Plan: | Broekermolenweg 10 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.WPBGBroekermolwg10-VA01 |
Het voorliggend plan betreft een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2014.
Met dit wijzigingsplan wordt medewerking verleend aan het verzoek van de initiatiefnemer om de agrarische bestemming van het perceel Broekermolenweg 10 te wijzigen in een woonbestemming met een mogelijkheid voor de bouw van een extra woning , aangezien het agrarische gebruik is beëindigd en voortzetting niet wordt voorzien.
Het perceel Broekermolenweg 10 is gelegen in het 'Westelijk Buitengebied' tussen de kernen Putten en Nijkerk in de gemeente Putten. Op het perceel is een kalverhouderij met boerencamping gevestigd. De bebouwing op het perceel bestaat uit een bedrijfswoning, een boerderijwinkel, bed & breakfast, recreatieruimte en diverse bedrijfsgebouwen. Dit is in figuur 1 weergegeven. Momenteel zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten niet meer in gebruik. Een voortzetting van het agrarische gebruik wordt niet voorzien. Het agrarisch bedrijf is recent verkocht. De nieuwe eigenaren zetten het agrarische bedrijf niet voort en hebben besloten om de agrarische bedrijfsvoering stop te zetten. Ook de nevenactiviteiten bij het agrarische bedrijf (boerencamping, recreatieruimte en boerderijwinkel) worden niet voort gezet. Daarom wordt de agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming zodat de percelen in gebruik kunnen worden genomen voor burgerwoning.
Figuur 1: Huidige situatie Broekermolenweg 10 (Luchtfoto gemeente Putten 2015)
Het perceel Broekermolenweg 10 ligt in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. In dit bestemmingsplan heeft het perceel een bestemming 'Agrarische met waarden - Landschap' met een bouwvlak gekregen. Naast de agrarische bestemming zijn de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - middelgroot agrarisch bedrijf', ' specifieke vorm van recreatie - boerderijwinkel bed en breakfast en recreatieruimte ' opgenomen. Op het perceel is naast de huidige bedrijfswoning circa 1.225 m² aan overige bebouwing aanwezig.
Binnen het perceel zijn de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', 'overige zone - ehs natuur' en 'overige zone - landgoed' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Figuur 2 geeft een uitsnede weer van het vigerende bestemmingsplan.
Figuur 2: Uitsnede vigerende bestemmingsplan Westelijk Buitengebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Op dit moment mag het perceel alleen worden gebruikt voor een agrarisch bedrijf met aanvulling voor een middelgroot agrarische bedrijf, een boerderijwinkel, bed & breakfast en een recreatieruimte.
In het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' is in artikel 34.16 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college om bij bedrijfsbeëindiging de agrarische bestemming te wijzigen in een woonbestemming met de mogelijkheid voor de bouw van een extra woning. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven hoe aan deze voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.
Voor een aanvullende uiteenzetting van zowel rijks, provinciaal als gemeentelijk beleid ten aanzien van de functieverandering van het agrarische perceel wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.
De wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarische met waarden - Landschap' om te zetten naar de bestemming 'Wonen' is opgenomen in artikel 34.16 van de regels van het vigerende bestemmingsplan. Hieronder zijn de voorwaarden opgesomd en wordt aangegeven hoe aan de voorwaarde wordt voldaan.
