Plan: | Kom West, herziening locatie Matchpoint |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.BPBKMennestr-ON01 |
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op het terrein van het voormalige vrijetijdscentrum Matchpoint. De gronden zijn enkele jaren geleden door de gemeente aangekocht en worden in ontwikkeling gebracht voor woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens maar ook enkele woningen voor starters en senioren. Daaraan bestaat binnen Putten de grootste behoefte. Doelstelling is om de nieuwe woningen energieneutraal te ontwikkelen.
Omdat met het voorgenomen plan de invulling van het plangebied wijzigt, past het plan niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan 'Kom West'. De gemeente wenst middels dit nieuwe bestemmingsplan ontwikkeling van het plangebied mogelijk te maken.
Afbeelding - ligging van het plangebied
Het plangebied ligt tussen de Nijkerkerstraat en de Mennestraat, in het verlengde van de Van Geenstraat. Aan de noord- en westzijde sluit het gebied aan op de bestaande woonbebouwing van Kom West en Bijsteren. Aan de oostzijde bevindt zich het restaurant Terra Nova met de bijbehorende midgetgolfbanen.
Afbeelding - globale begrenzing plangebied (blauw)
In bovenstaande afbeelding is de begrenzing van het plangebied globaal weergegeven.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Kom West' (vastgesteld 12-01-2012).
Afbeelding - Uitsnede geldend bestemmingsplan
Ter plaatse hebben de gronden de bestemming 'Recreatie'. Binnen deze bestemming is de realisatie van geplande woningen niet mogelijk.
Parallel aan de Mennestraat is op de verbeelding het tracé van een (ondergrondse) aardgasleiding als een dubbelbestemming aangegeven. Binnen een zone van 4 m mag niet zonder meer gebouwd worden.
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
De toelichting is als volgt opgebouwd:
De tennisbanen en vroegere midgetgolfbanen met en bijbehorende voorzieningen bedrijfswoning van Matchpoint zijn inmiddels gesloopt. De huidige situatie betreft grasland, bomen, struiken, verharding en geëgaliseerde grond.
Op de locatie bevinden zich enkele volwassen bomen. Aan de westzijde bevindt zich een aardenwal met volgroeide bomen met naastgelegen fietspad. Daarnaast bevinden zich in het hele plangebied bestaande bomen, zowel solitair als geclusterd. Deze volwassen bomen kunnen door inpassing veel kwaliteit geven aan het nieuwe gebied.
Het gebied leent zich vanwege haar ligging ten opzichte van voorzieningen en infrastructuur uitstekend voor herontwikkeling. De gemeente heeft voor het gebied een nieuwbouwplan ontwikkeld. De plannen zijn meerdere malen aan de bewoners en omwonenden gepresenteerd.
Stedenbouwkundige opzet en programma
In de nieuwe situatie wordt voorzien in de realisatie van 28 woningen:
Een deel van de woningen valt binnen de woningcategorie sociale huur.
Afbeelding - stedenbouwkundige verkaveling (bron: Beeldkwaliteitplan)
In de stedenbouwkundige opzet is uitgegaan van een centraal groen erf, waar de woningen als een hoefijzer omheen liggen. Het gebied wordt voor het autoverkeer vanaf de Mennestraat ontsloten. De rijenwoningen zijn op de Mennestraat geprojecteerd. Hiermee wordt het bestaande straatbeeld langs de Mennestraat voortgezet. De beneden- en bovenwoningen en de levensloopbestendige woningen zijn geprojecteerd rondom het groene erf.
Met de bebouwing wordt aangesloten op de schaal en korrelgrootte van de bestaande woningen in de omgeving. De rijenwoningen op de Mennenstraat sluiten hierop aan door sprongen in de gevel en door kapverdraaiingen. Ook bestaat de stedenbouwkundige opzet uit verschillende oriëntaties, waardoor ook kopgevels in plaats van alleen langsgevels naar de openbare ruimte zijn georiënteerd. Met deze middelen ontstaan nergens te lange aaneengesloten gevellengtes.
Binnen het plangebied worden voldoende openbare parkeerplaatsen aangelegd. In paragraaf 4.10 'Parkeren' wordt hier nader op ingegaan.
Afbeelding - schaal en korrelgrootte nieuwe bebouwing (bron: Beeldkwaliteitplan)
In het geplande groen worden zowel bestaande bomen opgenomen als nieuwe bomen geplaatst. De groene plekken binnen het gebied hebben meerdere functies. Ze voegen zowel kwaliteit toe aan de beleving (kijkgroen), als wel een speelplek voor kleine kinderen (gebruiksgroen) en het draagt bij aan de waterbuffering in het gebied (klimaat adaptief).
Geluidsscherm
Vanwege de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Nijkerkerstraat dient er een geluidsscherm langs de Nijkerkerstraat te worden geplaatst (paragraaf 4.7). Vanwege de doelstelling om de woningen volledig energieneutraal te ontwikkelen zal bij de uitwerking van het geluidscherm onderzocht worden of er mogelijkheden zijn om het scherm in te zetten voor energieopwekking.
De noordzijde van het geluidscherm, welke aan de woningen grenst, zal verzacht worden. Dit kan op enkele manieren. De belangrijkste manier is om de wand trapsgewijs af te laten lopen zodat er een geleding ontstaat. Het toevoegen van groen of het gebruik van natuurlijke materialen geeft ook een mogelijkheid voor verzachting.
Afbeelding - voorbeeld-inpassingen geluidscherm (bron: Beeldkwaliteitplan)
In het beeldkwaliteitplan worden voorbeeld-inpassingen getoond waarbij is te zien hoe deze kwaliteiten tot uiting kunnen komen. Eén voorbeeld waarbij de bergingen geïntegreerd worden in de geluidswal, een ander voorbeeld waar de bergingen los staan in de tuin.
Naast de trapsgewijze afloop kunnen er natuurlijke, verzachtende materialen worden gebruikt om de geluidswal aan te laten sluiten op de woningen.
De geluidswal kan naast zijn geluidwerende functie door middel van zonnepanelen bijdragen aan de duurzaamheid van het plan.
