direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Groot Hellerweg 4 en 4a
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.WPBGGrHellerw4en4a-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggend plan betreft een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied', zoals vastgesteld door de raad op 3 juli 2014 en hervastgesteld op 12 mei 2016.

Met dit wijzigingsplan wordt medewerking verleend aan het verzoek van de initiatiefnemer om de agrarische bestemming van de percelen Groot Hellerweg 4 en 4a te wijzigen in een woonbestemming met de mogelijkheid voor een extra woonbestemming. Dit aangezien het agrarische gebruik is beëindigd en een voortzetting daarvan niet wordt voorzien.

1.2 Beschrijving van de situatie

De percelen Groot Hellerweg 4 en 4a zijn gelegen in het 'Westelijk Buitengebied' van de gemeente Putten en bevindt zich ten zuidwesten van de kern Putten. De percelen Groot Hellerweg 4 en 4a hebben gezamenlijk de bestemming 'Agrarisch'. De percelen zijn kadastraal en feitelijk gesplitst. De aanwezige bebouwing op de percelen bestaan uit een bedrijfswoning, een plattelandswoning en circa 2.203 m² aan agrarische bedrijfsgebouwen. Dit is in figuur 1 weergegeven.

Momenteel zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten beëindigd. Een voortzetting van het agrarische gebruik wordt niet voorzien. Daarom wordt de agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming zodat de percelen in gebruik kunnen worden genomen door de aanwezige woonfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.WPBGGrHellerw4en4a-ON01_0001.jpg"

Figuur 1: Huidige situatie Groot Hellerweg 4 en 4a (Luchtfoto gemeente Putten 2015)

1.3 Planologische juridisch kader

De percelen Groot Hellerweg 4 en 4a liggen in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. In dit bestemmingsplan is voor de percelen de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak van toepassing. Daarop aanvullend is ook de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groot agrarisch bedrijf' opgenomen en bevindt zich aan de westzijde de gebiedsaanduidingen 'overige zone - ehs natuur' en 'overige zone - landgoed'. Op de percelen is naast de huidige bedrijfswoning en plattelandswoning, circa 2.203 m² aan overige bebouwing aanwezig.

Op de percelen zijn ook de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Figuur 2 geeft een uitsnede weer van het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.WPBGGrHellerw4en4a-ON01_0002.jpg"

Figuur 2: Uitsnede vigerende bestemmingsplan Westelijk Buitengebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Op dit moment mag het perceel alleen worden gebruikt voor een groot agrarisch bedrijf.

In het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' is in artikel 34.16 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan het college bij bedrijfsbeëindiging, de agrarische bestemming wijzigen in een woonbestemming. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven hoe aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Voor een aanvullende uiteenzetting van zowel het rijks, provinciaal als gemeentelijk beleid ten aanzien van de functieverandering van het agrarische perceel wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.

Hoofdstuk 2 Toetsing aan voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' om te zetten naar de bestemming 'Wonen' is opgenomen in artikel 34.16 van de regels van het vigerende bestemmingsplan. Hieronder zijn de voorwaarden opgesomd en wordt aangegeven hoe aan de voorwaarde wordt voldaan.

De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging.   Het agrarische bedrijf aan de Groot Hellerweg 4 en 4a is beëindigd. Een voortzetting van het agrarische gebruik wordt niet voorzien.  
Indien het betreft een bedrijfslocatie gelegen binnen de op de verbeelding als ’reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ aangegeven gronden, zijn de woning en de wooneenheden uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat de woning of wooneenheden geen enkele belemmering oplevert voor de omliggende bedrijven.   De bedrijfslocatie is niet gelegen binnen het gebied ter plaatse van 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Deze voorwaarde is niet van toepassing op dit plangebied.  
De bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder dienen in acht te worden genomen.   Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid van hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die geluidhinder kunnen veroorzaken een geluidzone.
Het betreft een bestaande bedrijfswoning en plattelandswoning die (planologisch) worden omgezet naar een burgerwoningen. De situatie van de woningen worden niet gewijzigd. Ook worden er geen geluidsgevoelige functies toegevoegd.  
De wijziging is mogelijk indien alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt overeenkomstig de tabel en onder de volgende voorwaarden:
Minimaal te slopen Maximale inhoud
fysiek legale bebouwing woongebouw
minimaal 1.000 m² 660 m³
minimaal 2.000 m² 2 x 440 m3
twee aaneengebouwd
minimaal 3.000 m² 2x660 m³