de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging. | Het agrarische bedrijf aan de Broekermolenweg 10 is verkocht. De activiteiten van het agrarische bedrijf zijn door de verkoop van het bedrijf beëindigd. De nieuwe eigenaren hebben niet de intentie om het agrarische bedrijf weer op te starten. |
indien het betreft een bedrijfslocatie gelegen binnen de op de verbeelding als ’reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ aangegeven gronden, zijn de woning en de wooneenheden uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat de woning of wooneenheden geen enkele belemmering oplevert voor de omliggende bedrijven. | De bedrijfslocatie is niet gelegen binnen het gebied ter plaatse van 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Deze voorwaarde is niet van toepassing op dit plangebied. |
de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder dienen in acht te worden genomen. | Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid van hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die geluidhinder kunnen veroorzaken een geluidzone. Met een geluidsonderzoek kan worden aangetoond dat de ontwikkeling op deze locatie aanvaardbaar is en of er maatregelen getroffen moeten worden. In paragraaf 3.4 onder 'Geluid' wordt dit nader toegelicht. |
de wijziging is mogelijk indien alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt overeenkomstig de tabel en onder de volgende voorwaarden Minimaal te slopen Maximale inhoud fysiek legale bebouwing woongebouw minimaal 1.000 m² 660 m³ minimaal 2.000 m² 840 m³ (twee-aaneen) minimaal 3.000 m² 2x660 m³ 1, indien ombouw van bestaande bebouwing naar wooneenheden niet mogelijk is, mogen maximaal twee (geschakelde) woongebouwen worden gebouwd; 2, in geval van intensieve veehouderij in het op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ aangegeven gebied wordt de in de tabel vermelde oppervlakte aan minimaal te slopen bebouwing met 20% verlaagd; 3, het samenvoegen van de sloopoppervlakte van meerdere locaties is toegestaan om tot de ingevolge de tabel vereiste oppervlakte te komen, mits op deze locaties tegelijkertijd alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt en van deze locaties in één en dezelfde wijzigingsprocedure de (agrarische) bedrijfsfunctie wordt verwijderd; |
Alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt inclusief de bestaande bedrijfswoning (totaal 1545 m²). De bestaande bedrijfswoning wordt vervangen door een nieuwe woning. Daarnaast wordt er een extra woning gebouwd van maximaal 660 m³. |
de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening | De bebouwing is niet aangemerkt als karakteristiek of cultuurhistorisch waardevol. |
voor de berekening van de benodigde sloopmeters geldt dat niet vergunde gebouwen van voor 1 januari 1993 kunnen worden meegeteld tot maximaal het bouwrecht van 1 woning | op het perceel zijn geen gebouwen aanwezig die niet volgens vergunning zijn gebouwd. Deze voorwaarde is niet van toepassing op het plangebied. |
aangetoond dient te worden dat de extra woning of de wooneenheden passen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering | Voor onder andere functieverandering is In het Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWP) voor Putten een post onvoorzien opgenomen. Deze post voorziet ondermeer in middeldure eengezinswoningen en dure eengezinswoningen. Het gaat hier om een toevoeging van 2 (middel)dure woningen. Binnen het KWP is hier ruimte voor. |
met de regels wordt aangesloten bij de regels die van toepassing zijn voor de bestemming 'Wonen' | Doordat de bestemming 'Wonen' wordt opgenomen, zijn de regels van artikel 19 uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' van overeenkomstige toepassing. |
de extra woning dient binnen het (voormalig) agrarisch bouwvlak te worden gesitueerd, of ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - intensief rood zwermgebied' en 'overige zone - extensief rood zwermgebied' | De nieuwe woningen worden binnen het voormalige agrarische bouwvlak gerealiseerd. |
de inhoud van de extra woning dan wel van een wooneenheid mag niet meer bedragen dan 660 m³ | De nieuwe woningen krijgen een inhoud van maximaal 660 m³. Dit sluit aan op de bouwregels uit het vigerende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. |
de oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt per nieuw te bouwen woning c.q. wooneenheid maximaal 80 m² | Door de sloop van alle gebouwen wordt met de nieuwbouw aangesloten op de regeling voor bijgebouwen uit het vigerende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. |
de extra woning dient goed in het landschap te worden ingepast | De woning wordt landschappelijk ingepast. Hiervoor wordt een landschappelijke inrichting opgesteld. |
de oppervlakte van het woonperceel (bebouwing met bijbehorend erf) mag niet meer bedragen dan 1.500 m² | De oppervlakte van het woonperceel wordt met de nieuwbouw 1.200 m² groot. Dit past binnen de maximale oppervlakte van 1.500 m² . |
eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied | De overige gronden die niet gewijzigd worden naar 'Wonen' blijven beschikbaar voor de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. |
Met dit wijzigingsplan wordt het agrarisch bouwvlak van het perceel Broekermolenweg 10 omgezet naar een woonbestemming met een extra bouwkavel. Hierbij gaat het om de gronden die gelegen zijn binnen het bouwvlak.Alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt. Het perceel krijgt een nieuwe inrichting.
