direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tolweg 9 - Heischoterweg 12
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Aan de Tolweg 9 te Putten is door dhr. Hoebert initiatief genomen om de voormalige agrarische bebouwing op het perceel te saneren, en daarvoor een 2e woning op het perceel te realiseren.De bestaande woning wordt vervangen en verplaatst op de kavel. De 2e woning is mogelijk door gebruik te maken van de 'regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten'. Ten aanzien van functieverandering naar wonen zijn hierin regels opgenomen. Als de bestaande bebouwing op de locatie ongeschikt is voor ombouw naar wooneenheden, dan is nieuwbouw van één of twee (geschakelde) woongebouwen met één of meerdere wooneenheden mogelijk. Hierbij geldt dat minimaal 1000 m² bebouwing gesloopt moet worden om een woning van 660m³ te realiseren.


Op het perceel Tolweg 9 wordt 335m² aan bebouwing gesloopt. Om aan de 1000m² te komen zijn aan de Heischoterweg 12 te Putten 690m² sloopmeters aangekocht.In totaal wordt 1025m² aan (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing gesaneerd. Voor de nieuwe woning op het perceel Tolweg 9 wordt1000m² gebruikt, de resterende 25m² wordt gebruikt om het bijgebouw op het perceel Heischoterweg 12 te vergroten.
De gemeente heeft zich bereid verklaart om door middel van de regeling medewerking te verlenen aan een bestemmingsplanwijziging om de realisatie van een 2e woning op het perceel Tolweg 9 mogelijk te maken. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in dit kader en maakt derhalve de nagestreefde ontwikkeling van een vrijstaande woning mogelijk.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De percelen Tolweg 9 en Heischoterweg 12 liggen in het buitengebied, ten zuiden van de kern Putten. De Tolweg is een smalle verbindingsweg tussen de Drosteweg en de Veenhuizerveldweg. De weg heeft een smalle berm met greppels, en enkele bomen langs de weg. Het perceel bevat een bebouwd gedeelte met voormalige agrarische bebouwing, en ten oosten van de bebouwing een weiland.

De Heischoterweg is een smalle klinkerweg met bermen en greppels aan beide zijden, welke uitkomt op de Oude Nijkerkerweg. Langs de weg staan enkele bomen in de berm. Het perceel bevat direct grenzend aan de Heischoterweg diverse agrarische opstallen. Deze zullen worden gesloopt. De voormalige bedrijfswoning blijft gehandhaafd. Het perceel omvat verder nog agrarische gronden ten westen en ten zuiden van de bebouwing. Deze blijven onveranderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0001.png"

Situatie Tolweg 9

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0002.png"

Situatie Heischoterweg 12

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De percelen Tolweg 9 en Heischoterweg 12 liggen in het buitengebied van Putten waarvoor op 03-07-2014 het Bestemmingsplan Westelijk Buitengebied is vastgesteld. In het bestemmingsplan is voor beide percelen de bestemming "Wonen" opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0003.png"

Vigerend bestemmingsplan Tolweg 9


afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0004.png"

Vigerend bestemmingsplan Heischoterweg 12

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk komen de volgende aspecten nog aan bod:

  • beschrijving bestaande situatie;
  • toetsing aan het geldende beleid;
  • beschrijving van het plan;
  • toetsing aan milieuwetgeving en andere ruimtelijke wetgeving met betrekking tot bestaande of potentiële belemmeringen in de omgeving van het plangebied;
  • juridische paragraaf;
  • uitvoerbaarheid;
  • procedure.


Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Huidige situatie plangebied Tolweg 9

Het perceel Tolweg 9 is een voormalig agrarisch bedrijf in het buitengebied van de gemeente Putten. De bebouwing concentreert zich op de zuidwestelijke hoek van het perceel, en bestaat uit een bedrijfswoning en diverse agrarische opstallen.


Er is 1 toegang naar het perceel. Deze loopt vanaf de zuidwesthoek langs de westelijke erfgrens naar het erf. Het perceel is omzoomd door bomenrijen. Aan de westzijde staat een rij met grote bomen. De noord- en oostzijde zijn recentelijk voorzien van nieuwe bomen. In de zuidoosthoek is een bomengroep/bosplantsoen aangebracht. Langs de Tolweg staan enkele bomen langs de openbare weg.


Het overgrote deel van het perceel is in gebruik als weiland. De omgeving is een afwisseling van open omzoomde weilanden en kleine bosjes. Het vormt een onderdeel van de overgang van de Gelderse Vallei naar de Veluwe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0005.png"
Plangebied Tolweg 9

2.2 Huidige situatie plangebied Heischoterweg 12

Het perceel Heischoterweg ligt net ten zuiden van de kern Putten in het buitengebied. De kavel omvat aan de oostzijde (centraal op de kavel) de voormalige agrarische bebouwing en de bedrijfswoning.


Er zijn 2 ontsluitingen vanaf het perceel op de Heischoterweg; 1 ontsluiting is ten behoeve van de agrarische bebouwing, een tweede ontsluiting loopt zuidelijk van de schuren richting de bedrijfswoning, welke centraal op het perceel is gesitueerd.


Het noordelijk deel van de kavel is omzoomd met bomen op de erfgrens, plaatselijk uitlopend in een boomgroep/bosschage. Op dit deel van het perceel is een weide en een waterplas te vinden. Het zuidelijke deel van het perceel omvat een weiland, met enkele bomen langs de westgrens en een solitaire boom in het centrum van dit weiland. De omgeving is een open weidelandschap met bomenrijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0006.png"

Plangebied Heischoterweg 12

2.3 Ruimtelijke structuur beide percelen

Beide percelen bevinden zich in het buitengebied van de gemeente Putten. Het buitengebied is een afwisseling van woningen, agrarische en niet-agrarische bedrijven in een (half)open weidelandschap. De bebouwing bestaat meest uit 1 laag met een kap. De kaprichting is een afwisseling van loodrecht op en evenwijdig met de weg.