1, indien ombouw van bestaande bebouwing naar wooneenheden niet mogelijk is, mogen maximaal twee (geschakelde) woongebouwen worden gebouwd;
2, in geval van intensieve veehouderij in het op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ aangegeven gebied wordt de in de tabel vermelde oppervlakte aan minimaal te slopen bebouwing met 20% verlaagd;
3, het samenvoegen van de sloopoppervlakte van meerdere locaties is toegestaan om tot de ingevolge de tabel vereiste oppervlakte te komen, mits op deze locaties tegelijkertijd alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt en van deze locaties in één en dezelfde wijzigingsprocedure de (agrarische) bedrijfsfunctie wordt verwijderd.  
Alle aanwezige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. In totaal wordt er circa 2.203 m² aan bebouwing gesloopt. De bestaande bedrijfswoning (Groot Hellerweg 4) blijft behouden. De bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. De aanwezige plattelandswoning (Groot Hellerweg 4a) wordt ook omgezet naar een burgerwoning.
In het 'Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016' is een systeem opgezet hoeveel sloopmeters er moeten worden ingezet om functieverandering naar wonen mogelijk te maken. Hiervoor is binnen de regio FoodValley een basisregeling opgesteld. Het inleveren van het woonrecht levert 300 m² aan sloopmeters op. Om een woning te realiseren wordt per 1 m³ inhoud van de woning 1,5 m² sloopmeters gerekend. Daarnaast worden de 'sloopmeters' omgezet naar 'inzetbare sloopmeters'. Voor het omzetten van de sloopmeters naar inzetbare sloopmeters wordt een korting toegepast (voorheen was dit de afroming), afhankelijk van de grootte van de slooplocatie. Op het perceel Groot Hellerweg 4 en 4a is circa 2.203 m² aan sloopmeters aanwezig. Om tot 'inzetbare sloopmeters' te komen wordt gebruik gemaakt van de volgende berekening: 0 – 1000 m² = geen korting; 1.000 – 2.000 m² = 25% korting en boven de 2.000 m² = 50% korting. Na toepassing van deze berekening op het perceel Groot Hellerweg 4 en 4a blijft een oppervlakte over van 1.851.5 m² (inzetbare sloopmeters).
Daarnaast worden ook sloopmeters ingezet voor het behouden van bijgebouwen bij de voormalige bedrijfswoning (Groot Hellerweg 4) en de realisatie van een nieuwe bijgebouw bij de voormalige plattelandswoning (Groot Hellerweg 4a). In totaal blijft er bij nummer 4, 381 m² aan bijgebouwen staan. Bij nummer 4a wordt een nieuwe bijgebouw beoogd van 200 m2. Uiteindelijk blijven er (1851,5 - 596,5 =) 1.255 m² aan inzetbare en verplaatsbare sloopmeters over die in de sloopregistratiebank worden geregistreerd.  
De hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening.   De bebouwing is niet aangemerkt als karakteristiek of cultuurhistorisch waardevol. Deze voorwaarde is niet van toepassing op het plangebied.  