Door wijziging naar de bestemming 'Wonen' worden de gronden geschikt gemaakt voor woningbouw.
Voor de nieuwe woningen geldt de normale bestemming 'Wonen' (artikel 19) met bijbehorende regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.
In de woonbestemming mag maximaal 660 m³ aan bebouwing worden gebouwd. Daarnaast geldt een bijgebouwenregeling. Hierin staat beschreven dat er bij een woning maximaal 80 m² aan bijgebouwen is toegestaan.
De ruimtelijke gevolgen voor het toekennen van de woonbestemming zijn beperkt. Het wijzigingsplan ziet toe op een functiewijziging van de bestaande agrarische bebouwing in twee woningen. Het aantal woningen neemt toe met één woning. De huidige bedrijfswoning wordt vervangen door nieuwbouw. De omvang van de percelen is vergelijkbaar met andere woonpercelen in het 'Westelijk Buitengebied'.
De vervanging van een gestopt agrarisch bedrijf door een woonbestemming komt vaker voor in het 'Westelijk Buitengebied' en zorgt ervoor dat het erf een voor de toekomst bestendig gebruik krijgt. Na wijziging, geldt voor het woonperceel de standaard bouw- en gebruiksregels voor woningen in het 'Westelijke Buitengebied'.
Voor de nieuwe situatie is een landschappelijke inpassing opgesteld. Aan de zuidzijde van het perceel blijft de bestaande haag in het inpassingsplan behouden. Rondom de paardenbak, langs de zuidzijde van de inrit en op de erfscheiding tussen de twee woningen worden nieuwe hagen geplant. De hagen worden ingeplant met Acer Campestre (veldesdoorn) en met Fagus Sylvatica (beukenhaag). Langs de inrit naar de westelijke woning worden wilgenbomen (Salix Caprea) herplant. Deze bomen komen van elders van het perceel. Daarnaast worden langs de toegangsweg enkele solitaire bomen (Quercus Robur, zomereik) geplant. Op de erfscheiding tussen de twee woningen wordt naast de haag ook nog enkele solitaire bomen (Quercus Robur, zomereik) geplant.
Figuur 3: Landschappelijke inpassing (Bron Van Westreenen april 2016)
In de omgeving van Broekermolenweg 10 zijn enkele agrarische bedrijven, bedrijven en woningen gelegen.
Broekermolenweg 14
Aan de westzijde van het perceel aan de Broekermolenweg 14 is een agrarisch bedrijf gelegen. Dit agrarisch bedrijf is een veehouderij met een grondgebonden bedrijfsvoering. Het agrarisch bedrijf heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. Op grond van de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' geldt voor dit agrarisch bedrijf uit milieucategorie 3.2 een richtafstand van 100 meter. Deze afstand geldt voor geurhinder. De afstand tot de woningen bedraagt circa 170 meter.
In de wet geluidhinder en veehouderij is opgenomen dat voor geurgevoelige objecten behorend bij een ander agrarisch bedrijf een vast afstand geldt, 50 meter voor objecten buiten de bebouwde kom. Dit geldt ook voor geurgevoelige objecten die worden gerealiseerd in samenhang met het beëindigen van het agrarische bedrijf.
De afstand tussen de bouwvlakken van dit perceel en het perceel waar de woningen gebouwd worden is ongeveer 210 meter. Er wordt hiermee voldaan aan artikel 14 lid 2 uit de Wet geurhinder en veehouderij.
Broekermolenweg 5-7
Ten noordoosten van het plangebied is aan de Broekermolenweg 5-7 een agrarisch bedrijf gevestigd. Dit agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij / houden en fokken van vee) ligt op een afstand van circa 150 meter van de nieuwe woningen. Op grond van de VNG publicatie geldt ook voor dit agrarisch bedrijf een richtafstand van 100 meter (milieucategorie 3.2). Deze afstand valt ruim buiten de afstand van een agrarisch bedrijf tot een geurgevoelig object. Daarnaast is op dit perceel een horecabedrijf aanwezig. De locatie wordt te huur aangeboden voor het houden van feesten en partijen.