In het 'Beeldkwaliteitplan Matchpointlocatie' is de beeldkwaliteit van het plangebied vastgelegd. In de beeldkwaliteit worden specifieke keuzes gemaakt ten aanzien van elementen die de sfeer van de te ontwikkelen woonbuurt bepalen. Dit heeft betrekking op de onderlinge afstemming van bebouwing in samenhang met de inrichting van de openbare ruimte.
Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.
De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.
De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 3.1.2).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Daarnaast richt het zich op het beschikbaar houden van voldoende schoon (drink)water.
Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationaal beleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid en is de opvolger van het nationaal waterplan 2009-2015. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie.
Het onderhavige plan is niet in strijd met het Nationaal Waterplan.
In de omgevingsvisie van de gemeente Gelderland (vastgesteld door de Provincie op 9 juli 2014) zijn meerdere actualisatieplannen opgenomen. De laatste versie van de Omgevingsvisie is op 10 juli 2017 geconsolideerd.
In de omgevingsvisie omschrijft de Provincie Gelderland hoe zij denken dat de omgeving er in de toekomst uit moet zien. In de omgevingsverordening staan de afspraken en regels om de opgaven uit de omgevingsvisie te realiseren.
Met de omgevingsvisie beoogt de Provincie bij te dragen aan een toekomstbestendig Gelderland. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat betekent een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. Gelderlanders gebruiken het goede van beide werelden. De provincie gaat voor:
Het voorliggend plangebied valt onder de regio Noord- Veluwe. Bijzonder aan deze regio zijn de rust en ruimte met een afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei. Daarnaast heeft de regio een rijke cultuurhistorie en goede verbindingen met omringende regio's.
Woningbouw
De steden in Gelderland zijn een belangrijke motor voor de Gelderse economie, als concentratiepunt van sociaal-culturele en economische activiteiten. Steden zijn van belang voor de stedelijke bevolking èn voor de bewoners in de omliggende gebieden. Iedere stad heeft zijn eigen unieke kwaliteiten en invloedssfeer. De landschappelijke ligging en het groene karakter dragen bij aan de kracht van de Gelderse steden. In samenhang met de sterke steden zijn vitale dorpen van groot belang. Met name in de regio's waar vergrijzing speelt, is een evenwichtige ontwikkeling gewenst, gericht op de kwaliteit van de bestaande voorraad.
De provincie en haar partners streven er samen naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag? Zij zien daarbij de volgende opgaven:
In de regionale woonagenda agenderen partijen in de regio Noord-Veluwe regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij doen. De provincie is een van de partijen. De gemeenten in de Noord-Veluwe hebben in 2011 een Regionale Woonagenda opgesteld. De woonagenda is een afsprakenkader van gemeenten en corporaties. De provincie streeft er met haar partners naar dat dit wordt uitgebreid tot een samenwerkingsverband met meer partners, waaronder marktpartijen.
Een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming zijn op de woningmarkt onmisbaar: de gemeente stelt bestemmingsplannen vast, maakt afspraken met corporaties en andere partijen en koopt eventueel grond. Het inzicht groeit dat op termijn een vorm van strategisch voorraadbeheer nodig is. Dit beheer is gericht op alle woningen binnen een gemeente en liefst afgestemd met de regio. Dit is nodig om vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen en houden. Dit vraagt om kennis van de kansen en mogelijkheden voor:
Op basis van deze kennis kan de meest geschikte locatie bepaald worden voor:
Het toevoegen van een woningbouwmogelijkheid op deze locatie is niet in strijd met de Omgevingsvisie of de Omgevingsverordening.
De gemeenten in Regio Noord-Veluwe werken al jaren samen aan verschillende ruimtelijke en maatschappelijke thema's. Op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting zijn dat de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Hattem en Heerde. Dat heeft in de afgelopen jaren geleid tot verschillende momenten van afstemming en beleidsvorming op het gebied van wonen. Zo hebben de regiogemeenten samen met de provincie Gelderland en de Noord-Veluwse woningcorporaties het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 voor Noord-Veluwe vastgesteld. Vervolgens is de Regionale Woonagenda 2012-2013 opgesteld.
Mede met het oog op nieuwe afspraken met de provincie in het kader van de Kwantitatieve Opgave Wonen, dat het oude Kwalitatieve Woningbouw Programma vervangt, hebben de samenwerkende gemeenten in Regio Noord-Veluwe de Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014 opgesteld.
Deze visie is een gezamenlijke kapstok voor het lokale woonbeleid van de betrokken gemeenten. Het lokale beleid begeeft zich binnen de kaders van deze regionale visie en gebruikt de onderdelen van deze visie als kader voor het lokale maatwerk. Het zwaartepunt van het maken van beleid en keuzes ligt op het lokale niveau. Dáár ligt immers, naast de bovengenoemde lokale kracht, ook de democratische legitimatie. In die zin kan deze visie gezien worden als een dunne schil voor lokaal beleid. Het is een gezamenlijk beleids- en werkkader (inhoudelijk én qua manier van werken) en biedt regionale afspraken op de onderdelen waar dit noodzakelijk is gezien de opgaven.
Voordat deze regionale woonvisie is opgesteld, is voor de gehele regio de huidige situatie op de woningmarkt en de verwachte ontwikkelingen in de toekomst geanalyseerd, op basis van het landelijke woningbehoefte onderzoek WoON 2012 en aanvullende analyses van daadwerkelijke verhuisbewegingen.
Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat, ondanks het feit dat de huishoudensgroei in de komende decennia afvlakt, er een behoefte blijft aan extra woningen. Op regionaal niveau zet de groei van het aantal huishoudens in de toekomst door.
De totale groei op de woningmarkt waar in de periode tot 2020 rekening mee wordt houden, is circa 5.600 huishoudens. Daarin is begrepen de extra woningbehoefte als gevolg van het proces van extramuralisatie.
De provincie Gelderland heeft de kwantitatieve behoefte vastgesteld op circa 8.850 woningen voor de periode van 2013 t/m 2024. De bandbreedte voor Putten deze periode bedraagt 650 - 1.010 woningen (huishoudens).
