Plan: | Kom Noord en Zuidoost, herziening Garderenseweg 62 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.BPBKGarderweg62-ON01 |
Door Veen Architecten is namens de eigenaar van het perceel Garderenseweg 62 een aanvraag ingediend voor transformatie van horeca naar wonen. In het kader van deze plannen is contact geweest met de gemeente Putten en overeenstemming bereikt over het stedenbouwkundig ontwerp. Dit heeft geresulteerd in een plan om maximaal 10 grondgebonden woningen op de locatie toe te staan.
Op basis van het geldende bestemmingsplan Kom Zuidoost geldt voor het perceel een horecabestemming. Binnen deze bestemming is de realisatie van woningen niet mogelijk De gemeente wenst middels dit nieuwe bestemmingsplan de ontwikkeling van het plangebied mogelijk te maken.
De locatie bevindt zich nagenoeg op de hoek van de Veldstraat en de Garderenseweg. De ontsluiting van het perceel verloopt via de Garderenseweg. De doorgaande Garderenseweg, de N797, richting Garderen is een belangrijke uitvalsweg van Putten. Langs deze weg wordt nu hoofdzakelijk gewoond, aan de zuidzijde van de weg bevinden zich nog enkele afwijkende functies zoals de horecagelegenheid.
Afbeelding - ligging van het plangebied (rood), (bron pdok viewer)
Afbeelding - globale begrenzing plangebied (rood), (bron pdok viewer)
De locatie is gelegen in het bestemmingsplan 'Kom Noord en Zuidoost', welke op 4 oktober 2018 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dit plan hebben de gronden de bestemming 'Horeca' en 'Waarde - Archeologie - hoge verwachting'. Hieronder is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen.
Afbeelding - uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kom Noord en Zuidoost (bron
ruimtelijkeplannen.nl)
De beoogde nieuw te bouwen woningen passen niet in dit bestemmingsplan. Ook binnenplans zijn er geen mogelijkheden om de horecabestemming om te zetten in een woonbestemming.
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Het betreft een kavel aan de Garderenseweg 62 in de bebouwde kom van Putten. De oppervlakte van het plangebied bedraagt ongeveer 2.000 m². Op de locatie staan op dit moment meerdere gebouwen. Het hoofdgebouw bestaat uit het cafe/restaurant 't Trefpunt met daaraan grenzend de snackbar Henk & Riet. Boven het café bevindt zich een woning. Daarnaast staan achter het hoofdgebouw nog twee bijgebouwen. Een van deze gebouwen wordt gebruikt als woning. De overige gronden op het perceel zijn verhard dan wel onverhard en vervullen in de huidige situatie niet direct een functie.
Afbeelding - Huidige situatie perceel Garderenseweg 62
afbeelding - voormalig horecagelegenheid 'tTrefpunt (bron: de Puttenaer.nl, foto Wijnand
Kooijmans)
In de nieuwe situatie wordt de bestaande bebouwing gesloopt en komen hiervoor 10 nieuwe grondgebonden woningen in de plaats. In onderstaand ontwerp is aangegeven dat het gaat om een rij van 8 grondgebonden woningen en een twee-onder-één kap woning. Aan de noordoostzijde van het plangebied worden 16 centrale parkeerplaatsen op gezamenlijk terrein gerealiseerd. Langs de Garderenseweg worden geen extra openbare parkeerplaatsen aangelegd.
afbeelding - ontwerp 'Herziening Garderenseweg 62 te Putten' (bron: Veen Architeken bna
bv)
Om de uitstraling van het plangebied naar de Garderenseweg goed in te vullen wordt ter hoogte van de rijwoningen een groenstrook parallel aan de Garderenseweg aangelegd. Ook het centrale parkeerterrein wordt door een groene strook omzoomd.
Bij de verdere uitwerking van de woningen moet extra aandacht worden besteed aan de hoekwoning langs de Garderenseweg. Deze woning dient aan meerdere zijden een hoogwaardige uitstraling te krijgen om zich in lijn met de lintbebouwing aan de Garderenseweg te kunnen scharen.
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.
De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.
De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 3.1.2 )
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Via deze duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.
De 2 stappen van de Ladder
In het Bro staan de twee stappen van de Ladder beschreven:
In paragraaf 4.1 is de verantwoording aan de Ladder duurzame verstedelijking opgenomen.
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Daarnaast richt het zich op het beschikbaar houden van voldoende schoon (drink)water.
Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationaal beleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid en is de opvolger van het nationaal waterplan 2009-2015. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie.