Ook voor dit perceel is artikel 14 lid 2 van de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing. Er geldt dus een vaste afstand van 50 meter voor objecten buiten de bebouwde kom.
De afstand tussen de bouwvlakken van dit perceel en het perceel Broekermolenweg 10 is ongeveer 144 meter. Er wordt hiermee voldaan aan artikel 14 lid 2 uit de Wet geurhinder en veehouderij.
Broekermolenweg 3a
Verder is aan de Broekermolenweg 3a een bedrijf gevestigd. Het betreft hier een autosloperij annex brandstoffenhandel. Dit bedrijf heeft op grond van de VNG publicatie een milieuzone van 3.2. De richtafstand van dit bedrijf tot een gevoelig object is 100 meter. De afstand van het bedrijf tot aan de nieuwe woningen bedraagt circa 365 meter en vallen dus buiten de milieuzone van dit bedrijf.
Voor deze locatie aan de Broekermolenweg 10 betekent dit dat er vanuit de milieuzonering aan de afstandsnormen worden voldaan en de woningen op deze locatie, vanuit het oogpunt van milieu, inpasbaar zijn.
Verkeerssituatie
De bestaande functie maakt agrarische bedrijvigheid mogelijk. In de nieuwe situatie worden totaal twee woningen voorzien. Feitelijk is er sprake van een vermindering van de verkeersintensiteit, nu er geen bedrijfsmatig gerelateerd vracht- en personenverkeer zal plaatsvinden van en naar het perceel. De parkeerbehoefte neemt met de bouw van de woningen beperkt toe.
De woningen beschikken over een eigen inrit en er wordt voldoende parkeerruimte op het terrein gerealiseerd.
Water
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Valei en Veluwe geïnformeerd over dit wijzigingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Het Waterschap heeft een positie wateradvies gegeven (geen waterschapsbelang) en verder overleg is niet nodig. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 1.
Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.
Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming van een bestaande agrarisch bedrijf omgezet naar een woonbestemming, waarbij alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt. Er is sprake van nieuwbouw van twee woningen. Door de bouw van de nieuwe woningen is het noodzakelijk om verkennend bodemonderzoek uit te voeren.
Daarnaast is voor deze locatie verkennend asbestbodemonderzoek verricht naar de mogelijke aanwezigheid van asbesthoudende materialen op de locatie.
Conclusie:
Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënischekwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie.
Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de
onderzoekslocatie opgestelde hypothese ’verdachte locatie’ voor asbest juist is. Naar schatting is er sprake vaneen asbestverontreiniging met een omvang van circa 150 m3. Deze asbestverontreiniging dient,voorafgaand aan de ontwikkeling, gesaneerd te worden. Om de omvang van de verontreiniging nader af te perken, wordt geadviseerd nader onderzoek uit te voeren voorafgaand aan de sanering.
De hypothese ‘verdachte locatie’ blijkt op basis van de resultaten van het onderzoek juist voorde twee voormalige olietanks. De voor het overige terrein opgestelde hypothese ’onverdachtelocatie’ is, gezien de resultaten van het onderzoek, strikt genomen niet juist is. Gezien de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese.
Indien grond van de locatie vrijkomt en wordt toegepast, gelden de regels van het Besluitbodemkwaliteit. Hierdoor is mogelijk een generiek of gebiedsspecifiek beleidskader van kracht voor het toepassen van grond.
Het verkennend bodemonderzoek en verkennend asbestbodemonderzoek is opgenomen in bijlage 2
Geluid
Wettelijk kader
Conform de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij nieuwbouw van een geluidgevoelig bestemming binnen de geluidzone van een weg/spoor de geluidbelasting op de gevels van de woningen te worden getoetst aan de wettelijke eisen.
