direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Hoge Eng, herziening Hoge Engweg 8
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBTHogeEngweg8-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Op het perceel Hoge Engweg 8 is een woning gelegen, aan de rand van het bedrijventerrein Hoge Eng. Dit perceel is in 1996 door de gemeente aangekocht, met de bedoeling om dit perceel bij het bedrijventerrein te betrekken. De juridische levering van het perceel heeft pas eind 2015 plaatsgevonden, omdat met de toenmalige eigenaar de afspraak was gemaakt dat hij tot zijn overlijden in de woning mocht blijven wonen.

De gemeente heeft het voornemen om het perceel te gaan betrekken bij het omliggende bedrijventerrein. De bestaande woonbebouwing op het perceel zal worden gesloopt. De hierdoor vrijkomende grond zal na wijziging van het bestemmingsplan beschikbaar komen voor een aan de Hoge Eng-West 10 gevestigde sportcentrum en de aan de Hoge Eng-West 12 gelegen bebouwing van de gemeentewerf. Omdat het vigerende bestemmingsplan dat op het plangebied van toepassing is deze ontwikkeling niet mogelijk maakt, voorziet voorliggend bestemmingsplan in een juridisch-planologisch regime waarmee het plan kan worden gerealiseerd.

1.2 Ligging plangebied en begrenzing plangebied

Het onderhavige perceel ligt aan de zuidkant van het bedrijventerrein Hoge Eng, dat ten zuiden van Putten is gelegen. Direct ten noorden van het plangebied liggen het sportcentrum Rinjani en bedrijfsbebouwing van de gemeentewerf. Ten zuiden van het plangebied zijn weilanden en agrarische bedrijven gelegen.
Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 1500 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBTHogeEngweg8-ON01_0001.jpg"

Afbeelding – Ligging plangebied (www.google.nl/maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBTHogeEngweg8-ON01_0002.png"

Afbeelding - Tekening aangekochte grond door gemeente

1.3 Het geldende bestemmingsplan

Het onderhavige perceel valt onder het regime van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hoge Eng', dat op 12 januari 2012 gewijzigd is vastgesteld. In onderstaande afbeelding is een uitsnede weergegeven van de bestemmingen op en rondom het plangebied.

Op het plangebied is de bestemming 'Wonen' van toepassing. De terreinen ten noorden van het plangebied zijn vooral bestemd als 'Bedrijventerrein', aan weerszijde van het gebied geldt voor een strook groenvoorziening langs de weg de bestemming 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBTHogeEngweg8-ON01_0003.jpg"

Afbeelding – Uitsnede van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hoge Eng'

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • 1. de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  • 2. de planregels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
  • 3. een verbeelding: met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.

De toelichting is als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Ter plaatse van het plangebied staat een woning met bijbehorende opstallen (een kippenhok en schuur). De woning met het bijbehorende erf ligt tussen verschillende bedrijven aan de rand van het bedrijventerrein Hoge Eng. Op het erf is een kleine grasweide aanwezig, evenals een moestuin en enkele bomen. Een deel van het perceel is verhard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBTHogeEngweg8-ON01_0004.png"

Afbeelding – Huidige situatie

2.2 Nieuwe situatie

De bebouwing op het perceel zal worden gesloopt. Het grootste deel van de vrijkomende grond wordt in gebruik genomen worden door het sportcentrum Rinjani op Hoge Eng West 10 en de gemeentewerf op Hoge Eng West 12. Beide percelen liggen direct ten noorden van het plangebied.

Daarnaast zal een (zuidelijk) deel van de gronden worden benut om de bestaande groenvoorziening tussen de Hoge Engweg en het bedrijventerrein af te ronden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.

De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:

  • 1. Concurrerend
    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Bereikbaar
    Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Leefbaar en veilig
    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.

De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.2 Provinciaal/regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden en in december 2015 geactualiseerd. Het betreft een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en Ruimtelijke Verordening Gelderland. De Omgevingsverordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en bevat algemene verbindende voorschriften.

Het plangebied is gelegen in de regio Noord-Veluwe. Dit gebied wordt gekenmerkt door:

  • rust en ruimte;
  • afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei;
  • een rijke cultuurhistorie;
  • gastvrijheid en mensen die omzien naar elkaar;
  • de recreatieve en toeristische sector en zorg;
  • goede verbindingen met omringende regio's.