Het onderhavige plan is niet in strijd met het Nationaal Waterplan
Sinds 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energietransitie (Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet, hierna: Wet Vet) van kracht. Bij deze wet is bepaald dat de aardgasaansluitplicht voor nieuwbouw vervalt.
Dit betekent dat vanaf 1 juli 2018 projectontwikkelaars, aannemers en gemeenten rekening moeten houden met het feit dat nieuw te bouwen bouwwerken niet meer mogen worden aangesloten op het gasnet.
Een uitzondering op aardgasloos bouwen is mogelijk, maar is aan voorwaarden onderhevig.
Het onderhavige plan is niet in strijd met de Wet Voortgang ener
De wijze waarop wordt omgegaan met ruimtelijke opgaven komt in de Omgevingsvisie Gelderland aan bod, waarbij de provincie partijen uitnodigt om deel te nemen.
De provincie wil minder sturen en meer begeleiden, inspireren en verbinden. De geldende afspraken over wonen en bedrijventerreinen in regionaal verband blijven bestaan. Verder zijn specifieke aandachtspunten: de leegstand en overcapaciteit, krimpgebieden, energietransitie, verblijfsrecreatie en de herijking van de EHS (Ecologische hoofdstructuur), die nu is opgedeeld naar een Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Ook de landbouwsector verandert en er zijn ambities op het gebied van mobiliteit en openbaar vervoer. De hoofddoelstellingen zijn:
Wat dit laatste betreft komt de nadruk meer te liggen op gezondheidseffecten. Specifieke gebiedskwaliteiten worden vastgelegd in een Gebiedsatlas en de provincie organiseert kwaliteitsateliers.
Woningbouw
De provincie en haar partners streven er samen naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag? Zij zien daarbij de volgende opgaven:
In onder meer de woonvisie van de gemeente Putten, paragraaf 3.3.3 en paragraaf 4.1 komen deze aspecten aan de orde.
Het toevoegen van een woningbouwmogelijkheid op deze locatie is niet in strijd met de Omgevingsvisie of de Omgevingsverordening.
De gemeenten in Regio Noord-Veluwe werken al jaren samen aan verschillende ruimtelijke en maatschappelijke thema's. Op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting zijn dat de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Hattem en Heerde. Dat heeft in de afgelopen jaren geleid tot verschillende momenten van afstemming en beleidsvorming op het gebied van wonen. Zo hebben de regiogemeenten samen met de provincie Gelderland en de Noord-Veluwse woningcorporaties het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 voor Noord-Veluwe vastgesteld. Vervolgens is de Regionale Woonagenda 2012-2013 opgesteld.
Mede met het oog op nieuwe afspraken met de provincie in het kader van de Kwantitatieve Opgave Wonen, dat het oude Kwalitatieve Woningbouw Programma vervangt, hebben de samenwerkende gemeenten in Regio Noord-Veluwe de Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014 opgesteld.
Deze visie is een gezamenlijke kapstok voor het lokale woonbeleid van de betrokken gemeenten. Het lokale beleid begeeft zich binnen de kaders van deze regionale visie en gebruikt de onderdelen van deze visie als kader voor het lokale maatwerk. Het zwaartepunt van het maken van beleid en keuzes ligt op het lokale niveau. Dáár ligt immers, naast de bovengenoemde lokale kracht, ook de democratische legitimatie. In die zin kan deze visie gezien worden als een dunne schil voor lokaal beleid. Het is een gezamenlijk beleids- en werkkader (inhoudelijk én qua manier van werken) en biedt regionale afspraken op de onderdelen waar dit noodzakelijk is gezien de opgaven.
Voordat deze regionale woonvisie is opgesteld, is voor de gehele regio de huidige situatie op de woningmarkt en de verwachte ontwikkelingen in de toekomst geanalyseerd, op basis van het landelijke woningbehoefte onderzoek WoON 2012 en aanvullende analyses van daadwerkelijke verhuisbewegingen.
Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat, ondanks het feit dat de huishoudensgroei in de komende decennia afvlakt, er een behoefte blijft aan extra woningen. Op regionaal niveau zet de groei van het aantal huishoudens in de toekomst door.
De totale groei op de woningmarkt waar in de periode tot 2020 rekening mee wordt houden, is circa 5.600 huishoudens. Daarin is begrepen de extra woningbehoefte als gevolg van het proces van extramuralisatie.
De provincie Gelderland heeft de kwantitatieve behoefte vastgesteld op circa 8.850 woningen voor de periode van 2013 t/m 2024. De bandbreedte voor Putten deze periode bedraagt 650 - 1.010 woningen (huishoudens).
In de Woonvisie (zie paragraaf 3.3.3 van de gemeente Putten wordt dit beleid verder uitgewerkt.
