direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Harderwijkerstraat 8
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Op 7 juni 2012 heeft de gemeenteraad van Putten het bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8' vastgesteld. Op grond van dit bestemmingsplan is het mogelijk om ter plaatse maximaal zes (gestapelde) wooneenheden te bouwen.

Inmiddels is gebleken dat deze appartementen heden ten dage niet verkoopbaar zijn. Om die reden bestaat de wens om op deze locatie elf (kleinere) appartementen te realiseren. De initiatiefnemer verwacht dat wat kleinere appartementen in een wat minder hoge prijsklasse beter verkoopbaar zijn. In samenspraak met de potentiële kopers wordt de invulling van het appartementencomplex nadere invulling gegeven.

Het realiseren van het beoogde appartementencomplex is op grond van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. In de onderhavige ruimtelijke onderbouwing wordt de aanvraag van een omgevingsvergunning om af te wijken van het geldende bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging plangebied en begrenzing plangebied

Het perceel Harderwijkerstraat 8 betreft het kadastrale perceel sectie C, nummer 10978. Het perceel is gelegen aan de Harderwijkerstraat, daar waar de straat kruist met de Lariksstraat. Het perceel heeft een oppervlakte van 1.523 m².
Ten noorden van het perceel, aan de andere zijde van de Lariksstraat, ligt een klein parkje.

In de navolgende afbeeldingen is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0001.png"

Afbeelding - globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0002.png"

Afbeelding - ligging plangebied

1.3 Het geldende bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8' van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 7 juni 2012 en op 6 september 2012 in werking getreden en onherroepelijk geworden. Binnen dit bestemmingsplan kent het grootste deel van het plangebied de enkelbestemming 'Wonen'. Binnen het bouwvlak zijn maximaal 6 wooneenheden toegestaan met een maximale goothoogte van 6,5 m en maximale bouwhoogte van 9 m. Aan de oostzijde zijn twee bouwvlakken aangegeven waarvoor een maximale bouwhoogte van 3,5 m geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0003.png"

Afbeelding - Uitsnede bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8'

Aan de noordwestzijde van het terrein ligt een bestemmingsvlak met de enkelbestemming 'Groen' en een functieaanduiding 'monumentale boom'. In de navolgende afbeelding is het bestemmingsplan weergegeven.

Afwijken van het geldende bestemmingsplan
Op basis van het geldende bestemmingsplan is realisatie van het voorliggende initiatief (zie paragraaf 2.2) niet mogelijk:

  • Er worden 11 appartementen gerealiseerd. Dit zijn er meer dan de 6 appartementen die op grond van het bestemmingsplan maximaal zijn toegestaan.
  • De footprint van het nieuwe appartementencomplex is groter dan het bouwvlak zoals dat op de verbeelding is weergegeven.
  • Doordat er een extra woonlaag wordt gerealiseerd wordt de bouwhoogte van het appartementencomplex 11,1 m. Daarmee wordt niet voldaan aan de maximale bouwhoogte van 9 m.

De groenstrook, zoals bestemd in het geldende bestemmingsplan, wordt met het nieuwe bouwplan gerespecteerd.

1.4 Opzet ruimtelijke onderbouwing

De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het terrein waarop de appartementen gerealiseerd zullen worden ligt al enkele jaren braak. Op dit terrein heeft eerder een woonhuis gestaan dat in de jaren '50 is gebouwd, en een aaneengebouwd bijgebouw dat als kinderkledingwinkel/atelier in gebruik was. Deze gebouwen zijn enkele jaren geleden gesloopt, en sindsdien bestaat het terrein uit grazige vegetatie afgewisseld met jonge opslag van onder andere bomen als berk en zomereik.
Het terrein aan de noord- en westzijde van het perceel (het terrein dat, zoals in paragraaf 1.3 is beschreven, de bestemming 'Groen' heeft) is eigendom van de gemeente en wordt regelmatig gemaaid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0004.png"

Afbeelding - plangebied vanaf Harderwijkerstraat nummer 6

2.2 Nieuwe situatie

Ruimtelijke kwaliteit woonmilieu
Het plangebied is gelegen binnen het woonmilieu 'Ring (wonen en voorzieningen)'. De Ring van Putten wordt gekenmerkt door een opeenvolging van de functies wonen en voorzieningen, met een aantal appartementencomplexen die als losse objecten in de vrije ruimte staan. Vooral aan de buitenkant van de ring komen forse bouwvolumes voor in de vorm van appartementen en verzorgingscentra. Een appartementencomplex van enige omvang past in het ritme van de bebouwing van de Ring.

Door de breedtes van de wegprofielen is de Ring binnen de reeks van onderscheiden woonmilieus in Putten, het woonmilieu dat het meest geschikt is voor de bouw van appartementencomplexen. De maat van de ruimte aan de Ring verdraagt in het algemeen een dergelijk fors bouwvolume goed.
Door plaatsing van appartementencomplexen aan de Ring wordt bovendien de overgang naar de woonwijken buiten de Ring ruimtelijk geaccentueerd.

Aangepast bouwplan
Het definitieve schetsplan (19 april 2016) voorziet in de bouw van elf appartementen variërend tussen de € 344.000 en € 690.000. De verkoopprijzen van drie appartementen liggen onder de € 350.000.
De gebruiksoppervlaktes van de appartementen variëren tussen de 92 m² en 184 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0005.png"

Afbeelding - 3D weergave appartementencomplex Kruispunt Harderwijkerstraat / Lariksstraat

De gemeente heeft per principebesluit van 26 mei 2016 laten weten dat het ingediende schetsplan (datum 19 april 2016) stedenbouwkundig en welstandshalve voldoende kwaliteit heeft om als basis te dienen voor de wijziging van het bestemmingsplan (of een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan).
Wel is gesteld dat de toevoeging van vijf dure koopappartementen alleen acceptabel is als is aangetoond dat er voldoende (lokale) vraag is, door ten minste zeven 'harde' voorlopige koopovereenkomsten, zulks ter beoordeling van de gemeente, te overleggen.

2.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

In kader van het geldende bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8' zijn de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn nader verkend in de vorm van stedenbouwkundige randvoorwaarden die bij de nieuwe ontwikkeling van het project in acht worden genomen. Deze stedenbouwkundige randvoorwaarden hebben tot doel om bebouwing te bewerkstelligen die zich voegt binnen de ruimtelijke context en de context waar mogelijk versterkt.
Belangrijke randvoorwaarden voor de herontwikkeling van deze locatie zijn:

  • de groenstrook aan de Harderwijkerstraat en de Lariksstraat zoals aangegeven in het geldend bestemmingsplan dient behouden te blijven;
  • de bebouwing dient grotendeels voorzien te zijn van schuine kappen, waarbij twee lagen met kap (met uitzondering van de entree) de maximale bouwhoogte vormt;
  • vormgeving en kleurgebruik van de bebouwing dienen op elkaar afgestemd te zijn en aan te sluiten bij de dorpse sfeer van de bebouwing in de omgeving, er dient sprake te zijn van een zorgvuldige detaillering en een hoog afwerkingsniveau;
  • de hoofdentree van de woningen dient aan één van de straatzijdes te worden gesitueerd;
  • er dient een geleidelijke afscheiding te zijn tussen openbaar en privé gebied;
  • de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden opgelost;
  • de voorkeur gaat uit naar een vanaf de Lariksstraat te ontsluiten parkeerkelder om een verstening van het open terrein te voorkomen;
  • indien een parkeerkelder niet haalbaar is, zal het parkeren op maaiveldniveau zorgvuldig moeten ingepast.

Uitgangspunt is verder, dat de aan de wegzijde gelegen groenstrook, inclusief de daarop staande monumentale bomen als zodanig behouden moeten blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0006.png"

Afbeelding - Situering appartementencomplex (met behoud van aanwezige bomen)
(zie ook bijlage 1)

Voorliggende initiatief
In het voorliggende bouwplan is rekening gehouden met de belangrijkste randvoorwaarden.