Werken
De provincie en haar partners streven samen naar behoud en verdere economische ontwikkeling van Gelderland tot een krachtige, duurzame, innovatieve en internationaal concurrerende regio. Een regio die passende werkgelegenheid biedt voor iedereen die wil en kan werken. De opgaven die zij hierbij zien, zijn:

  • een gezonde economie die de mensen in Gelderland een behoorlijk inkomen biedt;
  • arbeidsparticipatie van de Gelderse beroepsbevolking optimaliseren;
  • bereikbaar werk voor iedereen.

De provincie streeft naar het behoud van kansrijke bestaande bedrijven en werkgelegenheid om de concurrentiepositie van Gelderland te versterken. Een optimaal vestigingsklimaat is het doel, waarbij bedrijven zich kunnen ontwikkelen en kunnen zorgen voor werkgelegenheid. De provincie gaat uit van de kracht van ondernemers en ondernemingen. De provincie zet zich maximaal in om kansrijke bedrijven te faciliteren. De provincie gaat op zoek naar de economische dynamiek en ondersteunt de economische kracht van Gelderse bedrijven.

De provincie streeft naar zorgvuldig ruimtegebruik: terughoudendheid bij het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen en veel aandacht voor het revitaliseren van bestaande terreinen. Als functieverandering, sloop of een andere invulling van ruimtes (voor kantoren) nodig is, dan is het goed hiervoor te kiezen in plaats van het bouwen van nieuwe kantoren. Kansen zijn er ook om beeldbepalende gebouwen niet te slopen, maar in te zetten voor hergebruik op een wijze die de kwaliteit van de omgeving verbetert.

Het slopen van de woning op het bedrijventerrein en het betrekken van het perceel Hoge Engweg 8 bij het bedrijventerrein zijn niet in strijd met de Omgevingsvisie of de Omgevingsverordening.

3.2.2 Omgevingsagenda 2015 - 2020 "Werken in het groen"

In de Omgevingsagenda geven de acht gemeenten van de Noord-Veluwe – Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten – aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Bij het bepalen van de regionale opgaven in deze agenda is de inhoud van de Omgevingsvisie Gelderland en de inbreng daarvoor vanuit de Noord-Veluwse gemeenten uitgangspunt geweest. In de omgevingsagenda wordt de richting bepaald voor regionale samenwerking op grote opgaven in het gebied voor de periode tot 2020.

De vier opgaven in de Omgevingsagenda zijn:

  • 1. Versterken toeristisch product
    Doel: Een aantrekkelijk gebied met een sterk toeristisch product. Hierdoor ontvangt de regio een hoger aantal bezoekers (zowel vakantiegangers als dagrecreanten) en is de gemiddelde verblijfsduur van bezoekers langer. De regio focust op de binnenlandse én buitenlandse toerist en wil het aantal bezoekers laten toenemen met 5%.
  • 2. Vitaliseren buitengebied
    Doel: Een vitaal buitengebied met een sterke landbouw in combinatie met nieuwe functies om het voorzieningenniveau, de werkgelegenheid en de sociale verbondenheid in het buitengebied en kleine kernen te behouden.
  • 3. Verbeteren economische infrastructuur
    Doel: Een verbeterde economische infrastructuur die als basis kan dienen voor economische ontwikkeling en behoud van de werkgelegenheid. Gestreefd wordt naar (het behouden van) sterke sectoren binnen de regio met voldoende diversiteit, aansluiting bij kansrijke ontwikkelingen en bewegingen buiten de regio en het bevorderen van werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
  • 4. Stimuleren klimaat neutrale regio
    Versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding, het gebruik van groene grondstoffen in combinatie met het stimuleren van een circulaire economie, verbetering van de concurrentiepositie en stimulering van de lokale werkgelegenheid.

In de komende tijd zullen de concrete projecten bij de vier integrale opgaven worden bepaald en uitgewerkt.

De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten in de Omgevingsagenda.

3.2.3 Landschapsontwikkelingsplan Ermelo - Putten

De gemeenteraadraad van de gemeente Putten heeft op 9 juni 2011 het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 vastgesteld. Dit landschapsontwikkelingsplan (LOP) beschrijft het landschapsbeleid voor de komende 10 tot 15 jaar. Het plangebied bestaat uit het buitengebied van de gemeente Ermelo en Putten, de kleine kernen en de randen van de kernen Ermelo en Putten. Het Landschapsontwikkelingsplan is in overleg met alle betrokkenen – bestuurders, beleidsmakers, bewoners en organisaties – tot stand gekomen.