Het Waterbeheerprogramma 2016-2021 (WBP) is op 30 september 2015 door het algemeen bestuur van het Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Het WBP geeft de koers aan die het waterschap gaat varen en beoogt daarmee twee dingen. Ten eerste inzicht geven aan alle gebruikers en partners in het werkgebied in de doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat bereiken. Ten tweede de koers intern – als spoorboekje – expliciet maken en vastleggen. De maatregelen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt. Het 'hoe' volgt in een later stadium, bij het vaststellen van de (meerjaren)begroting. Het WBP is bewust neergezet als een 'programma' en niet meer als een waterbeheerplan. Met het WBP als programma sluit het waterschap aan bij het Bestuursakkoord Water. Binnen de kaders van de Waterwet, de Europese Kaderrichtlijn Water en de Deltabeslissingen beschrijft hoe het waterschap werkt aan de wateropgaven. Ook speelt het waterschap alvast in op de nieuwe wetgeving omtrent ruimtelijke ordening, waarmee dit WBP ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet houdbaar is.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.10. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is in 2014 de 'Toekomstvisie Putten' opgesteld. Met deze Toekomstvisie legt de gemeenteraad van Putten haar speerpunten voor de komende 10 tot 15 jaar neer. Speerpunten die tot stand zijn gekomen in een proces waarin de discussie met de gemeenschap nadrukkelijk is gezocht. In deze Toekomstvisie is een antwoord gegeven op de volgende vragen:
De Toekomstvisie Putten is een samenbundeling van richtinggevende ideeën en visies voor de toekomst van Putten. Met de visie geeft de gemeenteraad het bestuur een richtsnoer om naar te handelen. Dit maakt het mogelijk over 'de waan van de dag' heen te stappen en in te zetten op een koers die Putten ook in de toekomst actueel en urgent houdt voor haar gemeenschap. De toekomstvisie dient daarmee als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's in de komende 10 tot 15 jaar.
De toekomstige samenleving van Putten is gestoeld op thema's die sterk naar voren zijn gekomen in het discussiëren over de toekomst van Putten. Het gaat om de volgende thema's:
In het kader van deze thema's zijn voor dit bestemmingsplan de volgende speerpunten van belang:
De voorliggende ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de toekomstvisie.
De gemeenteraad van Putten heeft op 6 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De Structuurvisie Putten 2030 is opgesteld met de boodschap van de Toekomstvisie Putten als leidraad. Deze is gerelateerd aan actueel beleid ten aanzien van de verschillende beleidsvelden en vervolgens vertaald in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie is leidend en in principe bindend voor het handelen van de gemeente richting initiatiefnemers, en nieuwe bestemmingsplannen moeten inhoudelijk passen binnen de visie van de structuurvisie.
Wonen - kwantitatief
In de gemeente Putten wordt gebouwd voor de lokale woningbehoefte. Putten hanteert daarbij de ladder van duurzame verstedelijking. Dat wil zeggen dat eerst wordt gekeken naar inbreidingsmogelijkheden en vervolgens pas naar uitbreidingsmogelijkheden. Het dorp Putten is de kern waar nieuwe woningbouw plaatsvindt.
Wonen - kwalitatief
In de gemeente Putten is plek voor jong en oud en is het mogelijk om er je hele leven te wonen. Putten richt zich daarbij primair op de behoeften van de eigen bevolking. Starters, senioren en mensen met een beperking krijgen daarbij extra aandacht om hun positie op de arbeidsmarkt te versterken.
De onderhavige ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten van de Structuurvisie Putten 2030.
Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad van Putten de Woonvisie 2015 - 2020 vastgesteld. De woonvisie is in 2017 en 2018 op enkele onderdelen gewijzigd. De woonvisie is een sectorale uitwerking van de Toekomstvisie Putten. De vorige woonvisie dateert uit 2011 en is opgesteld voor de periode 2011-2016 met een doorkijk naar 2020. In de tussentijd hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan, waardoor het nuttig bleek om deze woonvisie te herzien. Zo is er samen met alle regiogemeenten en corporaties deelgenomen aan het WoON 2012 en is in regionaal verband een onderzoeksnotitie opgesteld. De regiogemeenten hebben vervolgens de 'Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014' opgesteld.
Deze regionale visie is de kapstok voor de gemeentelijke woonvisie. De visie is bedoeld voor de periode van 2015-2020 met een doorkijk naar 2025.
Uit de analyse in de woonvisie komt onder andere naar voren dat het aantal huishoudens zal blijven toenemen. Met name de kleine oudere huishoudens zullen blijven toenemen. Ook het aantal jonge gezinnen blijft toenemen.
