direct naar inhoud van 4.1 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: hoek Van Damstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPhoekvdamstraat-ON01

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen naast archeologie ook aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen.
Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

4.1.1 Archeologie

Archeologische verwachtingskaart
In 2012 is voor het gehele gemeentelijk grondgebied een archeologische verwachtingskaart opgesteld (RAAP-rapport 2462, 2012). Nagenoeg de gehele kom Putten is op kaart de aangeduid met een hoge verwachtingswaarde. Om te voorkomen dat er verstoring van archeologische resten in de bodem plaatsvindt, moet de gemeente erop toezien dat de verstoorder een onderzoek laat uitvoeren.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 100 m2 en die dieper gaan dan 40 centimeter beneden maaiveld is archeologisch onderzoek verplicht.

De hoge verwachting heeft voor een deel te maken met de ligging op de oude Putter Eng. De Eng (of enk) is een oud landbouwareaal waarop de huidige kern van Putten zich heeft ontwikkeld. Door eeuwenlange bemesting met potstalmest zijn de landbouwgronden een stuk hoger komen te liggen en is de humeuze bovengrond (bouwvoor) dikker geworden. Er is veelal sprake van bolle akkers. Archeologische waarden zijn door deze afdekking met potstalmest vaak goed beschermd. Want met ploegen worden door de dikke bouwvoor de archeologische waarden niet meer geraakt.

Archeologisch bureau- en veldonderzoek
In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied is door het archeologisch bureau Vestigia een bureau- en veldonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2).

Uit het bureauonderzoek blijkt dat voor het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen uit een lange periode, in principe vanaf de prehistorie tot en met de Nieuwe tijd.
Om te achterhalen of de bodem nog dusdanig gaaf is dat hier daadwerkelijk archeologische sporen aanwezig kunnen zijn, is een inventariserende veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van karterende boringen.

Op basis van de aangetroffen verstoringen binnen het plangebied, de verstoringen als gevolg van de aanleg van de bestaande bebouwing en het ontbreken van archeologische indicatoren wordt in het rapport geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen klein is. De archeologische verwachting voor het plangebied zou daarom naar beneden kunnen worden bijgesteld.
Op basis van het onderhavig onderzoek wordt geadviseerd om geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren.

Beoordeling door gemeente
In overleg met de regio-archeoloog (Regio Noord-Veluwe) is besloten om het advies van het archeologisch bureau niet over te nemen.

Boren op enken is niet de ideale methode om archeologische vindplaatsen op te sporen. Een booronderzoek helpt wel om de verstoringsgraad van de bodem vast te stellen en om de intactheid van het bodemprofiel te documenteren. Door het gebruik van de grond als akker is het oorspronkelijk maaiveld in de huidige bouwvoor opgenomen. Vondstmateriaal dat op het oude boerenerf aanwezig is geweest, is zodoende in de bouwvoor terecht gekomen. Wat er aan archeologische waarden overblijft, zijn de dieper ingegraven sporen (paalsporen, waterputten, afvalkuilen, haardkuilen en dergelijke). Deze sporen manifesteren zich vaak als donkere verkleuringen in het gele zand (natuurlijke ondergrond). Deze sporen kunnen met een booronderzoek nagenoeg niet worden aangetoond. Daartoe worden op de Veluwe vaak proefsleuven gegraven om deze sporen in kaart te brengen.
Bovendien zou uit het booronderzoek eerder geconcludeerd moeten worden dat de bodem van het plangebied nog deels in tact is en dat archeologische waarden verwacht kunnen worden. Een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven of een archeologische begeleiding onder het protocol opgraven ligt als conclusie meer voor de hand.

Op basis van het bovenstaande stellen Regio Noord-Veluwe en de gemeente Putten aan de herontwikkeling de voorwaarde om een vervolgonderzoek uit te voeren. Deze voorwaarde wordt in de regels van het bestemmingsplan opgenomen en op de verbeelding is voor archeologie een dubbelbestemming opgenomen.

4.1.2 Cultuurhistorie en monumenten

Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat de historische kaarten geen directe aanwijzingen geven voor bebouwing binnen het plangebied in de Nieuwe Tijd. Wel is duidelijk dat de wegen rond het plangebied al een langere historie hebben en dat hierlangs ook bewoning heeft plaatsgevonden.

In het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. Ook bevat het plangebied geen cultuurhistorische (landelijke) elementen meer. De aspecten cultuurhistorie en monumenten vormen dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.