Voor de berekening van de benodigde sloopmeters geldt dat niet vergunde gebouwen van voor 1 januari 1993 kunnen worden meegeteld tot maximaal het bouwrecht van 1 woning.   Op het perceel zijn geen gebouwen aanwezig die niet volgens vergunning zijn gebouwd. Deze voorwaarde is niet van toepassing op het plangebied.  
Aangetoond dient te worden dat de extra woning of de wooneenheden passen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering.   Het gemeentelijk woningbouwprogramma is niet van toepassing op deze ontwikkeling. Er vindt alleen een wijziging plaats van een bedrijfswoning en plattelandswoning naar twee burgerwoningen. Er worden geen nieuwe woningen toegevoegd.  
Met de regels wordt aangesloten bij de regels die van toepassing zijn voor de bestemming 'Wonen'.   Doordat de bestemming 'Wonen' wordt opgenomen, zijn de regels van artikel 19 uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' van overeenkomstige toepassing.  
De extra woning dient binnen het (voormalig) agrarisch bouwvlak te worden gesitueerd, of ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - intensief rood zwermgebied' en 'overige zone - extensief rood zwermgebied'   De woonbestemming wordt binnen het voormalige agrarische bouwvlak gesitueerd.  
De inhoud van de extra woning dan wel van een wooneenheid mag niet meer bedragen dan 660 m³.   Met het omzetten van de plattelandswoning tot burgerwoning wordt de bestaande situatie planologisch aangepast. In de bestemming 'Wonen' mag een woning een maximale inhoud hebben van 660 m³. Dit sluit aan op de bouwregels uit het geldende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.  
De oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt per nieuw te bouwen woning c.q. wooneenheid maximaal 80 m².   Door de sloop van de gebouwen wordt met de transformatie aangesloten op de regeling voor bijgebouwen uit het vigerende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. Bij recht is 80 m² aan bijgebouwen toegestaan. Daarnaast wil de initiatiefnemer van de mogelijkheid gebruik maken om 381 m² aan bijgebouwen te behouden op het perceel Groot Hellerweg 4 en 200 m2 op het perceel Groot Hellerweg 4a. Hiervoor worden sloopmeters ingezet.  
De extra woning dient goed in het landschap te worden ingepast.   Het gaat hier om de transformatie van een bedrijfswoning en plattelandswoning naar twee burgerwoningen. Daarbij wordt een nieuwe bijgebouw beoogd van 200 m2. In de nieuwe situatie worden de woonpercelen landschappelijk ingepast.  
De oppervlakte van het woonperceel (bebouwing met bijbehorend erf) mag niet meer bedragen dan 1.500 m².   De oppervlakte van de woonpercelen worden in de nieuwe situatie niet groter dan 1.500 m². Beide percelen krijgen een oppervlakte van maximaal 1.500 m².  
Eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied.   De overige gronden die niet gewijzigd worden naar 'Wonen' blijven beschikbaar voor de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.  

