direct naar inhoud van 4.4 Flora en fauna
Plan: Voorthuizerstraat 196/Arkemheenseweg 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBGvoorthuistr196-VA01

4.4 Flora en fauna

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.4.1 Gebiedsbescherming

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op een project:

  • Natura 2000;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Ecologische hoofdstructuur.

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied, Beschermd natuurmonument of de ecologische hoofdstructuur. Bovendien is het de verwachting dat de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en de aanvulling op de bestaande bedrijfsactiviteiten op het perceel Voorthuizerstraat 196 geen significante effecten voor de omgeving tot gevolg hebben. Onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt daarom niet nodig geacht. Ook de planologische wijziging op het perceel Arkemheenseweg 10 behoeft in het kader van de Natuurbeschermingswet geen nader onderzoek.

4.4.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt diverse handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Alleen voor de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing op het perceel Voorthuizerstraat 196 vinden handelingen plaats die in het kader van de Flora- en Faunawet relevant zijn. De verwachting is echter dat de sloop van de circa 100 m² bestaande bebouwing, mede vanwege het huidige intensieve gebruik, niet leidt tot overtreding van algemene verbodsbepalingen.
Op het perceel Arkemheenseweg 10 vinden geen handelingen plaats die in het kader van de Flora- en Faunawet relevant zijn.

Voor de sloop van de gebouwen op de percelen Arkemheenseweg 14 en 14a dient een vergunning voor het slopen aangevraagd te worden. In het kader van deze vergunningsaanvraag is onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige flora en fauna. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in subparagraaf 4.4.3.

4.4.3 Ecologische quickscan

In het kader van de sloop van de gebouwen op de percelen Arkemheenseweg 14 en 14a is een ecologische quickscan uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 3. De conclusie en aanbevelingen zijn hierna weergegeven.

Uit de toetsing van de resultaten van het onderzoek aan de Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op:

  • vleermuizen;
  • huismus.

Wat betreft de overige soort(groep)en wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht, mits de werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen.

Op grond van de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en aard en omvang van de ingreep worden geen significant negatieve effecten verwacht op de kwaliteit van beschermde gebieden.

Vleermuizen
Van de zes mogelijk in het plangebied voorkomende soorten vleermuizen kunnen er vijf in een vaste rust- en/of verblijfplaats hebben in de gebouwen binnen het plangebied. Daarom is het noodzakelijk aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze vleermuissoorten te verrichten. Het verdient aanbeveling dit aanvullende onderzoek uit te voeren volgens het Vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur.

Bij gebruikmaking van dit protocol is er een grote mate van zekerheid dat een eventuele ontheffingsaanvraag zonder aanvullende informatie in behandeling wordt genomen. Tevens geeft het Vleermuisprotocol invulling aan de onderzoekinspanning voortkomend uit de Flora- en faunawet, waarbij aanvullend vleermuisonderzoek inhoudt dat er twee bezoeken in periode 15 mei t/m 15 juli (direct na zonsondergang of direct voor zonsopkomst) en twee bezoeken in periode 15 augustus t/m 1 oktober (tussen drie uur na zonsondergang en drie uur voor zonsopkomst) aan het plangebied gebracht dienen te worden. Deze bezoeken moeten met behulp van een batdetector van het type 'heterodyne' met time expansion uitgevoerd worden.

Aanvullend onderzoek vleermuizen
Op 23 juni 2013 is door een ecoloog een aanvullend terreinbezoek gebracht aan de percelen Arkemheenseweg 14 en 14a. De vraag was in hoeverre een zestal af te breken schuren betekenis zouden (kunnen) hebben voor vleermuizen. Aan de hand van het terreinbezoek is een notitie opgesteld. Deze notitie is opgenomen in bijlage 3. De conclusie is hierna weergegeven.

De bouwsels zijn opgetrokken uit enkelwandige houten planken en zijn derhalve ongeschikt als winterverblijfplaats voor vleermuizen. Overwinteringsplaatsen moeten onder andere vorstvrij zijn. Uitvoerige inspectie heeft ook geen aanwijzing opgeleverd dat de ruimten als zomerverblijfplaats worden gebruikt, niet als kraamplaats, noch als dagverblijfplaats.

De randen van het naastgelegen wilgenbos zijn waarschijnlijk van belang als jachtgebied voor Gewone dwergvleermuizen evenals de lijnvormige landschapselementen in de wijdere omgeving. Deze soort verblijft vooral in de spouw van stenen bouwwerken, achter betimmeringen en ook in holle bomen.

De conclusie is dan ook dat afbraak van de bewuste schuren geen afbreuk doet aan de kwaliteit van het leefgebied voor vleermuizen.

Vogels
In het plangebied broedt de huismus. In de Soortenstandaard Huismus is te vinden hoe gehandeld moet worden voorafgaande aan en tijdens de geplande werkzaamheden om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen. In het plangebied broeden verder mogelijk een aantal algemeen voorkomende vogelsoorten, zoals roodborst, winterkoning en merel. De werkzaamheden moeten daarom buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Normaal gesproken loopt het broedseizoen van deze soorten van half maart tot half juli.

Samenvatting
In algemene zin kan redelijkerwijs worden gesteld dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Flora- en faunawet wordt verhinderd, mits bij de planning en de werkzaamheden de Soortenstandaard Huismus wordt gevolgd.

Eventuele significant negatieve effecten op nabijgelegen beschermde gebieden zijn in het onderhavige geval niet aan de orde.