De bestaande groenstrook wordt gerespecteerd. In het bouwplan (zie bijlage 1) is rekening gehouden met een toegangspad door de gemeentelijke groenstrook recht voor de entree van het gebouw. Een dichte verharding over de wortels is niet wenselijk. Door bodemverdichting onder beton en asfalt ontstaat een tekort aan water en lucht, waardoor wortels afsterven. Het toegangspad door de groenstrook wordt daarom uitgevoerd met een halfverharding.

Het appartementencomplex wordt voorzien van een kap. Doordat het aantal appartementen toeneemt is het noodzakelijk een deel van het appartementencomplex te voorzien van een extra bouwlaag. De bouwhoogte wordt daardoor maximaal 11,1 m (zie bijlage 2). Deze extra bouwlaag wordt zoveel mogelijk gesitueerd aan de zijde van het kruispunt Harderwijkerstraat/Lariksstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0007.png"

Afbeelding - Gevelaanzichten Harderwijkerstraat (west) en Lariksstraat (noord)
(zie ook bijlage 2)

Met de vormgeving wordt zoveel mogelijk aangesloten op de dorpse sfeer van de bebouwing in de omgeving.

De hoofdentree van het appartementencomplex wordt gericht op de Lariksstraat, net als de entree van de ondergrondse parkeergarage met 21 parkeerplaatsen. Op het terrein is op maaiveld één extra (openbare) parkeerplaatsen voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0008.png"

Afbeelding - 3D weergave appartementencomplex Harderwijkerstraat (west)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.

De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:

  • 1. Concurrerend
    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Bereikbaar
    Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Leefbaar en veilig
    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.

De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze verplichte toetsing is verder vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Ladder houdt in dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting. Per 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden.

De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing als er sprake is van een nieuwe ’stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Als een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning met een goede ruimtelijke onderbouwing, voorziet in nieuwe planologische bouwmogelijkheden, dan kwalificeren deze bouwmogelijkheden in beginsel als een “stedelijke ontwikkeling” als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder i Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het moet wel gaan om bouwmogelijkheden van enige omvang. Zeer kleinschalige bebouwingsmogelijkheden of functiewijzigingen “sec” die niet voorzien in een toename van het ruimtebeslag kwalificeren niet als een stedelijke ontwikkeling.
Uit jurisprudentie is daarnaast gebleken dat het toevoegen van zeven woningen (ECLI:NL:RVS:2014:2077) of acht woningen (ECLI:NL:RVS:2014:4720) ook niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gekwalificeerd.
De onderhavige ontwikkeling heeft betrekking op het mogelijk maken van 5 extra wooneenheden ten opzichte van de 6 wooneenheden die op basis van het geldende bestemmingsplan al mogelijk zijn gemaakt. Het plan voorziet dan ook niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling en de ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing.

Aan het voorliggende voornemen is door de gemeente de eis gesteld dat er sprake zou moeten zijn van een aantoonbare (lokale) behoefte aan de betreffende appartementen. De initiatiefnemer heeft zes getekende intentie-overeenkomsten verstrekt aan de gemeente en aangegeven dat gesprekken worden gevoerd met een aantal kandidaten over de indeling van de betreffende appartementen. De gemeente Putten heeft per brief van 13 juni 2017 laten weten hiermee akkoord te gaan.

Der locatie is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied en door de bouw van de extra woningen neem het voorziene ruimtebeslag niet onevenredig toe.

Voorliggende initiatief
Het onderhavige plan is niet in strijd met de nationale belangen die in de SVIR worden genoemd.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Voorliggende initiatief
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.2 Provinciaal/regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden en worden indien van toepassing twee keer per jaar geactualiseerd. Het betreft een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en Ruimtelijke Verordening Gelderland. De Omgevingsverordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en bevat algemene verbindende voorschriften.

Programmering wonen
De kwantitatieve regionale opgave voor wonen wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Deze opgave werken partijen in de regio in het kader van de Regionale Woonagenda verder uit. De bestaande gebouwde voorraad staat daarbij centraal. Afspraken worden gemaakt over aanpassing van bestaande woningen, sloop met vervangende nieuwbouw, verdunning, het benutten van kansen van functieverandering en ten slotte de nieuwbouw.

Bij de programmering is flexibiliteit gewenst. Tijdelijke overcapaciteit kan gewenst zijn, bijvoorbeeld wanneer een gemeente een bepaald plan wil inwisselen voor een plan dat beter tegemoet komt aan de woningbehoefte of aan het (locatiekeuze)beleid in deze Omgevingsvisie. De provincie biedt daarvoor onder voorwaarden een mogelijkheid. Zij neemt hier eveneens een regierol.

Noord-Veluwe
Het plangebied is gelegen in de regio Noord-Veluwe. Dit gebied wordt gekenmerkt door:

  • rust en ruimte;
  • afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei;
  • een rijke cultuurhistorie;
  • gastvrijheid en mensen die omzien naar elkaar;
  • de recreatieve en toeristische sector en zorg;
  • goede verbindingen met omringende regio's.

De opgaven waar de regio voor staat:

  • Economische ontwikkeling is motor van de regio: versterking van de recreatieve en toeristische sector, innovatie in het bedrijfsleven, vasthouden en versterken van zorgondernemers, een toekomstbestendige agrarische sector;
  • Behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten: natuur, landschappen, water, gemeenschappen, steden en dorpen;
  • Verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap;
  • Ruimte bieden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen op deze opgaven.

Wonen in Noord-Veluwe
Een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming zijn op de woningmarkt onmisbaar: de gemeente stelt bestemmingsplannen vast, maakt afspraken met corporaties en andere partijen en koopt eventueel grond. Het inzicht groeit dat op termijn een vorm van strategisch voorraadbeheer nodig is. Dit beheer is gericht op alle woningen binnen een gemeente en liefst afgestemd met de regio. Dit is nodig om vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen en houden. Dit vraagt om kennis van de kansen en mogelijkheden voor:

  • aanpassing van de bestaande voorraad;
  • sloop met vervangende nieuwbouw;
  • verdunning;
  • functieverandering van bestaand vastgoed.


Op basis van deze kennis kan de meest geschikte locatie bepaald worden voor:

  • eventuele nieuwbouw;
  • het benutten van mogelijkheden in de bestaande voorraad;
  • functieverandering.

Voorliggende initiatief
Door het toevoegen van de mogelijkheid om vijf extra wooneenheden te bouwen, ten opzichte van de zes woningen die reeds worden mogelijk gemaakt op basis van het geldende bestemmingsplan, worden de mogelijkheden in de bestaande voorraad zo veel mogelijk benut. Het toevoegen van deze mogelijkheid op deze locatie is niet in strijd met de Omgevingsvisie of de Omgevingsverordening.

3.2.2 Omgevingsagenda 2015 - 2020 "Werken in het groen"

In de Omgevingsagenda geven de acht gemeenten van de Noord-Veluwe – Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten – aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Bij het bepalen van de regionale opgaven in deze agenda is de inhoud van de Omgevingsvisie Gelderland en de inbreng daarvoor vanuit de Noord-Veluwse gemeenten uitgangspunt geweest. In de omgevingsagenda wordt de richting bepaald voor regionale samenwerking op grote opgaven in het gebied voor de periode tot 2020.

De vier opgaven in de Omgevingsagenda zijn:

  • 1. Versterken toeristisch product
    Doel: Een aantrekkelijk gebied met een sterk toeristisch product. Hierdoor ontvangt de regio een hoger aantal bezoekers (zowel vakantiegangers als dagrecreanten) en is de gemiddelde verblijfsduur van bezoekers langer. De regio focust op de binnenlandse én buitenlandse toerist en wil het aantal bezoekers laten toenemen met 5%.
  • 2. Vitaliseren buitengebied
    Doel: Een vitaal buitengebied met een sterke landbouw in combinatie met nieuwe functies om het voorzieningenniveau, de werkgelegenheid en de sociale verbondenheid in het buitengebied en kleine kernen te behouden.
  • 3. Verbeteren economische infrastructuur
    Doel: Een verbeterde economische infrastructuur die als basis kan dienen voor economische ontwikkeling en behoud van de werkgelegenheid. Gestreefd wordt naar (het behouden van) sterke sectoren binnen de regio met voldoende diversiteit, aansluiting bij kansrijke ontwikkelingen en bewegingen buiten de regio en het bevorderen van werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
  • 4. Stimuleren klimaat neutrale regio
    Versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding, het gebruik van groene grondstoffen in combinatie met het stimuleren van een circulaire economie, verbetering van de concurrentiepositie en stimulering van de lokale werkgelegenheid.