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke- en milieuaspecten

3.1 Ruimtelijke situatie

Met dit wijzigingsplan wordt de agrarische bestemming met bouwvlak van de percelen Groot Hellerweg 4 en 4a omgezet naar een woonbestemming. Om hier ruimte voor te bieden wordt de aanwezige bebouwing gesloopt. De percelen zijn al kadastraal en feitelijk gesplitst. De gronden daar omheen zullen beschikbaar blijven voor de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

Bij het perceel Groot Hellerweg 4 blijven vier bijgebouwen behouden met een gezamenlijke oppervlakte van circa 381 m2. Op het perceel Groot Hellerweg 4a wordt een nieuw bijgebouw gerealiseerd met een oppervlakte van 200 m2.

Door de wijziging naar de bestemming 'Wonen' worden de voormalige bedrijfswoning en plattelandswoning aangemerkt als reguliere woningen. Voor deze woningen geldt de normale bestemming 'Wonen' (artikel 19) met bijbehorende regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.

In de woonbestemming geldt een regeling voor bijgebouwen. Hierin staat beschreven dat er bij een woning maximaal 80 m² aan bijgebouwen is toegestaan.

In het 'Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016' is een systeem opgezet hoeveel sloopmeters er moeten worden ingezet om functieverandering naar wonen mogelijk te maken. Daarnaast worden de 'sloopmeters' omgezet naar 'inzetbare sloopmeters'. Voor het omzetten van de sloopmeters naar inzetbare sloopmeters wordt een korting toegepast (voorheen was dit de afroming), afhankelijk van de grootte van de slooplocatie.

Om tot 'inzetbare sloopmeters' te komen wordt gebruik gemaakt van de volgende berekening: 0 – 1000 m² = geen korting; 1.000 – 2.000 m² = 25% korting en boven de 2.000 m² = 50% korting. Na toepassing van deze berekening op de percelen Groot Hellerweg 4 en 4a blijft een oppervlakte over van 1.851,5 m² (inzetbare sloopmeters).

De initiatiefnemer wil op het perceel Groot Hellerweg 4 een deel van de inzetbare sloopmeters gebruiken om vier bijgebouwen (totale oppervlakte van circa 381 m²) te behouden. Hiervoor geldt dat voor de eerste 150 m² er 70 m² aan sloopmeters dient te worden ingeleverd. Voor de volgende 231 m² geldt een sloopcompensatie-eis met een 'drie staat tot twee' verhouding. Door het inzetten van 416,5 m² aan sloopmeters is op het perceel 381 m2 aan bijgebouwen toegestaan.

Daarop aanvullend wenst de initiatiefnemer ook gebruik te maken van de mogelijkheid om op het perceel Groot Hellerweg 4a, een nieuwe bijgebouw te realiseren met een oppervlakte van 200 m2. Hiervoor geldt dat 180 m2 (inclusief x3:2 verhouding) aan sloopmeters dient te worden ingeleverd.

Uiteindelijk blijven er (1851,5 - 596,5 =) 1.255 m² aan inzetbare en verplaatsbare sloopmeters over die in de sloopregistratiebank worden geregistreerd.

De ruimtelijke gevolgen voor het toekennen van de woonbestemming zijn beperkt. Het wijzigingsplan ziet toe op een functiewijziging van bestaande bebouwing met een kleinschalige nieuwbouw. Het plan leidt niet tot een groei van het aantal woningen. Alleen de huidige woningen worden in plaats van de bedrijfswoning en plattelandswoning aangemerkt als burgerwoningen. De omvang van het perceel is vergelijkbaar met andere woonpercelen in het 'Westelijk Buitengebied'.

De vervanging van een gestopt agrarisch bedrijf door een woonbestemming komt vaker voor in het 'Westelijk Buitengebied' en zorgt ervoor dat het erf en de gebouwen een voor de toekomst bestendig gebruik krijgen. Na wijziging gelden voor de woonpercelen de standaard bouw- en gebruiksregels voor woningen in het 'Westelijke Buitengebied'.

3.2 Landschappelijke inpassing

Voor het initiatief is een landschappelijke inpassing opgesteld (zie figuur 3) met een daarbij behorende beplantingsplan (zie bijlage 1). Met deze landschappelijke inpassing wordt ruimtelijke winst geboekt en wordt het aanzicht van het perceel verbeterd.

In het plangebied worden de bestaande bijgebouwen grotendeels gesloopt en wordt de vrijgekomen grond grotendeels in gebruik genomen als weidegrond. Ten westen van de woning Groot Hellerweg 4a wordt een nieuwe bijgebouw gerealiseerd. Het erf ligt nu vrij open in het landschap. De sloop van de aanwezige bijgebouwen draagt daardoor bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit op en rond het bestaande erf.