In de Woonvisie (zie paragraaf 3.3.3) van de gemeente Putten wordt dit beleid verder uitgewerkt.
Het Waterbeheerprogramma 2016-2021 (WBP) is op 30 september 2015 door het algemeen bestuur van het Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Het WBP geeft de koers aan die het waterschap gaat varen en beoogt daarmee twee dingen. Ten eerste inzicht geven aan alle gebruikers en partners in het werkgebied in de doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat bereiken. Ten tweede de koers intern – als spoorboekje – expliciet maken en vastleggen. De maatregelen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt. Het 'hoe' volgt in een later stadium, bij het vaststellen van de (meerjaren)begroting. Het WBP is bewust neergezet als een 'programma' en niet meer als een waterbeheerplan. Met het WBP als programma sluit het waterschap aan bij het Bestuursakkoord Water. Binnen de kaders van de Waterwet, de Europese Kaderrichtlijn Water en de Deltabeslissingen beschrijft hoe het waterschap werkt aan de wateropgaven. Ook speelt het waterschap alvast in op de nieuwe wetgeving omtrent ruimtelijke ordening, waarmee dit WBP ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet houdbaar is.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.11. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is de 'Toekomstvisie Putten' opgesteld. Met deze Toekomstvisie legt de gemeenteraad van Putten haar speerpunten voor de komende 10 tot 15 jaar neer. Speerpunten die tot stand zijn gekomen in een proces waarin de discussie met de gemeenschap nadrukkelijk is gezocht. In deze Toekomstvisie is een antwoord gegeven op de volgende vragen:
De Toekomstvisie Putten is een samenbundeling van richtinggevende ideeën en visies voor de toekomst van Putten. Met de visie geeft de gemeenteraad het bestuur een richtsnoer om naar te handelen. Dit maakt het mogelijk over 'de waan van de dag' heen te stappen en in te zetten op een koers die Putten ook in de toekomst actueel en urgent houdt voor haar gemeenschap. De toekomstvisie dient daarmee als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's in de komende 10 tot 15 jaar.
De toekomstige samenleving van Putten is gestoeld op thema's die sterk naar voren zijn gekomen in het discussiëren over de toekomst van Putten. Het gaat om de volgende thema's:
In het kader van deze thema's zijn voor dit bestemmingsplan de volgende speerpunten van belang:
De voorliggende ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de toekomstvisie.
De gemeenteraad van Putten heeft op 6 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De Structuurvisie Putten 2030 is opgesteld met de boodschap van de Toekomstvisie Putten als leidraad. Deze is gerelateerd aan actueel beleid ten aanzien van de verschillende beleidsvelden en vervolgens vertaald in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie is leidend en in principe bindend voor het handelen van de gemeente richting initiatiefnemers, en nieuwe bestemmingsplannen moeten inhoudelijk passen binnen de visie van de structuurvisie.
Wonen - kwantitatief
In de gemeente Putten wordt gebouwd voor de lokale woningbehoefte. Putten hanteert daarbij de ladder van duurzame verstedelijking. Dat wil zeggen dat eerst wordt gekeken naar inbreidingsmogelijkheden en vervolgens pas naar uitbreidingsmogelijkheden. Het dorp Putten is de kern waar nieuwe woningbouw plaatsvindt.
Wonen - kwalitatief
In de gemeente Putten is plek voor jong en oud en is het mogelijk om er je hele leven te wonen. Putten richt zich daarbij primair op de behoeften van de eigen bevolking. Starters, senioren en mensen met een beperking krijgen daarbij extra aandacht om hun positie op de arbeidsmarkt te versterken.
De onderhavige ontwikkeling sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Structuurvisie Putten 2030.
Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad van Putten de Woonvisie 2015 - 2020 vastgesteld. De woonvisie is een sectorale uitwerking van de Toekomstvisie Putten. De vorige woonvisie dateert uit 2011 en is opgesteld voor de periode 2011-2016 met een doorkijk naar 2020. In de tussentijd hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan, waardoor het nuttig bleek om deze woonvisie te herzien. Zo is er samen met alle regiogemeenten en corporaties deelgenomen aan het WoON 2012 en is in regionaal verband een onderzoeksnotitie opgesteld. De regiogemeenten hebben vervolgens de 'Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014' opgesteld.
Deze regionale visie is de kapstok voor de gemeentelijke woonvisie. De visie is bedoeld voor de periode van 2015-2020 met een doorkijk naar 2025.
Uit de analyse in de woonvisie komt onder andere naar voren dat het aantal huishoudens zal blijven toenemen. Met name de kleine oudere huishoudens zullen blijven toenemen. Ook het aantal jonge gezinnen blijft toenemen.
Er vindt een vindt een verschuiving plaats van aanbodgericht naar vraaggericht woningaanbod. Er moet niet te veel van hetzelfde woningtype in een keer op de markt worden gebracht (verhuur-/verkoopbaarheid kan onder druk komen te staan). De gemeente moet zich richten op kleinschalig maatwerk.
Verder wordt ook geconstateerd dat door de vergrijzing en het scheiden van wonen en zorg er steeds meer zelfstandig wonende huishoudens zullen zijn met een (toenemende) zorgbehoefte. Hierdoor stijgt ook de hulpvraag thuis.
Over het gewenst toekomstbeeld is in Putten veel nagedacht de afgelopen jaren, samen met de inwoners, maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. De opvattingen uit de Toekomstvisie en de Structuurvisie zijn dan ook het vertrekpunt voor de visie op het wonen in Putten.
Binnen de woonvisie staan vier thema's centraal:
Onderhavig plan is in overeenstemming met de woonvisie.
Om te bepalen of met nieuwe plannen sprake is van 'goede ruimtelijke ordening', zijn in de notitie spelregels opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen. Het gaat om de volgende afwegingen:
Het plangebied is als Nijkerkerstraat 10 - 12c (locatie 13) al opgenomen in de
Inbreidingsnotitie 2015, uitgaande van 50 woningen. Aangegeven wordt dat deze locatie
in delen ontwikkeld zou kunnen worden en dat het belangrijk is dat het woongebied niet
vanaf de Nijkerkerstraat wordt ontsloten maar vanaf de Mennestraat.
