direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Veluwse Hoevegaerde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In september 2011 is door middel van de 'Visie uitbreiding Landal de Veluwse Hoevegaerde' het college van B&W op de hoogte gesteld van de wensen betreffende het recreatieterrein De Veluwse Hoevegaerde te Krachtighuizen. Het verzoek bestaat uit het realiseren van 80 nieuwe recreatiewoonverblijven, variërend in oppervlakte, inhoud en bouwhoogte. Deze nieuwe recreatiewoonverblijven passen echter niet binnen de beheersverordening 'Krachtighuizerweg 38'. Deze beheersverordening heeft de rechten uit het voorheen geldende bestemmingsplan Krachtighuizen uit 1991 overgenomen, met uitzondering van afwijkingen en wijzigingen. In dit geval wordt afgeweken voor enkele nieuwe recreatiewoonverblijven van oppervlakte en bouwhoogte. Het totaal aantal recreatiewoonverblijven en het totaal bebouwd oppervlak blijven wel binnen de toegestane grenzen van het voorheen opgestelde bestemmingsplan Krachtighuizen uit 1991 en de beheersverordening 'Krachtighuizerweg 38'. Behalve de nieuwe recreatiewoningen is ook de bouw van nieuwe centrale voorzieningen voorzien. Het college van B&W heeft aangegeven in te willen stemmen met het verzoek en de ruimtelijke procedure te willen starten.


Voor het opstarten van de ruimtelijke procedure, is het opstellen van een ontwerpbestemmingsplan nodig. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.


Leeswijzer

De huidige situatie, een visie op de toekomst en de hieruit voortvloeiende toekomstige situatie zijn beschreven in hoofdstuk 2. Hier vindt tevens de toets aan het geldende bestemmingsplan plaats. Vervolgens wordt het relevante provinciale en gemeentelijk beleid beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 besteedt aandacht aan de milieuaspecten die de uitvoerbaarheid van het plan aantonen. In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe het plan juridisch in elkaar steekt. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan beschreven.


Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het recreatieterrein De Veluwse Hoevegaerde is gelegen aan de Krachtighuizerweg binnen de kern Krachtighuizen, gemeente Putten. Het ligt ten westen van de Veluwe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03_0001.png"

Begrenzing plangebied

Op het park zijn in totaal 164 accommodaties aanwezig van verschillende types, zie onderstaande tabel.


afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03_0002.png"

Wat betreft de faciliteiten beschikt het park over een receptie met onder andere internethoek en verkoop van eerste levensmiddelen, streekproducten en speelgoed. Tevens is er een verwarmd openluchtzwembad met apart kinderbad, een dierenweide en diverse speelactiviteiten zoals midgetgolfbaan, volleybal- en voetbalveld en een airtrampoline. Hiernaast biedt het park fietsverhuur, een wasserette, bistro en een entertainmentprogramma aan.

2.2 Visierapport Veluwse Hoevegaerde

In augustus 2012 is het 'Visierapport uitbreiding recreatiewoningen en centrale faciliteiten De Veluwse Hoevegaerde' door Landal Greenparks opgesteld.


Marktontwikkelingen

Hierin worden onder andere de marktontwikkelingen en trends van toerisme, specifiek gericht op ungalowvakanties, beschreven. Relevante trends zijn:

  • gezinnen met jonge kinderen zijn belangrijkste doelgroep;
  • meer hang naar gezins- en familiebanden (3-generatie vakanties);
  • bungalowvakantie is veelal extra vakantie (afhankelijk economie);
  • groeiende belangstelling voor losstaande huisjes (niet op park);
  • consumentenonderzoek: dalende interesse.


Uit de analyse van de interne sterktes en zwaktes en externe kansen en bedreigingen zijn de kwadranten uitbouw en ontwikkelen belangrijk voor continuïteit en groei. Doelgroepsegmentatie is hierbij belangrijk. Momenteel richt De Veluwse Hoevegaerde zich vooral op senioren. Een toekomst voor De Veluwse Hoevegaerde ligt in de ontwikkeling van een gezinspark. Het huidige park heeft veel 4-persoons eenheden en weinig grotere bungalows. Voor moderne gezinnen zijn bungalows vanaf drie slaapkamers al snel een vereiste. Het park heeft op dit moment slechts 21 accommodaties met drie slaapkamers en geen accommodaties voor meer dan zes personen.

Met uitgebreide centrale faciliteiten liggen hier goede mogelijkheden. De te ontwikkelen woningen en centrale voorzieningen zullen daarom een echte aanvulling moeten zijn op het huidige aanbod in de gemeente Putten.


Doelgroepen en nieuwe kansen

Middels een SWOT analyse en doelgroepenonderzoek zijn nieuwe kansen voor De Veluwse Hoevegaerde geformuleerd:

  • Goede aansluiting bij de gastsegmenten 'Geel' (jonge gezinnen) en 'Lime' ((oudere) tweepersoonshuishoudens).
  • Minder afhankelijk van de 55+ markt, het wordt een echt gezinspark.
  • Betere aansluiting met bungalows op de hogere eisen van de gast, zowel qua ruimte als qua luxe.
  • Betere aansluiting op de vraag naar grotere recreatiewoningen voor bijvoorbeeld drie generaties.


Conclusies en aanbevelingen

Tot slot worden de onderstaande conclusies en aanbevelingen gedaan voor centrale voorzieningen en de bungalows.


Centrale voorzieningen

Indien de centrale voorzieningen uitgebreid worden, zal het park ook voor andere gasten dan de huidige doelgroep aantrekkelijk worden. Voorbeelden zijn: multifunctionele vergaderaccommodatie, overdekt zwembad, restauratieve voorzieningen, supermarkt/kiosk. De voorkeur gaat er naar uit om al deze voorzieningen onder één dak te situeren. De huidige voorzieningen zullen worden gehandhaafd. Verspreid over het park dient ruimte opgenomen te worden om kleine speelplaatsjes te realiseren.


Bungalows

Om een optimaal verhuurresultaat te realiseren zijn de volgende aspecten van belang:

  • Uitbreiden van de doelgroepen.

Door het ontbreken van de mogelijkheden om binnen het geldende bestemmingsplan het bouwvolume van de bungalow te verruimen, verliest het park met de huidige samenstelling van recreatiewoningen aansluiting op andere gewenste doelgroepen.