De bomenrij langs de weg en de forse houtwal aan de achterzijde van het perceel Groot Hellerweg 4a, zijn belangrijke structuren in het landschap. Hier wordt zoveel mogelijk op aangesloten om de voorgenomen ontwikkeling landschappelijk in te passen. Het is wenselijk om de aanwezig coniferen en laurier zoveel mogelijk te vervangen door inheemse beplanting. Door gebruik te maken van diverse haagstructuren draagt dit namelijk bij aan een natuurlijke scheiding tussen het erf en de omliggende landbouwpercelen. Aan de achterzijde van het nieuwe bijgebouw wordt een struikenrij geplaatst en wordt de perceelsgrens aangezet met een rij eiken (verbinding tussen houtwal en laanbeplanting). Eventueel wordt de bestaande houtwal/singel langs de achterzijde van het perceel te herstellen. Als wordt overgegaan tot het herstellen van de houtwal/singel, komt de struweelhaag te vervallen. Verspreid over het erf worden enkele beeldbepalende bomen aangeplant. Op deze wijze ontstaat er een mooie gelaagdheid op het erf worden de woningen ingepast in het omliggende landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.WPBGGrHellerw4en4a-ON01_0003.png"

Figuur 3: Landschappelijke inpassing Groot Hellerweg 4 en 4a

3.3 Milieusituatie

In de omgeving van Groot Hellerweg 4 en 4a zijn enkele (agrarische) bedrijven en woningen gelegen. Op grond van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' wordt de omgeving rond het perceel Groot Hellerweg 4 en 4a tot 'rustig buitengebied' gerekend.

In het kader van milieuzonering heeft het perceel te maken met een agrarisch bedrijf. Het gaat om het bedrijf aan de Oude Nijkerkerweg 52. Dit bedrijf is gelegen ten zuidoosten van het perceel. Ten noorden en zuiden van het perceel zijn voornamelijk woningen aanwezig.

Voor het bedrijf aan de Oude Nijkerkerweg 52 gelden vanuit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' de volgende richtafstanden:

Adres   Type bedrijf   SBI   Geur   Stof   Geluid  
Oude Nijkerkerweg 52   Fokken en houden van rundvee   0141, 0142   100   30   30  

Oude Nijkerkerweg 52 (agrarisch bedrijf)

Aan de Oude Nijkerkerweg 52 is een agrarisch bedrijf gevestigd. Het betreft een vleeskalverhouderij. De richtafstand voor geur is voor dit bedrijven 100 meter. De afstand tot aan het bouwvlak van het perceel Groot Hellerweg 4 en 4a wordt niet gehaald.

Voor Groot Hellerweg 4 en 4a geldt dat er sprake is van een situatie waarop artikel 14 van de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing is. In artikel 14 van de Wet geurhinder en veehouderij is het volgende opgenomen:

Artikel 14

  • 1. Indien een aanvraag om een vergunning is ingediend voor het tijdstip waarop deze wet met betrekking tot zodanige aanvraag in werking treedt, blijft het voor dat tijdstip ten aanzien van zodanige aanvraag geldende recht van toepassing tot het tijdstip waarop de beschikking op de aanvraag onherroepelijk is geworden.
  • 2. Voor de toepassing van de artikelen 3, 4 en 6 bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een woning die op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
    • a. op een kavel die op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij,
    • b. in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij, en
    • c. in samenhang met de sloop van de bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van de veehouderij,

ten minste 100 meter indien de woning binnen de bebouwde kom is gelegen en ten minste 50 meter indien de woning buiten de bebouwde kom is gelegen.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een geurgevoelig object dat op de in dat lid bedoelde kavel aanwezig is.

Voor het perceel Groot Hellerweg 4 en 4a is artikel 14 lid 2 van toepassing. Vanwege het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering (het opgeven van het agrarische gebruik en de bouwmogelijkheden) en de omzetting van de plattelandswoning geldt voor zowel de voormalige bedrijfswoning als voor de voormalige plattelandswoning een beschermingsniveau die niet zwaarder hoeft te worden beschermd dan ten tijde van de actieve veehouderij aan de Groot Hellerweg 4 en 4a. Voor het omliggende agrarisch bedrijf geldt op basis van artikel 14 lid 2 dat een afstand van minimaal 50 meter moet worden aangehouden vanuit het bouwvlak. Het bouwvlak kan worden aangehouden omdat de afstand geldt vanaf een gevel of emissiepunt van een dierenverblijf en die worden per definitie niet buiten het bouwblok gebouwd.