Er vindt een vindt een verschuiving plaats van aanbodgericht naar vraaggericht woningaanbod. Er moet niet te veel van hetzelfde woningtype in een keer op de markt worden gebracht (verhuur-/verkoopbaarheid kan onder druk komen te staan). De gemeente moet zich richten op kleinschalig maatwerk.
Verder wordt ook geconstateerd dat door de vergrijzing en het scheiden van wonen en zorg er steeds meer zelfstandig wonende huishoudens zullen zijn met een (toenemende) zorgbehoefte. Hierdoor stijgt ook de hulpvraag thuis.
Over het gewenst toekomstbeeld is in Putten veel nagedacht de afgelopen jaren, samen met de inwoners, maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. De opvattingen uit de Toekomstvisie en de Structuurvisie zijn dan ook het vertrekpunt voor de visie op het wonen in Putten.
Binnen de woonvisie staan vier thema's centraal:
Onderhavig plan is in overeenstemming met de woonvisie.
De Nota Parkeernormen van de gemeente Putten uit 2016 beoogt het vastleggen van de Puttense parkeernormen en het bepalen van een transparant en eenduidig toepassingskader. In de Parkeernota zijn aan de hand van de parkeerkencijfers van de C.R.O.W. parkeernormen opgenomen. Op basis van de omgevingsadressendichtheid in Putten is ervoor gekozen om de CROW-parkeerkencijfers voor weinig stedelijke gebieden (4) als uitgangspunt te hanteren.
In Putten is ervoor gekozen om de verscheidenheid aan woningen die CROW hanteert bij haar kencijfers te vereenvoudigen en te relateren aan het bruto vloeroppervlak achter de voordeur (m2 bvo). CROW relateert de kencijfers aan de prijsklasse en type. Ook het onderscheid tussen koop of huur wordt niet gehanteerd aangezien dit verschil nauwelijks relevant is voor de parkeerbehoefte als de woninggrootte wordt meegerekend.
In de navolgende tabel zijn de parkeernormen voor wonen weergegeven:
Voor de nieuw te bouwen woningen geldt een parkeernorm van 1,6. In paragraaf 4.9 wordt verder ingegaan op het aspect parkeren.
Onderhavig plan is in overeenstemming met de parkeernota.
De ambitie van de gemeente Putten is om in 2050 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Klimaatneutraal geeft aan dat een product of dienst niet bijdraagt aan klimaatverandering. De uitstoot van alle broeikasgassen binnen de gemeente Putten wordt tot nul gereduceerd. Dit kan mede worden bereikt door energiebesparende maatregelen te nemen en door het toepassen van duurzame energie.
Stappenplan:
Op dit moment zorgen woningen voor de meeste CO2 uitstoot binnen de gemeente Putten.
Naast besparen op energie, zijn er ook mogelijkheden om op een duurzame manier energie op te wekken. De gemeente Putten wil het gebruik van duurzame energiebronnen stimuleren. Het doel van de gemeente Putten is om bij nieuwbouw vanaf 2020 (bijna) energieneutraal te bouwen. Op die manier kan voldaan worden aan de EPC- eisen. De gemeente wil dit bewerkstelligen door (lokale) bouwbedrijven en aannemers te stimuleren tot het toewerken naar energieneutraal bouwen. Bij nieuwbouwplannen wordt de optie van energieneutraal bouwen nadrukkelijk meegenomen.
Daarnaast wordt door de gemeente gewerkt aan een Ruimtelijke strategie. Deze strategie moet meer inzicht geven in hetgeen nodig is om de doelen van het Energie-akkoord te halen.
Initiatiefnemer heeft het voornemen de woningen 'Bijna Energie Neutraal Gebouwd (BENG) te bouwen. Met de gemeente is overeengekomen dat op die wijze wordt voldaan aan het betreffende beleid.
Voorliggende plannen passen binnen de gemeentelijke ambities voor energieneutraal bouwen.
De gemeenteraad heeft in 2004 de welstandsnota vastgesteld en in 2010 gewijzigd. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in het dorp te behouden en te versterken. In de Welstandsnota worden per deelgebied welstandscriteria beschreven die betrekking hebben op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
De locatie is gelegen in deelgebied Zuidoost. De woningen in deze buurten, in het oosten van Putten, zijn gerealiseerd vanaf de jaren '60 waarin een grote vraag naar woningen was. Er is in zeer korte tijd veel gebouwd en de woningen lijken veel op elkaar. In deze buurten staat veel sociale woningbouw. De wijk is op te delen in twee deelgebieden: ten noorden van de Garderenseweg bevindt zich een combinatie van verschillende woonmilieus, terwijl ten zuiden van de Garderenseweg veel dezelfde woningbouw voorkomt. De woonwijken met een traditionele blokverkaveling liggen achter de bebouwingslinten.