In het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 geven de gemeenten Ermelo en Putten hun visie op het landschap in de gemeenten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vier zones, namelijk de open randmerenzone, het 'agrarisch werklandschap' op de flank van het Veluwemassief, het bosrijke Veluwemassief met agrarische enclaves en het beekdal van de Leuvenumse/Staverdense Beek. Deze zones hebben elk een eigen karakteristiek die behouden wordt en verder wordt ontwikkeld en verbeterd. Deze karakteristiek vormt tevens het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Op hoofdlijnen is de visie gericht op:

  • 1. actieve ontwikkeling van een landschappelijk raamwerk in gebieden waar veel ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden (met name nieuwe dorpsranden en recreatiegebieden);
  • 2. behoud en versterking van waardevolle landschappen door beheer en herstel van landschapselementen;
  • 3. een landschappelijk kader voor te realiseren ecologische verbindingszones (combinatie versterking natuur én landschap);
  • 4. verbeteren beeldkwaliteit van onder meer dorpsentrees en nieuwe en bestaande bebouwing en erven.

De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo – Putten 2011 – 2021.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Putten

Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is de 'Toekomstvisie Putten' opgesteld. Met deze Toekomstvisie legt de gemeenteraad van Putten haar speerpunten voor de komende 10 tot 15 jaar neer. Speerpunten die tot stand zijn gekomen in een proces waarin de discussie met de gemeenschap nadrukkelijk is gezocht. In deze Toekomstvisie is een antwoord gegeven op de volgende vragen:

  • 1. Wat voor samenleving wil Putten in 2030 zijn?
  • 2. Wat is dan de kerntaak en -rol van de gemeente Putten?
  • 3. Wat is de rol van de bewoners, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties binnen de Puttense gemeenschap?

De Toekomstvisie Putten is een samenbundeling van richtinggevende ideeën en visies voor de toekomst van Putten. Met de visie geeft de gemeenteraad het bestuur een richtsnoer om naar te handelen. Dit maakt het mogelijk over 'de waan van de dag' heen te stappen en in te zetten op een koers die Putten ook in de toekomst actueel en urgent houdt voor haar gemeenschap. De toekomstvisie dient daarmee als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's in de komende 10 tot 15 jaar.

De toekomstige samenleving van Putten is gestoeld op thema's die sterk naar voren zijn gekomen in het discussiëren over de toekomst van Putten. Het gaat om de volgende thema's:

  • een sociale vitale gemeenschap voor jong en oud;
  • een samenleving in een groene en gastvrije omgeving met ruimte voor rust en dynamiek;
  • een samenleving om je hele leven in te kunnen wonen;
  • een samenleving waarin ruimte is voor creativiteit en innovatie.

In het kader van het laatstgenoemde thema zijn de volgende speerpunten genoemd:

  • het behouden en versterken van de positie van het MKB (onder andere revitaliseren bedrijventerreinen, slimme en passende bedrijfsruimten, digitale netwerken, e.d.);
  • het ruimte bieden aan (kleinschalige) ondernemingsinitiatieven middels ontmoetingsruimten voor ondernemers;
  • het ruimte bieden aan een ondernemend buitengebied, waarin zowel agrarische bedrijven als andere (meer kleinschalige) bedrijvigheid en maatschappelijke initiatieven een plaats hebben;
  • het flexibel, gericht en daadkrachtig 'mee-denken' met ondernemers die initiatieven willen nemen die ten goede komen aan de gewenste ontwikkeling van Putten;
  • het verbinden ondernemers met elkaar en van onderwijs en bedrijfsleven (het koppelen en stimuleren van doeners en denkers) om zo meer gebruik te maken van elkaars mogelijkheden.

De voorliggende ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de toekomstvisie.

3.3.2 Structuurvisie Putten 2030

De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De Structuurvisie Putten 2030 is opgesteld met de boodschap van de Toekomstvisie Putten als leidraad. Deze is gerelateerd aan actueel beleid ten aanzien van de verschillende beleidsvelden en vervolgens vertaald in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie is leidend en in principe bindend voor het handelen van de gemeente richting initiatiefnemers, en nieuwe bestemmingsplannen moeten inhoudelijk passen binnen de visie van de structuurvisie.