De afstand van het bouwvlak van het agrarisch bedrijf Oude Nijkerkerweg 52 tot aan de woningen op het perceel Groot Hellerweg 4 en 4a is circa 93 meter. De invloed van Oude Nijkerkerweg 52 op de woningen is beperkt en benadeeld het goede woon- en leefklimaat bijna niet.

Conclusie 

Voor geur moet een afstand van 50 meter aangehouden worden tot nieuwe geurgevoelige objecten op het perceel Groot Hellerweg 4 en 4a . Artikel 14 van de Wet geurhinder en veehouderij vormt hier de basis voor. Voor geur moet gemeten worden vanaf de rand van het bouwvlak tot aan de rand van het bouwvlak van de nieuwe woning. Het perceel Oude Nijkerkerweg 52 is van invloed op het perceel Groot Hellerweg 4 en 4a. De afstand tot de woningen is circa 93 meter en vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

3.4 Overige omgevingsaspecten

Verkeerssituatie

De bestaande functie maakt agrarische bedrijvigheid mogelijk, inclusief een bedrijfswoning en plattelandswoning. In de nieuwe situatie wordt er ruimte geboden voor twee burgerwoning Feitelijk is er sprake van een vermindering van de verkeersintensiteit, nu er geen bedrijfsmatig gerelateerd vracht- en personenverkeer zal plaatsvinden van en naar het perceel.

Daarnaast verandert de ontsluiting en de parkeersituatie op het perceel niet. De woningen beschikken over een eigen inrit en er is voldoende parkeerruimte op het terrein aanwezig.

Water

Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit wijzigingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Het Waterschap heeft een positief wateradvies gegeven (geen waterschapsbelang) en verder overleg is niet nodig. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 2.

Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.

Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming van het agrarische perceel omgezet naar een woonbestemming, waarbij de agrarische bebouwing wordt gesloopt. Hierdoor is het nodig om een bodemonderzoek uit te voeren om na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende is voor de toekomstige functie.

Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming van een bestaande bedrijfswoning en een plattelandswoning omgezet naar burgerwoningen, waarbij de agrarische bebouwing grotendeels wordt gesloopt. Er is enkel sprake van één kleinschalige nieuwbouw op gronden die reeds zijn geroerd. Een bodemonderzoek is in het kader van dit wijzigingsplan niet nodig. Het aspect bodem vormt daardoor geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Met dit wijzigingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. De bestaande bedrijfswoning en plattelandswoning worden omgezet naar burgerwoningen. In het kader van dit wijzigingsplan is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en inrichtingslawaai daarom niet noodzakelijk.

Het aspect geluid vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Het aantal verkeersbewegingen zal door de nieuwe situatie afnemen. Deze functiewijziging naar wonen valt onder het begrip 'niet in betekenende mate'. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de

instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitat en habitat van soorten (Habitatrichtlijn). De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitat.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de nieuwe Wet Natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door sloopactiviteiten.

Onderzoek

Voor de transformatie van een agrarisch bedrijf naar een woning worden de aanwezige bedrijfsgebouwen op termijn gesloopt. Gezien de ligging en huidige inrichting van het gebied, is op voorhand niet uit te sluiten dat (mogelijke) verblijfplaatsen van beschermde soorten worden aangetast. Om die reden is in het kader van dit wijzigingsplan een quickscan Flora en fauna uitgevoerd (zie bijlage 3). Hiermee dient te worden aangetoond dat er geen (mogelijke) verblijfplaatsen van beschermde soorten worden aangetast.

Conclusie

Gebiedsbescherming

Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat deze ingreep

geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden.