De verkeersstructuur wordt gevormd door kleine wegen (Tolweg, Heischoterweg) tussen de weilanden en de bosschages. Beide wegen komen uit op secundaire wegen welke weer aansluiten op de grote verbindingswegen tussen Voorthuizen en Putten (N303). Voor de perceelsontsluitende wegen geldt een maximum snelheid van 60km/h.

De groenstructuur wordt gevormd door deels omzoomde wei-/bouwlanden afgewisseld met grote en kleine bosschages.

De planontwikkeling voorziet in sloop van de woning en agrarische bebouwing aan de Tolweg 9 en sloop van de agrarische bebouwing op het perceel Heischoterweg 12.

Op het perceel Tolweg 9 komt een vervangende woning voor de te slopen woning, en een extra woning ter compensatie van de gesaneerde agrarische bebouwing. De nieuwbouw zal binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd worden. De planontwikkeling heeft geen gevolgen voor de bovengenoemde ruimtelijke structuren.

2.4 Functionele structuur beide percelen

Beide percelen maken deel uit van het buitengebied van de gemeente Putten.

De functionele structuur nabij beide percelen is een afwisseling van agrarische bestemmingen (onbebouwde gronden en agrarische bedrijven), woningen (burgers) en bedrijven (productie, diensten, recreatie).

De wegenstructuur is lokaal gericht. Parkeren vind uitsluitend plaats op eigen terrein.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.


Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


De Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in Nationale belangen. In onderstaande lijst zijn deze belangen benoemd:

  • 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kader voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.


Bij dit laatste belang gaat het onder meer om het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen, dat nodig is om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen.

Deze nationale belangen moeten worden gerealiseerd en juridisch geborgd. Voor de realisatie van de nationale belangen zijn vier instrumenten voorhanden:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving)
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld met provincies en gemeenten)
  • Financieel (bijvoorbeeld infrastructuurfonds)
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen)

In de realisatieparagraaf van het SVIR is per nationaal belang aan de hand van de hierboven genoemde instrumenten aangegeven hoe het belang gerealiseerd zal worden.
(bron: www.rijksoverheid.nl)

Relatie met het plangebied

Door de ligging van de gemeente Putten, en daarbij de ligging de beoogde ontwikkeling van de plangebieden (sloop agrarische bebouwing en realisatie van een extra woning aan de Tolweg 9) zijn geen nationale belangen in het geding. Wel is Nationaal belang 13 (zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming) van toepassing.

3.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)

Het Barro is 30 december 2011 vastgesteld, en voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het Barro bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Over diverse projecten zijn regels opgenomen in het Barro, o.a. Project Mainportontwikkeling Rotterdam en Waddenzee en waddengebied en diverse andere onderwerpen.

Met betrekking tot de plangebieden kan worden opgemerkt dat hiervoor geen regels in het Barro zijn opgenomen, waardoor er voor het plangebied geen beperkingen zijn vanuit het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

De provincie heeft een Omgevingsvisie opgesteld, die de Structuurvisie 2005, het Streekplan Gelderland, het Waterplan, het Milieubeleidsplan, het Verkeers- en vervoersplan en de Reconstructieplannen van de provincie Gelderland heeft vervangen. In deze visie wordt naast een visie op het gebied van de ruimtelijke ordening ook een visie gegeven op het gebied van waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling en natuur en milieu.

Op 14 januari 2014 is de nieuwe Omgevingsvisie (hierna: de Visie) en de bijbehorende Omgevingsverordening door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Vervolgens is de Visie door Provinciale Staten op 9 juli 2014 vastgesteld.

De Gelderse Omgevingsvisie is hiermee een integrale visie. De Visie geeft aan hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Hierbij geeft de provincie twee inhoudelijke doelstellingen aan:

  • 1. een duurzame economische ontwikkeling
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Hierbij hebben stad en land elkaar nodig, waarbij sterke steden en een vitaal platteland van belang zijn.


Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening is op 18 oktober 2014 vastgesteld door de Provinciale Staten. In de Omgevingsverordening staan belangen, die de provincie wil behartigen en de manier waarop. Tevens staan hierin regels waarmee een gemeente bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moet houden. De Omgevingsverordening is een juridische vertaling van de omgevingsvisie en bevat onderwerpen die in de visie naar voren komen.

Het onderhavige bestemmingsplan dat de realisatie van een extra woning mogelijk maakt tast de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving niet aan en is niet in strijd met het beleid uit de Omgevingsvisie en met de regels gesteld in de Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

De percelen liggen in het bestemmingsplan Westelijk Buitengebied van de gemeente Putten. De voormalige agrarische bedrijven hebben de bestemming 'Wonen' gekregen in dit bestemmingsplan, maar de agrarische bebouwing is op beide percelen nog aanwezig.

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een extra woning/woongebouw na het saneren van agrarische bebouwing in het buitengebied.


Algemene wijzigingsbevoegdheid: bouw extra woning/wooneenheden

Algemene regeling:

Bij de algemene wijzigingsbevoegdheid: 'bouw extra woning' worden de voorwaarden genoemd waarbij een extra woning in het buitengebied kan worden gerealiseerd.

De voor dit geval van kracht zijnde voorwaarden zijn:

  • Er dient minimaal 1000m² legale bebouwing gesloopt te worden voor 1 extra woning van 660m³
  • Indien meerdere locaties betrokken zijn, dan dient alle bebouwing op beide locaties gesloopt te worden (m.u.v. de bedrijfswoning) en zal er samen een bestemmingsplanwijziging doorlopen moeten worden.
  • De extra woning dient te passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma
  • De extra woning dient binnen het voormalige bouwvlak gesitueerd te worden.
  • Bij de extra woning mag een bijgebouw van max. 80m² gebouwd worden.
  • De extra woning moet landschappelijk worden ingepast
  • Het woonperceel mag max. 1500m² bedragen.
  • De overige gronden komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied (hier agrarisch).