Voor wegverkeer is de voorkeursgrenswaarde 48 dB met een maximale hogere waarde (buiten de bebouwde kom) van 53 dB. Voor railverkeer is de voorkeursgrenswaarde 55 dB en de maximale hogere waarde is 68 dB.
Gemeente Putten heeft daarnaast eigen geluidbeleid opgesteld waarin de uitgangspunten en eisen voor het verlenen van hogere waarden zijn opgenomen. Bij een hogere geluidbelasting dan 48 dB en 55 dB vanwege respectievelijk de weg en het spoor dienen maatregelen als geluidluwe gevels/buitenruimten/verblijfsruimten te worden getroffen.
Beoordeling
Van de situatie is een akoestisch rekenmodel opgesteld in WinHavik. Bij het opstellen van het model is uitgegaan van de GBKN-kaart van Putten en de digitale situatietekening verstrekt door de heer A. van Deelen van Van Westreenen BV te Barneveld.
Voor het bepalen van de geluidbelasting is uitgegaan van de recente telling van de wegverkeersgegevens van de Broekermolenweg (ten zuiden van de spoorlijn) zoals geleverd door de gemeente Putten. De etmaalintensiteiten zijn met een autonome groei van 0,7% per jaar opgehoogd voor het jaar 2026. Wat betreft de railverkeersgegevens is uitgegaan van de meest recente gegevens uit het Geluidregister.
Voor de beide woningen is uitgegaan van drie bouwlagen met een totale hoogte van circa 8 meter. Voor de waarneempunten zijn de hoogtes 1.5, 4.5 en 7.5 m aangehouden.
Geluidbelasting Broekermolenweg 10
In figuur 4 is de geluidbelasting veroorzaakt door de Broekermolenweg (inclusief 5 dB aftrek ex artikel 110g Wgh) op de gevels van de oostelijke woning weergegeven. Uit deze figuur blijkt dat de hoogste geluidbelasting 44 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.
Figuur 4: Geluidbelasting vanwege de Broekermolenweg op de oostelijke woning.
In figuur 5 is de geluidbelasting veroorzaakt door de Broekermolenweg (inclusief 5 dB aftrek ex artikel 110g Wgh) op de gevels van de westelijk woning weergegeven. Uit deze figuur blijkt dat de hoogste geluidbelasting 39 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.
Figuur 5: Geluidbelasting vanwege de Broekermolenweg op de westelijke woning.
Geluidbelasting spoor
In figuur 6 is de geluidbelasting veroorzaakt door de spoorlijn op de gevels van de oostelijke woning weergegeven. Uit deze figuur blijkt dat de hoogste geluidbelasting 55 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet overschreden.
Figuur 6: Geluidbelasting vanwege het spoor op de oostelijke woning.
In figuur 6 is de geluidbelasting op de gevels van de westelijke woning weergegeven. Uit deze figuur blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB op twee waarneempunten (de hoogste bouwlagen) wordt overschreden. De geluidbelasting bedraagt 56 en 57 dB. Indien de woning bestaat uit drie bouwlagen en op die hoog belastte verdieping een zolder/onbenoemde ruimte is gesitueerd of ter plaatse van deze waarneempunten het geveldeel bestaat uit een gesloten dakvlak/gevel dan hoeft de geluidbelasting op deze waarneemhoogte niet te worden getoetst. In dat geval is de hoogste geluidbelasting 55 dB en wordt hiermee de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.
Figuur 5: Geluidbelasting vanwege het spoor op de westelijke woning.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een geluidsgezoneerd industrieterrein. Industrielawaai werkt niet belemmerend voor het plan.
Conclusie
Voor de oostelijke woning geldt dat er vanwege de Broekermolenweg en de spoorlijn Amersfoort - Zwolle geen bezwaren zijn op basis van de Wet geluidhinder.