  • Aanbod differentiatie van recreatiewoningen.

Door aanvullende typedifferentiatie zullen andere doelgroepen worden aangetrokken. Zichtbare trends voor differentiatie zijn: realisatie van drie generatie woningen, meer bouwvolume door luxe inrichting en veranderde wensen van gasten.

  • Reductie vaste lasten.

Door uitbreiding van het park worden de vaste lasten over meerdere woningeigenaren verdeeld. Hierdoor verbetert het rendement van de eigenaar en daardoor ook de bereidheid tot investeren, waardoor de kwaliteit gewaarborgd blijft.

  • Onderscheidend vermogen.

Door de uitbreiding zal het park een onderscheidend vermogen qua type recreatiewoningen krijgen, waardoor het een waardevolle aanvulling biedt op het al bestaande aanbod.


Door middel van enquêtes en gesprekken zijn de volgende punten over De Veluwse Hoevegaerde naar voren gekomen:

  • onvoldoende weersonafhankelijke faciliteiten met name in de herfst, winter en lente;
  • geen parkshop;
  • geen overdekt zwembad;
  • bungalows niet kindvriendelijk;
  • weinig ruimte in de bungalows volgens hedendaagse standaard.


Vervolgens is een advies aan aantal aangegeven. Deze zullen in de volgende paragraaf 'Toekomstige situatie' worden weergegeven.

2.3 Toekomstige situatie

De Veluwse Hoevegaerde wil het park optimaliseren en uitbreiden conform het opgestelde visierapport.


Het betreft de realisatie van 80 nieuwe recreatiewoonverblijven. Onderstaande tabel geeft de aantallen weer.


afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03_0003.png"

Tevens zullen, conform het visierapport, de centrale voorzieningen worden uitgebreid. Voorbeelden zijn: multifunctionele vergaderaccommodatie, overdekt zwembad, restauratieve voorzieningen, supermarkt/kiosk. De voorkeur gaat er naar uit om al deze voorzieningen onder één dak te situeren. De huidige voorzieningen zullen worden gehandhaafd. Verspreid over het park dient ruimte opgenomen te worden om kleine speelplaatsjes te realiseren.

2.4 Geldende regeling

Het plangebied valt onder de werking van de beheersverordening 'Krachtighuizerweg 38'. Deze beheersverordening heeft de rechten overgenomen van een drietal voorheen geldende plannen, namelijk:

  • Het bestemmingsplan 'Krachtighuizen', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 7 maart 1991, gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 30 oktober 1991 en goedgekeurd door de Kroon op 30 augustus 1993.
  • Uitwerkingsplan 'Krachtighuizerweg 38', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 27 februari 1996 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 22 maart 1996.
  • Tweede uitwerkingsplan 'Krachtighuizerweg 38, wijziging 2000, nr.1', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 8 augustus 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 10 november 2000.


De Veluwse Hoevegaerde is in de beheersverordening bestemd als Recreatieve doeleinden 3. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor een grootschalig recreatiebedrijf. Deze bestemming mag worden uitgewerkt voor recreatieverblijven in de vorm van recreatiebungalows en niet voor permanente bewoning bedoelde appartementsgebouwen. Ook zijn recreatieve accommodaties (zoals niet voor overnachting bestemde bedrijfsgebouwen), gebouwen voor sanitaire doeleinden, kampwinkels en dagverblijven toegestaan, evenals al dan niet overdekte sportvoorzieningen (zoals zwembaden en tennishallen) en niet voor overnachting bestemde gebouwen voor het horecabedrijf.


Binnen de bestemming 'Recreatieve doeleinden 3' zijn er maximaal 260 verblijfseenheden (bungalows en appartementen) toegestaan. De toegestane oppervlakte per recreatiebungalow mag niet meer dan 80 m2 bedragen. De recreatiebungalows dienen uitsluitend in één bouwlaag te worden gebouwd, de appartementsgebouwen in maximaal twee lagen. Per recreatiebungalow mag één bijgebouw worden gebouwd van maximaal 20 m2 en een hoogte van maximaal 2,5 m.


Zoals in onderstaande tabel is aangegeven, past het aantal recreatiewoonverblijven binnen de beheersverordening. Echter, voor enkele nieuwe recreatieverblijven wordt afgeweken van de maximale oppervlakte en bouwhoogte. Deze verblijven zijn dan ook in strijd met de beheersverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03_0004.png"

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Provinciaal beleid

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het beleid van de provincie Gelderland zoals dat hierna is uiteengezet.

3.1.1 Omgevingsvisie

Op 9 juli 2014 is door Provinciale Staten de "Omgevingsvisie Gelderland" vastgesteld. Hierin is het beleid van de provincie voor de (leef)omgeving uiteengezet. Deze visie is opgesteld op basis van de gemeenschappelijke opdrachten die zijn in overleg met onder andere gemeenten, organisaties en inwoners zijn bepaald. De provincie draagt op basis van de twee hoofddoelen bij aan deze opdrachten. Deze hoofddoelen zijn:

  • "een duurzame economische structuur";
  • "het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving'.


Op de kaarten bij de omgevingsvisie zijn de gronden binnen het bestemmingsplangebied aangeduid als:

  • "Noord-Veluwe";
  • "Windenergie mogelijk";
  • "Extensiveringsgebied";
  • "Glastuinbouw in overige gebieden";
  • "Nationale Landschappen";
  • "Grondwaterbeschermingsgebieden" en "Intrekgebieden".


Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn vooral de aanduidingen als "Noord-Veluwe", "Nationale Landschappen", "Grondwaterbeschermingsgebieden" en "Intrekgebieden" belangrijk.


Noord-Veluwe

In de omgevingsvisie is opgemerkt dat onder andere de "rust en ruimte", het 'afwisselende landschap', de "rijke cultuurhistorie" en de "recreatieve en toeristische sector" belangrijke kenmerken van de het gebied Noord-Veluwe zijn. De opdrachten voor dit gebied zijn onder andere:

  • het versterken van de "recreatieve en toeristische sector";
  • het behouden, versterken en gebruiken van de bestaande waarden zoals de natuur- en landschapswaarden;
  • het bieden van ruimte voor ondernemers om in deze opdrachten te voorzien.