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan. De toets aan het beleid is in het vorige hoofdstuk al aan de orde gekomen.

4.1 Beoogde ontwikkeling

Op het perceel Tolweg 9 wordt een extra woning gerealiseerd, en de bestaande woning wordt vervangen. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is de sloop van minimaal 1000m² legale voormalige agrarische gebouwen nodig. De sloop van deze sloopm² wordt gevonden op het perceel Tolweg 9 (335m²) en op het perceel Heischoterweg 12 (690m²). In totaal wordt 1025m² gesloopt. Voor de extra woning wordt 1000m² gebruikt, de resterende 25m² komt ter beschikking voor het uitbreiden van een bijgebouw op het perceel Heischoterweg 12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0007.png"

Plangebied aan de Tolweg 9

Tolweg 9

De bijgebouwen op het perceel worden gesloopt. De bestaande woning wordt vervangen waarbij de nieuwe woning enigszins gedraaid t.o.v. de bestaande woning wordt teruggebouwd. Achter deze nieuwe woning komt een bijgebouw van 80m².

De extra woning met bijgebouw komt achter de vervangende woning te staan, binnen het bestaande bouwvlak. De extra woning krijgt zichtlijnen langs de vervangende woning richting de Tolweg en aan de noordzijde richting de weilanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0008.png"

Plangebied aan de Heischoterweg 12


Heischoterweg 12

Op het perceel Heischoterweg 12 worden alle voormalig agrarische bijgebouwen gesloopt. Van deze sloopm² wordt 665m² ingezet voor realisatie van de extra woning aan de Tolweg 9. De resterende 25m² wordt gebruikt om het maximaal oppervlakte aan bijgebouwen bij de bestemming 'Wonen' (80m²) te vergroten naar 105m².


4.2 Ruimtelijke inpassing

De bestemmingsplanwijziging is gericht op het verminderen van verstening in het buitengebied. De percelen liggen in het landschapstype Kampenlandschap. Dit landschap wordt gekenmerkt door een afwisselende verkaveling van weilanden, woonpercelen en kleine bosperceeltjes, verspreid liggende bebouwing aan kleine paden en wegen in een onregelmatig patroon.

Aan de Tolweg 9 wordt alle aanwezige bebouwing gesloopt. De bestaande woning wordt vervangen, en een extra woning wordt gerealiseerd. Door de situering van de bestaande woning en de extra woning binnen het bestaande bouwvlak ontstaat een compact erf. De bestaande structuur en ritmiek van woningen, bosschages en weilanden langs de Tolweg blijft gehandhaafd.

Aan de Heischoterweg wordt 690m² gesloopt en komt 105m² aan bijgebouw terug. De bestaande woning en het nieuwe bijgebouw vormen ook hier een compact erf, gelegen in het centrum van het perceel.

De bebouwing moet voldoen aan de huidige bebouwingseisen opgesteld in het Bestemmingsplan Westelijk Buitengebied. Dit betekend dat de bouwmassa's bestaan uit 1 bouwlaag afgedekt door een enkelvoudige kap (bouwhoogte max. 8,00m). De nokrichting staat meest gericht op de weg.

Qua kleur- en materiaalgebruik zal de nieuwbouw aansluiten bij de bestaande bebouwing in het buitengebied: rood en bruingrijs metselwerk, soms wit gepleisterd, riet en donkere dakpannen, wit, donkergroen en donkerbruin in het schilderwerk en hout zijn de gebruikelijke kleuren en materialen.

Nieuwbouwplannen worden getoetst aan de algemene toetsingscriteria uit de Welstandsnota gemeente Putten.

De overgang/erfafscheiding van de woonpercelen richting het buitengebied bestaat deels uit een haag.

4.3 Verkeerskundige aspecten

Tolweg 9

De 2 woningen aan de Tolweg krijgen één gezamenlijke uitrit op de Tolweg. De bestaande uitrit wordt hiervoor gebruikt. Vanaf deze gezamenlijke toegangsweg zijn de woonerven bereikbaar. Parkeren gebeurt op eigen terrein (garage en bestrating).


Heischoterweg 12
Het perceel aan de Heischoterweg 12 heeft nu 2 uitritten op de Heischoterweg: een oude ontsluiting welke tussen de schuren door loopt richting de woning, en een aparte ontsluiting vanaf de Heischoterweg, zuidelijk langs de bestaande schuren richting het erf bij de woning. De oude ontsluitingsroute krijgt een halfverharding en een bomenlaan. De tweede ontsluiting wordt de hoofdontsluiting van het perceel.


De Tolweg is een smalle weg in het buitengebied van Putten. Door de realisatie van een extra woning zal de verkeersintensiteit op de Tolweg en de aansluitende wegen (Boshuisweg/Veenhuizerveldweg en de Drosteweg) toenemen. De Drosteweg is richting de N302 (hoofdontsluitingsweg) een zandweg; deze weg zal vaak gemeden worden als ontsluitingsroute van het perceel Tolweg 9.

Volgens de CROW-publicatie nummer 317, getiteld "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" wordt er voor de verkeersgeneratie van verschillende bestemmingen onderscheidt gemaakt naar het type omgeving: Centrum, schil centrum, rest bebouwde kom, buitengebied; En verder wordt er een bebouwingsdichtheid aangegeven: van zeer sterk stedelijk naar niet stedelijk.

Voor het plangebied kunnen we uitgaan van de kolommen 'buitengebied' en 'niet-stedelijk'. Dit betekend dat er tussen de 7,8 en 8,6 motorvoertuig-bewegingen per woning per etmaal extra wat over de Tolweg, Boshuisweg en Veenhuizerveldweg verwerkt moet worden.