Werken
Landbouw, recreatie, het centrum en de 'maakindustrie' zijn de pijlers van de lokale economie. In de gemeente Putten wordt ingezet op een kwaliteitsverbetering van de bedrijvigheidsstructuur. Dit geldt zowel in fysiek-visuele zin, als in organisatorische zin. Zo wordt ingezet op slim en efficiënt ruimtegebruik op de bestaande bedrijventerreinen. Bij een groeiende behoefte aan bedrijfsruimte wordt ingezet op een uitbreiding van de bestaande bedrijventerreinen.

De onderhavige ontwikkeling, waarbij een perceel bij het omliggende bedrijventerrein wordt betrokken, sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Structuurvisie Putten 2030.

3.3.3 Parkeernota

Op 9 februari 2009 heeft de gemeenteraad van Putten de 'Parkeernota Centrum Putten', inclusief de daarin opgenomen parkeernormen vastgesteld. Deze parkeernormen zijn ontwikkeld naar aanleiding van onderzoek van Bureau Goudappel Coffeng en afgeleid van de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers. In het onderzoek is berekend of in de nabije toekomst parkeeroverlast in het centrum te verwachten is. De conclusie is dat ook in de nabije toekomst de parkeersituatie goed blijft in het centrum van Putten.

In de Parkeernota zijn aan de hand van de parkeerkencijfers van de C.R.O.W. parkeernormen opgenomen. Deze gelden ook voor het bedrijventerrein Hoge Eng.

Op dit moment wordt gewerkt aan een actualisatie van de Parkeernota uit 2009, die naar verwachting in 2016 gereed zal zijn.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Op basis van de archeologische waardenkaart blijkt dat het bedrijventerrein Hoge Eng in zijn geheel is aangegeven als een gebied met een hoge archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBTHogeEngweg8-ON01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBTHogeEngweg8-ON01_0006.png"

Afbeelding - Uitsnede Archeologische waardenkaart Putten

Omdat er nog geen concrete bouwplannen bekend zijn heeft er nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Door de regio-archeoloog is een quickscan uitgevoerd.

Quickscan
In 1832 is de kavel in gebruik als heide. Door het kavel van oost naar west ligt een pad. Pas eind 19e eeuw wordt het ontgonnen. De ontginning bestaat er uit dat men er een bosperceel van maakt. Dat duurt niet lang, want in 1932 is het kavel onderdeel van een groter bouwland, dat omringd is door hakhout. Het huis van de laatste eigenaar stond aan de Halvinkhuizerweg. Let wel, deze is pas in de jaren '60 naar het westen verlegd.

De ontginning, het planten en later weer rooien van bomen op het kavel, het in gebruik zijn als bouwland en later de bouw van het huis met alle grondwerkzaamheden die met de erfinrichting verband houden, maken dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden nihil is.

Geconcludeerd wordt dat een archeologische bescherming ter plaatse niet meer nodig. Het is niet nodig om in dit plan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op te nemen.

4.2 Verkennend bodem- en nader asbestonderzoek

LievenseCSO Milieu B.V. heeft een verkennend bodemonderzoek aangevuld met een nader asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater. Het uitgevoerde onderzoek bestaat uit een vooronderzoek conform de NEN 5725 en een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740, aangevuld met een nader asbestonderzoek volgens de NEN 5707. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 1. In deze paragraaf worden de conclusies een aanbevelingen van dit onderzoek vermeld.

Conclusies
De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn hieronder weergegeven:

  • Tijdens het veldonderzoek zijn in de bovengrond van het gehele perceel sporen puin, en plaatselijk een lichte puinbijmenging aangetroffen.
  • Tijdens het veldonderzoek zijn op het maaiveld en in de bovengrond, ter plaatse van de noordelijke grondwal, asbesthoudende materialen aangetroffen.
  • In de grond zijn analytisch plaatselijk licht verhoogde gehalten aan lood en zink aangetroffen.
  • In het grondwater zijn analytisch licht verhoogde concentraties molybdeen ennaftaleen gemeten.
  • Ter plaatse van het noordwestelijk deel van de grondwal (proefgat G03) wordt de interventiewaarde voor asbest overschreden. Hier is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest. De omvang van de verontreiniging met asbest is geschat op ca. 5 m3.
  • De verontreiniging met asbest is vermoedelijk perceelsgrensoverschrijdend.
  • Gezien het gemeten gehalte aan asbest bij proefgat G03 (> 1.000 mg/kg hechtgebonden) is mogelijk sprake van onaanvaardbare risico’s. De verontreiniging dient met spoed gesaneerd te worden, tenzij in een Stap 3 risicobeoordeling (bepalen gehalte aan respirabele vezels) wordt vastgesteld dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn.

De milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater is middels dit onderzoek vastgesteld. De hypothese dat de onderzoekslocatie onverdacht is voor bodemverontreiniging wordt verworpen.

Aanbevelingen
Aanvullend (nader) onderzoek wordt op de onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht. Wel wordt aanbevolen op het aangrenzend perceel (noordwestzijde) een asbestonderzoek uit te voeren, om na te gaan of ook op dit perceel de asbestverontreiniging aanwezig is.

Aangezien ter plaatse van het noordwestelijk deel van de grondwal de interventiewaarde voor asbest wordt overschreden en er mogelijk onaanvaardbare risico’s ’zijn, dient de verontreiniging met asbest met spoed te worden gesaneerd. Overwogen kan worden een Stap 3 risicobeoordeling (bepalen gehalte aan respirabele vezels) uit te voeren om vast te stellen of er daadwerkelijk onaanvaardbare risico’s zijn. Ook wordt aanbevolen het asbesthoudend materiaal op het maaiveld te laten verwijderen (gelijktijdig met de bodemsanering).

4.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Onderstaande uitsnede van de landelijke Risicokaart (www.risicokaart.nl) toont de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBTHogeEngweg8-ON01_0007.png"

Afbeelding - uitsnede risicokaart

Op basis van de Risicokaart blijkt dat er in de omgeving geen risicovolle bedrijven aanwezig zijn. Onderzoek naar externe veiligheid is in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig en het aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Flora en fauna

LievenseCSO Milieu B.V. heeft in het kader van dit bestemmingsplan een quick-scan Natuurwetgeving uitgevoerd voor het plangebied Hoge Engweg 8 te Putten. Het volledige rapport 'Quickscan natuurwetgeving, Hoge Enweg 8 te Putten' is terug te vinden in Bijlage 2 van de toelichting.

Op basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek, de overige verzamelde gegevens en de bevindingen tijdens het veldbezoek wordt op basis van de quick-scan en de planontwikkeling in het rapport het onderstaande geconcludeerd.

Flora
Binnen het plangebied en directe omgeving zijn geen ontheffingsplichtige plantensoorten geregistreerd of aangetroffen. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze zullen worden aangetroffen. Nader onderzoek naar het voorkomen van ontheffingsplichtige florasoorten wordt niet noodzakelijk geacht.

Fauna
De zwaarder beschermde soorten (tabel 2 & 3 soorten) die volgens het literatuuronderzoek en/of veldbezoek mogelijk ter plaatse van het plangebied voorkomen zijn:

  • 1. Vleermuizen
  • 2. Vogels

Ad. 1 Vleermuizen
Het is mogelijk dat het plangebied en directe omgeving gebruikt wordt door vleermuizen als vliegroute, foerageer- en/of verblijfsgebied. De aanwezige bebouwing en bomen op het terrein zijn in potentie geschikt als verblijfplaats vanwege de aanwezigheid van holten, kieren en gaatjes in de gevels en dergelijke. Het verdwijnen van bomen, open plaatsen en bebouwing zal mogelijk een negatief effect hebben op de aanwezigheid van deze soorten.
Een nader onderzoek naar vleermuizen is noodzakelijk.

Ad. 2 Vogels
Het plangebied biedt mogelijkheden voor broedvogels. Eventueel in gebruik zijnde broedlocaties/nesten van vogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd (ontheffing is niet mogelijk). Voor het broedseizoen (verschilt per soort) wordt in de Flora- en faunawet geen standaardperiode aangehouden, wel kan globaal uitgegaan worden van 15 maart tot 15 augustus. Buiten het broedseizoen zijn nesten doorgaans niet beschermd, behalve als het jaarrond beschermde nesten betreft welke niet zijn aangetroffen.

Beschermde natuurgebieden
Het plangebied zelf heeft geen status in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000-gebied (Vogel- of Habitatrichtlijngebieden), beschermd Natuurmonument) en/of Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/Natuurnetwerk Nederland (NNN). Wel zijn dergelijke beschermde gebieden aanwezig in de directe omgeving (EHS circa 700 m ten oosten van het plangebied en Natura 2000-gebied ‘Veluwe’ op circa 800 m ten oosten van het plangebied).