Specifiek voor het gebied ten zuiden van de Garderenseweg is onder meer het volgende beschreven in de welstandsnota: Kenmerkend voor de jaren '60 zijn het strookvormig stratenpatroon en het straatgericht wonen. Door de eenvoudige hoofdmassa's en kapvormen ontstaat rust in het bebouwingsbeeld. De herhaling van gelijkvormige koppen van bouwblokken geven een karakteristiek beeld naar de zijstraten. De opzet is ruim en er is veel ruimte voor groen.
Er gelden vooraf geen specifieke welstandscriteria voor nieuwe ontwikkelingen. Er is echter wel vooroverleg geweest over het stedenbouwkundig ontwerp van het plan.
Het uiteindelijke concrete bouwplan wordt voorgelegd aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. In dit kader zal beoordeeld worden in hoeverre de uitgewerkte plannen passen binnen het bestaande straatbeeld van de Garderenseweg. Gelet op de stedenbouwkundige opzet zoals deze wordt vastgelegd met dit bestemmingsplan kan gesteld worden dat er geen sprake is van een belemmering vanuit de Welstandsnota.
Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Sinds 1 juli 2017 geldt een nieuwe laddersystematiek. De voormalige drie treden van de ladder zijn vervangen door twee eisen bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Deze worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
De gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de nieuwe laddersystematiek. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Op basis van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt een ontwikkeling van 10 nieuwe woningen niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Behoefte
Door de provincie Gelderland is de kwantitatieve behoefte aan woningen voor de regio vastgesteld op circa 8.850 woningen voor de periode 2013 tot 2025. Binnen de regio Noord- Veluwe is voor Putten voor deze periode de bandbreedte vastgesteld op 650 - 1.010 woningen (huishoudens). Dit betekent gemiddeld 830 woningen. In 2017 is besloten om dit aantal met 10% uit te breiden naar 913 woningen. Er mag daarnaast rekening worden gehouden met planuitval van 20%. Tot en met 2018 zijn er reeds 383 woningen toegevoegd. Dit betekent nog een opgave van 530 woningen tot 2025.
De gemeente richt zich primair op het voorzien in de huisvesting van de lokale behoefte en streeft er naar eerst in te breiden in plaats van uit te breiden. De Inbreidingsnotitie 2015 geeft aan waar er mogelijkheden worden gezien voor deze inbreiding. Voorliggende locatie is in de inbreidingsnotitie opgenomen samen met enkele potentiele locaties langs de Garderenseweg. Voor de locatie is geen maximum aantal toe te voegen woningen opgenomen. Wel wordt in de inbreidingsnotitie nadrukkelijk uitgesproken dat het plan moet passen binnen het lint van de Garderenseweg.
Qua kwalitatieve programmering gaat de gemeente uit van het streefwoningbouwprogramma uit de woonvisie, maar we beseffen ons ook dat dit niet op elke locatie te realiseren is. Ook willen we de woningbouwprogrammering laten aansluiten bij de vraag van de markt op de korte en lange termijn. Als leidraad hanteren we bij nieuwbouw een afwegingskader. Projecten zijn kansrijk als zij hieraan (gedeeltelijk) voldoen.
Voor de woningen in het plangebied wordt uitgegaan van 6 levensloopwoningen in het goedkope-sociale segment en 4 hoekwoningen in het middeldure segment. Voor de woningen wordt ingezet op zo energie/neutrale mogelijk bouw. Het woningbouwprogramma speelt in op de vraag van de markt, biedt flexibiliteit voor meerdere doelgroepen en houdt rekening met duurzaamheid. Kijkend naar de totale behoefte aan nieuwe woningen tot 2025 van 530. Is de ontwikkeling van 10 woningen een gewenste ontwikkeling.
Bestaand stedelijk gebied
In het voorliggende geval is geen sprake van uitbreiding buiten bestaand stedelijk gebied. De gekozen locatie staat in het kader van de laddertoets niet ter discussie.
De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied en speelt in op een actuele behoefte in de gemeente Putten. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling past binnen de kaders van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De gemeentelijke archeoloog heeft aangegeven dat de bodem waarschijnlijk nog intact is. De kans op een onverstoorde bodem maakt samen met de hoge verwachtingswaarde voor deze locatie dat een klein booronderzoek vereist is. Afhankelijk van de resultaten van het booronderzoek kan het nodig zijn dat aanvullende onderzoek plaatsvindt.