Het voorliggende bestemmingsplan ziet toe op de ontwikkeling van een deel van deze
inbreidingslocatie.
De Nota Parkeernormen van de gemeente Putten uit 2016 beoogt het vastleggen van de Puttense parkeernormen en het bepalen van een transparant en eenduidig toepassingskader. In de Parkeernota zijn aan de hand van de parkeerkencijfers van de C.R.O.W. parkeernormen opgenomen. Op basis van de omgevingsadressendichtheid in Putten is ervoor gekozen om de CROW-parkeerkencijfers voor weinig stedelijke gebieden (4) als uitgangspunt te hanteren.
In Putten is ervoor gekozen om de verscheidenheid aan woningen die CROW hanteert bij haar kencijfers te vereenvoudigen en te relateren aan het bruto vloeroppervlak achter de voordeur (m2 bvo). CROW relateert de kencijfers aan de prijsklasse en type. Ook het onderscheid tussen koop of huur wordt niet gehanteerd aangezien dit verschil nauwelijks relevant is voor de parkeerbehoefte als de woninggrootte wordt meegerekend.
In de navolgende tabel zijn de parkeernormen voor wonen weergegeven:
In paragraaf 4.10 wordt ingegaan op het aspect parkeren.
De ambitie van de gemeente Putten is om in 2050 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Klimaatneutraal geeft aan dat een product of dienst niet bijdraagt aan klimaatverandering. De uitstoot van alle broeikasgassen binnen de gemeente Putten wordt tot nul gereduceerd. Dit kan mede worden bereikt door energiebesparende maatregelen te nemen en door het toepassen van duurzame energie.
Stappenplan:
Op dit moment zorgen woningen voor de meeste CO2 uitstoot binnen de gemeente Putten.
Naast besparen op energie, zijn er ook mogelijkheden om op een duurzame manier energie op te wekken. De gemeente Putten wil het gebruik van duurzame energiebronnen stimuleren. Het doel van de gemeente Putten is om bij nieuwbouw vanaf 2020 (bijna) energieneutraal te bouwen. Op die manier kan voldaan worden aan de EPC- eisen. De gemeente wil dit bewerkstelligen door (lokale) bouwbedrijven en aannemers te stimuleren tot het toewerken naar energieneutraal bouwen. Bij nieuwbouwplannen wordt de optie van energieneutraal bouwen nadrukkelijk meegenomen.
Daarnaast wordt door de gemeente gewerkt aan een Ruimtelijke energie strategie. Deze strategie moet meer inzicht geven in hetgeen nodig is om de doelen van het Energie-akkoord te halen.
Voorliggende plannen passen binnen de gemeentelijke ambities voor energieneutraal bouwen.
De gemeenteraad heeft in 2004 de welstandsnota vastgesteld en in 2010 gewijzigd. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in het dorp te behouden en te versterken. In de Welstandsnota worden per deelgebied welstandscriteria beschreven die betrekking hebben op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Zodra er sprake is van een ontwikkelingslocatie zal de gemeente de aanvullende gebiedsgerichte welstandcriteria daarvoor vaststellen, als aanvulling op de welstandsnota. Het opstellen van de welstandscriteria is een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding en worden opgesteld in overleg met de welstandscommissie. De inspraak op de deze aanvullingen wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de planvoorbereiding. De welstandscriteria voor de nieuwe woonbuurt moeten zijn vastgesteld door de gemeenteraad voordat de planvorming van de eerste bouwplannen start.
Voor de het voorliggende plangebied wordt een beeldkwaliteitplan opgesteld (zie ook paragraaf 2.3). Dit beeldkwaliteitplan wordt geacht deel te gaan uitmaken van de welstandsnota.
Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Sinds 1 juli 2017 geldt een nieuwe laddersystematiek. De voormalige drie treden van de ladder zijn vervangen door twee eisen bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Deze worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
De gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de nieuwe laddersystematiek. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
In voorgaande situatie is er geen enkele twijfel dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Behoefte
Door de provincie Gelderland is de kwantitatieve behoefte aan woningen voor de regio vastgesteld op circa 8.850 woningen voor de periode 2013 tot 2025. Binnen de regio Noord- Veluwe voor Putten voor deze periode de bandbreedte vastgesteld op 650 - 1.010 woningen (huishoudens). Dit betekent gemiddeld 830 woningen. In 2017 is besloten om dit aantal met 10% uit te breiden naar 913 woningen. Er mag daarnaast rekening worden gehouden met planuitval van 20%. Tot en met 2016 zijn er reeds 274 woningen toegevoegd.
Dit betekent nog een opgave van 639 woningen tot 2025.
De gemeente richt zich primair op het voorzien in de huisvesting van de lokale behoefte en streeft er naar eerst in te breiden in plaats van uit te breiden. De Inbreidingsnotitie 2015 geeft aan waar er mogelijkheden worden gezien voor deze inbreiding. Voorliggende locatie is in de inbreidingsnotitie opgenomen samen met de naastgelegen locatie Terra Nova onder de noemer Nijkerkerstraat 10 – 12c.
Het aantal woningen dat wordt beoogd op deze locatie is maximaal 50.
In het gemeentelijk woningbouwprogramma is alleen de locatie Matchpoint opgenomen, omdat het vooralsnog niet de verwachting is dat de locatie Terra Nova voor 2025 beschikbaar komt voor woningbouw.
Het aantal woningen dat voor de locatie Matchpoint in het woningenbouwprogramma is opgenomen de helft, 25.