Aanbevelingen
Geadviseerd wordt verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen (meestal tussen 15 maart en 15 augustus) uit te laten voeren. Met name het slopen en verwijderen van bomen en overige vegetatie kan broedsels verstoren waardoor de Flora- en faunawet wordt overtreden. Is het plangebied vrij van opstallen en vegetatie dan is het vrijwel ongeschikt als potentiële broedplaats.

Daarnaast wordt een nader onderzoek vleermuizen uitgevoerd conform het vleermuizenprotocol (2013). Bij het aantreffen van functies voor vleermuizen welke negatieve effecten ondervinden van de geplande werkzaamheden zal een ontheffing moeten worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) of vanaf juli 2016 bij de provincie Gelderland. Om geen verdere vertraging op te lopen bij de planning kan er voor gekozen worden om tijdens de procedure van de ontheffingsaanvraag al mitigerende maatregelen te treffen voor vleermuizen.
Meer informatie is opgenomen in de Quickscan (zie Bijlage 2).

4.5 Geluid

Op basis van het voorliggende bestemmingsplan worden geen geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Ook worden op basis van dit bestemmingsplan geen nieuwe wegen mogelijk gemaakt.
Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenten bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht dienen te nemen ten aanzien van onder andere stikstofdioxide NO2 en fijnstof PM10 (zwevende deeltje).
Om niet voor alle (kleine) ontwikkelingen een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te hoeven voeren is de Ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) opgesteld. Deze regeling heeft als doel om plannen met een beperkte omvang vrij te stellen van onderzoek omdat deze ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De regeling is alleen van toepassing voor woningbouw- en kantorenlocaties en enkele inrichtingen.

De onderhavige ontwikkeling op het perceel Hoge Engweg 8 leidt niet tot een ruimtelijke wijziging die in het kader van de Wet luchtkwaliteit nader onderzoek behoeft.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is het van belang inzichtelijk te maken of er sprake is van een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en de (gevoelige) functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.

Om dit inzichtelijk te maken wordt uitgegaan van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk). De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen dicht bij bedrijven worden voorzien.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen gevoelige bestemmingen mogelijk. Het bestemmingsplan maakt wel bedrijfsactiviteiten mogelijk met een milieucategorie 2 (sportcentrum Rinjani) en milieucategorie 3.1 (gemeentewerf). In de handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' zijn richtafstanden opgenomen voor bedrijfsactiviteiten van deze milieucategorieën tot gevoelige bestemmingen van respectievelijk 30 en 50 meter.
De meest nabijgelegen woning ligt op ongeveer 125 m van het plangebied, en daarmee ruimschoots buiten de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'.

4.8 Waterparagraaf

Het landschap van de gemeente Putten helt naar het westen toe af. Dit heeft gevolgen voor de stromingsrichting van het grondwater en het oppervlaktewater. Het regenwater dat op het Veluwemassief valt, komt jaren later deels als kwel aan de westkant van Putten omhoog.

In de gemeente Putten voert het waterschap Vallei en Veluwe het beheer over het oppervlaktewater. De kom van Putten en het plangebied vallen geheel binnen het gebied van het Waterschap Vallei en Veluwe.

In het plangebied zijn geen hoofdwatergangen aanwezig.

De gemeente Putten behoort tot het afvalwatersysteem van Harderwijk, waar de rioolwaterzuiveringsinstallatie staat. Het afvalwater en regenwater (verbeterd gescheiden stelsel) worden via een afvalwaterstelsel naar Harderwijk getransporteerd, verwerkt en vervolgens als effluent geloosd.

Bij hevige regenval stroomt het regenwater over in de sloot/greppel die loopt langs de Halvinkhuizerweg en de Hoge Engweg.

Het verdient de aanbeveling om deze sloot/greppel bij het herinrichten zo lang mogelijk te verlengen langs de Hoge Engweg.

Het grondwater bevindt zich in het plangebied meer dan 80 cm onder het maaiveld (grondwatertrap VII). Het gebied bevindt zich niet in de grondwater fluctuatiezone. Er zijn dan ook geen problemen te verwachten met grondwater.