De initiatiefnemer verzorgt zelf het archeologisch onderzoek. Deze wordt, na accordering door de gemeente, verwerkt in de toelichting en als bijlage in de plantoelichting opgenomen danwel dat het bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt bijgevoegd. Een en ander is gereguleerd middels de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - hoge verwachting.
Voor onderhavig plan vormt archeologie geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In opdracht van initiatiefnemer heeft Lievense Milieu B.V. een bureauonderzoek bodem uitgevoerd voor het betreffende perceel. Dit onderzoek is als bijlage 1 Bureauonderzoek bodem bij de toelichting gevoegd.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek bodem en de geraadpleegde gegevens wordt geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te verwachten dat de huidige bodemkwaliteit een (mogelijke) belemmering vormt voor de toekomstige woonbestemming. De locatie wordt als onverdacht voor bodemverontreiniging beschouwd.
Voor onderhavig plan vormt bodem geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling .
In de omgeving van het plangebied zijn enkele externe veiligheidsrisicobronnen gesitueerd. Op basis van de publieke risicokaart zijn de aanwezige risicobronnen geïnventariseerd. In onderstaande afbeelding is de situering van het plangebied ten opzichte van deze risicobronnen grafisch weergegeven.
De dichtstbijzijnde risicobronnen (inrichtingen, buisleidingen en transport) zijn nader beschouwd in relatie tot het planvoornemen. Het betreft (nummering conform weergave bovenstaande afbeelding):
* info gemeente Route gevaarlijke stoffen loopt over de Calcariaweg/Van Geenstraat
Analyse plaatsgebonden risico
Een risicocontour (ofwel plaatsgebonden risico) geeft aan hoe groot in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.
Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
In onderstaande tabel zijn per risicobron de plaatsgebonden risico's geanalyseerd in relatie tot het realiseren van het integraal kindcentrum.
Uit bovenstaande tabel kan geconcludeerd worden dat deze risicobronnen geen belemmering vormen voor de realisatie van de nieuwe woningen.
Analyse groepsrisico
Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de N303 geldt volgens de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport dat het groepsrisico ter plaatse ruim onder de oriëntatiewaarde ligt.
Voor de 2 inrichtingen (risicobronnen 2 en 3) geldt een afstand tot de grens van het invloedsgebied van 150 meter of minder. De twee inrichtingen bevinden zich op 550 meter of meer van het plangebied. Nader onderzoek met betrekking tot het groepsrisico is voor deze twee inrichtingen niet noodzakelijk.
De aanwezige risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied vormen geen belemmering voor de nieuw te realiseren woningen.
Door Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur is een Natuurtoets uitgevoegd. Deze is als bijlage 3 Quickscan natuur opgenomen in de toelichting. Op basis van hun onderzoek komen ze tot het volgende advies:
Bij de sloop van de bestaande gebouwen en de bouw van nieuwe woningen wordt rekening gehouden bovenstaande adviezen.
Voor onderhavig plan vormen flora en fauna geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Door Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 2 Akoestisch onderzoek opgenomen in de toelichting. Op basis van hun onderzoek komen ze tot onderstaande samenvatting en conclusies:
Het beoogde scherm van 2 m in de noordgevel van de woningen aan de Garderenseweg danwel een gelijkwaardige maatregel die eenzelfde resultaat heeft, wordt als een verplichting in het bestemmingsplan opgenomen.
Voor het onderhavige plan vomt geluid geen belemmering voor de ontwikkeling.
Bij de besluitvorming in het kader van een bestemmingsplanprocedure dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteitsaspecten die samenhangen met het plan in acht te nemen. Dit betekent dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit die samenhangen met de nieuwe functies getoetst dienen te worden aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Ingevolge de systematiek van deze wet vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor een ontwikkeling indien deze niet in betekenende mate (hierna NIBM) bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Dit is het geval indien aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
De 3%-grens van een project dat 'niet in betekenende mate bijdraagt', is ook omgezet in een getalsmatige grens. Als deze getalsmatige grens (hieronder) niet wordt overschreden, wordt deze 3%-grens gerespecteerd.