Voorliggende initiatief
De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten in de Omgevingsagenda (zie verder ook paragraaf 3.3.3).

3.2.3 Landschapsontwikkelingsplan Ermelo - Putten

De gemeenteraad van de gemeente Putten heeft op 9 juni 2011 het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 vastgesteld. Dit landschapsontwikkelingsplan (LOP) beschrijft het landschapsbeleid voor de komende 10 tot 15 jaar. Het plangebied bestaat uit het buitengebied van de gemeente Ermelo en Putten, de kleine kernen en de randen van de kernen Ermelo en Putten. Het Landschapsontwikkelingsplan is in overleg met alle betrokkenen – bestuurders, beleidsmakers, bewoners en organisaties – tot stand gekomen.

In het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 geven de gemeenten Ermelo en Putten hun visie op het landschap in de gemeenten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vier zones, namelijk de open randmerenzone, het 'agrarisch werklandschap' op de flank van het Veluwemassief, het bosrijke Veluwemassief met agrarische enclaves en het beekdal van de Leuvenumse/Staverdense Beek. Deze zones hebben elk een eigen karakteristiek die behouden wordt en verder wordt ontwikkeld en verbeterd. Deze karakteristiek vormt tevens het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Op hoofdlijnen is de visie gericht op:

  • 1. actieve ontwikkeling van een landschappelijk raamwerk in gebieden waar veel ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden (met name nieuwe dorpsranden en recreatiegebieden);
  • 2. behoud en versterking van waardevolle landschappen door beheer en herstel van landschapselementen;
  • 3. een landschappelijk kader voor te realiseren ecologische verbindingszones (combinatie versterking natuur én landschap);
  • 4. verbeteren beeldkwaliteit van onder meer dorpsentrees en nieuwe en bestaande bebouwing en erven.

Voorliggende initiatief
De onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo – Putten 2011 – 2021.
Ten aanzien van het uitgangspunt om de beeldkwaliteit van nieuwe en bestaande erven te verbeteren, wordt opgemerkt dat de bomen aan de noord- en westzijde van het perceel gehandhaafd blijven.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Putten

Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is de 'Toekomstvisie Putten' opgesteld. Deze visie is vastgesteld door de gemeenteraad van Putten op 6 februari 2014. Met deze Toekomstvisie legt de gemeenteraad van Putten haar speerpunten voor de komende 10 tot 15 jaar neer. Speerpunten die tot stand zijn gekomen in een proces waarin de discussie met de gemeenschap nadrukkelijk is gezocht. In deze Toekomstvisie is een antwoord gegeven op de volgende vragen:

  • 1. Wat voor samenleving wil Putten in 2030 zijn?
  • 2. Wat is dan de kerntaak en -rol van de gemeente Putten?
  • 3. Wat is de rol van de bewoners, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties binnen de Puttense gemeenschap?

De Toekomstvisie Putten is een samenbundeling van richtinggevende ideeën en visies voor de toekomst van Putten. Met de visie geeft de gemeenteraad het bestuur een richtsnoer om naar te handelen. Dit maakt het mogelijk over 'de waan van de dag' heen te stappen en in te zetten op een koers die Putten ook in de toekomst actueel en urgent houdt voor haar gemeenschap. De toekomstvisie dient daarmee als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's in de komende 10 tot 15 jaar.

De toekomstige samenleving van Putten is gestoeld op thema's die sterk naar voren zijn gekomen in het discussiëren over de toekomst van Putten. Het gaat om de volgende thema's:

  • een sociale vitale gemeenschap voor jong en oud;
  • een samenleving in een groene en gastvrije omgeving met ruimte voor rust en dynamiek;
  • een samenleving om je hele leven in te kunnen wonen;
  • een samenleving waarin ruimte is voor creativiteit en innovatie.

In het kader van de onderhavige ruimtelijke onderbouwing is met name het thema 'een samenleving waarin inwoners hun hele leven kunnen wonen' relevant.
Binnen dit thema zijn de volgende speerpunten van belang:

  • het faciliteren van de inwoners om zo lang mogelijk in de eigen woning te wonen;
  • het afstemmen van het woningaanbod op de behoefte binnen de gemeente. Huisvesting voor ouderen en starters krijgt extra aandacht. Er wordt ruimte gelaten aan particuliere initiatieven;
  • het afstemmen van de nieuwbouw op de vraag vanuit de meest kwetsbare groeperingen;
  • binnen het nieuwbouwprogramma wordt ruimte gelaten voor eigen initiatieven vanuit bewoners en organisaties;
  • het handelen van de gemeente wordt getoetst/gemotiveerd vanuit het oogpunt van een duurzame samenleving. Ook de vraag van andere partijen wordt hieraan getoetst.

Voorliggende initiatief
De voorliggende ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de toekomstvisie. Met de onderhavige ruimtelijke onderbouwing worden meer en minder dure appartementen mogelijk gemaakt dan op grond van het geldende bestemmingsplan het geval is. Hiermee wordt beter aangesloten op de woningbehoefte binnen de gemeente.

3.3.2 Structuurvisie Putten 2030

De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 gewijzigd vastgesteld. De Structuurvisie Putten 2030 is opgesteld met de boodschap van de Toekomstvisie Putten als leidraad. Deze is gerelateerd aan actueel beleid ten aanzien van de verschillende beleidsvelden en vervolgens vertaald in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie is leidend en in principe bindend voor het handelen van de gemeente richting initiatiefnemers, en nieuwe bestemmingsplannen moeten inhoudelijk passen binnen de visie van de structuurvisie.

Wonen - kwantitatief
In de gemeente Putten wordt gebouwd voor de lokale woningbehoefte. Putten hanteert daarbij de ladder van duurzame verstedelijking. Dat wil zeggen dat eerst wordt gekeken naar inbreidingsmogelijkheden en vervolgens pas naar uitbreidingsmogelijkheden. Het dorp Putten is de kern waar nieuwe woningbouw plaatsvindt.

Wonen - kwalitatief
In de gemeente Putten is plek voor jong en oud en is het mogelijk om er je hele leven te wonen. Putten richt zich daarbij primair op de behoeften van de eigen bevolking.

Voorliggende initiatief
De onderhavige ontwikkeling, waarbij sprake is van het mogelijk maken van extra wooneenheden op een bestaande inbreidingslocatie en waarmee appartementen worden gerealiseerd die geschikt zijn voor starters en senioren, sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Structuurvisie Putten 2030.

3.3.3 Woonvisie 2015 - 2020

Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad van Putten de Woonvisie 2015 - 2020 vastgesteld. De woonvisie is een sectorale uitwerking van de Toekomstvisie Putten.

Analyse
Uit de analyse in de woonvisie komen diverse noties naar voren die van belang zijn voor de visie op het wonen in de komende periode:

  • het aantal huishoudens zal blijven toenemen. Met name de kleine oudere huishoudens zullen blijven toenemen. Ook het aantal jonge gezinnen blijft toenemen;
  • van aanbodgericht naar vraaggericht woningaanbod. Er moet niet te veel van hetzelfde woningtype in een keer op de markt worden gebracht (verhuur-/verkoopbaarheid kan onder druk komen te staan). De gemeente moet zich richten op kleinschalig maatwerk;
  • op de woningmarkt is de meeste interactie met de buurgemeenten. De jonge kleine huishoudens verhuizen het vaakst;
  • door de vergrijzing en het scheiden van wonen en zorg zulle er steeds meer zelfstandig wonende huishoudens met een (toenemende) zorgbehoefte zijn. Hierdoor stijgt ook de hulpvraag thuis;
  • met het oog op de woonlasten en wooncomfort verdient energetische kwaliteit bij een behoorlijk deel van de woningen de aandacht;
  • er ligt een transformatie-opgave in de sociale huursector én in de particuliere woningvoorraad. Deze transformatie omvat woontechnische verbeteringen ten behoeve van doelgroepen en energiebesparende maatregelen.