Nationale Landschappen

De provincie wil de ook door ruimtelijke ontwikkeling de belangrijkste kenmerken en waarden van de Nationale Landschappen behouden en versterken.


Grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden

De provincie streeft naar het behouden van het grondwater als voorziening voor drinkwater.

3.1.2 Omgevingsverordening

Het beleid zoals dat in "Omgevingsvisie Gelderland" is uiteengezet is in de "Omgevingsverordening Gelderland" in regels uitgewerkt. De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn vanaf 18 oktober 2014 in werking. Een eerste en tweede actualisatie van de Omgevingsverordening over water en natuur zijn op respectievelijk 8 juli en 11 november 2015 vastgesteld.


Nationale Landschappen

In de verordening is voor wat betreft de Nationale Landschappen bepaald dat "een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal Landschap (…), maakt ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap niet aantasten of versterken".


Op de kaart in de bijlage "Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen" bij de verordening ligt het bestemmingsplangebied in het deelgebied "Veluwemassief" van het Nationaal Landschap "De Veluwe". Voor een overzicht van de belangrijkste kenmerken en waarden van dit deelgebied wordt verwezen naar de bijlage.


De uitbreiding van het aantal recreatiewoningen vindt plaats binnen het bestaande recreatieterrein. Dit in overweging nemende past de uitbreiding binnen de "kernkwaliteiten" van het Nationaal Landschap "De Veluwe".


Water en milieu

Het plangebied is gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied, intrekgebied en KWO-vrije zone.


afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03_0005.png" Uitsnede kaart Water en Milieu, Omgevingsverordening


Grondwaterbeschermingsgebieden

Voor wat betreft de Grondwaterbeschermingsgebieden is in de verordening bepaald dat:

  • 1. 'in een bestemmingsplan de Grondwaterbeschermingsgebieden een bestemming krijgen die hetzelfde of een lager risico voor het grondwater met zich meebrengt dan de vigerende bestemming';
  • 2. "in de toelichting bij bestemmingsplannen voor grondwaterbeschermingsgebieden wordt beschreven hoe een nieuwe bestemming zich verhoudt tot het bepaalde in het eerste lid".


Ter bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied wordt de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen.


Intrekgebieden

In de verordening is voor Intrekgebieden bepaald dat 'in een bestemmingsplan de Intrekgebieden geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas mogelijk maakt'.

De gronden binnen dit bestemmingsplangebied zijn op grond van het voorliggende bestemmingsplan bestemd als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Het winnen van 'fossiele energie' is op grond van deze bestemming niet mogelijk.

3.2 Gemeentelijk beleid

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het beleid van de gemeente Putten zoals dat hierna is uiteengezet.

3.2.1 Toekomstvisie Putten

Op 6 februari 2014 is door de gemeenteraad de "Toekomstvisie Putten" vastgesteld. De toekomstvisie is een bundeling van visies voor de gemeente. Hiermee is de toekomstvisie de basis voor het beleid van de gemeente voor de periode tot 2030.


Het belangrijkste uitgangspunt van de toekomstvisie is die van "een terugtredende rol van de gemeente". 'De gemeente gaat minder taken zelf doen en meer een regierol pakken om de kracht in de samenleving te organiseren'.


De basis van de gemeente Putten uit de visie bestaat uit een aantal thema's:

  • "een sociale vitale gemeenschap voor jong en oud";
  • "een samenleving in een groene en gastvrije omgeving met ruimte voor rust en dynamiek";
  • "een samenleving om je hele leven in te kunnen wonen";
  • "een samenleving waarin ruimte is voor creativiteit en innovatie".


Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn vooral de thema's "een samenleving in een groene en gastvrije omgeving met ruimte voor rust en dynamiek" en "een samenleving waarin ruimte is voor creativiteit en innovatie" belangrijk.


Een samenleving in een groene en gastvrije omgeving met ruimte voor rust en dynamiek

Een voor het voorliggende bestemmingsplan belangrijk uitgangspunt binnen dit thema is dat "Putten kiest voor recreatie met kwaliteit en met behoud van de identiteit. Daarbinnen is er veel te kiezen in Putten". In de toekomstvisie is opgemerkt dat er in de gemeente ruimte is voor recreatie en toerisme. Dit is en blijft een voor de economie belangrijke bedrijfstak.


Door de uitbreiding van het aantal recreatiewoningen op het recreatieterrein worden de mogelijkheden voor recreatie in de gemeente versterkt.


Een samenleving waarin ruimte is voor creativiteit en innovatie

"Aan ondernemen in Putten wordt ruimte geboden" en "In Putten is een gevarieerd buitengebied met ruimte voor boeren, burgers en toeristen" zijn belangrijke uitgangspunten binnen dit thema. Opgemerkt is dat de gemeente het ondernemen aan wil moedigen. Naar uitbreiding van de bedrijventerreinen op grote schaal is weliswaar minder vraag, maar er is meer vraag naar een beter gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen en -terreinen.


Ook in het landelijk gebied is ruimte voor ondernemen. Voor onder andere het toerisme streeft de gemeente naar het versterken van de ontsluiting van het landelijk gebied.


De uitbreiding van het aantal recreatiewoningen vindt plaats binnen het bestaande recreatieterrein. Hiermee wordt de ruimte op het bestaande terrein beter gebruikt voor recreatie.

3.2.2 Structuurvisie Putten 2030

De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijke leidraad bij ruimtelijke ontwikkelingen.


In de structuurvisie merkt de gemeente op dat zij kiest voor een terughoudende rol. Dit sluit aan 'bij de ontwikkeling in de samenleving, waarbij de gemeenschap meer het heft in handen neemt, zelf keuzen maakt en zelf verantwoordelijkheid draagt'.


Voor wat betreft de recreatie en het toerisme is in de structuurvisie opgemerkt dat 'de recreatiesector ook in de toekomst een belangrijke sector blijft. Ingezet wordt op de kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatie. Buiten de bestaande recreatieclusters wordt geen nieuwe verblijfsrecreatie meer toegestaan.' De gemeente zet in op 'een aantrekkelijk en divers aanbod aan verblijfsvoorzieningen waarbij Krachtighuizen het concentratiegebied is'. De gemeente verwacht dat vooral een uitbreiding en versterking van bestaande terrein en voorzieningen zullen plaatsvinden in tegenstelling tot de vestiging van nieuwe. Belangrijk is het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in Krachtighuizen. De gemeente zal ondernemers aanmoedigen om de kwaliteit van de terreinen te versterken. Dit betekent onder andere dat er sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing van de terreinen, bij voorkeur door middel van houtwallen.