In dit geval worden slechts 10 nieuwe woningen gerealiseerd. De nieuwe woningen dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
De Wet Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Vanuit een goede ruimtelijke ordening moet daarnaast worden aangetoond dat het verantwoord is om te bouwen in deze omgeving en dat de toekomstige bewoners een goed woon- en leefklimaat wordt geboden. De luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied laat de ontwikkeling van 10 nieuwe woningen toe. Op basis van de NSL-monitoringstool (monitoringsronde 2017) blijkt dat de concentraties verontreinigende stoffen ter plaatse ruim lager zijn dan de van toepassing zijnde wettelijke grenswaarden. Voor PM10 is bovendien voldaan aan de WHO advieswaarde. Tevens is een dalende trend zichtbaar voor PM2,5, waardoor wordt verwacht dat deze in de toekomst ook zal voldoen aan de WHO advieswaarde. Gezien de lage concentraties verontreinigende stoffen kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Door bij de realisatie van gevoelige functies (zoals woningen) voldoende afstand in acht te nemen tot milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) kan hinder en gevaar worden voorkomen. Daarnaast kan worden voorkomen dat bedrijfsbelangen worden geschaad. Door middel van een onderzoek bedrijven- en milieuzonering wordt onderzocht of de toekomstige woning mogelijk een belemmering vormt voor bestaande omringende bedrijven en of er een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning wordt gegarandeerd.
Ten behoeve van de milieuhygiënische afweging in het kader van de ruimtelijke onderbouwing wordt voor de meest nabij gelegen bedrijven aansluiting gezocht bij het stappenplan uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.
De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen dicht bij bedrijven worden voorzien. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van de meest recente versie uit 2009. De VNG-publicatie geeft richtafstanden per bedrijfscategorie. De afstanden worden gegeven voor een aantal milieuaspecten, met name geur, stof, geluid en gevaar. De Raad van State heeft in de uitspraak van 2 april 2014 (201308643/1/R2) aangegeven dat de richtafstanden gelden tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. Indien deze afstanden worden gerespecteerd is er sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijke ordening. Indien één van deze afstanden niet wordt gerespecteerd is nader onderzoek noodzakelijk om na te gaan of alsnog sprake kan zijn van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie.
Het toetsingskader bestaat uit 4 stappen. In stap 1 wordt een afweging gemaakt aan de hand van de in de publicatie genoemde richtafstanden. Indien woningen op kleinere afstand zijn gelegen dan de richtafstanden kan voor het betreffende plandeel in stap 2, 3 of 4 gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden.
Richtafstanden inrichtingen (stap 1)
De richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën worden vermeld in hoofdstuk 1 (lijst 1) van de VNG-publicatie. De richtafstanden die in de lijst zijn opgenomen gelden voor het gebiedstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. In onderstaande afbeelding worden de richtafstanden weergegeven.
Milieu- categorie |
Richtafstand [ m] |
1 | 10 |
2 | 30 |
3.1 | 50 |
3.2 | 100 |
4.1 | 200 |
4.2 | 300 |
5.1 | 500 |
5.2 | 700 |
Afbeelding: Richtafstanden rustige woonwijk/rustig buitengebied
Volgens het 'bestemmingsplan Kom Noord en Zuidoost' liggen de volgende bedrijven in de directe omgeving van het plangebied:
De ligging van deze bedrijven ten opzichte van het plangebied is weergegeven in onderstaande afbeelding.
Een overzicht van de richtafstanden op basis van de bedrijfsactiviteiten is opgenomen in onderstaande tabel. Omdat voor het plangebied uitgegaan kan worden van een gemend gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
* nummering correspondeert met afbeelding 'Ligging bedrijfspercelen in de omgeving van het
plangebied
Op grond van bovenstaand overzicht kan geconstateerd worden dat voor vrijwel alle bedrijven wordt voldaan aan de richtafstanden conform de VNG-publicatie. Met uitzondering van de detailhandelsvestiging aan de Garderenseweg 60. Echter gelet op de bedrijfscategorie waar deze activiteit binnenvalt kan gesteld worden dat deze functie goed samengaat met een reguliere woonfunctie. Het feit dat niet voldaan wordt aan de richtafstand is geen reden om te stellen dat geen goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden
Aangezien voor de relevante bedrijven in de omgeving van het plangebied is voldaan aan de richtafstanden uit stap 1 van de VNG-publicatie wordt geconcludeerd dat:
Het uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. In de gemeentelijke parkeernota word de parkeerbehoefte gerelateerd aan de grootte van de woning. Deze parkeernormen zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW (zie ook paragraaf 3.1.1).
In de Parkeernota zijn voor de bebouwde kom (overig Putten) de volgende parkeernormen opgenomen:
Parkeerbehoefte
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte zijn de gemeentelijke parkeernormen gehanteerd.
functies |
parkeer norm |
aantal woningen |
parkeer- behoefte |
woningen aaneengesloten | 1,6 | 8 | |
woningen twee-aaneengesloten | 1,6 | 2 | |
TOTAAL | 10 | 16 |
Op basis van de gemeentelijke parkeerkencijfers wordt voor de voorliggende locatie een parkeerbehoefte geraamd van 16 parkeerplaatsen.
