direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: herziening De Smidspol
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.PHSmidspol-0002

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', voor bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 200 m;
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'representatieve zone' minimaal 0,2 ha en maximaal 0,25 ha, met dien verstande dat de breedte van de naar de openbare weg gekeerde gevel van het gebouw minimaal 15 m bedraagt;
  • d. horeca, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

alsmede:

  • e. verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG,
  • f. kantoren welke een ondergeschikt onderdeel uitmaken van een op hetzelfde bouwperceel gevestigde bedrijf, die onlosmakelijk zijn verbonden aan dat bedrijf en die noodzakelijk zijn in het kader van de normale bedrijfsvoering van dat bijbehorende bedrijf;

met daarbij behorende:

  • g. gebouwen (ondergronds/bovengronds):
  • h. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • i. tuinen:
  • j. erven;
  • k. terreinen;
  • l. wegen en paden;
  • m. wateren;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. geluidschermen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. parkeervoorzieningen (ondergronds/bovengronds);

met dien verstande dat:

  • s. detailhandel niet is toegestaan;
  • t. stankhindergevoelige bedrijven niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone';
  • u. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • v. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • w. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • x. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan
    5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'horeca' niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • d. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer dan 80% bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca' het bebouwde oppervlakte maximaal 1000 m² bedraagt en voor het aansluitende terrein bij de horecagelegenheid geen minimaal bebouwingspercentage is vereist;
  • e. de afstand van gebouwen tot een perceelgrens bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat binnen de strook van de perceelsgrens tot aan de bebouwing geen opslag mag plaatsvinden en hoogopgaande beplanting mag worden aangeplant;
  • f. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'horeca' wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernorm van 12 parkeerplaatsen per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van silo's, opslagtanks, schoorstenen en dompeltorens mag niet meer dan 30 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking op:

  • a. de situering van gebouwen teneinde een goede verkeersafwikkeling en - veiligheid te verzekeren;
  • b. de situering van terreinverlichting en andere lichtuitstralende wijzigings- en aanduidingselementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid te voorkomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'representatieve zone', de situering en de omvang (lengte-/breedteverhouding) van nieuw te bouwen bebouwing teneinde te bevorderen dat (met de architectuur van de gebouwen) het aanzien van het bedrijf als onderdeel van de totaliteit (beeldkwaliteit) een positief element vormt voor de herkenbaarheid van het bedrijventerrein De Smidspol.
3.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 8.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1, onder b, en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten;
  • b. het bepaalde in 3.2.1, onder c, en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'horeca', indien dit uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering dan wel architectuur noodzakelijk is, over een oppervlakte van ten hoogste 25% van het betreffende gebouw maximaal 20 m bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'representatieve zone', over een oppervlakte van 100% van het betreffende gebouw de bouwhoogte maximaal 20 m bedraagt;
  • c. het bepaalde in 3.2.2, onder b, en toestaan dat de bouwhoogte van silo's, opslagtanks, schoorstenen en dompeltorens mag worden verhoogd tot niet meer dan 40 m;
  • d. het bepaalde in 3.2.2, onder c, en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken wordt verhoogd tot niet meer dan 25 m.
3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen dan wel laten bewonen van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen;
  • b. het gebruik van gebouwen als zelfstandig kantoor;
  • c. bedrijven, die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'representatieve zone':
    • 1. opslag buiten bouwwerken;
    • 2. het parkeren van vrachtauto's;
  • e. het gebruik van de strook van de perceelgrens tot aan de bebouwing als bedoeld in 3.2.1, onder e, voor opslag en het aanplanten van hoogopgaande beplanting.
3.5.2 Uitzonderingen strijdig gebruik

Het bepaalde in 3.1, onder s, is niet van toepassing op de uitoefening van detailhandel in:

  • a. goederen, welke ter plaatse zijn vervaardigd, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
  • b. goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen, in een onderneming, waarin een nijverheids- en of ambachtsbedrijf wordt uitgeoefend, mits laatstgenoemde uitoefening een wezenlijk bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening in de onderneming uitmaakt en de detailhandel in die goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend al in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

  • a. het bepaalde in 3.1 onder a en b, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf of een gedeelte ervan en het gebruik van grond en de opstallen hiervoor in een hogere categorie, dan wel voor een bedrijf dat niet op de Staat van bedrijfsactiviteiten voorkomt, mits het bedrijf aantoont dat de activiteiten, wat hinder, aard en omvang betreft, toelaatbaar zijn op de gewenste locatie en geen grotere en/of onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu, met dien verstande dat de bedrijven als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht van deze afwijkingsmogelijkheid zijn uitgesloten;
  • b. het bepaalde in 3.1, onder t, ten behoeve van de vestiging van een stankhindergevoelig bedrijf, uitsluitend indien wordt aangetoond dat ter plaatse geen invloed meer is van agrarische hindercirkels door het definitief verdwijnen van een of meer agrarische bedrijven in de omgeving;
  • c. het bepaalde in 3.1, onder s, met dien verstande dat deze bevoegdheid uitsluitend geldt voor de hierna te noemen van detailhandel:
    • 1. machines en machinerieën ten behoeve van bedrijven;
    • 2. landbouwwerktuigen en -machines;
    • 3. brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
    • 4. tuincentra;
    • 5. auto's, motoren en caravans;
    • 6. boten, waaronder mede wordt verstaan de verkoop van artikelen voor de watersport;
    • 7. grove bouwmaterialen;
    • 8. keukens en sanitair.
  • d. het bepaalde in 3.1, onder s, met dien verstande dat:
    • 1. deze bevoegdheid alleen geldt voor bouwmarkten en detailhandel in woninginrichting, waaronder de verkoop van meubels;
    • 2. deze bedrijven door hinder en/of gevaar redelijkerwijs niet gevestigd kunnen worden in het winkelconcentratiegebied dan wel door de afmetingen en/of branche inbreuk maken op de ter plaatse van dit winkelconcentratiegebied gebruikelijke bebouwingsstructuur (korrelgrootte) en mits door de vestiging van deze bedrijven geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de verzorgings- c.q. detailhandelsstructuur in het winkelconcentratiegebied;
    • 3. voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn.
3.6.2 Afwegingskader

Een in 3.6 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de in 3.1, onder c, voorgeschreven maximale oppervlakte van een bouwperceel tot een maximale 0,5 hectare, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het te vestigen bedrijf sociaal economisch gebonden is aan Nijkerk of aan Putten en/of directe omringende regio, en/of het te vestigen bedrijf zijn afzet en/of verzorgingsgebied hoofdzakelijk in Nijkerk of Putten en/of de direct omringende regio van Nijkerk heeft;
  • b. en het bouwperceel voor niet meer dan 80% wordt bebouwd;
  • c. en een groter bouwperceel noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • d. en het bedrijf geen onevenredige verkeers- en/of parkeerbelasting met zich meebrengt.