Visie
Over het gewenst toekomstbeeld is in Putten al veel nagedacht de afgelopen jaren, samen met de inwoners, maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. De beelden uit de Toekomstvisie en de Structuurvisie zijn dan ook het vertrekpunt voor de visie op het wonen in Putten.
Binnen de woonvisie staan vier thema's centraal:

  • bestaande voorraad;
  • woningbouwprogrammering;
  • wonen-welzijn-zorg;
  • duurzaamheid.

Bestaande voorraad
Mede door demografische ontwikkelingen verandert de woningbehoefte. De kansen in de nieuwbouw worden ingezet om hierop in te spelen. Echter, meer dan ooit zal vooral naar de bestaande woningvoorraad moeten worden gekeken om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Daar wordt dan ook meer accent op gelegd.

Woningbouwprogrammering
De gemeente richt zich primair op het voorzien in de huisvesting van de lokale woningbehoefte. Dit komt neer op een beheerste groei, waarbij het dorpse karakter wordt behouden. Deze lijn wordt voortgezet vanuit het bestaande beleid. De gemeente sluit dan ook aan bij de afspraken die op regionaal niveau zijn gemaakt.

Oorspronkelijk werd er naar gestreefd om in de periode (van 2013) tot 2025 in Putten 830 woningen toe te voegen aan de voorraad. Echter vanwege voldoende behoefte is dit aantal in 2017 opgehoogd naar 913 woningen. Hierdoor is de jaarlijkse streefproductie opgehoogd van 70 naar 80 woningen.

De gemeente streeft er naar om de woningbouwprogrammering aan te laten sluiten bij de vraag op de markt op de korte en lange termijn. Als leidraad wordt bij nieuwbouw een afwegingskader gehanteerd. Hierin komt onder meer naar voren dat nieuwbouw bij voorkeur plaatsvindt op inbreidingslocaties. De woningen zijn onder andere flexibel en voor meerdere doelgroepen geschikt of geschikt te maken, bieden een goede prijs-kwaliteitverhouding, houden rekening met concurrentie met de bestaande voorraad, spelen in op nieuwe vormen van wonen met zorg, houden rekening met duurzaamheid en energieneutraliteit.
Tot slot is ook de doorlooptijd en realisatie van project van belang in het afwegingskader voor nieuwbouw.

Wonen-welzijn-zorg
Mensen met een beperking hebben de wens om zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen woning en woonomgeving te blijven wonen. Met de groeiende groep senioren neemt het belang van een goede kwaliteit van de bestaande woningvoorraad (woningaanpassingen) toe. Het hoeft hier niet altijd te gaan om ingrijpende woningaanpassingen. Er is winst te behalen in de bewustwording van senioren om hun woning tijdig geschikt te maken, zij zijn hiervoor in eerste instantie zelf verantwoordelijk.

Duurzaamheid
Putten wil een duurzame samenleving zijn. We willen dat op het gebied van het wonen een aanzienlijke bijdrage wordt geleverd aan de opgave om de CO2-uitstoot te beperken en energie te besparen. We sluiten aan bij de doelstelling van het Energie akkoord: het bereiken van een CO2-reductie van 80 tot 95% in 2050, en een aandeel van 16% in hernieuwbare opwekking in 2023. Voor woningen streven wij naar de doelstellingen zoals beschreven in het Energie akkoord:

  • nieuwbouw is vanaf 2020 bijna energieneutraal;
  • in 2020 hebben sociale huurwoningen gemiddeld Energielabel B;
  • in 2020 heeft 80 % van de particuliere woningen minstens label C.
  • Putten wil het treffen van duurzame maatregelen stimuleren en streeft ernaar om daar waar mogelijk een lagere EPC te behalen dan de norm uit het Bouwbesluit.

Voorliggende initiatief
De gemeente Putten heeft bij de afweging om medewerking te verlenen aan het aangepaste plan de nieuwbouwopgave voor de gemeente meegenomen. Vanuit de kwalitatieve programmering is gebleken dat het moeilijk is om voldoende goedkope koopwoningen te realiseren, terwijl de dure koopwoningen juist oververtegenwoordigd zijn. Voorliggend plan heeft betrekking op het toevoegen van extra woningen in het duurdere segment op een inbreidingslocatie nabij het centrum van Putten. De appartementen zijn vanwege de centrale ligging goed bereikbaar.
Om er zeker van te zijn dat met dit plan wordt voorzien in een (lokale) behoefte, dient de initiatiefnemer dus meer zekerheid te bieden over de behoefte en het realiseren van de betreffende appartementen. De gemeente heeft de initiatiefnemer derhalve verzocht om aan te tonen dat er voldoende (lokale) behoefte is aan dit type appartementen voor de aangeboden prijzen. De initiatiefnemer heeft voorafgaand zes getekende intentie-overeenkomsten verstrekt aan de gemeente.

De appartementen zijn flexibel van opzet en worden in samenspraak met de beoogde bewoners verder ingedeeld. Daarbij wordt rekening gehouden met de toekomstplannen van de bewoners. De appartementen zijn door hun flexibele opzet voor meerdere doelgroepen geschikt, waaronder senioren, en kunnen met de bewoners 'meegroeien' (levensloopbestendig). Door de omvang zijn de grotere appartementen geschikt om inwonende zorg te kunnen bieden.

Het appartementencomplex wordt een energiezuinig gebouw, met hoge isolatiewaarden voor de vloeren gevels en daken. Er zal aandacht besteed worden aan de een goede luchtdichtheid waardoor de energievraag wordt verlaagd. Met warmteterugwinning uit ventilatielucht wordt de vraag naar energie nog verder verlaagd.
Een deel van de benodigde energie wordt lokaal opgewekt. Op het dak komen zonnepanelen voor de opwekking van duurzame zonne-energie. De keuze van natuurlijke materialen, materialen met een lage onderhoudsvraag en een goede recyclebaarheid zorgen voor een lage milieubelasting en een aangenaam en gezond leefklimaat  in het appartementencomplex.

De gemeente Putten heeft per brief van 13 juni 2017 laten weten hiermee akkoord te gaan en de aanvraag om een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan (uitgebreide procedure) voor de bouw van een appartementencomplex van in totaal elf woningen positief in behandeling te nemen.
Afhankelijk van de doorlooptijd van de vergunningsprocedure kan het wooncomplex in 2018 gerealiseerd worden.

3.3.4 Inbreidingsnotitie 2015

Op 9 maart 2017 heeft de gemeenteraad van Putten het ontwerp van de Inbreidingsnotitie 2015 gewijzigd vastgesteld. Het doel van deze inbreidingsnotitie is om zowel de bestaande als de nieuwe potentiële inbreidingslocaties in beeld te brengen. Deze potentiële inbreidingslocaties zijn (opnieuw) beoordeeld op basis van stedenbouwkundige randvoorwaarden en per locatie is de potentiële woningcapaciteit bepaald aan de hand van een indicatieve verkavelingssuggestie.

De definitieve stedenbouwkundige invulling en de bouwvoorschriften worden geregeld in het bestemmingsplan. Hierbij is het beleid uit de Woonvisie 2015 – 2015 (Afwegingskader “nieuwbouw”) leidend.
In de Inbreidingsnotitie 2015 is ingegaan op zaken als:

  • inbreiding gaat in principe voor uitbreiding;
  • zuinig ruimtegebruik;
  • ruimtelijke kwaliteitsaspecten;
  • duurzaamheid en ruimtelijke inrichting.