Over het recreatiegebied Krachtighuizen wordt ook opgemerkt dat het recreatiekarakter van het gebied verzwakt wordt door onder andere het gebruik van recreatiewoningen voor wonen. De gemeente wil dit dan ook voorkomen.

3.2.3 Krachtighuizen 2.0 - Revitalisering Krachtighuizen

In mei 2009 is het rapport Krachtighuizen 2.0 opgesteld. Hierin wordt gekeken naar het verbeteren van de ontsluiting van Krachtighuizen en tevens naar mogelijkheden voor een kwaliteitsverbetering van het recreatieve product Krachtighuizen.


Uit de marktanalyse kwam naar voren dat Krachtighuizen een relatief hoog aandeel seizoensrecreatieve vakantiegangers heeft, echter met een laag bestedingsniveau. Het meer inzetten op (buitenlandse) toeristische vakantiegangers zal een positieve stimulans kunnen bieden aan de lokale economie. Zodoende zal Krachtighuizen sterker moeten worden ontwikkeld als toeristisch-recreatief product.


Momenteel wordt de belangrijkste doelgroep gevormd door gezinnen en 55 plussers. Door de komst van permanente bewoners van recreatiewoningen is het recreatieve karakter van Krachtighuizen langzaam aan het verdwijnen. Enkele parken zetten volledig in op permanente bewoning. Het buurtschap Krachtighuizen telt ongeveer 2.300 inwoners. Hiervan wonen er 1.600 (permanent) in een recreatiewoning. Dit is mede veroorzaakt doordat de gemeente tot 2001 zogenaamde woonvergunningen uitgaf. Met een woonvergunning stond de gemeente toe om bestaande bouwwerken te gebruiken als woning.


Problemen met de permanente bewoning hangen samen met de aanwezigheid van tijdelijke buitenlandse arbeiders die voor geluid-, drugs- en afvaloverlast zorgen. Bovendien verdient het aspect verkeer de aandacht. Er is sprake van parkeeroverlast, onder andere langs de Oude Garderenseweg. Tevens zijn langs deze weg door de bewoners zelf een achttal uitritten gerealiseerd. Beide zaken zijn in strijd met het bestemmingsplan. Bovendien is deze weg verkeersonveilig doordat het 30 km/uur regime van de Oude Garderenseweg veelal wordt overschreden.


Als oplossingen voor de inrichting van Krachtighuizen wordt in het rapport aangegeven:

  • aanpakken van de entree van Krachtighuizen middels aantrekkelijke en opvallende bebording;
  • het aanleggen van een rotonde op de kruising Oude Garderenseweg en Voorthuizerstraat en het hier toevoegen van recreatieve elementen;
  • het herinrichten van de Oude Garderenseweg met verkeersremmende maatregelen en parkeeroplossingen;
  • het inrichten van kleine verblijfsplekken, hierbij neemt het bosje een
  • centrale plaats in.


Ten aanzien van het verbeteren van het recreatieve product wordt voorgesteld:

  • afdwingen parkeren op eigen terrein;
  • zoeken naar locaties in Krachtighuizen waar wonen als bestemming opgenomen wordt in het bestemmingsplan, mogelijkheden voor het bouwen van woningen in Krachtighuizen wordt dus verruimd;
  • het ontwikkelen van een migratiepakket voor het prikkelen van bewoners om te verhuizen naar een 'normale' woning.

3.2.4 Welstandsnota gemeente Putten

In september 2009 is de Welstandsnota gemeente Putten vastgesteld. Hierin staat vermeld dat Krachtighuizen voor een groot deel een recreatiegebied is waar ook individuele vrijstaande woningen voorkomen (bij Huinerenk). Kleinschalige tot grootschalige bouwwerken, van bungalowtjes tot villaachtige gebouwen, staan in dit overgangsgebied naar de Veluwe. De dichtheid en de grote variatie in bouwstijl, bouwvolume, kleur- en materiaalgebruik is gecompenseerd door veel beplanting, waardoor een gedeelte in de natuurlijke omgeving verdwijnt. Het beeld langs de N303 is dan ook meer dat van een losse lintbebouwing naar de ingang van de kern Putten.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijzigingen.


In september 2012 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 1.

Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de boor- en zeefwerkzaamheden ter plaatse van de deellocaties (noordwestelijk, zuidwestelijk en zuidoostelijk) ondanks het aantreffen van puinfundatielagen, geen verdere aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.


Resumerend geldt voor elk van de vier deellocaties dat, gelet op het enkel plaatselijk voorkomen van een lichte overschrijding van de streefwaarde met zink in de bovengrond, er géén belemmeringen bestaan met betrekking tot nieuwbouw op de onderzoekslocatie en de benodigde bestemmingsplanwijziging.


Echter, gelet op de tijdens de veldwerkzaamheden aangetroffen puindemping ter plaatse van deellocatie B, waarvan de herkomst onbekend is, wordt geadviseerd om op termijn een verkennend onderzoek asbest in puin uit te laten voeren.


Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.


Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen belangrijk negatief effect op de bodem. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt dan ook niet door onaanvaardbare effecten op of van de bodem belemmerd.

4.2 Cultuurhistorie

Archeologische waarden
Het perceel ligt volgens de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Voor ontwikkelingen groter dan 100 m2 dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.


In september 2012 is een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 2.


Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek blijkt dat binnen het plangebied dekzanden aanwezig zijn, waarbij in de top ook een invloed van (af)stromend water te herkennen is. Oorspronkelijk zijn in de top van de zanden holtpodzolgronden tot ontwikkeling gekomen. Binnen de terreindelen die in het verleden in agrarisch gebruik zijn geweest, is (de top van) het podzolprofiel verploegd. Verder is in het centrale deel van deellocatie A een kuil aanwezig, waar het gehele bodemprofiel is afgegraven tot een diepte van maximaal circa 1,5 m -mv. Ook ter plaatse van de voormalige bebouwing binnen deellocatie D is het bodemprofiel verstoord tot minimaal 1,2 m -mv.

