Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Huinerweg 8
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0273.BPHuinerweg8-VA01

Artikel 1 Begrippen

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
 
1.1 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0273.BPHuinerweg8-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 Plan:
het bestemmingsplan "Huinerweg 8" van de gemeente Putten
1.3 Aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 Aan huis verbonden bedrijf
  1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van winkelambachten, waar voor een belangrijk deel handwerkgoederen worden geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker of verbruiker en welk wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
  2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder één van de volgende omstandigheden:
    1. het productieproces wordt grotendeels met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskrachten worden aangedreven, uitgevoerd;
    2. voorzover van laatst bedoelde werktuigen gebruik is of wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke vaardigheid;
    3. de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten is zodanig kleinschalig dat deze niet onder de vergunningplicht vallen van de Wet milieubeheer;
  3. tot bedrijven onder 1. worden in ieder geval de volgende bedrijven gerekend:
    1. schoonmaakbedrijven, zoals schoorsteenveegbedrijven;
    2. glazenwasserijen, tapijtreinigingsbedrijven;
    3. kappersbedrijven, schoonheidssalons, en dergelijke;
    4. kleinschalige bouw- en installatiebedrijven;
    5. bedrijven waar werkzaamheden op locatie worden uitgeoefend zoals stratenmakersbedrijven, stucadoorsbedrijven.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.9 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.11 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.12 Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.
1.13 Bouwperceelgrens:
Een grens van een bouwperceel.
1.14 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar inge­volge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.15 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16 Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.17 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.18 Kantoor- en praktijkruimte:
Een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaalwetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de besbetreffende woning.
1.19 Landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneem­bare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.20 Landschappelijke beplanting:
Opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.
1.21 Natuurwaarde:
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.
1.22 Perceelsgrens:
De scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan eenzelfde eigenaar behoren dan wel niet door eenzelfde gebruiker worden benut.
1.23 Woning / wooneenheid:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.