Qua kwalitatieve programmering gaat de gemeente uit van het streefwoningbouwprogramma uit de woonvisie, maar we beseffen ons ook dat dit niet op elke locatie te realiseren is. Ook willen we de woningbouwprogrammering laten aansluiten bij de vraag van de markt op de korte en lange termijn. Als leidraad hanteren we bij nieuwbouw een afwegingskader. Projecten zijn kansrijk als zij hieraan (gedeeltelijk) voldoen. Het woningbouwprogramma voor de locatie matchpoint bestaat uit 10 rijwoningen (waarvan 4 hoekwoningen), 6 levensloopwoningen, 4 benedenwoningen (met dubbele beukmaat) en 8 bovenwoningen (2 laags). Het uitgangspunt is dat alle woningen NoM (Nul op de Meter) worden gebouwd.
Het woningbouwprogramma van Matchpoint speelt daarmee in op de vraag van de markt, biedt flexibiliteit voor meerdere doelgroepen en houdt rekening met duurzaamheid.
Bestaand stedelijk gebied
In het voorliggende geval is geen sprake van uitbreiding buiten bestaand stedelijk gebied. De gekozen locatie staat in het kader van de laddertoets niet ter discussie.
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch Erfgoed ondertekend (ook wel het Verdrag van Malta, Conventie van Malta, Verdrag van Valletta genoemd). Dit heeft ertoe geleid dat in Nederland vanaf dat moment meer aandacht is gekomen voor de bescherming van het archeologische bodemarchief.
Ter implementatie van de uitgangspunten van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet betreft een aanpassing van de Monumentenwet 1988. Uitgangspunt in de wet is bescherming 'waar nodig'. De wet gaat ervan uit dat de gemeenteraad bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten (artikel 38a Monumentenwet 1988). Verder introduceert de Wet op de archeologische monumentenzorg het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De redenering hierachter is, dat initiatiefnemers van projecten mogelijk schade toe brengen aan het bodemarchief en daarom de kosten voor het behoud hiervan voor hun rekening moeten nemen.
Op basis van de archeologische waardenkaart blijkt dat het plangebied en haar nabije omgeving is aangewezen als een gebied met een hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 m archeologisch onderzoek nodig is.
Door de regio-archeoloog is aangegeven dat de gronden vanwege de enkeerdgrond een hoge verwachtingswaarde hebben. Ook is er een archeologische waarneming gedaan van een vondst uit de late middeleeuwen.
Voor de aanleg van de rotonde is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op grond van dit onderzoek was aanvullend onderzoek niet nodig. Van het betreffende kavel is bekend dat deze een tijd lang als boomgaard in gebruik is geweest. Dit betekent weinig goeds voor mogelijke archeologische waarden in de grond. Daarna is het terrein lange tijd in gebruik geweest als tennispark. Het is niet aannemelijk dat mogelijk aanwezige archeologische waarden nog intact zijn.
Op voorhand wordt aangenomen dat op het voorliggende perceel geen archeologisch onderzoek nodig is. De archeologische waarden vormen daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavig bestemmingsplan.
Het plangebied was omstreeks 1900 in gebruik als agrarische grond aan de rand van de Putter Eng. In de tweede helft van de 20ste eeuw heeft het gebied bij de totstandkoming van het lint langs de Nijkerkerstraat wisselend gebruik gekend wat uiteindelijk is uitgemond in het gebruik als tennisvereniging. Vanwege dit gewijzigde gebruik zijn in het gebied geen waardevolle historische structuren of elementen meer aanwezig.
Bovendien is in het plangebied ook geen waardevolle of beeldbepalende bebouwing aanwezig.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.
In het kader van een nieuw bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit vloeit voort uit artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
In het kader van het bestemmingsplan zijn voor het plangebied diverse opeenvolgende bodemonderzoeken uitgevoerd:
Verkennend bodemonderzoek Nijkerkerstraat 12
Ten tijde van de aankoop van de gronden is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2) voor het hele plangebied. De bevindingen uit dit onderzoek zijn:
Verkennend bodemonderzoek aan de Nijkerkerstraat 12c te Putten
Voor het oostelijk deel van het plangebied is door Vink Milieutechnisch Adviesbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het verkennend bodemonderzoek is als bijlage 3 in deze toelichting opgenomen. In het bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
Geconcludeerd wordt dat ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit een aanvullend onderzoek wordt geadviseerd. Voor wat betreft de grondwaterkwaliteit blijkt dat het bestemmingsplan hierdoor niet belemmerd wordt.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd:
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In april 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Putten vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen binnen en nabij het plangebied.
Afbeelding - Overzicht risicobronnen omgeving planlocatie
Stationaire risicobronnen:
Binnen/nabij de planlocatie was één stationaire risicobron gelegen te weten het LPG-tankstation Gulf. Recent is de vergunning voor het opslaan van LPG en het leveren hiervan ingetrokken. Het tankstation aan de Van Geenstraat vormt hierdoor geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
Mobiele risicobronnen:
Het plangebied ligt wel binnen de invloedsgebieden van de verschillende risicobronnen en derhalve wordt hieronder ingegaan op de aspecten rampbestrijding en zelfredzaamheid.
In het navolgende zijn voor de stationaire en mobiele risicobronnen de maatgevende scenario's uitgewerkt.
Provinciale wegen N798 en Spoorlijn Zwolle-Amersfoort
Gezien de ligging binnen het invloedsgebied van de Provinciale weg N798 en de doorgaande spoorlijn is gekeken naar:
Maatgevende scenario's
De maatgevende scenario´s voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt is een wolkbrandexplosie en een toxische wolk.
Buisleiding N-570-26
De planlocatie is in zijn geheel gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding. In de voorgaande paragraaf mobiele bronnen is geconcludeerd dat het berekende groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen en de toename door deze ontwikkeling nihil is.
Maatgevende scenario
Maatgevend is het scenario warmtestraling (brandbaar aardgas). Het instantaan falen van de aardgasleiding kan een explosie tot gevolg hebben.
Mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid
Uit de bovenstaande blijkt dat voor de aanwezige risicobronnen de volgende scenario's maatgevend zijn: een wolkbrandexplosie, een toxische wolk, warmtestraling (brandbaar gas) en een warme BLEVE. Onderstaand is vanuit deze scenario's ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid:
Conclusie verantwoording groepsrisico
Het voornemen met de getroffen maatregelen past binnen de normen en is hiermee
acceptabel.