Om te bepalen of met nieuwe plannen sprake is van 'goede ruimtelijke ordening', zijn in de notitie spelregels opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen. Het gaat om de volgende afwegingen:

  • Ruimtelijke afweging (wat, waar en waarom daar):
    • 1. planologisch; omdat ruimte in de bebouwde kom schaars is moeten de diverse ruimtelijke relevante belangen op een rij worden gezet en onderling worden afgewogen. Belangen kunnen soms ook tegengesteld zijn. Uit een goede belangenafweging moet duidelijk worden welke functie waar gewenst is, en waarom die functie nodig is (nut en noodzaak) en waarom juist op die plek;
    • 2. het bouwplan moet stedenbouwkundig acceptabel zijn. In de 'Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de Bebouwde Kom van Putten' (SRBK die onderdeel uitmaken van de Inbreidingsnotitie) worden daarvoor stedenbouwkundige handvatten gegeven;
  • Milieutechnische afweging:
    • 1. natuur en landschap;
    • 2. milieu (bodemkwaliteit, geluid en dergelijke);
    • 3. water;
    • 4. infrastructuur, verkeer en vervoer en bereikbaarheid;
    • 5. cultuurhistorisch erfgoed (archeologie, monumenten e.d.);
    • 6. duurzame realisatie;
  • Financiële afweging:
    • 1. is het plan financieel haalbaar;
    • 2. is er een exploitatieplan nodig;
    • 3. exploitatieovereenkomst;
  • Volkshuisvestelijke afweging:
    • 1. het bouwplan moet passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
    • 2. categorisering van de woningen;
  • Maatschappelijk draagvlak:
    • 1. tijdig informeren belanghebbenden;
    • 2. verkrijgen acceptatie/draagvlak voor belanghebbende.

Voorliggende initiatief
In de Inbreidingsnotitie 2015 is geen rekening gehouden met een toename van het aantal woningen op deze locatie ten opzichte van de bouwmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan. Dit wil echter niet zeggen dat er geen ontwikkeling mogelijk is op deze locatie. De locatie is beoordeeld aan de hand van de stedenbouwkundige randvoorwaarden.
Vanuit stedenbouw en welstand is geconcludeerd dat wanneer de geformuleerde stedenbouwkundige randvoorwaarden in acht worden genomen (zie paragraaf 2.3), de onderhavige ontwikkeling op deze locatie ruimtelijk gezien denkbaar is en dat in het ontwerp, vanuit welstand gezien, voldoende rekening is gehouden met de omliggende panden.

Ten aanzien van de spelregels voor nieuwe ontwikkelingen waarmee een goede ruimtelijke ordening wordt aangetoond, wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op relevante planologische en milieutechnische randvoorwaarden. In hoofdstuk 5 en 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

3.3.5 Nota Parkeernormen Putten

De Nota Parkeernormen van de gemeente Putten is opgesteld als uitwerking van het geactualiseerde parkeerbeleid van de gemeente. Deze nota beoogt het vastleggen van de Puttense parkeernormen en het bepalen van een transparant en eenduidig toepassingskader. De Nota betreft een actualisering van de parkeernormen uit de Parkeernota Centrum Putten uit 2008, waaraan is toegevoegd hoe met deze parkeernormen moet worden omgegaan.

In de Parkeernota zijn aan de hand van de parkeerkencijfers van de C.R.O.W. parkeernormen opgenomen. Op basis van de omgevingsadressendichtheid in Putten is ervoor gekozen om de CROW-parkeerkencijfers voor weinig stedelijke gebieden (4) als uitgangspunt te hanteren.

In Putten is ervoor gekozen om de verscheidenheid aan woningen die CROW hanteert bij haar kencijfers te vereenvoudigen en te relateren aan het bruto vloeroppervlak achter de voordeur (m2 bvo). CROW relateert de kencijfers aan de prijsklasse en type. Ook het onderscheid tussen koop of huur wordt niet gehanteerd aangezien dit verschil nauwelijks relevant is voor de parkeerbehoefte als de woninggrootte wordt meegerekend.

In de navolgende tabel zijn de parkeernormen voor wonen weergegeven.

Wonen   centrum   overig Putten   buiten-
gebied  
eenheid   waarvan bezoekersdeel  
woning tot 40 m²   0,55   0,7   1,0   woning   0,2 pp  
woning 40 - 80 m² (niet gestapeld) of 40 - 65 m² gestapeld   1,3   1,6   1,6   woning   0,3 pp  
woning 80 - 150 m² (niet gestapeld) of 65 - 120 m² gestapeld   1,4   1,9   1,9   woning   0,3 pp  
woning > 150 m² (niet gestapeld) of > 120 m² gestapeld   1,6   2,1   2,1   woning   0,3 pp  
aanleunwoning   1,1   1,2   1,2  
woning  
0,3 pp  
verpleeg/
verzorgingstehuis  
0,6   0,6   0,6   woning   0,3 pp  

Tabel - Parkeernormen wonen

Voorliggende initiatief
In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op het aspect parkeren in relatie tot de onderhavige ontwikkeling.

3.3.6 Welstandsnota

De welstandsnota van de gemeente Putten beschrijft het welstandsbeleid van de gemeente en dient als toetsingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen en het beoordelen van bestaande bouwwerken.

Voor bouwplannen die zijn gesitueerd in de woonwijken van de bebouwde kom (met uitzondering van de historische kern, de monumenten en de beeldbepalende linten) van Putten wordt een "lichte" toets toegepast. Er is dan sprake van toetsing op de hoofdaspecten van een bouwwerk voor wat betreft de plaatsing- en situering, massa en vorm, kleur en materialen. Deel- of detailaspecten van een bouwplan blijven buiten beschouwing, tenzij het behoud van de bestaande kwaliteit in het geding is. Dit om te voorkomen dat een bouwplan waarop globale criteria van toepassing zijn, wordt geweigerd vanwege oneffenheden op detailniveau (kleur kozijn, een iets te lichte kleur dakpan).

Nieuwe projecten
De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken en waarvoor het ter plaatse geldende bestemmingsplan ook geen ruimte laat. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt.

De welstandsnota beperkt zich in dit verband tot een procedurevoorschrift (zie hoofdstuk 10). Daarbij is tevens een constructie nodig wanneer met het bouwen begonnen wordt voordat de gemeenteraad de nieuwe welstandscriteria heeft vastgesteld.

Deelgebied Noord
Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied 'Noord'. De Harderwijkerstraat is één van de drie belangrijke wegen die binnen dit gebied vallen als bijzonder element zijn aan te merken. Langs deze wegen staan vrijstaande woningen op ruime kavels die met de representatieve zijde naar de weg zijn geplaatst. De uitstraling, plaatsing en detaillering van de woningen is hetzelfde als bij de bebouwing in de lanen.

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik
Door de grote variatie aan bebouwingstypen in dit woongebied is er geen eenheid in detaillering en kleur- of materiaalgebruik. De bebouwing langs de lanen zijn individueel ontworpen en hebben door de verschillende bouwstijlen grote verschillen in detaillering, kleur- en materiaalgebruik. In de andere twee buurten komt meer eenheid voor. Per bouwstrook zijn een zelfde detaillering, kleur- en materiaalgebruik toegepast.

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid
In deze wijk zijn veel verschillende bebouwingstypen aanwezig. De waarde van de wijk ligt dan ook vooral in de variatie van de bebouwing. Er is weinig plaats voor nieuwe ontwikkelingen. De noordelijke buurt is als laatste invulling toegevoegd.

Welstandscriteria  
Algemeen

  • De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.

Plaatsing

  • De hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte.
  • Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Massa en vorm bebouwing

  • Bij de projectmatige bebouwing geldt: per rij of cluster eenheid in massaopbouw van het hoofdgebouw.
  • De nokrichting van twee-onder-één-kap- en rijenwoningen is evenwijdig aan de weg.
  • Bij de individuele bouw geldt: de hoofdgebouwen hebben een individuele uitstraling.

Bij de interpretatie van de welstandscriteria in dit deelgebied wordt een 'lichte welstandstoets' toegepast.