Op basis van het aangetroffen bodemprofiel blijft de gespecificeerde verwachting gehandhaafd. Door de geringe diepteligging van de eventueel aanwezige archeologische resten, vormen de voorgenomen ontwikkelingen een directe bedreiging voor deze resten. Op basis van het behoud van de middelhoge tot hoge trefkans wordt geadviseerd om het plangebied nader te onderzoeken door middel van een karterend booronderzoek (IVO-O karterende fase).


In november 2012 heeft een vervolgonderzoek plaatsgevonden in de vorm van een archeologisch karterend booronderzoek, zie Bijlage 3. Tijdens dit karterend booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid van een behoudenswaardige archeologische vindplaats. Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden is in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek noodzakelijk.


Andere cultuurhistorische waarden

De provincie Gelderland heeft verschillende kaarten gemaakt waarop de cultuurhistorische waarden binnen de provincie zijn weergegeven:

  • de kaart "Gelderse cultuurhistorie" waarop de "cultuurhistorisch belangrijke plaatsen en bouwwerken" zijn weergegeven; en
  • de kaart "Historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie" waarop de "historische en archeologische waarden in Gelderland" zijn weergegeven.


Uit deze kaarten blijkt dat er binnen het bestemmingsplangebied geen cultuurhistorische waarden liggen. De dichtstbijzijnde cultuurhistorische waarde in de omgeving van het plangebied is het gebouw op het perceel aan de Huinerenkweg 12, op ongeveer 20 m. ten westen van het plangebied. Dit gebouw is als rijksmonument aangewezen. Het gebouw is in gebruik als woning.


Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen belangrijk negatief effect op cultuurhistorische waarden. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt dan ook niet door onaanvaardbare effecten op cultuurhistorische waarden belemmerd.

4.3 Water

Sinds 14 februari 2001 is het verplicht een Watertoets bij ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook in het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten. Eventuele afwijkingen van het advies van de waterbeheerder worden gemotiveerd. Daarbij moet door de initiatiefnemer worden aangegeven hoe met die afwijking wordt omgegaan. In de laatste instantie kan worden teruggegrepen op het nemen van verzachtende maatregelen of compensatie inclusief afspraken over financiering en uitvoering.


Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven, dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder meer aangegeven, dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren" staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter te worden vastgehouden.


Het landschap van de gemeente Putten helt naar het westen toe af. Dit heeft gevolgen voor de stromingsrichting van het grondwater en het oppervlaktewater. Het regenwater dat op het Veluwemassief valt, komt jaren later deels als kwel aan de westkant van Putten omhoog.


Voor het plangebied De Veluwse Hoevegaerde is het Waterschap Vallei en Veluwe beheerder.


Op het recreatiepark is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van een slinger in het plangebied. In het plangebied zijn geen hoofdwatergangen aanwezig. Wel zijn er in het plangebied een grondwaterbeschermingszone en intrekgebied gelegen. Het plangebied grenst aan een waterwingebied. Ter bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied zal de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' worden opgenomen,


Voor het plangebied geldt grondwatertrap VIII (zeer droge grond). Grondwatertrap VIII heeft een gemiddeld hoogste grondwaterstand van meer dan 140 cm beneden maaiveld en een gemiddeld laagste grondwaterstand van meer dan 160 cm beneden maaiveld.

Het gebied bevindt zich niet in de grondwaterfluctuatiezone. Er zijn dan ook geen problemen te verwachten met grondwater.


Het hemelwater zal bij voorkeur worden geïnfiltreerd in de bodem. Kansen om het water af te koppelen zal worden benut waarbij als minimale eis een bui T=10 (36 mm) zal worden aangehouden.


Verder behoort de gemeente Putten tot het afvalwatersysteem van Harderwijk, waar de rioolwaterzuiveringsinstallatie staat. Het afvalwater en regenwater kunnen, als afkoppelen en infiltreren niet mogelijk is, via een afvalwaterstelsel naar Harderwijk getransporteerd, verwerkt en vervolgens als effluent worden geloosd.


De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het bestemmingsplangebied, het Waterschap Vallei en Veluwe, is om een advies voor de watertoets gevraagd. Hierover heeft op 30 april 2015 overleg plaatsgevonden met het waterschap. In reactie op de hiervoor opgenomen uitgangspunten heeft het waterschap opgemerkt dat "het afvoeren van hemelwater via het rioolstelsel niet de oplossing mag zijn. Het gebied leent zich bovendien uitstekend voor het vasthouden van water dat afvoeren niet nodig is. Op basis van de trits bergen-vasthouden-afvoeren dient het water in het plangebied verwerkt te worden. Dat kan in de vijver of (indien deze een afgesloten bodem heeft) door middel van infiltratie".


Inmiddels is ook duidelijk geworden dat er in het bestemmingsplangebied voldoende mogelijkheden zijn voor het infiltreren van regenwater. Het afvoeren op het rioolstelsel is dan ook niet nodig.


Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen belangrijk negatief effect op het aspect water. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt dan ook niet door onaanvaardbare effecten op het water belemmerd.

4.4 Natuur

De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt.


De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde 'nee, tenzij-principe'. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat 'eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken'.


De Nbw 1998 bundelt de gebiedsbescherming van landelijke natuurgebieden. In de Nbw 1998 zijn ook de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw 1998 zijn drie soorten gebieden beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is geregeld. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.


Om inzicht te krijgen in de op grond van de Ffw beschermde waarden in en in de directe omgeving van het bestemmingsplangebied is in april 2015 door BügelHajema Adviseurs een ecologisch onderzoek (een zogenoemde ecologische inventarisatie) uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn hierna opgenomen.


Ook is in mei 2012 door BügelHajema Adviseurs een zogenoemde voortoets uitgevoerd om inzicht te krijgen in de op grond van de Nbw 1998 beschermde waarden. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport "Uitbreiding Recreatieterrein De Veluwse Hoevegaerde, zie Bijlage 4. Hierna is een samenvatting van de resultaten opgenomen.

Deze voortoets uit mei 2012 is door middel van een oplegnotitie uit juni 2018 geactualiseerd. Deze oplegnotitie is als Bijlage 5 bij deze toelichting bijgevoegd.