Onderhavig plan voorziet in 16 parkeerplaatsen op eigen terrein en deze worden opgenomen in de bestemming Verkeer-Verblijf.
Op grond van de normen uit de Parkeernota, wordt geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn voor de nieuwe woningen.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Deze digitale toets is gedaan op 19 februari 2019. Op basis hiervan is een Notitie watertoets opgesteld die als bijlage 4 in de toelichting is opgenomen.
De conclusie van het waterschap is dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren liggen (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan is door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven (zie bijlage 5).
Er zijn geen relevante kabels en leidingen binnen het plangebied bekend.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels behorende bij dit bestemmingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.
Bij de opzet van het bestemmingsplan is getracht de regeling zo duidelijk en eenvoudig mogelijk te houden. Bij het opstellen van de regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels voor de woonbestemming uit het geldende bestemmingplan 'Kom Noord en Zuidoost' (zie paragraaf 1.3), die van toepassing zijn voor het voorliggende plangebied die direct om het plangebied uit het voorliggende bestemmingsplan zijn gelegen. De regels uit dit bestemmingsplan voldoen aan de standaardeisen van de gemeente.
In dit bestemmingsplan is enkel sprake van drie standaard bestemmingen:
Ter plaatse van de bestemming Wonen zijn de gronden bestemd voor wonen, bijgebouwen en tuinen en erven. De woningen, (hoofd)gebouwen, mogen alleen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Bijgebouwen bij de woningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Op de planverbeelding is onder andere aangegeven wat het maximum toegestane aantal woningen is en de maximale goot- en bouwhoogte.
Binnen de woonbestemmingen zijn nog enkele afwijkingsbepalingen opgenomen waarmee binnenplans meer flexibiliteit geboden kan worden bij de uitwerking van de plannen. Daarnaast zijn beroepen aan huis binnen deze bestemming toegestaan. De oppervlakte hiervoor mag niet meer bedragen dan 45 m² of 30% van de bestaande woning.
De strook aan de noordwestelijke zijde van het gebied is bestemd als Groen. Op deze wijze is er een afscherming met de Garderenseweg. De parkeerplaatsen in het noordoostelijke deel hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.
Geluidwerende voorziening
Uit het akoestisch onderzoek, bijlage 2 bij deze toelichting, blijkt dat geluidwerende voorzieningen moeten worden getroffen om een te hoge geluidsbelasting voor een aantal woningen tegen te gaan. In de regels is hiervoor in de bestemming Wonen een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Deze voorwaardelijke verplichting borgt dat bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning van de woningen geluidwerende voorzieningen worden getroffen. Het niet voldoen aan deze voorwaarde is als strijdig gebruik aangemerkt.
Naast de standaard bestemmingen is er één dubbelbestemming, Waarde - Archeologie - hoge
verwachting. Deze bestemming is opgenomen voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. In de bouwregels zijn nadere regels gegeven voor bouwen. Van een bepaalde oppervlakte en diepte van de ingrepen, is archeologisch onderzoek bij omgevingsvergunningverlening voor bouwen vereist.
Op basis van een rapport dienen de archeologische waarden vastgesteld te zijn. Indien de archeologische waarden door het te bouwen bouwwerk worden verstoord, dan kan het bevoegd gezag één of meerdere voorwaarden ter bescherming van de archeologische waarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Voorts geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als:
het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden op een andere manier verzekerd is.
De benodigde herinrichting van de openbare ruimte (aanleg parkeerplaatsen e.d.) vindt plaats door of in opdracht van de initiatiefnemer. Er hoeven geen (grond) aan- of verkopen te worden gedaan. De financiële haalbaarheid is door de gemeente Putten gezien en geaccordeerd. Het plan brengt geen bovenplanse kosten met zich mee. De dekking is gewaarborgd en de financiële uitvoerbaarheid is zeker gesteld. Voor de afhandeling van mogelijke planschade wordt met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten.
De kosten zijn derhalve anderszins verzekerd, er is geen financieel risico voor de gemeente.
Initiatiefnemer betrekt de directe omgeving bij zijn plannen, een omgevingsdialoog. De uitkomsten hiervan worden hier later weergegeven.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het ontwerp-bestemmingsplan Kom Noord en Zuidoost, herziening Garderenseweg 62 voorgelegd aan het waterschap.
Overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt het ontwerp-bestemmingsplan Kom Noord en Zuidoost, herziening Garderenseweg 62' voor de duur van zes weken, ter inzage gelegd.