Beoordeling onderhavige ontwikkeling door Welstand
De aspecten stedenbouw en welstand zijn bij de beoordeling van het aangepaste bouwplan door de Welstandscommissie integraal afgewogen. De bouw van appartementen op deze locatie is ruimtelijk gezien denkbaar, gegeven de uitgangspunten van gemeentelijk en provinciaal beleid om versnippering van de ruimte zoveel mogelijk te voorkomen.

Om een verantwoorde en geleidelijke overgang te krijgen tussen de appartementen en de aangrenzende woningbouw aan de Harderwijkerstraat en de Lariksstraat, is het uit planologisch oogpunt wenselijk dat het gebouw van een kap wordt voorzien. Welstand heeft aangegeven dat het definitieve schetsontwerp zorgvuldig is vormgegeven. Het gebouw is voldoende representatief voor deze locatie aan de Harderwijkerstraat en voegt zich eveneens voldoende naar de schaal van de Lariksstraat. Vanuit welstand is voldoende rekening gehouden met de omliggende panden. De huidige massa- en gevelopbouw is evenwichtig en houdt tevens voldoende rekening met de omgeving. De overgangen zijn daarbij zorgvuldig ontworpen. Het plan voegt zich verder zorgvuldig naar de bestaande bomen.
Punt van aandacht is wel de situatie met de ingang/hellingbaan naar de garage. Deze dient zorgvuldig te worden ingepast. Bij de verdere uitwerking moet aandacht worden besteed voor de verdere uitwerking van de gevels, detaillering (kozijn details, dakranden en dergelijke) en materialisering (te zijner tijd monsters overleggen).
Dit dient in overeenstemming te zijn met het representatieve karakter van het gebouw op deze locatie.

Voorliggende initiatief
De onderhavige ontwikkeling sluit goed aan bij de welstandscriteria van de gemeente Putten.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In onderstaande worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Op grond van de gemeentelijke Archeologische waardenkaart blijkt dat het plangebied en haar nabije omgeving is aangewezen als een gebied met een hoge archeologische verwachting.

Het plangebied ligt net oostelijk van de historische kern van Putten aan de weg van Putten naar Harderwijk. Het was in 1832 in gebruik als bouwland en maakt onderdeel uit van de Middeleeuwse ontginningen die met houtwallen omgeven waren. Er wordt verondersteld dat deze ontginningen wat later zijn dan die van de Puttener enk. Maar historisch onderzoek heeft aangetoond dat er mogelijk al in de 10e of 11e eeuw hier is ontgonnen. In recente tijden zijn bij bouwwerkzaamheden ter plaatse van de voormalige heide diverse archeologische vondsten gedaan. Deze bestaan uit aardewerk uit zowel de prehistorie als uit de vroege middeleeuwen. In de meeste gevallen gaat het om vondsten die gerelateerd kunnen worden aan een begraving of begraafplaats. Zeker de vondst van een urn die gedaan is bij Postweg 45 wijst hierop.

Conclusies archeologie bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8'
In het kader van het bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8' is in de toelichting uitgebreid aandacht besteed aan het aspect 'archeologie'.

Geconcludeerd is dat het plangebied in een zone ligt waar een grote kans aanwezig is op het aantreffen van archeologische waarden. De aanwezigheid van bouwwerken op deze locatie sluit zeker niet uit dat onder de dikke humeuse bovengrond zich archeologische waarden bevinden.
Omdat het plangebied binnen de bebouwde kom ligt, is er op de meeste overzichtskaarten geen informatie beschikbaar over bodem, geomorfologie en provinciale archeologische waarden. Booronderzoek direct ten noorden van de locatie heeft aangetoond dat er een humeuse bovengrond aanwezig is met een dikte van 1 meter. De informatie van vondstwaarnemingen en historische kaarten maken echter duidelijk dat het een gebied is met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Daarom is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Geadviseerd wordt om tijdens de ontgraving van de bodem voor de nieuwbouw de werkzaamheden archeologisch te begeleiden. Dit houdt in dat een archeologisch bureau in het veld aangeeft op welke diepte een leesbaar, horizontaal vlak aangelegd moet worden. De archeologen ter plaatse zijn in deze sturend. Nadat het vlak is aangelegd, dient er voldoende gelegenheid geboden te worden tot het doen van archeologische waarnemingen. Hiervoor dienen minimaal twee werkdagen in de planning opgenomen te worden. Indien archeologische sporen/vondsten worden aangetroffen, zullen deze conform de Kwaliteistnormen van de Nederlandse Archeologie gedocumenteerd worden. Het archeologische onderzoek dient aan de hand van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen uitgevoerd te worden. De regioarcheoloog kan voorzien in een PvE. Tevens zal deze toezien op een kwalitatieve uitvoering.

Voorliggende initiatief
In kader van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is, in overleg met de regio-archeoloog, geconcludeerd dat de conclusies die destijds zijn getrokken nog steeds opgaan.
Een en ander zal als een uitdrukkelijke voorwaarde in de omgevingsvergunning opgenomen worden.

4.2 Bodem

In het kader van de bouwvergunning moet worden aangetoond, dat er geen sprake is van bodemverontreiniging op de locatie waar de nieuwe appartementen worden gebouwd. Dit moet blijken uit recent uitgevoerd milieukundig bodemonderzoek.

In kader van het bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8' is destijds geconcludeerd dat op basis van de bodemkwaliteitskaart, het Historisch Bodembestand van de gemeente Putten en het op 15 maart 2005 vastgestelde beleid bodemtoets bij de aanvraag bouwvergunning voor deze locatie een ontheffing bodemonderzoek aangevraagd kan worden.

Voorliggende initiatief
In overleg met de Omgevingsdienst Noord Veluwe (ODNV) wordt nagegaan of er voor deze locatie nog steeds ontheffing kan worden verleend om een bodemonderzoek uit te voeren.

4.3 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Kwetsbare bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR;
  • het Groepsrisico (GR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd;
  • Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0009.png"

Afbeelding - uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

Inrichtingen
Zoals uit voorgaande uitsnede van de risicokaart blijkt, bevinden zich In de nabijheid van het plangebied geen inrichtingen die op basis van het Bevi een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Transportroutes
Door of nabij het plangebied lopen geen verkeers-, water- of spoorwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt.
Het plangebied ligt op circa 10 m ten oosten van de Harderwijkerstraat, dat op de risicokaart is aangeduid als 'incident regionale weg'. Deze weg vormt echter geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

Buisleidingen
In de omgeving het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die in het kader van externe veiligheid relevant zijn.

Voorliggende initiatief
Onderzoek naar externe veiligheid is in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig en het aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Flora en fauna

In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8' is in 2012 is een broedvogel- en vleermuisonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4).

In het kader van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing zijn de plannen opnieuw getoetst aan de Wet natuurbescherming (Wnb). De toetsing is uitgevoerd middels een quickscan aan de hand van een oriënterend veldbezoek en de beschikbare verspreidingsgegevens. Het rapport is als bijlage 3 in de toelichting opgenomen.

Het doel van de quickscan is, om op basis van een literatuuronderzoek en een veldbezoek, een inschatting te maken of:

  • er beschermde planten- en diersoorten in het plangebied of directe omgeving voorkomen;
  • de planontwikkeling mogelijk effect(en) heeft op de al dan niet aanwezige beschermde planten- en diersoorten en daardoor mogelijk strijdig is met de soortenbescherming conform de Wet natuurbescherming ;
  • er een noodzaak aanwezig is voor het uitvoeren van een nader onderzoek naar de mogelijk voorkomende beschermde planten- en diersoorten, door een gerichte veldinventarisatie volgens de geldende protocollen;
  • de planontwikkeling plaatsvindt in of nabij een beschermd natuurgebied (Natura 2000-gebied) of het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voormalige EHS) en of er daarbij sprake is van de noodzaak voor onderzoek in het kader de gebiedsbescherming conform de Wnb en/of het provinciale beleid omtrent het NNN, inclusief externe werking.

In de quickscan wordt geconcludeerd dat de afwijking de bouw van elf kleinere appartementen aan de Harderwijkerstraat 8 in Putten effect kan hebben op de (mogelijk) aanwezige soorten. Deze effecten, zowel op korte (tijdens de uitvoering) als op de lange termijn (na de uitvoering) worden hieronder beschreven.