Op grond van de Ffw beschermde waarden

Het ecologisch onderzoek naar de op grond van de Ffw beschermde waarden was er op gericht om te beoordelen of een vooronderzoek op grond van de Ffw nodig is. Hiervoor is behalve een bureauonderzoek op 3 april 2015 door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs ook een onderzoek ter plaatse van het bestemmingsplangebied uitgevoerd.


In het voorliggende bestemmingsplan zijn, in een deel van het recreatieterrein De Veluwse Hoevegaerde, verschillende nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het betreft de bouw van 80 recreatiewoningen en de uitbreiding van de centrale voorzieningen tot ten hoogste 2.000 m². Voor het ecologisch onderzoek is in het bijzonder onderzoek uitgevoerd naar de plaats waar deze ontwikkelingen plaatsvinden (het onderzoeksgebied).


In onderstaand figuur is een beeld van het onderzoeksgebied weergegeven. Het onderzoeksgebied betreft onder andere verschillende delen van het recreatieterrein met gebouwen en bouwwerken, speelvelden, grasvelden en groenstroken. Maar in een deel van het onderzoeksgebied heeft ook de ontwikkeling van ruige heidevegetatie plaatsgevonden en waar de ontwikkeling van bos plaatsvindt.


afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03_0006.png"

Beeld van het bestemmingsplangebied op 3 april 2015


Uit de informatie van de Nationale Databank Flora en Fauna en de resultaten van het onderzoek ter plaatse blijkt dat in een zone van 1 km om het bestemmingsplangebied in de afgelopen vijf jaren behalve verschillende vogelsoorten ook vliegend hert, jeneverbes, wilde marjolein, edelhert, eekhoorn, wild zwijn, hazelworm, zandhagedis, boommarten en das zijn waargenomen. Deze soorten zijn op grond van de Ffw middelzwaar tot zwaar beschermd.


Uit de resultaten van het onderzoek ter plaatse blijkt ook dat het onderzoeksgebied een beperkte natuurwaarde heeft. Op grond van de Ffw beschermde planten zijn niet waargenomen en worden, de omstandigheden van het recreatieterrein in overweging nemende, ook niet verwacht. Ook edelhert, wild zwijn, boommarter en das zijn niet waargenomen en worden ook niet verwacht. Daarbij moet worden opgemerkt dat het recreatieterrein voor de grondgebonden soorten ook niet toegankelijk is omdat het is afgesloten door een hekwerk.


In het (noordelijke deel) van het bestemmingsplangebied is mogelijk eekhoorn aanwezig. Hier zijn namelijk onder verschillende bomen van grove den aangevreten dennenkegels waargenomen. Nestplaatsen van eekhoorn zijn echter niet waargenomen. Verspreid door het onderzoeksgebied staan verschillende bomen van grove den en hazelaar die door eekhoorn gebruikt kunnen worden voor voedsel. Het betreft hier zogenoemde tweede orde voedselgebied. Daarbij is in de omgeving is een groot oppervlakte aan veel beter foerageergebied aanwezig.


Voor hazelworm en zandhagedis is in het bestemmingsplangebied ook geen goed leefgebied aanwezig. In het noorden van het recreatieterrein vindt de ontwikkeling van heidevegetatie met braamstruiken plaats. Vooralsnog is dit deel van het terrein niet geschikt voor reptielen, maar door de verdere ontwikkeling van de natuur hier kan het dit wel worden.


In delen van het bestemmingsplangebied waar bomen en struiken staan mogen grondgebonden soorten zoals bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, egel, gewone pad en veldmuis worden verwacht. Dit betreffen soorten die algemeen voorkomen en op grond van de Ffw licht beschermd zijn.

In de bomen struiken zullen in het broedseizoen vogelsoorten zoals ekster, houtduif, merel, vink en winterkoning een nestplaats (kunnen) vinden tussen de soorten als roodborst en wilde eend die meer in het grondgebonden groen een verblijfplaats vinden. Alle vogelsoorten die van nature in Nederland voorkomen zijn op grond van de Ffw zwaar beschermd.


Daarbij is het bestemmingsplangebied naar verwachting een klein onderdeel van het voedselgebied van vleermuissoorten zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger. In de omgeving ligt veel mogelijk geschikt voedselgebied voor deze soorten. Ook alle vleermuissoorten zijn zwaar beschermd. De (mogelijk) te slopen gebouwen en te kappen bomen zijn niet geschikt als verblijfsplaats voor vleermuizen. In de gebouwen (gevels van houten planken en een met bitumen bedekte kap) zijn geen voor vleermuizen geschikte invliegopeningen met achterliggende tussenruimtes aanwezig.


Als gevolg van de beoogde activiteiten worden geen negatieve effecten verwacht op de in de omgeving voorkomende eekhoorns. In de omgeving is voor eekhoorn veel foeragebied aanwezig. Negatieve effecten op vleermuizen worden eveneens niet verwacht. Er zijn geen verblijfplaatsen of vliegroutes in het geding en er is een ruim aanbod aan foerageergebied in de omgeving aanwezig.


Door de aanlegwerkzaamheden kunnen wel verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende licht beschermde diersoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen bij de werkzaamheden enkele exemplaren worden gedood. Deze licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen bij ruimtelijke ontwikkelingen onder een vrijstellingsregeling. Voor deze soorten hoeft dan ook geen ontheffing te worden aangevraagd.


Ten aanzien van vogels dient bij planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor de in en direct rond het plangebied te verwachten vogelsoorten kan dit plaatsvinden door werkzaamheden buiten de broedperiode van aanwezige soorten uit te voeren. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Ffw. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.