Vanaf het plangebied tot aan de Veenhuizerveldweg is de route een smalle weg met brede bermen; de Veenhuizerveldweg is een bredere 60km/h weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0009.png"
Situatie verkeerstelling Tolweg Putten

Door de gemeente Putten is tussen 15-06-2015 7:00u en 29-06-2015 8:00u verkeerstellingen gehouden op de Tolweg/Boshuisweg. Op bijgevoegde figuur is de exacte plek van de telling aangegeven (bron: gemeente Putten). Uit de verkeerstelling blijkt dat in de telperiode 5306 motorvoertuigbewegingen (hierna: mvb) zijn geweest. Dit is een gemiddelde van 414 voertuigen (tweewielers, auto, bestelbus, vrachtwagen, vrachtwagen met aanhanger) per dag dat over de onderzochte route rijdt (zie bijlage 1).

De bestaande woning aan de Tolweg 9 is in de verkeerstelling meegenomen. De nieuwe woning geeft gemiddeld 8,2 mvb extra per etmaal. Dit is een stijging van 2%. Door het geringe aantal extra verkeersbewegingen op de Tolweg zal de extra woning verkeerstechnisch geen problemen geven.


Hoofdstuk 5 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

In dit hoofdstuk komen de planologische en milieuaspecten aan de orde welke voor dit plan van belang zijn. Deze aspecten zijn bekeken voor de extra woning welke op het perceel Tolweg 9 (plangebied) wordt gerealiseerd.

5.1 Milieuaspecten

Binnen het plangebied wordt 1 nieuwe woning gerealiseerd. Om te kunnen beoordelen of de ontwikkeling van het plan mogelijk, wenselijk en uitvoerbaar is zijn de volgende milieuaspecten beoordeeld: Geluid, Bodem, Milieuzonering, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Water en Flora-Fauna.

Onderstaand zijn de resultaten van de bovengenoemde onderzoeken verwerkt.

5.1.1 Geluid

De Wet geluidhinder is van toepassing bij geluidgevoelige objecten (een woning) als deze gerealiseerd worden binnen de geluidzone van een weg. Deze wet heeft betrekking op geluid dat veroorzaakt wordt door wegen, spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchthavens. De Wgh bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van voorgenoemde geluidsbronnen.

De Tolweg is een smalle geasfalteerde 60 km/h weg in het buitengebied van de gemeente Putten. De weg functioneert als ontsluiting van de aangelegen percelen voor bedrijven en woningen. De weg heeft geen verkeersfunctie voor doorgaand verkeer. De verkeersintensiteiten zijn gezien het beperkt aantal woningen en overige functies langs de weg als zeer laag in te schatten. Derhalve is te verwachten dat de wettelijke geluidsnormen voor de nieuwe woningen niet overschreden zullen worden. Onderzoek naar dit aspect wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

Het realiseren van de extra woning mag geen belemmering vormen voor bestaande bedrijven, en de veiligheid van toekomstige bewoners mag geen verhoogd risico opleveren voor slachtoffers als gevolg van gevaarlijke situaties.


VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'

De Vereniging van Nederlandse Gemeente doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen.

De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een rustige woonwijk zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Milieucategorie   1   2   3   4  
Afstand tot woningen (in m1)   0 tot 10 m   30 m   50 tot 100 m   200 tot 300 m  

Aan de Tolweg 13-15 is een bedrijf gevestigd (sauna) welke van invloed kan zijn op de planontwikkeling aan de Tolweg 9. Volgens de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" vallen sauna(baden) onder de milieucategorie 2. De afstand van de grens van die inrichting tot de woning(en) is minimaal 30m.

In onderstaand figuur is de milieuzonering van de sauna aangegeven ten opzichte van het plangebied. De invloedssfeer van de sauna reikt niet tot de nieuwe woningen op het perceel Tolweg 9. De omgeving laat de ontwikkeling toe. Het initiatief zelf voorziet niet in een milieubelastende activiteit. De beoogde ontwikkeling past in de omgeving. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering bestaat dan ook geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0010.png"

Milieuzonering Sauna Drôme

Risico's door inrichten

Hierbij wordt gekeken naar risicovolle bedrijven die zich in de omgeving van het plangebied bevinden. Hierbij valt te denken aan bedrijven die onder het Besluit risico's zware ongevallen vallen (Brzo), LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS) , ammoniakkoel-/vriesinstallaties en /of spoorwegemplacementen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPTOLWEG9-ON01_0011.png"

Uitsnede Risicokaart Nederland

In de omgeving is een risico-object aanwezig aan de Poolseweg 27, namelijk recreatiegebied/kampeerterrein De Eijkenhof. Hier is een bovengrondse tank aanwezig. De risicocontour (cirkel rond object) bedraagt 50m¹. De nieuwe woning ligt op voldoende afstand (ca. 320m¹) van het plangebied, zodat dit geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plangebied.


Risico's door buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de omgang met externe veiligheid rond buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals gas en brandbare vloeistoffen).

In de buurt van of binnen het plangebied bevinden zich geen relevante buisleidingen, en vormen derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.


Risico's door vervoer over weg, water en spoor

In de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (s996) is de samenhang vastgelegd tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen via weg, binnenvaart, spoor en buisleidingen en de ruimtelijke ordening langs deze routes.

In de buurt van of binnen het plangebied bevinden zich geen relevante routes van gevaarlijke stoffen. Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water of spoor vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

De algemene conclusie is dat er voor wat betreft de externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied.

5.1.3 Bodem

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het is wettelijk (via de bouwverordening) geregeld dat nieuwbouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om deze reden dient bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van verkennend onderzoek (conform NEN5740) in beeld te worden gebracht. Als blijkt dat de bodem niet geschikt is dan zal voor aanvang van de werkzaamheden een sanering moeten worden uitgevoerd.

Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de Bouwverordening, alsmede een bestemmingsplanwijziging. Het verkennend bodemonderzoek is opgesteld door Econsultancy, rapportnr. 15015076 (zie bijlage 2). Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd, dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming" (VED-HE).


De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn zand. De bovengrond is bovendien zwak tot matig humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak tot matig grindig. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd.

Het grondwater is matig verontreinigd met barium en licht verontreinigd met koper en nikkel. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.


Gelet op het regionale karakter van de lichte tot matige metaalverontreinigingen in het grondwater en het ontbreken van verontreinigingen in de grond kan de onderzoekslocatie als "onverdacht" ten opzichte van haar omgeving worden beschouwd. Er bestaan volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit.


In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden, tenzij het project is gelegen in een aangewezen gebied of behoort tot een bepaalde broncategorie.


Voor bovengenoemd plan geldt dat er 1 nieuwe woning wordt gerealiseerd. Het aantal nieuw te realiseren woningen valt (ruim) binnen het criterium voor de categorie woningbouwlocaties (de grens ligt op 1.500 woningen, bij één ontsluitingsweg). Met andere woorden, het plan draagt niet of nauwelijks bij aan de luchtverontreiniging en is in dat opzicht niet in betekenende mate. Daarom is een onderzoek naar de luchtkwaliteit en/of toetsing aan de grenswaarden in dit verband niet nodig.


Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het ook van belang om af te wegen of het aanvaardbaar is om het (bouw)plan op de gewenste plek te realiseren. Daarbij speelt de mate van blootstelling en de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging een rol. Wat dat laatste betreft is het Besluit Gevoelige bestemmingen van belang. Echter ligt het plan niet binnen een onderzoekszone en voorziet het ook niet in het mogelijk maken van een gevoelige bestemming zoals bedoeld in het besluit. In dat verband is het evenmin nodig om een luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

Samenvattend wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling vormt.

5.2 Waterparagraaf

Algemeen

De watertoets is een instrument dat er voor zorgt dat bij alle ruimtelijke plannen (landelijk én stedelijk gebied) aandacht is voor de kwaliteit en kwantiteit van water. De watertoets is verplicht voor alle overheden die waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten hebben. Maar ook als bijvoorbeeld een particulier of ondernemer een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig heeft, komt de watertoets aan de orde. De gemeente vraagt de watertoets dan namens de particulier of ondernemer aan bij de 'waterbeheerder'. Dit is de overheid die verantwoordelijk is voor het waterbeheer in het plangebied. Meestal het waterschap, soms Rijkswaterstaat of de provincie.


Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.

Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.


Nationaal Waterplan


Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.


Relatie met het plangebied

De onderzoekslocatie (± 3500m²) ligt aan de Tolweg 9, ca. 4,1km ten zuiden van het dorp Putten. Het perceel, waar de onderzoekslocatie deel van uitmaakt, is kadastraal bekend gemeente Putten, sectie E, nummers 135, 1384, sectie F, nummers 3912, 2864, 3910, 3911. Volgens het Actueel Hoogte Bestand van Nederland (www.ahn.nl), bevindt het maaiveld zich op een gemiddelde hoogte van circa 14,8 m +NAP.

De Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) ligt tussen de 40 tot 80 cm onder maaiveld. De ontwateringsdiepte is vrij diep. De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.


Voor de percelen Tolweg 9 en Heischoterweg 12 is onderzocht wat de effecten zijn op de waterhuishouding. Met name de toename van eventuele verharding is daarbij van belang. Op het perceel Heischoterweg 12 wordt de meeste bebouwing en verharding verwijderd, en vervangen door tuin en weiland.

Het perceel Tolweg 9 bevat nu ruim 600m² aan bebouwing (woning en schuren) en overkappingen, met daarbij nog diverse m² erfverharding. In de nieuwe situatie wordt al de bebouwing verwijderd, en komen er 2 woningen (vervanging van de bestaande woning en een extra woning) van ca. 110m² per stuk met bijgebouwen (80m² per stuk) terug. De erfverharding wordt deels hergebruikt (ontsluiting erf) en deels aangepast naar de nieuwe inrichting van het erf. Het oppervlak aan bebouwing en verharding zal afnemen, met ca. 100m².

Voor beide percelen is een Watertoets aangevraagd bij het Waterschap Vallei&Veluwe. Voor het perceel Heischoterweg 12 vormt de ingreep geen probleem voor de waterhuishouding; het verhard oppervlakte op het perceel neemt af. Het hemelwater wordt plaatselijk afgevloeid en geïnfiltreerd in de bodem.

Voor het perceel Tolweg 9 is overleg geweest met het Waterschap Vallei&Veluwe.
Op dit perceel zal het verhard oppervlakte ook afnemen (ca. 100m²). Door het verminderd oppervlakte aan verharding vormt deze ingreep geen probleem voor de waterhuishouding. Het hemelwater dient op het perceel geïnfiltreerd te worden. Het gebruik van uitlogende materialen zal geminimaliseerd worden.


5.3 Ecologie

Voor het opstellen van een bestemmingsplan is een toets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Nieuwe ontwikkeling mogen niet ten koste gaan van (aanwezige) beschermde flora en fauna. Hierbij wordt gekeken naar "Gebiedsbescherming" en "Soortenbescherming".

Door Econsultancy is een Quickscan Flora-Fauna opgesteld voor het ontwikkelingsgebied aan de Tolweg 9 Putten.

De onderzoekslocaties betreffen voormalige agrarische bedrijven in het buitengebied van de gemeente Putten. De Heischoterweg 12 ligt ca. 1850m vanaf de EHS-natuur en EHS-verweven gebieden en ca. 2300m vanaf het Natura 2000 gebied.

Het perceel Tolweg 9 ligt in het EHS-natuur gebied en ca. 460m vanaf Natura 2000.