Verschillende soorten planten, dieren worden beschermd in de Wet natuurbescherming. De Wet is per 1 januari 2017 van kracht geworden en vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat de nesten, holen of andere verblijfsplaatsen niet worden vernield of beschadigd. Verstoring is in sommige wel toegestaan, mits er geen negatief effect is op populatieniveau. Beschermde planten mogen niet worden verwijderd van hun groeiplaats. Ook mogen door een ruimtelijke ontwikkeling geen significante negatieve effecten plaatsvinden op beschermde gebieden.
In opdracht van de gemeente heeft het Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur een natuurtoets/quickscan uitgevoerd om de natuurwaarden in beeld te brengen bij de ontwikkeling van het voorliggende perceel. De natuurtoets is als bijlage 5 in de toelichting opgenomen.
Uit de natuurtoets blijkt het volgende:
Ecologische kansen
In de natuurtoets wordt aangegeven dat het plan ook kansen biedt om met eenvoudige en goedkope aanpassingen geschikte plaatsen te creëren voor verschillende soortgroepen. Zo valt bijvoorbeeld te denken aan het aanbrengen van nestvoorzieningen voor huismus (vide, kasten of potten) en/of gierzwaluw (eet veel muggen).
Bij de aanleg van groenvoorzieningen verdient het aanbeveling om inheemse noot- en besdragende soorten te gebruiken. Deze kunnen als voedsel dienen voor allerlei vogels en zoogdieren. Soorten als vleermuizen volgen graag lijnvormige structuren. Voor de natuurwaarden is het daarom positief als groene lijnelementen aansluitend door het gebied lopen.
Aanbevelingen
In de natuurtoets worden ten slotte aanbevelingen gegeven voor het uitvoeren van werkzaamheden:
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten en met inachtneming van de aanbevelingen vormt
het aspect ecologie geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) en de Luchtvaartwet. Bij vaststelling van een bestemmingsplan moeten we rekening houden met deze regels en wetten als we :
De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Als de geluidbelasting op de gevel wel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van hogere waarden. Hierbij mag de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde echter niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen kunnen per geluidsbron verschillen.
Om voor vaststelling van een hogere grenswaarde in aanmerking te kunnen komen, moet aan de volgende wettelijke eis worden voldaan: het moet om een situatie gaan waarbij maatregelen om het verwachte geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard stuiten.
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, behalve bij woonerven en 30 km-gebieden. Nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen, binnen zones van wegen moeten worden getoetst aan de Wgh (artikel 74). De breedte van de zone langs wegen is afhankelijk van de ligging van een weg (in stedelijk gebied of buitenstedelijk) en van het aantal rijstroken.
Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek nodig. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen bedraagt veelal 48 dB(A). De uiterste grenswaarde bedraagt binnen de bebouwde kom 63 dB(A). Buiten de bebouwde kom bedraagt de uiterste grenswaarde 53 dB(A).
Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Nijkerkerstraat en de Van Geenstraat. De Mennestraat is een 30 kilometerweg en wordt voor de Wet geluidhinder niet beoordeeld. Vanuit goede ruimtelijke ordening wordt de Mennestraat echter wel meegenomen.
Door de Omgevingsdienst Noord-Veluwe is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 6 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan.
Uit het onderzoek blijkt dat met de beoogde bouw van de woningen op de voorliggende locatie niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Zonder maatregelen is voor de beoogde woningen, op grond van het vastgesteld gemeentelijk beleid, sprake van een ongewenste situatie. Er kunnen hogere waarden worden vastgesteld, maar er moet eerst worden onderzocht of maatregelen mogelijk zijn.
Voor beoordeling van de GES-score wordt geen aftrek artikel 110g toegepast en worden de wegen gecumuleerd. Dit houdt in dat de waarden 2 of 5 dB hoger zijn. De GES-score is over het algemeen matig tussen 53 en 57 dB. De score op de gevels aan de binnenplaats is over het algemeen redelijk met 48 tot 55 dB en de score op de zuidelijke gevels van het zuidelijke woonblok is met 58 tot 61 dB zeer matig
Bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan is in het akoestisch onderzoek gekeken naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst de geluidsbelasting hoger wordt dan de voorkeursgrenswaarden.
Gemeente Putten kan hogere waarden vaststellen waarbij gemotiveerd moet worden waarom de maatregelen niet kunnen worden uitgevoerd. Dit is alleen mogelijk wanneer maatregelen niet doelmatig zijn of op financiële-, landschappelijke, stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren stuiten.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er meerdere hogere waardes dienen te worden vastgelegd vanwege de Nijkerkerstraat. Op onderstaande afbeelding zijn deze waarden weergegeven. In de bijlagen van het akoestisch onderzoek zijn deze waarde tevens per hoogte weergegeven.
Afbeelding - Geluidbelasting (Lden) Nijkerkerstraat incl. aftrek stiller verkeer
Voor alle waardes hoger dan 48 dB (oranje) dient een hogere waarde te worden vastgesteld. De waardes variëren van 49 dB tot en met 58 dB. In de planregels is de realisatie van een geluidscherm met een hoogte van ten minste 5 m als een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen.
Voor het uitvoeren van een gevelisolatieberekening dient met de gecumuleerde geluidsbelasting zonder aftrek voor stiller verkeer gerekend te worden. Bij het zuidelijke gedeelte van het westelijke woonblok moet volgens het geluidbeleid aandacht worden besteed aan geluiddempende mechanische ventilatie.
Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
In de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenten bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht dienen te nemen ten aanzien van onder andere stikstofdioxide NO2 en fijnstof PM10 (zwevende deeltje).
Om niet voor alle (kleine) ontwikkelingen een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te hoeven voeren is de Ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) opgesteld. Deze regeling heeft als doel om plannen met een beperkte omvang vrij te stellen van onderzoek omdat deze ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De regeling is alleen van toepassing voor woningbouw- en kantorenlocaties en enkele inrichtingen.