Op grond van de Nbw 1998 beschermde waarden

Uit de resultaten van de voortoets blijkt dat ten aanzien van de directe omgeving van De Veluwse Hoevegaerde niet de meest kwetsbare Natura 2000-waarden voorkomen. In deze omgeving dient vooral rekening te worden gehouden met de boomleeuwerik (onder andere het droge heidegebied in de noordkant van het plangebied en het heidegebied Groote ark) en het foerageergebied van de wespendief. Het actuele dagrecreatieve gebruik van de EHS en het Natura 2000-gebied in de randzones van het recreatieterrein is vrij hoog. Een beperkte toename van het dagrecreatieve gebruik van deze randzones tot 1 km afstand van het plangebied, heeft geen significant negatief effect op het Natura 2000-gebied en de EHS. Verwacht wordt dat een toename van de dagrecreatie ten gevolge van de verblijfsrecreatieve uitbreiding, tussen de 1 en 3 km afstand van De Veluwse Hoevegaerde heel gering is. In deze zone kunnen lokaal broedgevallen van boomleeuwerik en roodborsttapuit aanwezig zijn. Het is niet te verwachten dat een zeer geringe toename van dagrecreatie een significant negatief effect op deze soorten zal genereren. Buiten de 3 km-zone zal een toename van dagrecreatie niet meer meetbaar zijn. Daarnaast hebben het aanleggen van overdekte dagrecreatieve voorzieningen en het uitvoeren van kwaliteitsverbeteringsmaatregelen binnen het plangebied, geen significant negatieve effecten voor het Natura 2000-gebied en de EHS, mits de aanlegfase buiten het broedseizoen plaatsvindt.


Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen belangrijk negatief effect (of een significant negatief effect zoals bedoeld in de Nbw 1998) op de (op grond van de Ffw en Nbw 1998 beschermde) natuurwaarden.


Uit de resultaten van het ecologisch onderzoek naar de op grond van de Ffw beschermde waarden blijkt dat een vooronderzoek op grond van de wet niet nodig is. Een ontheffing op grond van de Ffw is niet nodig voor het uitvoeren van het plan. Bij de uitvoering van het plan moeten wel de broedende vogels in en in de omgeving van het plangebied overwogen worden. Het verstoren van broedende vogels moet worden voorkomen.


Ook uit de resultaten van de voortoets op grond van de Nbw 1998 blijkt dat ook een (significant) negatief effect op, op grond van de Nbw 1998 beschermde waarden (Natura 2000-gebieden) en de EHS niet worden verwacht.


Alles in overweging nemende wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet door onaanvaardbare effecten op natuurwaarden belemmerd.

4.5 Externe veiligheid

De provincie Gelderland heeft de zogenoemde risicokaart gemaakt. Hierop is onder andere informatie over risico's vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In onderstaand figuur is het voor het bestemmingsplangebied betreffende fragment van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03_0007.png"

Fragment van de risicokaart


Uit de risicokaart blijkt dat er in of in de directe omgeving van het recreatieterrein verschillende risico's vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen bekend zijn. Het bestemmingsplangebied ligt echter buiten de risicozones van deze risico's.

Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen belangrijk negatief effect door risico's vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt dan ook niet door onaanvaardbare effecten door risico's vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen belemmerd.

4.6 Geluid

Een recreatiewoning is geen geluidsgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Akoestisch onderzoek is hierdoor niet noodzakelijk. Dit aspect vormt zodanig geen belemmering.

4.7 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).


Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.


Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 microgram/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.


Een toename van NO2 of PM10 vanwege het voorliggende bestemmingsplan wordt vooral verwacht door de toename van het aantal motorvoertuigbeweging.


Op basis van de uitgave "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW mag vanwege een recreatiepark (met recreatiewoningen) in het landelijk gebied een verkeersdruk van ten hoogste 2,8 motorvoertuigbewegingen per dag per recreatiewoning worden verwacht.


Op grond van het voornemen wordt een uitbreiding van het recreatieterrein met 80 recreatiewoningen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat vanwege het voornemen een toename van 224 motorvoertuigbewegingen per dag verwacht mag worden.


Voor kleine plannen heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu samen met het Kenniscentrum InfoMil de zogenoemde NIBM-tool gemaakt. Op basis hiervan kan de toename van NO2 en PM10 vanwege een plan worden bepaald. Hierdoor kan makkelijk worden bepaald of er sprake is van een "in betekenende mate" toename hiervan in de lucht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPVeluwseHoevegaer-ON03_0008.png"


Uit de resultaten van de NIBM-tool blijkt dat de te verwachten toename van NO2 en PM10 achtereenvolgens 0,19 en 0,05 microgram/m³ is. Dit is geen overschrijding van de grenswaarde van 1,2 microgram/m³. Dit betekent dat er sprake is van een 'niet in betekenende mate' toename van NO2 of PM10 vanwege het voornemen. Het uitvoeren van aanvullende onderzoeken naar de effecten op de lucht vanwege het voornemen is dan ook niet nodig.


In het voorliggende bestemmingsplan is echter ook een wijzigingsmogelijkheid voor het vergroten van het aantal recreatiewoningen opgenomen. Dit betekent dat betekent dat een uitbreiding van het recreatieterrein met meer dan 80 recreatiewoningen mogelijk is.


Uit de NIBM-tool blijkt dat wanneer er sprake is van een toename van ongeveer 1.400 motorvoertuigbewegingen per dag, er sprake is van een overschrijding van de grenswaarde van 1,2 microgram/m³. Op basis van een verkeersdruk van 2,8 motorvoertuigbewegingen per dag per recreatiewoning betekent dit dat op een uitbreiding met 500 recreatiewoningen mogelijk is voor er sprake is van een overschrijding van de grenswaarde. Een dergelijke uitbreiding is op grond van het voorliggende bestemmingsplan niet mogelijk.


Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen belangrijk negatief effect op de lucht. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt dan ook niet door onaanvaardbare effecten op de lucht belemmerd.

4.8 Bedrijven en milieuhinder

Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen ter plaatse (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals die uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk.


Op basis van de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG moet tussen een recreatieterrein met recreatiewoningen en een woning in een 'normaal' stedelijke of landelijk gebied een richtafstand van 50 m gewaarborgd worden. Deze richtafstand wordt bepaald door de mogelijke geluidhinder van een recreatieterrein.


De uitbreiding van het aantal recreatiewoningen vindt plaats binnen het bestaande recreatieterrein. Dit in overweging nemende is er ter plaatse van de woningen in de directe omgeving van het recreatieterrein geen sprake van milieuhinder vanwege het terrein.


Andersom is deze overweging ook van toepassing: in de directe omgeving van het recreatieterrein zijn geen bedrijven gevestigd die door de uitbreiding van het aantal recreatiewoningen worden beperkt in de mogelijkheden.


Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen belangrijk negatief effect op de woon- en leefomgeving zoals bepaald in de uitgave "Bedrijven en milieuzonering". De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt dan ook niet door onaanvaardbare effecten zoals bepaald in deze uitgave belemmerd.