5.3.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000

De Natuurbeschermingswet 1998 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn beide zijn opgenomen in de Natura 2000-wetgeving, zijn de termen "Habitatrichtlijngebied" en "Vogelrichtlijngebied" komen te vervallen. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door het Ministerie van Economische Zaken (via Dienst Regelingen) of door de Provincie.

Relatie met het plangebied

De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, De Veluwe, bevindt zich op circa 460 meter afstand ten oosten van de onderzoekslocatie.

De ingreep van het plan is niet verstorend voor het Natura 2000 gebied.


Ecologische hoofdstructuur (EHS) Gelders Natuurnetwerk (GNN)

De Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden dat planten- en diersoorten in staat stelt zich door en tussen verschillende natuurgebieden te verplaatsen. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat gebieden hun ecologische waarde verliezen. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) of verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name de kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechtert.


De provincie Gelderland beschermt het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 ha voor de te realiseren 5.300 ha nieuwe natuur.

Relatie met het plangebied

De EHS binnen Gelderland wordt gerealiseerd binnen het Gelders Natuurnetwerk. De onderzoekslocatie bevindt zich in een EHS-onderdeel Groene Ontwikkelingszone, en is omgeven door EHS-onderdelen natuur.

In onderhavige situatie kan significante aantasting niet op voorhand worden uitgesloten, waardoor de effecten van deze ontwikkelingen op de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang van het GNN onderzocht moet worden op basis van de toetsingscriteria van de Omgevingsverordening Gelderland versie 24 september 2014, Provincie Gelderland.

Op basis van de toetsingscriteria is een analyse gemaakt van de invloed die de ontwikkeling kan hebben op de EHS (uitgebreide analyse: zie rapport Quickscan Flora-Fauna van Econsultancy, bijlage 3).

Uit de analyse blijkt dat er geen aantasting van de kernkwaliteiten plaatsvindt, mits er rekening wordt gehouden met een tweetal aspecten, waaronder het onttrekken van grondwater en de verlichting van het terrein. Het uitgangspunt van de provincie is dat ingrepen in de Groene Ontwikkelingszone per saldo natuurwinst zullen moeten opleveren om doorgang te kunnen vinden.

In de Groene Ontwikkelingszone (GO, voorheen verwevingsgebied) liggen mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen onder de voorwaarde dat daarbij extra natuur tot stand komt. Bij de beoordeling wordt gekeken of het nieuwsvestiging of uitbreiding betreft. In onderhavig geval betreft het realiseren van vervangende nieuwbouw. Er is sprake van een grootschalige uitbreiding als een uitbreiding met meer dan 30 procent van de bestaande bestemming geschiedt. Bij een kleinschalige ingreep is een goede landschappelijke inpassing voldoende en bij een grootschalige ingreep zal het plan tot een substantiële versterking van de kernkwaliteiten moeten zorgen. Deze versterkingsmogelijkheden zullen in dat geval verder moeten uitgewerkt in het plan.

Omdat het hier gaat om een terrein met een woonbestemming waarbij de nieuwbouw op de locatie van huidige bebouwing en verharding wordt gerealiseerd, kan worden gesteld dat het een kleinschalige ingreep is en een goede landschappelijke inpassing voldoende is om de ingreep binnen de EHS (GO) doorgang te kunnen laten vinden.

5.3.2 Soortenbescherming

De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van de soortbescherming, uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen. Hierbij wordt het zogenaamde "nee, tenzij…" principe gehanteerd. Dit wil zeggen dat activiteiten met een (potentieel) schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn ("nee"). Van dit verbod kan echter onder voorwaarden ("tenzij") afgeweken worden door ontheffingen of vrijstellingen.


Middels een quickscan flora en fauna is in beeld gebracht of er (potentiële) vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingscategorieën. Vervolgens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend kan zijn en of nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Broedvogels en vleermuizen zijn soortgroepen uit de strengste beschermingscategorie. Voor de overige soortgroepen is de beschermingsstatus afhankelijk van de soort.


Huismussen

De huismus is op de onderzoekslocatie als broedvogel aangetroffen. In het ontwerp van de nieuwbouw kan alvast rekening worden gehouden met mitigerende maatregelen voor de soort.

Dit kan door het aanbrengen van vogelvides. De vogelvide biedt huismussen een veilige nestelplek onder de dakpannen. Het product wordt aangebracht bij de onderste rij pannen op het dak ter hoogte van de dakvoet. De vogelvide voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Bouwbesluit.

Er kunnen nestlocaties in de vorm van koloniekasten (2 nestmogelijkheden per kast) worden ingemetseld in afwisselende windrichtingen, bovenaan de gevels van de nieuwbouw. Indien dit niet mogelijk is kunnen ook "losse" kasten geplaatst worden aan de gevels.

Door het toepassen van groenblijvend plantmateriaal zoals liguster, hulst en taxus, kunnen vogels, zoals de huismus, op de planlocatie slaapgelegenheid blijven vinden.


Vleermuizen

De huidige bebouwing is potentieel geschikt voor vleermuizen. In het ontwerp van de nieuwbouw kan alvast rekening worden gehouden met mitigerende maatregelen voor de soortgroep.

Indien in de nieuwe situatie (één van de gebouwen) spouwruimtes worden toegepast dan kunnen deze geschikt worden gemaakt voor vleermuizen. Dit kan worden bewerkstelligd door het aanbrengen van open stootvoegen (circa 2/3 cm breed) op minimaal 3 meter hoogte.

De ruimte achter en boven deze open stootvoegen (minimaal 50 bij 80 centimeter) mag niet worden opgevuld met isolatiemateriaal. De spouwruimte kan geïsoleerd worden met isolatieplaten.

