitzondering van onderbouwen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 de diepte van een onderbouw:

vanaf afgewerkte begane grondvloeren tot afgewerkte keldervloeren;

2.5 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse, dan wel de hoogte van de kruin van de weg waaraan het betrokken bouwwerk is gelegen;

2.6 plaatsing van gebouwen:

voor zover in deze planregels is bepaald dat voor gebouwen een afstand tot (de as van) de weg moet worden aangehouden dan wel gebouwd dient te worden binnen een bouwvlak is dit niet van toepassing op overschrijding van deze afstand tot ten hoogste 1,50 m door balkons, bordessen, schoorstenen en dergelijke onderdelen van gebouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen voor:

  • a. terreinen voor verblijfsrecreatie;
  • b. afschermende beplanting;
  • c. dagrecreatieve- en sportvoorzieningen;
  • d. ondergeschikte horeca en detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', houtopstanden bestaande uit streekeigen beplanting, groenblijvende bomen die een niet-transparant karakter moeten hebben;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. watergangen en waterpartijen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. voor het grondoppervlak van een stacaravan/chalet met bijbehorende berging geldt geen beperking ten aanzien van het kavelpercentage waartoe de stacaravan/chalet behoort;
    • 3. uitsluitend de gebouwen zoals zijn opgenomen in de navolgende tabel zijn toegestaan, met dien verstande dat de maatvoering per gebouw niet meer mag bedragen dan in onderstaande tabel is aangegeven:

Bouwwerk   Goothoogte   Bouwhoogte   Oppervlakte/ inhoud  
Stacaravan/chalet     4 m   70 m2  
Maximaal één berging per stacaravan/chalet     2,5 m   9 m²  
Trekkershutten     3 m   30 m²  
Bijzondere vormen van overnachtingsmogelijkheden     8 m    
Centrale voorzieningen inclusief horeca, ondergeschikte detailhandel en dagrecreatieve- en sportvoorzieningen   - 6 m
- 15 m voor dagrecreatieve- en sportvoorzieningen  
- 8 m
- 15 m voor dagrecreatieve- en sportvoorzieningen  
500 m² voor ondergeschikte detailhandel  

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. binnen het bouwvlak:
      • de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 12 m;
      • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 2. buiten het bouwvlak:
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de doeleinden genoemd in lid 3.1 geldt dat uitsluitend bedrijfsmatige exploitatie van het terrein is toegestaan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • c. het vellen, rooien of beschadigen van houtopstanden.
3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van gronden;
  • c. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Grootte stacaravans/chalets

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het vergroten van de inhoud en de oppervlakte van stacaravans/chalets, met dien verstande dat is aangetoond dat er vanuit de toeristische markt behoefte bestaat aan het realiseren van stacaravans/chalets met een grotere maatvoering op de betreffende locatie.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. bestaande gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van erkers en ingangspartijen gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning of het ander gebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte bij elke woning niet meer dan 6 m² bedragen, en
    • 3. de goothoogte niet meer dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
Bouwwerken     Max. bouwhoogte    
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn     2 m    
overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
overige andere bouwwerken     5 m    
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2, ten behoeve van het bouwen van overkappingen zonder eigen wanden:

  • a. tot een oppervlakte van 30 m², en
  • b. tot een bouwhoogte van 3,5 m,

mits daardoor geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Verhardingen mogen niet meer dan 25% van het onbebouwde deel van de in lid 4.1 bedoelde gronden beslaan.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1;
  • b. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  • c. bijbehorende bebouwing, tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
    • 2. hoofdgebouwen dienen met kap te worden gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
    • 4. een hoofdgebouw mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
    • 5. de inhoud van een woning mag niet meer dan 660 m³ bedragen;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' gelden in afwijking van het hiervoor gestelde dat:
      • de maximale inhoud van een kleine woning niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud;
      • de bestaande hoofdvorm van kleine woningen dient te worden gehandhaafd;
      • kleine woningen niet mogen worden voorzien van een onderbouw en niet mogen worden verplaatst;
  • b. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer dan 50 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is, met dien verstande dat bij kleine woningen uitsluitend de bestaande oppervlakte is toegestaan;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt respectievelijk ten hoogste 3 m en ten hoogste 10 m².
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie,

worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 voor:

  • a. een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 80 m²;
  • b. een vergroting en gebruik van bijbehorende bouwwerken voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot maximaal 60 m², mits de noodzaak om het bijbehorend bouwwerk te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw is aangetoond;
  • c. het vergroten van de inhoud van de woning met ten hoogste 60 m³ tot een maximum van 720 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
  • d. een vergroting van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de doeleinden genoemd in lid 5.1 geldt dat:

  • a. ten behoeve van het doel 'aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven' per afzonderlijk bouwperceel niet meer dan 60 m² aan gebouwen mag worden benut, dan wel de bestaande benutte oppervlakte indien die meer bedraagt.
  • b. uitsluitend bij een woning een internetwinkel is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. uitsluitend internetverkoop is toegestaan;
    • 2. een winkel- of uitstallingsruimte of reclameuitingen zijn niet toegestaan;
    • 3. opslag is toegestaan, mits inpandig en ondergeschikt aan de woonfunctie;
    • 4. de afhaal- en afrekenfunctie is beperkt en past qua aard en omvang binnen de woonfunctie;
    • 5. de openingstijden voor het afhalen van de goederen dienen beperkt te blijven tot maximaal 8 vastgestelde uren, evenredig verdeeld over de week en niet tussen 19.00 uur en 9.00 uur;
    • 6. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • 7. er mag geen sprake zijn van onevenredige verkeeraantrekkende werking;
    • 8. behoudens in- en uitladen mogen geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning plaatsvinden;
    • 9. er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de tijdstippen en het aantal laad- en losactiviteiten.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder a voor het toestaan van het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor aan huis verbonden bedrijven, als de primaire woonfunctie in stand blijft, tot een vloeroppervlakte van niet meer dan 100 m².

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • b. bouwwerken die maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
  • d. een bouwwerk dat zonder werkzaamheden dieper dan 40 cm onder het maaiveld wordt gerealiseerd;
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen indien uit archeologisch onderzoek of op basis van advies van een archeologische deskundige blijkt, dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 mits op basis van archeologisch onderzoek of op advies van een archeologische deskundige is aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 6.1 bedoelde gronden werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder het maaiveld, over een oppervlakte van meer dan 100 m2,waartoe wordt gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod, als bedoeld in lid 6.5.1, is niet van toepassing voor:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • d. werken en werkzaamheden in de bodem ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

6.5.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5.1 kan slechts worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te stellen gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • c. het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Vervangende bouwregel

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in de bestemmingsregels gegeven regels ten aanzien van de/het:

  • object;
  • bouwwerk;
  • aantallen;
  • goot- en bouwhoogte;
  • oppervlakte;
  • inhoud;
  • afstanden,

zijn de bestaande maten dan wel afstanden eveneens toegestaan.

8.2 Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen

De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw niet meer dan 1 m mag bedragen.

8.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen onder gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie is niet toegestaan.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken van vrijstaande bijhorende bouwwerken ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen, niet zijnde (bedrijfs)woningen, voor permanente bewoning.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van:

  • a. de ligging van bestemmingsgrenzen zoals deze in het terrein aan de hand van de verbeelding ten opzichte van terreinkenmerken wordt bepaald, tot een afwijking van ten hoogste 10% ten einde deze bij definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
  • b. het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen;
  • c. het bouwen van een sirenemast, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 18 m mag bedragen, indien dit voor de verwerkelijking van een adequaat waarschuwingssysteem noodzakelijk is;
  • d. het bouwen van een basisstation voor de mobiele telefonie. De bouwhoogte van de antennemast mag niet meer dan 30 meter bedragen;
  • e. een grotere oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De toepassing van de afwijkingsbevoegdheid is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het ruimtelijk beeld;
  • de verkeersveiligheid.

In de afweging worden in ieder geval de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen betrokken, alsmede de Wet Natuurbescherming.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeernormen en Iaden en lossen
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of het gebruik van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren en stallen van auto's (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de Nota Parkeernormen Putten.
  • b. Indien in verband met de bestemming/het gebruik van een gebouw behoefte bestaat aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het bijbehorend bouwperceel.
  • c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na realisering in stand te worden gehouden voor het gebruik waar de betreffende voorzieningen voor nodig zijn.
11.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 onder a en b:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
11.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 11.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Schovenhorsterveldweg 3, 5, 8 en 8a.

Behorende bij het besluit van .....