Voor de westelijke woning geldt dat er vanwege de Broekermolenweg geen bezwaren zijn op basis van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 39 dB. Voor de geluidsbelasting van de spoorlijn wordt, met uitzondering van twee waarneemhoogtes (derde bouwlaag), de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet overschreden. Op deze twee waarneemhoogtes is de geluidbelasting 56 en 57 dB. Afhankelijk van het soort ruimte (zolder/onbenoemde ruimte) achter deze waarneempunten en/of soort gevelvlak (geheel gesloten hellend dak/gevel, zonder een dakraam) moet een hogere waarde aangevraagd worden.
Luchtkwaliteit
Het aantal verkeersbewegingen zal door de nieuwe situatie afnemen. Deze functiewijziging naar wonen valt onder het begrip 'niet berekende mate'. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Ecologie
Gebiedsbescherming
Op ruime afstand van het plangebied liggen de Natura 2000 gebieden Arkemheen, Veluwerandmeren en de Veluwe. De afstand van de locatie tot de Natura 2000 gebieden Arkenheen en Veluwerandmeren is circa 2,5 km. De afstand tot de Veluwe is circa 4,5 km.
Vanwege de ligging buiten het Natura 2000 gebied kunnen effecten als areaalverlies, versnippering van de Natura 2000 op voorhand worden uitgesloten. Het plan betreft de transformatie van een agrarisch bedrijf naar twee woningen. Aangezien in de huidige situatie sprake is van een agrarisch bedrijf, is te verwachten dat met het opheffen daarvan een afname van de druk op het omliggende gebied optreedt.
In de directe omgeving van het plangebied zijn gebieden gelegen die vallen binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) Het plangebied zelf valt overigens buiten het Gelders Natuurnetwerk.
Overigens valt het plangebied wel binnen de Groene Ontwikkelzone (GO). Deze zone bestaat uit terreinen en gebieden die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. Binnen deze ontwikkelzone moet de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen, het functioneren als netwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren. Binnen deze zone is ruimte voor ontwikkelingen in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan Bos of Natuur, die ruimtelijke vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. In dit gebied is ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en uitbreiding van bestaande functies. Dit wijzigingsplan wordt aangemerkt als beperkte uitbreiding van overige functie. De functie is toegestaan als de kernkwaliteiten van de GO 'per saldo'niet significant worden aangetast.
Als gevolg van de ontwikkeling zal het bebouwde oppervlak in het plangebied afnemen. De nieuwe woningen worden binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd. Met de bouw zal geen sprake zijn van een negatief effect op de samenhang van omliggende natuurgebieden. De nieuwe situatie zal in vergelijking met het huidige gebruik zal naar verwachting minder effect hebben op de omgeving.
De natuurwaarden in de huidige situatie zijn de houtwallen, bosschages en de graslanden van belang. Aan de randen van het terrein bevindt zich het leefgebied van de das.
Daarnaast is gezien het feit dat in de huidige en beoogde situatie (schone) hemelwaterstromen infiltreren in de ondergrond, geen sprake van een verdrogingseffect. In de hiervoor beschreven paragraaf is daarop ingegaan. Ook een verandering van de waterhuishouding in de Natura 2000 kan dus worden uitgesloten.
De beoogde ontwikkeling heeft daarnaast geen extra verkeersgeneratie tot gevolg. Naar aanleiding van de bestemmingswijziging zal de verkeersdruk naar verwachting afnemen. Van een toename aan stikstofdepositie in de Natura 2000 zal dan ook geen sprake zijn.
Conclusie
De locatie ligt niet in of nabij een gebied dat beschermd is in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Een vergunning in het kader van de NB-wet is niet nodig. Wel ligt de locatie binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO). Als er geen noemenswaardige aanpassingen aan de natuurwaarden plaatsvinden zijn negatieve effecten van de beoogde ontwikkeling op de kernkwaliteiten van de GO uit te sluiten.
Soortenbescherming
Voor de transformatie van een agrarisch bedrijf naar twee woningen zal het nodige aan bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Bovendien kan sprake zijn van de kap van enkele bomen dan wel de verplaatsing van enkele bomen. Gezien de ligging en huidige inrichting van het gebied, is op voorhand niet uit te sluiten dat (mogelijke) verblijfplaatsen van beschermde soorten worden aangetast. Daarvoor is een quickscan flora en fauna noodzakelijk.