Het mogelijk maken van 28 nieuwe woningen leidt niet tot een ruimtelijke wijziging die in het kader van de Wet luchtkwaliteit nader onderzoek behoeft.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is het van belang inzichtelijk te maken of er sprake is van een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en de (gevoelige) functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.
Om dit inzichtelijk te maken wordt uitgegaan van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk). De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen dicht bij bedrijven worden voorzien.
De publicatie geeft richtafstanden per bedrijfscategorie. De afstanden worden gegeven voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar en worden gemeten vanaf de perceelsgrens van de inrichting tot aan de gevels van woningen. Deze richtafstanden zijn gebaseerd op het omgevingstype 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied'. Als sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' mogen de richtafstanden verlaagd worden.
Als de afstanden worden gerespecteerd is er sprake van een milieu-hygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijke ordening. Als een van de afstanden niet wordt gerespecteerd, is nader onderzoek noodzakelijk om na te gaan of de situatie alsnog milieuhygiënisch inpasbaar is.
Aanwezige bedrijven
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich de volgende bedrijven. Voor wat betreft de grootste richtafstand is uitgegaan van een 'rustige woonwijk':
Bedrijf (incl. adres) | omschrijving | SBI-code | grootste richtafstand |
Terra Nova (Nijkerkerstraat 12) | restaurant | 561 | 10 m |
Terra Nova (Nijkerkerstraat 12) | golfbaan | 931,H | 10 m |
Pol Occasions (Nijkerkerstraat 19) | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en bedrijf | 451, 452, 454 | 30 m |
Tinq (Van Geenstraat 105) | benzineservicestation, zonder LPG | 473.3 | 30 m |
Voor de horecavoorziening en de midgetgolfbaan geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk. De nieuwe woningen worden op een afstand van 10 m tot de plangrens mogelijk gemaakt, zodat aan deze richtafstand wordt voldaan.
Ten opzichte van het autobedrijf en het benzineservicestation aan de overzijde van de Nijkerkerstraat wordt een afstand aangehouden van ten minste 80 m en 120 m, zodat ook hier ruimschoots aan de richtafstanden wordt voldaan.
Omdat de richtafstanden worden gerespecteerd is in het kader van het voorliggende bestemmingsplan sprake van een milieu-hygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijke ordening.
Het uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. In de gemeentelijke parkeernota word de parkeerbehoefte gerelateerd aan de grootte van de woning. Deze parkeernormen zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW (zie ook paragraaf 3.3.5).
In de Parkeernota zijn voor de bebouwde kom (overig Putten) de volgende parkeernormen opgenomen:
Parkeerbehoefte
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte zijn de gemeentelijke parkeernormen gehanteerd.
functies |
parkeer norm |
aantal woningen |
parkeer- behoefte |
benedenwoning ( gestapeld: 70 m2) | 1,9 | 4 | 7,6 |
bovenwoning (gestapeld: 70 m2) | 1,9 | 8 | 15,2 |
levensloopbestendige woning (niet gestapeld: 102 m2) | 1,9 | 6 | 11,4 |
rijenwoning (niet gestapeld: 94 m2) | 1,9 | 10 | 19,0 |
TOTAAL | 28 | 53,2 |
Op basis van de gemeentelijke parkeerkencijfers wordt voor de voorliggende locatie een parkeerbehoefte geraamd van 54 parkeerplaatsen.
Parkeeraanbod: functioneel parkeren
In het plangebied komen woningen geschikt voor bijzondere doelgroepen. Dit zijn doelgroepen waar de kans groot is dat de parkeercapaciteit niet volledig benut wordt en er een overschot ontstaat. Om hierop in te spelen wordt er uitgegaan van 'functioneel parkeren'.
Hierbij wordt ruimte gereserveerd voor de parkeernormen op basis van het geldende beleid, maar worden enkele van de parkeerplekken niet direct gerealiseerd. Deze blijven als reservering in het plan. Ze worden pas aangelegd wanneer uit de werkelijke situatie blijkt dat er een overdruk is.
Afbeelding - functionele parkeerplaatsen (bron: Beeldkwaliteitplan)
Door vooraf aan te geven om welke parkeerplaatsen het gaat kan de beleving van de openbare ruimte maximaal benut worden:
Flexibiliteit
Bij aanvang worden 44 openbare (verharde) parkeerplaatsen aangelegd. Deze zijn in eerste instantie bedoeld voor bewoners en bezoekers. Tegelijkertijd is er ruimte gereserveerd voor nog eens 10 optionele 'groene' parkeerplaatsen. Mocht blijken dat hierdoor een structureel tekort aan parkeerplaatsen ontstaat dan kunnen deze optionele parkeerplaatsen alsnog worden benut.
Op grond van de normen uit de Parkeernota, wordt geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn voor de nieuwe woningen.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Het klimaat veranderd en we krijgen steeds meer te maken met stortbuien en piekmomenten in onze neerslag. De inrichting van de openbare ruimte kan bijdragen aan een oplossing voor dit probleem. De inrichting van de openbare ruimte kan bijdragen aan een oplossing voor dit probleem.
In eerste instantie wordt gekeken of er zoveel mogelijk water binnen het plangebied kan worden gebufferd. Mocht dit niet zo zijn wordt er gekeken of het overige water over het maaiveld kan worden afgevoerd.
Bufferen binnen plangebied
In het plangebied wordt circa 3.000 m2 aan verhard oppervlakte gerealiseerd. Uitgangspunt is om het hemelwater te infiltreren (bufferen) in het plangebied. Deels door opvang in het groene erf en de groene inpassing van de Kraakweg en deels door de aanleg van een infiltratieriolering.
De verwachting is dat met deze combi voldoende opvang gerealiseerd kan worden.
Afbeelding - afwatering (bron: Beeldkwaliteitplan)
Afvoeren over maaiveld
Mocht de capaciteit van beide voorzieningen onvoldoende zijn dan zal een aansluiting worden gemaakt op de groene wadi die ten noorden van het plangebied langs de Mennestraat ligt.