In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemene juridische opzet

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels behorende bij dit bestemmingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Bij de opzet van het bestemmingsplan is getracht de regeling zo duidelijk en eenvoudig mogelijk te houden. Bij het opstellen van de regels is vanwege de eenduidigheid zoveel mogelijk aangesloten op de planregels van het geldende bestemmingsplan ´Hoge Engweg´. De regels uit dit bestemmingsplan voldoen aan de standaardeisen van de gemeente.
Het feit dat voorliggend bestemmingsplan maatwerk betreft en bovendien ontwikkelingsgericht is, heeft er toe geleid dat zoveel mogelijk flexibiliteit is opgenomen. De regels en verbeelding vormen de juridische vertaling van het voorgenomen plan. Met het opnemen van de flexibiliteitsbepalingen wordt voorkomen dat, bij de daad werkelijk uitwerking van het plan, kleine wijzigingen niet direct tot een conflict met het bestemmingsplan hoeven te leiden.

5.2 Bestemmingsregels

In dit bestemmingsplan is sprake van twee bestemmingen: de bestemmingen 'Bedrijventerrein (BT)' en 'Groen (G)'.

Bedrijventerrein (BT)
Het grootste deel van het terrein is bestemd als 'Bedrijventerrein'. Ter plaatse van deze bestemming zijn, net als op de direct aansluitende bedrijfspercelen, in eerste instantie alleen bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Middels een nadere afweging (afwijking) zijn er ook bedrijven uit een hogere milieucategorie toegestaan, mits ze niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren en op voldoende afstand van een woning liggen.
De bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak te worden gerealiseerd. In de planregels staat aangegeven dat per bouwperceel maximaal 70% mag worden bebouwd. Op de verbeelding staat de maximale bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing aangegeven (10 m).

Omdat een gemeentewerf een milieucategorie 3.1-bedrijf betreft (zie paragraaf 4.7) zijn de betreffende gronden op de verbeelding als 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf (sb-gw)' aangeduid.
Op het bedrijventerrein zijn in principe geen nieuwe sportcentra toegestaan, met uitzondering van het bestaande sportcentrum. Om de uitbreiding van het bestaande sportcentrum mogelijk te maken zijn de gronden op de verbeelding aangeduid als 'sportcentrum (spc)'.

Op het bedrijventerrein zijn bedrijfswoningen alleen toegestaan daar waar de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen. Dat is in het voorliggende deel van het bedrijventerrein niet het geval. Nieuwe bedrijfswoningen zijn, in verband met de mogelijke beperkende werking voor bedrijf, alleen via een ontheffing toegestaan.

Groen (G)
De groenstrook rond het bedrijventerrein krijgt de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming vallen ook voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en waterpartijen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 6.12. 1 Wro onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

De gronden zoals opgenomen in het bestemmingsplan zijn eigendom van de gemeente. Ten behoeve van de realisering van dit bestemmingsplan hoeven geen ingrijpende infrastructurele voorzieningen te worden getroffen. Wel zal de groenstrook langs de Hoge Engweg worden doorgetrokken. De kosten daarvan komen ten laste van de post aanleg en onderhoud groen. De kosten van de asbestsanering binnen het plangebied komen eveneens voor rekening van de gemeente. Bij de aankoop van het pand waarin de gemeentwerf gevestigd is, is overeengekomen dat de achter de sportschool gelegen grond op het perceel Hoge Engweg 8 ( dat een bedrijvenbestemming krijgt) doorgeleverd wordt aan de eigenaar van de sportschool. Er hoeft voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De economische uitvoerbaarheid van het plan is verzekerd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is een concept van het ontwerp-bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hoge Eng, herziening Hoge Engweg 8' voorgelegd aan de provincie Gelderland en een aantal overlegpartners, waaronder het waterschap en de regio-archeoloog.

Enkel de regio-archeoloog heeft laten weten dat het aspect 'archeologie' goed verwoord is in het bestemmingsplan. De andere partners hebben niet gereageerd. Aangenomen wordt dat ze met het bestemmingsplan kunnen instemmen.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hoge Eng, herziening Hoge Engweg 8' wordt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Binnen deze periode bestaat voor een ieder de mogelijkheid om zijn/haar mening over het plan te geven. De resultaten hiervan op het ontwerp bestemmingsplan en de mogelijke aanpassingen aan het bestemmingsplan die deze tot gevolg kunnen hebben, zullen hier worden vermeld.
[...]