Toetsing beschermde soorten
Op basis van het literatuuronderzoek en veldbezoek wordt geconcludeerd dat er mogelijk beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in het plangebied. De bomen bieden mogelijk verblijfplaatsen aan boombewonende vleermuizen en de bomen en struweel bieden een geschikte broedlocatie voor algemene broedvogels. Bovendien kan het voorkomen van nationale (vrijgestelde) soorten (grondgebonden zoogdieren en amfibieën) op basis van de quickscan niet uit worden uitgesloten. Strikt beschermde planten, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, libellen, vlinders, ongewervelden en vogels met een jaarrond beschermde nestplaats worden op basis van dit onderzoek niet verwacht.

  • Grondgebonden zoogdieren
    In het plangebied komen naar verwachting algemene grondgebonden zoogdieren voor. De te verwachten grondgebonden zoogdiersoorten zijn door provincie Gelderland vrijgesteld (Tercera, 2016); dit wil zeggen dat voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling geen ontheffing van de Wet natuurbescherming hoeft te worden aangevraagd. Voor deze groep soorten geldt, net als voor niet beschermde soorten, ten alle tijden de zorgplicht (artikel 1.11). Omdat deze soorten jaarrond actief zijn kan geen minst kwetsbare periode worden aangegeven.
    Voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen hoeft voor de soortgroep grondgebonden zoogdieren geen ontheffing van de Wet natuurbescherming  onderdeel soorten te worden aangevraagd.
  • Vleermuizen
    Het is mogelijk dat het plangebied en directe omgeving wordt gebruikt als verblijfs- en/of foerageergebied van diverse vleermuissoorten. Omdat de bomen die aanwezig zijn in het plangebied zijn geïntegreerd in het ontwerp kan het vernietigen van een potentiële verblijfplaats van boombewonende vleermuizen worden uitgesloten. Omdat het plangebied onderdeel uitmaakt van het foerageergebied van vleermuizen dient in de periode april tot november rekening te worden gehouden met foeragerende vleermuizen. Vleermuizen vliegen na zonsondergang uit en foerageren gedurende de schemer- en avonduren. Indien de werkzaamheden in de periode maart tot november worden uitgevoerd dient enkel tussen zonsopkomst en –ondergang te worden gewerkt. Na afloopt zijn de groene structuren rondom het gebouw opnieuw toegankelijk voor vleermuizen.
    Negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen worden niet verwacht. Om verstoring van het foerageergebied te voorkomen dient een aangepaste verlichting te worden gebruikt. Het uitvoeren van een aanvullend soortgericht onderzoek is niet noodzakelijk. Voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen hoeft voor de soortgroep vleermuizen geen ontheffing van de Wet natuurbescherming onderdeel soorten te worden aangevraagd.
  • Amfibieën
    In het plangebied komen naar verwachting algemene amfibieën voor. Voor de verwachte soorten geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling (Tercera, 2016). Dit wil zeggen dat voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling geen ontheffing van de Wnb hoeft te worden aangevraagd. Voor deze groep soorten geldt, net als voor niet beschermde soorten, te allen tijde de zorgplicht (artikel 1.11, zie bijlage 1).
    Voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen hoeft voor de soortgroep amfibieën geen ontheffing van de Wet natuurbescherming onderdeel soorten te worden aangevraagd.
  • (Algemene) broedvogels
    Het plangebied biedt in potentie mogelijkheden als broedlocatie van diverse algemene vogelsoorten. Ten tijde van de werkzaamheden is het projectgebied tijdelijk niet tot minder geschikt als leefgebied voor verschillende algemene broedvogel. Afhankelijk van de uitvoeringsperiode kunnen effecten worden verwacht op de voortplanting (broeden) van algemene broedvogels. Maar zolang er opzettelijk geen nesten verwijderd worden tijdens het broedseizoen, zal er geen negatief effect ontstaan voor de lokale populatie algemene broedvogels.
    Voor het broedseizoen (verschilt per soort) wordt in de wet geen standaardperiode aangehouden, doorgaans kan globaal uitgegaan worden van 15 maart tot 15 augustus. Dit betreft echter een globale periode, waardoor ook broedgevallen buiten deze periode beschermd zijn. Buiten het broedseizoen zijn onbezette nesten niet beschermd, behalve als het nesten van vogelsoorten met een jaarrond beschermde nest betreft. Deze soorten worden niet in het plangebied verwacht. Een nader onderzoek is niet nodig.
    In het plangebied zijn geen vogels met een jaarrond beschermde nestplaats of jaarrond beschermde nesten waargenomen. Daarom is het uitgesloten dat sprake is van negatieve effecten van de voorgenomen ingreep op vogels met een jaarrond beschermde nestplaats. Indien struweel wordt verwijderd gedurende het broedseizoen kunnen mogelijk broedende vogels of nesten worden verstoord, vernietigd of gedood. Daarom kunnen negatieve effecten op algemene broedvogels niet zonder meer worden uitgesloten.
    De werkzaamheden kunnen enkel worden uitgevoerd met in achtneming van de in hoofdstuk 6.3 van quickscan genoemde maatregelen.

Toetsing beschermde gebieden
Het plangebied heeft geen status als Natura 2000-gebied, het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ('Veluwe`) ligt op circa 500 m ten oosten van het plangebied). Gezien de locatie van het plangebied en de aard van de ingreep doet het voornemen geen afbreuk aan de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. Een onderzoek in het kader van de Wnb (Natura 2000-Voortoets) is niet nodig.

Het plangebied maakt ook geen onderdeel van het NNN. Het voornemen heeft door de locatie buiten het NNN en de aard en omvang geen negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Vanuit het provinciale natuurbeleid is er daarom geen bezwaar tegen de voorgenomen ingreep. Een nadere beoordeling ('nee, tenzij'-beoordeling) is niet nodig.

Voorliggende initiatief
Met in achtneming van de maatregelen die in paragraaf 6.3 van de Quickscan worden genoemd, vormen de bepalingen uit de Wet natuurbescherming geen belemmering voor het onderhavige plangebied.

4.5 Geluid

In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8' is in 2012 is een akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noord-Veluwe (zie bijlage 6). Hierin is geconcludeerd dat voor alle zes wooneenheden een hogere waarde diende te worden vastgesteld variërend van 49 dB tot 57 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) en dat het project scoorde in klasse 5 van de GES-tabel overeenkomstig een zeer matig woonklimaat.

In het kader van de ruimtelijke onderbouwing is opnieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij is uitgegaan van maximaal 11 nieuwe appartementen op de beoogde locatie. Het nieuwe onderzoek is als bijlage 5 in de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Doel van voorliggend onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer ter plaatse van de 11 nieuwe appartementen.

Relevante wegen in de omgeving zijn de Harderwijkerstraat, de Lariksstraat en de Brinkstraat:

  • Van de Harderwijkerstraat ligt de wettelijke geluidzone over het plangebied. Daarom wordt de berekende geluidbelasting als gevolg van deze weg op de gevels van de nieuwe appartementen getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder.
  • De Lariksstraat en in het verlengde daarvan de Brinkstraat zijn 30 km/u-wegen en daarmee niet zoneplichtig. Ten behoeve van de onderbouwing van het akoestisch woon- en leefklimaat worden deze wegen betrokken bij de bepaling van de gecumuleerde geluidbelasting op de gevels van de appartementen.