4.9 Milieueffectrapportage

Op 1 september 1994 is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. In het besluit is bepaald voor welke plannen en besluiten een milieueffectrapportage(beoordeling) nodig is.


Op grond van het voorliggende bestemmingsplan worden zogenoemde m.e.r. (beoordelings)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen', onderdeel D 10 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Hierbij zijn de volgende richtinggevende drempelwaarden opgenomen: "in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 1. 250.000 bezoekers of meer per jaar,
  • 2. een oppervlakte van 25 hectare of meer,
  • 3. (…)
  • 4. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied."


Het bestemmingsplangebied (en ook recreatieterrein) heeft een grootte van ongeveer 1,4 ha. Dit en de mogelijke uitbreiding van het aantal recreatiewoningen op het terrein in overweging nemende wordt een overschrijding van de richtinggevende drempelwaarden niet mogelijk geacht.


Het mogelijk maken van m.e.r. (beoordelings)plichtige activiteiten maar het niet mogelijk maken van overschrijdingen van de richtinggevende drempelwaarden betekent dat voor het bestemmingsplan een zogenoemde vormvrije m.e.r. beoordeling uitgevoerd moet worden. Uit deze beoordeling moet blijken of op grond van het bestemmingsplan er mogelijk sprake is van een belangrijk negatief effect op het milieu.


Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn hiervoor, in dit hoofdstuk, opgenomen. Deze onderzoeken waren er op gericht om inzicht te krijgen in de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan én of er mogelijk sprake is van een belangrijk negatief milieueffect.


Uit de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen sprake is van een belangrijk negatief milieueffect vanwege de activiteiten die op grond van het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.


Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen belangrijk negatief effect het milieu. Het opstellen van een planMER is dan ook niet nodig.


4.10 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in "de toelichting bij een bestemmingsplan dan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt" de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking worden uitgewerkt.

In het Bro is stedelijke ontwikkeling omschreven als een "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".


In de "Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking" van het ministerie Infrastructuur en Milieu zijn als andere stedelijke voorzieningen aangewezen voorzieningen voor "onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure". Dit in overweging is de uitbreiding van het recreatieterrein met recreatiewoningen geen stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro. Het uitwerken van de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig voor het voorliggende bestemmingsplan.


Conclusie

De uitbreiding van het recreatieterrein met recreatiewoningen is geen stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro. Het uitwerken van de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig voor het voorliggende bestemmingsplan.


Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Het voorliggende bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. Daarnaast worden met de vaststelling van dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken vastgelegd. Een en ander komt tot uitdrukking in de regels.


Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld op grond van de Wro, het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Ook is het bestemmingsplan opgesteld in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Daarbij sluit het bestemmingsplan waar mogelijk aan op het bestemmingsplan Krachtighuizen 2013 zoals dat op 4 juli 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.


De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn hierna in hoofdlijnen uiteengezet.

5.1 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.


Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en mogen worden bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Recreatie - Verblijfsrecreatie 1.
  • Waarde - Archeologie 2.


In de volgende paragraaf wordt op de bestemmingen nader ingegaan.


Algemene regels

Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. In dit plan wordt gebruik gemaakt van de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels.


Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.2 Bestemmingen

Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

Conform de systematiek zoals toegepast in het in opstelling zijnde bestemmingsplan Krachtighuizen, heeft het recreatieterrein de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 gekregen. Hierbinnen zijn, naast verblijfsrecreatie met bijbehorende centrale voorzieningen, ook dagrecreatieve- en sportvoorzieningen, evenals ondergeschikte horeca en detailhandel toegestaan.


Ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' is streekeigen beplanting met groenblijvende bomen aangegeven.


De specifieke bouwaanduiding 'groepsaccommodatie' geeft aan waar groepsaccommodatie mag plaatsvinden.

De centrale voorzieningen zijn alleen toegestaan ter plaatse aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - centrale voorzieningen'.


Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Het totaal aantal recreatiewoonverblijven en stacaravans bedraagt 244. Voor recreatiewoonverblijven geldt standaard een goot- en bouwhoogte van 4 en 6 m, een maximale oppervlakte van 75 m2 en een standaard maximale inhoud van 300 m3.

Ter plaatse van de vier aanduidingen 'afwijkende maatvoering' zijn tezamen maximaal 80 nieuwe recreatiewoonverblijven met een afwijkende maatvoering mogelijk. Deze afwijkende maatvoering is opgenomen in de tabel onder de bouwregels.


Waarde - Archeologie 2

Ter bescherming van de mogelijk voorkomende archeologische waarden is deze dubbelbestemming opgenomen. Onderzoek naar mogelijke archeologische waarden is noodzakelijk bij bodemingrepen dieper dan 0,4 m over een oppervlakte van meer dan 100 m2.


Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van de vraag aan de gemeente om medewerking te verlenen aan de uitbreiding van het recreatieterrein De Veluwse Hoevegaerde met recreatiewoningen. De kosten voor de uitbreiding van het recreatieterrein alsook de kosten voor de nodige onderzoeken voor het voorliggende bestemmingsplan zullen door de aanvrager worden gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de begeleiding van het bestemmingsplan.


Op grond van de Wro moet de gemeenteraad bij het vaststellen van een (bouw)plan op grond van het Bro een exploitatieplan vaststellen. Het (bouw)plan voor de uitbreiding van het recreatieterrein is een (bouw)plan op grond van het Bro.


Wanneer er sprake is van een situatie zoals bedoeld in het Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet nodig. Een situatie waarbij het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is, is wanneer er geen sprake is van kosten die directe met de exploitatie te maken hebben, maar alleen van kosten die te maken hebben met de planologische besluiten.


Van deze situatie is bij het voorliggende bestemmingsplan sprake. De kosten hebben te maken met de planologische besluiten (als voorbeeld: de ambtelijke ondersteuning bij het bestemmingsplan). Een exploitatieplan op grond van het Wro is dan ook niet nodig.


Door de herziening van het voor de betreffende gronden geldende bestemmingsplan is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het bestemmingsplangebied bij de gemeente op grond van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de aanvrager van het bestemmingsplan worden gedragen. Hiervoor is tussen de gemeente Putten en de aanvrager een overeenkomst gesloten.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende zes weken voor een ieder ter inzage worden gelegd. In deze paragraaf zullen de uitkomsten hiervan worden verwerkt.