Tijdens het veldonderzoek is nagegaan of in en nabij beschermde soorten voorkomen. Verschillende beschermde soorten komen in het gebied voor.
Das:
Het plangebied maakt (gedeeltelijk) onderdeel uit van het leefgebied van das. Vaste rust- en verblijfplaatsen van das ontbreken in het plangebied, maar de graslanden zijn wel geschikt als foerageergebied voor de das. Langs de grens van het plangebied zijn twee dassentunnels en migratieroutes aanwezig, die een essentieel onderdeel uitmaken van het leefgebied van de das. Negatieve effecten van de geplande ontwikkeling op het leefgebied van de das worden niet verwacht, mits de graslanden, (de zones rondom) de dassentunnels en migratieroutes behouden blijven.
Vleermuizen:
Niet kan worden uitgesloten dat in de bebouwing in het plangebied vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Een nader onderzoek naar vleermuizen dient te worden uitgevoerd om vast te stellen of de bebouwing in de huidige situatie gebruikt wordt door vleermuizen.
Huismus:
Tijdens het veldbezoek zijn huismussen aangetroffen op de woning en de naastgelegen stal. Door de voorgenomen sloop zullen nestlocaties van huismus verdwijnen en dit betekent een overtreding van de Flora- en faunawet. Nestlocaties van huismus zijn jaarrond beschermd. Nader onderzoek naar huismus dient plaats te vinden om de omvang van de populatie in het plangebied in kaart te brengen.
Algemene soorten broedvogels:
In het plangebied kunnen tijdens het broedseizoen algemene vogelsoorten tot broeden komen. Alle vogelsoorten zijn tijdens het broeden strikt beschermd. Het broedseizoen loopt globaal van medio maart – medio juli, maar is afhankelijk van de betreffende soort en buitentemperatuur. Er wordt geen standaardperiode voor het broedseizoen gehanteerd; ongeacht het seizoen mogen in gebruik zijnde nesten van vogels niet worden aangetast of verstoord.
De resultaten van de quickscan zijn opgenomen in bijlage 3
Archeologie
Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologisch Waardenkaart van Putten een archeologische dubbelbestemming. Op het perceel geldt Waarde - Archeologie 3. Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek een oppervlakte tot 500 m² en voor ingrepen dieper dan 40 cm bij bouwwerken.
Het plan betreft het omzetten van een agrarisch bedrijf naar wonen. Er worden twee nieuwe woningen gerealiseerd. Ter plaatse van deze woningen vindt enige bodemroering plaats. De nieuwe woningen worden niet groter is dan 500 m². Ze hebben een verstoringsdiepte die groter is dan 40 cm. Ter plaatse van de beoogde bouwkavels mag echter worden aangenomen dat de bodem als gevolg van het aanwezige agrarisch bedrijf (en daarmee samenhangende aanleg van verhardingen, bebouwing, riolering en nutsvoorzieningen) al is geroerd. De kans dat ter plaatse een gaaf en ongeschonden bodemarchief wordt aangetroffen is daarom nihil. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Archeologie vormt geen belemmering voor het plan.
Cultuurhistorie
Sinds 1 januari 2012 is er de zorgplicht voor cultuurhistorie formeel vastgelegd. Alle cultuurhistorische waarden dienen in ruimtelijke plannen meegewogen te worden. Deze maatregel is een gevolg van het project Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). Cultuurhistorische waarden kunnen bijdragen aan het landschap van de toekomst. Ze kunnen een bron van inspiratie zijn bij de inrichting van de ruimte en tegelijk iets van het verleden zichtbaar houden. Zo verhoogt cultuurhistorie de kwaliteit van de leefomgeving.
Het plangebied ligt in een gebied dat geen cultuurhistorische waarden kent. Het gebied is vanaf eind jaren '60 ontwikkeld. De aanwezige bebouwing heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden. De bestaande woning heeft geen monumentale of andere beschermde status.
Externe veiligheid
Toetsingskader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen.
Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In juli 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
Risicobronnen
In of in de nabijheid van het plangebied zijn twee relevante risicobronnen aanwezig. Het gaat hier om de Spoorlijn Zwolle - Amersfoort en een hogedruk aardgasleiding.
Ten noorden van het plangebied is de spoorlijn en hogedruk aardgasleiding gelegen. De locatie is aangegeven op onderstaande figuur.
Figuur 8 : Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Toetsing
Hogedruk aardgasleiding
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van hogedruk aardgasleiding A-510, op een afstand van ongeveer 100 meter. Uit de rapportage 'Inventarisatie risicobonnen gemeente Putten’, Tebodin, dd. 20-12-2012, blijkt dat het groepsrisico onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde is gelegen. Door het wijzigen van de functie agrarisch naar wonen en de mogelijkheid voor het bouwen van een extra woning zal het groepsrisico niet significant toenemen. Gezien de hoogte van het groepsrisico volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.
Spoorlijn Zwolle - Amersfoort
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 325 meter. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.
Conclusie en Advies
De beoogde ontwikkeling past binnen de vigerende wet- en regelgeving over externe veiligheid.
Het betreffende plangebied valt binnen het effectgebied van het spoortraject Amersfoort-Zwolle en de hogedruk aardgasleiding A-510. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat blootgestelde personen effecten kunnen ondervinden van bestaande risicobronnen en daardoor afhankelijk worden van hulpverleningsdiensten. Dat geldt met name voor incidenten met de hogedruk aardgasleiding A-510. Het plangebied bevindt zich nl. op ongeveer 100 meter van deze hogedruk aardgasleiding en binnen deze afstand kan de brandweer waarschijnlijk niet optreden gezien de warmtestralingscontouren die bij een fakkelbrand kunnen ontstaan.
Er wordt geadviseerd om het brandweercluster Veluwe West te blijven betrekken in het verdere vergunningstraject voor de locatie aan de Broekermolenweg 10. De brandweer is op de hoogte van de locale situatie en kan de gemeente van advies voorzien op het gebied van bouwkundige voorzieningen, bluswater en bereikbaarheid. In bijlage 4 is het advies van de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland opgenomen.
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.
Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' (bouwvlak) van het perceel Broekermolenweg 10 wordt gewijzigd in een bestemming 'Wonen'.
De gronden die binnen het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' zijn gelegen maar niet wijzigen naar de bestemming 'Wonen' behouden de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. De bouwmogelijkheden worden van de betreffende gronden verwijdert. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' blijft van toepassing.
Binnen de bestemming 'Wonen' is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het slopen van de bebouwing en het aanleggen van de landschappelijke inpassing.
Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, verbeelding en een toepassingsregel waarin wordt aangegeven dat met het wijzigingsplan alleen de verbeelding van het moederplan is aangepast. De regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' zijn dus van overeenkomstige toepassing.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Daarnaast wordt het wijzigingsplan in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg (artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) aan de overlegpartners, zoals de Provincie Gelderland en het Waterschap Valei en Veluwe voorgelegd.
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten met betrekking tot het opstellen
van het wijzigingsplan worden gedragen door de initiatiefnemer en daaraan verwante procedurekosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Doel van de in de Wro opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Er wordt uitgegaan van kostenverhaal via de publiekrechtelijke weg, in een exploitatieplan. Daarnaast kan de gemeente in een exploitatieplan eisen en regels stellen ten aanzien van de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering.
Dit plan maakt een bouwplan zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk en valt daarmee onder de grondexploitatieregeling die in de Wro is opgenomen.
Formeel dient de gemeente een exploitatieplan vast te stellen. Deze verplichting geldt niet wanneer het kostenverhaal op een andere manier is gewaarborgd, bijvoorbeeld door middel van een overeenkomst.
De initiatiefnemer en de gemeente Putten gaan afspraken maken ter zekerstelling
van de door partijen gemaakte kosten. Hiermee wordt het kostenverhaal anderszins
verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is daardoor niet nodig. De
gemeenteraad dient tegelijk met de vaststelling van het wijzigingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.