De verkeersgegevens voor de relevante wegen zijn aangeleverd door de gemeente Putten. Berekend is dat de geluidbelasting ter hoogte van de 11 nieuwe appartementen, ten gevolge van het wegverkeer op de Harderwijkerstraat, ten hoogste 56 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) uit de Wet geluidhinder wordt hiermee overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh) wordt gerespecteerd. In hoofdstuk 5 van het akoestisch rapport wordt de motivering aangeleverd op basis waarvan Burgemeester en wethouders worden verzocht om in totaal voor 7 appartementen een hogere waarde vast te stellen conform onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OGBBHarderwijkers8-VA01_0010.png"

Tabel - Overzicht aan te vragen hogere waarden nieuwe woningen

De gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van de relevante wegen Harderwijkerstraat en Lariksstraat bedraagt ter hoogte van de nieuwe appartementen binnen het plan ten hoogste 61 dB (excl. aftrek art. 110g Wgh). Daarmee scoort het project ook nu weer in klasse 5 van de GES-tabel en is er sprake van een zeer matig woonklimaat.
Aangezien hogere waarden dienen te worden vastgesteld, geldt vanuit het Bouwbesluit 2012 wel dat de gevelgeluidwering hierop dient te worden afgestemd. Er is daardoor sprake van een goed akoestisch binnenklimaat ten gevolge van wegverkeerslawaai.

Voorliggende initiatief
Met in achtneming van het bovenstaande vormen de bepalingen uit de Wet geluidhinder geen belemmering voor het onderhavige plangebied.

4.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenten bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit grenswaarden in acht dienen te nemen ten aanzien van onder andere stikstofdioxide NO2 en fijnstof PM10 (zwevende deeltje).
Beoordeling van het aspect luchtkwaliteit maakt deel uit van de ruimtelijke onderbouwing.

Niet in betekenende mate
Als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het plan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt “niet in betekenende mate” bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hetgeen inhoudt dat door het project de luchtkwaliteit met minder dan 3% verslechtert;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De 3%-grens van een project dat 'niet in betekenende mate bijdraagt', is ook omgezet in een getalsmatige grens. Als deze getalsmatige grens (hieronder) niet wordt overschreden, wordt er onder deze 3%-grens gebleven:

  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen;
  • woningbouw: 1.500 woningen bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

In voorliggende situatie worden maximaal 11 woningen gerealiseerd. Dit valt ruim onder de hiervoor vermelde drempel, wat inhoudt dat het project de luchtkwaliteit met minder dan 3% verslechtert en de bouw van maximaal 11 nieuwe woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen bijgevolg geen belemmering voor het plan.

Goed woon- en leefklimaat
De ontwikkeling van de woningen draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Vanuit een goede ruimtelijke onderbouwing moet echter ook worden aangetoond dat het verantwoord is om te bouwen in deze omgeving van het projectgebied en dat de toekomstige bewoners een goed woon- en leefklimaat wordt geboden.

De luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied laat de ontwikkeling van woningen toe. Op basis van de NSL-monitoringstool (monitoringsronde 2016) blijkt dat de concentraties verontreinigde stoffen ruim lager zijn dan de van toepassing zijnde wettelijke grenswaarden. Voor NO2 en PM10 is bovendien voldaan aan de WHO advieswaarde. Voor PM2,5 wordt de WHO advieswaarde net overschreden. Geconcludeerd wordt dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Voorliggende initiatief
Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 11 nieuwe woningen. Dit aantal blijft ruim onder de grenzen uit de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.

Op grond van artikel 5.16 lid 1 onder c. Wm jo. artikel 5.16 lid 4 Wm jo. artikel 4 lid 1 Besluit niet in betekenende mate jo. bijlage 4a voorschrift 3A.2, draagt de bouw van de woningen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgestane ontwikkeling is daarmee niet in strijd met het bepaalde in de Wet milieubeheer.

Op basis van de NSL-monitoringstool blijkt dat de concentraties verontreinigde stoffen ruim lager zijn dan de van toepassing zijnde wettelijke grenswaarden. Geconcludeerd wordt dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is het van belang inzichtelijk te maken of er sprake is van een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en de (gevoelige) functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.

Om dit inzichtelijk te maken wordt uitgegaan van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk). De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen dicht bij bedrijven worden voorzien.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt gevoelige functies mogelijk, namelijk woningen. De volgende inrichtingen zijn in de directe nabijheid van het plangebied gelegen:

  • Op circa 80 m ten noorden van het plangebied ligt Stroud, een centrum voor zorg, welzijn en cultuur. Dit is een categorie 2 bedrijf met een minimale richtafstand van 30 m;
  • Ten zuidwesten van het plangebied, aan de Poststraat en de Verlengde Dorpsstraat zijn diverse horeca en dienstverlenende bedrijven gelegen, waarvan restaurant Il Cardellino met een afstand van ruim 80 m het meest nabij gelegen is. Ook dit zijn categorie 2 bedrijven met een richtafstand van ten minste 30 m;
  • Op ruim 100 m ten westen van het plangebied is een brandweerkazerne gevestigd. Dit betreft een categorie 3.1 inrichting met een richtafstand van ten minste 50 meter.

Voorliggende initiatief
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor het onderhavige plangebied.

4.8 Parkeren

In het voorliggende initiatief worden 21 parkeerplaatsen gerealiseerd in een ondergrondse parkeergarage. Op het maaiveld wordt nog 1 (openbare) extra bezoekersparkeerplaatsen gerealiseerd. In totaal worden 22 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein.

In de gemeentelijke parkeernota wordt de parkeerbehoefte gerelateerd aan de grootte van de woning/appartement (zie paragraaf 3.3.5) .
In de navolgende tabel zijn de parkeernormen voor wonen bepaald aan de hand van de grootte van de appartementen zoals opgenomen in het voorliggende bouwplan:

Wonen (gestapeld)   aantal   P-norm
Overig Putten  
eenheid   aantal parkeerplaatsen
(pp)  
65 - 120 m² gestapeld   4   1,9 pp   woning   4 x 1,9 = 7,6 pp  
> 120 m² gestapeld   7   2,1 pp   woning   7 x 2,1 = 14,7 pp  
Totaal   11       22,3 parkeerplaatsen  

Tabel - parkeerbehoefte o.b.v. gemeentelijke parkeernormen

Uit bovenstaand overzicht blijkt een berekende parkeerbehoefte van 22 parkeerplaatsen. Dit aantal komt overeen met het aantal geplande parkeerplaatsen op eigen terrein.

Voorliggende initiatief


Met het voorliggende bouwplan wordt op eigen terrein voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Putten.

4.9 Waterparagraaf

Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Beoordeling
Het plan valt binnen bestaand stedelijk gebied. In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Harderwijkerstraat 8' is de locatie al een keer beoordeeld geweest. Destijds was op het perceel nog bebouwing aanwezig, deze is inmiddels gesloopt. De fundering/ondergrondse kelder (verharding) en de opritten aan de Harderwijkerstraat en Lariksstraat zijn echter nog aanwezig.
In het kader van de watertoets is het van belang dat er minder dan 1.500 m2 aan nieuw verhard oppervlakte wordt toegevoegd.

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt.
Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. Het wateradvies is als bijlage 7 bij de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene aandachtspunten voor water:

  • Vasthouden - bergen - afvoeren
    Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
  • Grondwaterneutraal bouwen
    Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
  • Schoon houden - scheiden - schoon maken
    Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het is wenselijk dat de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toepast. Deze beslisboom is te vinden op de website van het waterschap.

Het ontwerp van de ruimtelijke onderbouwing zal worden toegestuurd aan het waterschap (watertoets@vallei-veluwe.nl).

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

In beginsel is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In een exploitatieplan wordt opgenomen welke kosten met de uitvoering van het bouwplan gemoeid zijn en wie welke kosten voor zijn of haar rekening gaat nemen. Dit is opgenomen in artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Deze verplichting geldt niet als het 'verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd zijn', aldus lid 2 van dit artikel. In onderhavig geval zijn de kosten anderszins verzekerd.

Het plan betreft een initiatief van een bedrijf waarmee geen gemeentelijke investeringen zijn gemoeid.
Daarnaast heeft de gemeente de initiatiefnemer in de gelegenheid gesteld om de behoefte aan de te ontwikkelen appartementen aan te tonen.

Alle kosten voor de te voeren planologische procedure, de realisatie van de ontwikkeling en eventuele toegekende planschadecompensatie als gevolg van de ontwikkeling, komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Tegen het ontwerp van de omgevingsvergunning die van 20 november 2017 tot en met 2 januari 2018 ter inzage heeft gelegen, zijn geen zienswijzen ingediend.