direct naar inhoud van 4.7 Natuurwaarden
Plan: Verbinding Nijverheidsweg - Stationsstraat
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.Keizerswoert1-VO01

4.7 Natuurwaarden

Ter bescherming van ecologische waarden moet er bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. In verband hiermee is een natuurtoets uitgevoerd. Er is onderzocht of de aanleg van de verbindingsweg tussen de Nijverheidsweg en de Stationsstraat niet leidt tot de aantasting van beschermde natuurgebieden en planten- en diersoorten. Voor de volledigheid is bij het onderzoek ook de aanleg van de toekomstige rotonde betrokken. De rotonde maakt weliswaar geen deel uit van dit bestemmingsplan, maar wordt wel in het verlengde van en aansluitend op de nieuwe verbindingsweg gerealiseerd.

De Natuurbeschermingswet ziet op gebiedsbescherming. Op basis van de aard van de ruimtelijke ingrepen is geconcludeerd dat deze geen negatieve invloed hebben op het in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebied de Veluwe. Ook zijn er geen negatieve invloeden voor het dichtstbijzijnde EHS-gebied (Ecologische hoofdstructuur). Dit gebied bevindt zich op ruim 500 meter van de nieuwe verbindingsweg. Ook vindt er geen aantasting plaats van de door de provincie Gelderland aangewezen gebieden met specifieke natuurwaarden.

Via de Flora- en faunawet worden soorten van planten en dieren beschermd tegen eventuele nadelige gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen. Beschermde plantensoorten of soorten van de Rode lijst zijn niet aangetroffen. Deze worden gezien de terreingesteldheid ook niet in het gebied verwacht. Het aanvragen van een ontheffing is voor de Flora- en faunawet daarom niet nodig.

Er wordt aandacht gevraagd voor de vliegroutes van vleermuizen. Het verdient aanbeveling om voor straatverlichting speciale armaturen te gebruiken, waardoor het licht uitsluitend naar het wegdek schijnt en weinig verstrooiing in de omgeving geeft. Bij de planrealisatie zullen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren (tabel 1 van de Flora en faunawet) verloren kunnen gaan. Voor tabel 1 soorten geldt automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Er worden geen verbodsbepalingen overtreden. Nadelige gevolgen kunnen worden beperkt door de graafwerkzaamheden uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart tot augustus). De minst schadelijke periode is september tot december (mits vorstvrij).

In de aanwezige bomen en struiken zijn algemene broedvogelsoorten, zoals de roodborst, houtduif en merel, waargenomen. Voor deze soorten kan veelal geen ontheffing verkregen worden. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren, dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden. Met uitzondering van de Houtduif kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Wordt met de werkzaamheden gestart tussen half juli en half november, dan dient beoordeeld te worden of er bewoonde nesten van de houtduif aanwezig zijn.

Er zijn vanuit ecologisch oogpunt geen belemmeringen geconstateerd die realisatie van het plan in de weg staan. Wel dient bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de broedseizoenen van de aanwezige beschermde vogelsoorten. Hiervoor kan geen ontheffing worden verkregen.