Het Natura 2000 gebied Arkemheen ligt op circa 2,9 kilometer van het plangebied en het Natura 2000 gebied Veluwerandmeren ligt op circa 3,2 kilometer van het plangebied. Vanwege de ligging buiten het Natura 2000 gebied kunnen effecten als areaalverlies, versnippering van de Natura 2000 op voorhand worden uitgesloten. Het plan betreft de transformatie van een agrarisch bedrijf naar twee burgerwoningen. Aangezien in de huidige situatie sprake is van een agrarisch bedrijf, is te verwachten dat met het opheffen daarvan een afname van de druk op het omliggende gebied optreedt.

In de directe omgeving van het plangebied, zijn gebieden gelegen die vallen binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelzone (GO). Het plangebied zelf valt buiten het deze gebieden. Als gevolg van de transformatie zal het bebouwde oppervlak in het plangebied afnemen. Met de transformatie van het agrarisch bedrijf zal geen sprake zijn van een negatief effect op de samenhang van omliggende natuurgebieden. De nieuwe situatie zal in vergelijking met het huidige gebruik naar verwachting minder effect hebben op de omgeving.

Soortenbescherming

In het kader van de Wet natuurbescherming is nagegaan of er met de voorgenomen plannen vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde dier- en plantensoorten worden aangetast. De voorgenomen plannen kunnen leiden tot biotoopverlies of verstoring. Plannen die er toe leiden dat het plangebied minder geschikt is als foerageergebied voor dieren, zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij er in de onmiddellijke omgeving van het plangebied geen alternatieve geschikte foerageergebieden aanwezig zijn.

Dit Ruimtelijke Ontwikkeling project resulteert niet in het opheffen van vaste rust- en verblijfplaatsen en zal geen wezenlijke invloed hebben op de gunstige instandhouding van beschermde soorten. De analyse resulteert dan ook in een GO.

De voorgenomen werkzaamheden betreffende het slopen van de aanwezige schuren kunnen zonder voorafgaande maatregelen plaatvinden.

Wel dienen de werkzaamheden te worden afgestemd op de broedtijd van algemene broedvogels.

Tevens blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij calamiteiten zal opnieuw moeten worden beoordeeld welke maatregelen passend zijn.

Archeologie

Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologische Waardenkaart van Putten archeologische dubbelbestemmingen. Voor het overgrote deel van het perceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' waarbij het zuidwestelijk gedeelte is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. In deze dubbelbestemmingen zijn vrijstellingsbepalingen opgenomen. Aan de hand van deze bepalingen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij ingrepen die een oppervlakte bedragen tot maximaal 100 m2 (Waarde - Archeologie 2) en 500 m2 (Waarde - Archeologie 3). Daarbij mogen de werkzaamheden niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld. Deze vrijstellingsbepalingen worden niet overschreden.

Daarop aanvullend mag worden aangenomen dat ter plaatse van de beoogde bijgebouw, de bodem als gevolg van het aanwezige agrarisch bedrijf (en daarmee samenhangende aanleg van verhardingen, bebouwing, riolering en nutsvoorzieningen) al is geroerd. De kans dat ter plaatse een gaaf en ongeschonden bodemarchief wordt aangetroffen is daarom nihil.

Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Archeologie vormt geen belemmering voor het plan.

Cultuurhistorie

Sinds 1 januari 2012 is er de zorgplicht voor cultuurhistorie formeel vastgelegd. Alle cultuurhistorische waarden dienen in ruimtelijke plannen meegewogen te worden. Deze maatregel is een gevolg van het project Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). Cultuurhistorische waarden kunnen bijdragen aan het landschap van de toekomst. Ze kunnen een bron van inspiratie zijn bij de inrichting van de ruimte en tegelijk iets van het verleden zichtbaar houden. Zo verhoogt cultuurhistorie de kwaliteit van de leefomgeving.

Het plangebied ligt in een gebied dat cultuurhistorische waarden kent. 'Vochtige kampontginningen'.