Daarbij dienen de platen opgeruwd te worden of middels een stevig kunststof gaas met een maaswijdte van 3 tot 10 mm te bevestigen. Indien glaswol (e.d.) wordt gekozen als isolatiemateriaal wordt een dunne ruwe plaat tegen het isolatiemateriaal aangebracht, bijvoorbeeld houtwolcement. Noodzakelijk is dat er een spouwruimte (luchtspouw) van minimaal 2,5 tot 5 centimeter aanwezig blijft tussen de buitenmuur en de isolatie en dat vleermuizen houvast hebben. Vleermuizen kunnen jaarrond verblijven in de spouw. In figuur 17 is een voorbeeld opgenomen van de maatregel.

De verblijfplaatsen kunnen worden gerealiseerd op de hoeken, zodat de vleermuis zich binnendoor van de ene kant naar de andere kant kan verplaatsen (meerdere microklimaten). Verder dienen de open stootvoegen onverlicht te blijven en niet worden voorzien van bijenbekjes.

Verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn vrij eenvoudig te realiseren door het aanbrengen van gevelbetimmeringen. Wanneer gevelbetimmering, zoals boeiborden en daklijsten niet strak op de gevel aansluiten kunnen ze onbedoeld als vleermuiskast dienen. Met latjes kunnen de betimmeringen zodanig worden bevestigd, dat een tussenruimte ontstaat van ongeveer 2,5 centimeter. De onderzijde van de betimmeringen kan dan toegang bieden tot de ruimte daarachter. Hierdoor ontstaan goede mogelijkheden voor vleermuizen om te verblijven. De voorzieningen voor vleermuizen kunnen worden gerealiseerd op circa 3 tot 5 meter hoogte op verschillende windrichtingen op donkere plekken.


Steenuil

De steenuil is op de onderzoekslocatie niet als broedvogel aangetroffen. De onderzoekslocatie en de directe omgeving vormt echter geschikt leefgebied voor deze soort. Met een geringe inspanning, bijvoorbeeld door het plaatsen van een steenuilnestkast, kan de onderzoekslocatie deel gaan uitmaken van het broedbiotoop van deze soort. Gelet op het steeds verder verdwijnen van broedgelegenheid voor deze soort zal deze relatief eenvoudige maatregel een positief effect op de soort in de omgeving kunnen hebben.

Door rekening te houden met de bovengenoemde maatregelen is er op ecologische gronden geen belemmering voor de ontwikkeling op het plangebied te verwachten.

5.4 Landschap

In de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland wordt de kwaliteit van de Gelderse landschappen als een belangrijke waarde gezien voor regionale identiteit. Het plan ligt in de regio Noord-Veluwe. De dynamiek van het afwisselend landschap is kenmerkend voor de Noord-Veluwe. Het landschap bestaat uit drie onderdelen: het water van de beken, de randmeren en de IJssel, de bossen van de Veluwe en het gebied daartussen voor werken, wonen en welzijn met daarbij een rijke cultuurhistorie.


Gelderland realiseert zich dat omgevingskwaliteit van betekenis is voor een goed woon- en werkklimaat en voor recreatie en toerisme. Het perceel Tolweg 9 ligt in de Groene Ontwikkelingszone. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.


Het plangebied aan de Tolweg 9 is een onderdeel van het landschap "De Veldbeek". Kenmerken van dit landschap zijn:

  • Kleinschalige afwisseling van (natte) natuur, heide, bos, weiden en landgoederen als overgang van het gesloten Veluwelandschap naar openheid in het westen
  • Microreliëf door dekzandruggen en natuurlijke beekloop
  • Waardevolle open essen en gaaf broekgebied
  • Waardevolle verdroogde middeleeuwse veenontginning (in de zuidwesthoek)
  • Weinig bebouwing
  • Zeer karakteristiek rechthoekig wegenpatroon (Appelsche en Kruishaarsche heide)
  • Rust, ruimte en donkerte


Dit landschap in de Gelderse Vallei verdient het behouden te blijven vanwege de kleinschalige verweving van (natte) natuur, weidegrond en bos. Grondgebonden landbouw, ook met grote kavels, kan zich ontwikkelen binnen deze randvoorwaarden.

Vanuit de Groen Ontwikkelingszone gezien kunnen nieuwe landgoederen kunnen een rol spelen bij de versterking van het huidige landschap. Nieuwe woningen zijn niet gewenst, behalve bij nieuwe landgoederen. Bij verbouwing of herbouw van bestaande bebouwing is aandacht nodig voor een beeldkwaliteit die past bij de regionale architectuur.


Het nieuwe plan aan de Tolweg voorziet in herbouw van de bestaande woning en het realiseren van een nieuwe woning. De nieuwe woning is in principe een niet gewenste ontwikkeling in het landschap, maar door compenserende sloop van ruim 1000m² bebouwing aan de Tolweg 9 en de Heischoterweg 12 wordt voldaan aan vermindering van bebouwing in het landschap en de omgeving.

Het perceel Tolweg 9 is in de afgelopen jaren voorzien van diverse aanplant van bomenrijen en bosschages. Deze jonge aanplant zal de komende jaren het perceel een mooie groene aankleding geven. De woonpercelen worden verder nog voorzien van beukenhagen en solitaire bomen (zie ook, bestaande situatie Tolweg 9 van architectenbureau DBL Lunteren BV, bijlage 4; en het beplantingsplan van Hager-Huigens, bijlage 5).

5.5 Archeologie

Het plangebied heeft volgens het bestemmingsplan Waarde - Archeologie 3 en 4. De met Archeologie Waarde - 3 wordt aangegeven dat er een middelhoge archeologische verwachtingswaarde is, en bij waarde -4 een lage archeologische verwachtingswaarde.

Een archeologisch onderzoek is noodzakelijk indien het nieuwe bouwplan een groter oppervlakte beslaat dan 250m². Op het perceel Tolweg 9 wordt binnen het bestaande bouwblok een nieuwe woning gerealiseerd. De oppervlakte van deze nieuwe woning is ca. 120m², het bijbehorend bijgebouw maximaal 80m²; totaal van de nieuwbouw op het perceel is ca. 200m². Dit blijft onder de grenswaarde van 250m².