Deze wadi maakt onderdeel uit van het water-netwerksysteem van de wijk Husselerveld. Op basis van ervaringen blijkt dat deze wadi vrijwel nooit water herbergt en dus goed gebruikt kan worden als buffer voor het plangebied. Dit wadi-netwerk sluit uiteindelijk aan op de watergang langs de Bouwmeestergoed en de Huybertseweg.
Infiltratie bij de woningen
Voor de woningen geldt dat infiltratie plaatsvindt op eigen terrein. Een veel gebruikte vorm hierbij is het plaatsen van infiltratiekratten.
Zoals in paragraaf 4.5 is aangegeven ligt aan de noordzijde van het plangebied een ondergrondse aardgastransportleiding (N-570-26). Aan weerszijden van de aardgastransportleiding dient een bebouwingsvrije zone van 4 m te worden aangehouden.
Op basis van een klic-melding bij het kadaster is de juiste ligging van de betreffende aardgastransportleiding bepaald. De hartlijn van de leiding en de bijbehorende bebouwingsvrije strook is op de verbeelding aangegeven en in de planregels vastgelegd met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Binnen deze zone mag zonder toestemming van de leidingbeheerder niet worden gebouwd.
In het kader van de m.e.r.-wetgeving is het van belang om te weten of de voorgenomen plannen vanuit de m.e.r.-wetgeving m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. Het Besluit milieueffectrapportage benoemt de activiteiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is. De voorgenomen activiteit dienen getoetst te worden aan de activiteiten en drempelwaarden van de C-lijst (m.e.r.-plichtig) en D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtig) van het Besluit m.e.r. .
Toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst is niet toereikend. Wanneer een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen:
In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het realiseren van woningen. De aanleg, wijziging of uitbreiding van onder andere woningbouw en bedrijfsmatige activiteiten zijn in het Besluit milieueffectrapportage opgenomen onder de noemer ‘stedelijk ontwikkelingsproject’.
De activiteit ‘stedelijk ontwikkelingsproject’ is niet opgenomen op de C-lijst van het Besluit m.e.r. Er is daarom geen sprake van een directe projectm.e.r.-plicht.
De activiteit ‘stedelijk ontwikkelingsproject’ staat wel vermeld op de D-lijst van het Besluit m.e.r., om concreet te zijn in categorie D11.2. Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig in geval deze betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer , een aaneengesloten gebied en 2.000 woningen of meer, of wanneer het een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft.
Het voorliggende bestemmingsplan ligt ruim onder de plandrempel waarvoor conform het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk is. Het totale bedrijfsvloeroppervlak dat volgens het bestemmingsplan maximaal gerealiseerd kan worden bedraagt nooit meer dan 100 ha en maximaal 28 woningen. Gelet hierop worden de (indicatieve) drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. niet overschreden, zodat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden uitgevoerd.
In het kader van voorliggend bestemmingsplan zijn diverse (milieu)onderzoeken uitgevoerd voor alle, voor dit plan, relevante milieuaspecten. Uit deze onderzoeken, waarvan de uitkomsten zijn verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan, blijkt dat het plan beperkte milieueffecten heeft. De effecten zijn echter zodanig beperkt dat een verdere m.e.r.-procedure niet aan de orde is.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels behorende bij dit bestemmingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.
Bij de opzet van het bestemmingsplan is getracht de regeling zo duidelijk en eenvoudig mogelijk te houden. Bij het opstellen van de regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels voor de woonbestemming uit het geldende bestemmingplan 'Kom West' (zie paragraaf 1.3), die van toepassing zijn voor het voorliggende plangebied die direct om het plangebied uit het voorliggende bestemmingsplan zijn gelegen. De regels uit dit bestemmingsplan voldoen aan de standaardeisen van de gemeente.
In het bestemmingsplan 'Kom West' werd gewerkt met aanduidingen voor bouwklassen voor de woningen en bijgebouwen om de toegestane goothoogte, bouwhoogte en het bebouwingspercentage aan te geven op de planverbeelding. In het voorliggende bestemmingsplan wordt daarentegen de goot- en bouwhoogte in meters op de planverbeelding aangegeven, en worden met een aanduiding 'bijgebouwen' specifieke voorwaarden voor bijgebouwen geregeld.
In dit bestemmingsplan is enkel sprake van drie standaard bestemmingen:
Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' zijn de gronden bestemd voor wonen, bijgebouwen en tuinen en erven. De gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Op de planverbeelding is onder andere aangegeven wat het aantal woningen is en de maximale goot- en bouwhoogte.
Tevens gelden afstandsmaten waaraan bijgebouwen en dergelijke moeten voldoen. Voor de voorgevelbouwgrens is maximaal één uitbouw toegestaan. Middels de aanduiding 'bijgebouwen' is aangegeven waar bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd. Ter plaatse van deze aanduiding geldt een maximaal bebouwingsoppervlakte van 50%.
Beroepen aan huis zijn binnen deze bestemming toegestaan. De oppervlakte hiervoor mag niet meer bedragen dan 45 m² of 30% van de bestaande woning.
Het openbare gebied is bestemd als 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' spreken voor zich. Binnen de beide bestemming zijn ook de openbare parkeerplaatsen opgenomen.
De aardgas-transportleiding langs de Mennestraat is opnieuw bestemd als 'Leiding - Gas'.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als:
Alle gronden zijn in eigendom van de gemeente. De inrichting van de openbare ruimte (aanleg weg, parkeerplaatsen e.d.) vindt plaats door of in opdracht van de gemeente. De gronden ten behoeve van de woningen zijn inmiddels verkocht, welke het plan zullen ontwikkelen binnen de regels van het bestemmingsplan. Voor het gebied is een grondexploitatie vastgesteld. De gemeente heeft op basis van deze exploitatie financiële middelen vrijgemaakt.
Op basis van voorgaande kan geconcludeerd worden dat voldaan wordt aan artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening en de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd is.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het ontwerp-bestemmingsplan 'Kom West, herziening locatie Matchpoint' voorgelegd aan het waterschap en aan de provincie Gelderland.
Overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt het ontwerp-bestemmingsplan 'Kom West, herziening locatie Matchpoint' ter inzage gelegd.