Kenmerkend voor de vochtige kampontginningen is de kromme lijn. Wegen, perceelsgrenzen en waterlopen waren vaak bochtig. De vorm van akkers en weiden en de kampontginningen waren aangepast aan de natuurlijke hoogten en laagten en dat gold ook voor de wegen die er langs liepen. Al in de natuurlijke situatie lagen er beken in de Gelderse Vallei, maar om grotere delen van het gebied in cultuur te brengen moest de ontwatering worden verbeterd. Dat was mogelijk door laagten tussen dekzandruggen met elkaar te verbinden met sloten of beken. Om die reden kunnen sommige beken dwars door dekzandruggen lopen.

In grote delen van Putten is het oorspronkelijke landschap verrassend goed intact gebleven. Bochtige wegen, hoogteverschillen tussen akkertjes en groenlandjes, afwisseling tussen bosjes en open gebied en boerderijen in wisselende oriëntaties bepalen nog steeds het landschap. In gebieden met een landgoedkarakter is het landschap in sterke mate geconserveerd. Hier is vaak nog bos bijgekomen doordat heide en een deel van de landbouwgrond is bebost. In andere gebieden is de landbouw vaak geïntensiveerd. Het landschap is hier enerzijds opener geworden doordat bos en houtwallen plaats hebben gemaakt voor landbouwgrond.

Daarnaast is de hoeveelheid bebouwing vaak toegenomen doordat zich hier meer mensen hebben gevestigd en de omvang van de landbouwbedrijven is toegenomen. In alle gebieden is het kenmerkende contrast tussen hoog en laag afgenomen doordat akkers als nu vaak als grasland in gebruik zijn. Een deel van de laagtes is beter ontwaterd en kan ook als akker in gebruik zijn genomen.

De aanwezige bebouwing heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden. De bestaande woning heeft geen monumentale of andere beschermde status. De kromme lijn is in het landschap nog goed zichtbaar. Deze lijnelementen worden met dit wijzigingsplan niet verstoord. De bestaande lijn elementen worden versterkt.

Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) 

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Beleidsvisie externe veiligheid

In juli 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.

Risicobronnen

In of in de nabijheid van het plangebied zijn twee relevante risicobronnen aanwezig. Het gaat hier om een hogedruk aardgasleiding en de spoorweg Zwolle-Amersfoort.

Ten westen van het plangebied is op een afstand van circa 520 meter een hogedruk aardgasleiding gelegen. Op een verdere afstand richting het westen bevindt zich de spoorwegverbinding Harderwijk-Amersfoort. De spoorwegverbinding is gelegen op een afstand van circa 800 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.WPBGGrHellerw4en4a-ON01_0004.png"

Figuur 4: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Toetsing

Hogedruk aardgasleiding

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied groepsrisico van hogedruk aardgasleiding A-510, op een afstand van ongeveer 520 meter. Gezien de afstand tot de hogedruk aardgasleiding is nadere verantwoording van het groepsrisico niet nodig.

Spoorwegverbinding Zwolle-Amersfoort

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico (4.000 meter) van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 800 meter. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied is nadere verantwoording van het groepsrisico niet nodig.

Conclusie en Advies

De beoogde ontwikkeling past binnen de vigerende wet- en regelgeving over externe veiligheid.

Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 4 Planologische juridische regeling

Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij de bestemming 'Agrarisch' (bouwvlak) van de percelen Groot Hellerweg 4 en 4a wordt gewijzigd in een bestemming 'Wonen'. Daarbij blijven de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' en gebiedsaanduiding 'overige zone - landgoed' van toepassing. De overige gronden behouden de bestemming 'Agrarisch'.

Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, verbeelding en een toepassingsregel waarin wordt aangegeven dat met het wijzigingsplan alleen de verbeelding van het moederplan is aangepast. De regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' zijn dus van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.

Er wordt geen vooroverleg gevoerd over dit plan, omdat er geen rijks-, provinciale- of waterschapsbelangen in het geding zijn.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat hier niet om een wijzigingsplan dat een 'bouwplan' mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet van toepassing.

De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten. Daarnaast wordt er met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.