De bestaande agrarische opstallen worden gesloopt, en de bestaande voormalige bedrijfswoning wordt verplaatst.


De regioarcheoloog geeft aan dat de locatie in een zone met een lage archeologische verwachting ligt. Maar langs de westelijke erfgrens een beetje middelmatige verwachting wordt geraakt. De regioarcheoloog geeft aan dat door de functieverandering de verwachting is dat er geen schade hoeft te worden berokkend aan de archeologische waarden.

5.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding en in de planregels geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.


In het plangebied zijn geen kabels en leidingen welke planologische bescherming nodig hebben. Tevens zijn er geen straalpaden boven Putten aanwezig.

De algemene conclusie is dat er voor wat betreft de kabels, leidingen en straalpaden geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Putten. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

6.2 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Voor sommige begrippen worden in de SVBP2012 omschrijvingen gegeven. Deze worden overgenomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP2012 richtlijnen gegeven.

6.3 Bestemmingsregels

Voorliggend bestemmingsplan bevat drie bestemmingen: Agrarisch, Wonen en de dubbelbestemming Archeologie. De bestemmingen zijn in overeenstemming gebracht met de bestemmingen zoals die gelden in het buitengebied. Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro

6.3.1 Bestemming Agrarisch

De overige gronden behorende bij de percelen Tolweg 9 en Heischoterweg 12 krijgen/behouden de bestemming "Agrarisch". Op deze gronden mag niet worden gebouwd, en het gebruik is gericht op agrarische activiteiten.

6.3.2 Bestemming Wonen

De percelen Tolweg 9 en Heischoterweg 12 hebben in het huidige Bestemmingsplan Westelijk Buitengebied reeds de bestemming "Wonen". Aan de Heischoterweg 12 zal er geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig zijn.

Aan de Tolweg 9 is een bouwvlak aanwezig; de nieuwe woningen met bijgebouwen worden binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd. Beide woningen zullen een bestemmingsvlak Wonen krijgen. Per bestemmingsvlak is het maximaal aantal woningen, en toegestane goot- en bouwhoogte aangeduid.

Onder de bestemming wonen valt op grond van jurisprudentie ook het aan huis verbonden beroep. De maat van het beroepsgedeelte is ten hoogste 60 m². Aan huis verbonden beroepen zijn vrij, voor zover de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en de woning als zodanig herkenbaar blijft. Er mogen geen nadelige effecten optreden voor het woonmilieu en de parkeerbalans in de omgeving.

Bedrijfsactiviteiten aan huis en mantelzorg zijn niet rechtstreeks toegestaan, maar via een afwijking (omgevingsvergunning).

6.3.3 Dubbelbestemmingen

Naast de hiervoor besproken enkelbestemmingen zijn er ook zogeheten dubbelbestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die een heel specifiek ruimtelijk belang beogen te beschermen en als het ware over de 'onderliggende' gebiedsbestemming heen liggen. De dubbelbestemming voegt een gebruiksfunctie aan de betreffende gronden toe en bevat een uitbreiding of juist een beperking van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van de 'onderliggende' gebiedsbestemming(en).

De dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 4

6.4 Aanvullende aspecten

6.4.1 Anti-dubbeltelregel

Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.

6.4.2 Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, geldt een aantal algemene bouwregels. Ook is voorzien in een regeling ten aanzien van ondergronds bouwen.

6.4.3 Algemene gebruiksregels

Vergelijkbaar met de bouwregels gelden er voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken ook regels die op het gehele plan op meerdere bestemmingen van toepassing zijn. In dit plan betreft het regels waarin is aangegeven welk gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Het gaat onder andere om het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting of het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning.

6.4.4 Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels zijn de regels opgenomen met betrekking tot de gebiedsaanduidingen. De gebiedsaanduidingen zijn in de algemene aanduidingsregels geregeld, omdat ze betrekking hebben op meerdere bestemmingen.

Met behulp van de aanduidingsregels is de Ecologische Hoofdstructuur in het bestemmingsplan vertaald. In de zone EHS-natuur geldt voor het bouwen en het gebruik van de gronden en de gebouwen enkele afwijkende regels ter bescherming en/of de ontwikkeling van natuur. Voor een nadere toelichting op deze specifieke zones in het bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanleggen)'.

6.4.5 Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Aangegeven wordt van welke regel met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden en waarvoor.

6.4.6 Voorwaardelijke verplichtingen

In deze bepaling worden de maatregelen welke aan het wijzigen van het bestemmingsplan worden gesteld als verplichting opgenomen.

6.5 Overgangs- en slotregel

Het plan kent tot slot een hoofdstuk met overgangs- en slotregels. De overgangsregels regelen het overgangsrecht voor de bebouwing en het gebruik van de bebouwing in het plangebied. Uit oogpunt van behoorlijk bestuur dienen bestaande bebouwing en bestaand gebruik, welke afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen regels, te kunnen worden voortgezet (overgangsregels).

De slotbepaling geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald. Overigens wordt voor beide regelingen verwezen naar de betreffende regels.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

In artikel 6.12 van de Wro is aangegeven, dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit moet onder andere als er sprake is van de bouw van één of meer woningen, zoals in voorliggend plan het geval. Als de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn, kan de gemeenteraad echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Het herbouwen van de woning Tolweg 9 en het realiseren van een extra woning op dit perceel is een particulier initiatief. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd middels het afsluiten van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak (maatschappelijke uitvoerbaarheid)

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Over het ontwerp-bestemmingsplan wordt dan ook, in overeenstemming met de gemeentelijke inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Ook vind in deze fase het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening met diensten van rijk en provincie plaats. De resultaten van zowel het vooroverleg als de inspraak worden in het laatste hoofdstuk van de plantoelichting verwerkt.