Plan: | Nijkerkerstraat 53 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.WPBGNijkerkerstr53-VA01 |
Het voorliggend plan betreft een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied', zoals vastgesteld door de raad op 3 juli 2014.
Met dit wijzigingsplan wordt medewerking verleend aan het verzoek van de initiatiefnemer om de bedrijfswoning te verplaatsen om meer ruimte te creëren voor de vrije uitloopkippen. Deze te creëren ruimte voor de vrije uitloopkippen is nodig om te kunnen voldoen aan de geldende normen.
Het perceel Nijkerkerstraat 53 is gelegen in het 'Westelijk Buitengebied' ten westen van de kern Putten in de gemeente Putten. Op het perceel is een pluimveebedrijf gevestigd. De bebouwing op het perceel bestaat uit een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen. Dit is in figuur 1 weergegeven.
De bestaande bedrijfswoning wordt vanwege de huidige onderhoudsstaat gesloopt en het voornemen is om deze naar de westzijde van het perceel te verplaatsen. Deze locatie ligt buiten het agrarische bouwvlak zoals aangegeven in het geldende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. Momenteel biedt de inrichting van het perceel onvoldoende mogelijkheden om aan de normen te voldoen voor het houden van vrije uitloopkippen. De stal bestaat uit acht sectoren waar kippen worden gehouden. Bij vrije uitloopkippen is het noodzakelijk dat de kippen genoeg ruimte hebben om vrij uit te kunnen lopen. Elk van de sectoren heeft een deel van het agrarisch perceel toegedeeld gekregen. Om te voldoen aan de normen die gelden voor vrije uitloopkippen is verplaatsing van de bedrijfswoning wenselijk.
Daarom wordt het agrarische bouwvlak gewijzigd zodat de nieuw te bouwen woning binnen het bouwvlak valt. De oppervlakte van het agrarisch bouwperceel blijft na wijziging gelijk.
Figuur 1: Huidige situatie Nijkerkerstraat 53 (Luchtfoto gemeente Putten 2015)
Het perceel Nijkerkerstraat 53 ligt in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. In dit bestemmingsplan heeft het perceel een bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak gekregen. Naast de agrarische bestemming is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groot agrarisch bedrijf' en de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Op het perceel is naast de huidige bedrijfswoning circa 2.600 m² aan overige bebouwing aanwezig.
Binnen het perceel zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. Figuur 2 geeft een uitsnede weer van het vigerende bestemmingsplan.
Figuur 2: Uitsnede vigerende bestemmingsplan Westelijk Buitengebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Op dit moment is de bedrijfswoning alleen toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak. Het verzoek richt zich echter op een locatie die weliswaar dicht bij de agrarische bedrijfsbebouwing is gelegen, maar buiten het aangegeven bouwvlak ligt.
In het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' is in artikel 34.6 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college om de vorm van het bouwvlak te wijzigingen. Daarnaast is in artikel 34.20 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om houtopstanden te verplaatsen. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven hoe aan deze voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden wordt voldaan.
Voor een aanvullende uiteenzetting van zowel rijks, provinciaal als gemeentelijk beleid ten aanzien van de functieverandering van het agrarische perceel wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.
De wijzigingsbevoegdheid om de vorm van het bouwvlak te wijzigingen is opgenomen in artikel 34.6 van de regels van het vigerende bestemmingsplan. Hieronder zijn de voorwaarden opgesomd en wordt aangegeven hoe aan de voorwaarde wordt voldaan.
voor intensieve veehouderijen buiten de op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ aangegeven gronden de in 'Bijlage 1 Gezamenlijke oppervlakte stalruimte intensieve veehouderij' genoemde oppervlakte niet mag worden vergroot; | Het agrarisch bedrijf aan de Nijkerkerstraat heeft de aanduiding 'intensieve veehouderij gekregen. Het betreft een pluimveebedrijf. In het geldende bestemmingsplan Westelijk Buitengebied is een oppervlakte van 1,0 ha toegestaan. Deze oppervlakte wordt met dit wijzigingsplan niet vergroot. Alleen de vorm van het bouwvlak wordt aangepast. |
de oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot. | De oppervlakte van het bouwvlak is circa 11.500 m2. Het gedeelte waar de huidige bedrijfswoning is gelegen wordt uit geruild met het gedeelte waar de nieuw te bouwen bedrijfswoning wordt gerealiseerd. De oppervlakte in de nieuwe situatie is ook circa 11.500 m2. De oorspronkelijke oppervlakte zoals bestemd in het bestemmingsplan Westelijk Buitengebied blijft na wijziging gelijk. |
De wijzigingsbevoegdheid om houtopstanden te verplaatsen is opgenomen in artikel 34.20 van de regels van het vigerende bestemmingsplan. Hieronder zijn de voorwaarden opgesomd en wordt aangegeven hoe aan de voorwaarde wordt voldaan.
het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen: 'overige zone - Arkemheen, Veluwerandmeren en Veluwe'; 'overige zone - ehs natuur'; 'overige zone - ehs verweving en verbindingszone'; |
Deze voorwaarde is niet van toepassing op dit wijzigingsplan. Het perceel Nijkerkerstraat 53 ligt niet binnen de genoemde aanduidingen. |
de wijziging is noodzakelijk ten behoeve van het verbeteren van de productiestructuur van het agrarische bedrijf (de noodzaak van de verwijdering van de beplanting moet tevens vanuit bedrijfseconomisch oogpunt aannemelijk worden gemaakt); | De huidige bedrijfswoning belet dat een deel van de vrije uitloopkippen op een goede wijze kunnen uitlopen. Op basis van normen, die in de toekomst verder worden aangescherpt, wordt uitgegaan van een bepaald aantal meters die obstakel vrij dienen te zijn rondom de stal. Met de instandhouding van de huidige woning kan niet aan deze normen worden voldaan en derhalve is een verplaatsing nodig om de huidige bedrijfsvoering voort te kunnen zetten en verder te optimaliseren. Positief neveneffect van de verplaatsing van de bedrijfswoning is dat deze door de verplaatsing meer een geheel vormt met de aanwezige agrarische bebouwing en er een landschappelijk ingepast erf ontstaat. Om het perceel toch de huidige relatie met de Nijkerkerstraat te laten behouden is gekozen om de woning naar de beoogde plaats te verplaatsen. De woning kan zodoende georiënteerd worden op de Nijkerkerstraat. |
compensatie vindt plaats in natura waarbij wordt overgecompenseerd met minimaal 20%, teneinde verloren gegane waarden van flora en fauna te compenseren; | Voor het perceel Nijkerkerstraat 53 is een landschapsplan opgesteld waar is aangegeven hoe de bebouwing wordt ingepast. Voor de ontwikkeling is minimaal 3.250 m2 aan nieuwe houtsingels nodig om aan de voorwaarde van overcompensatie te voldoen. In totaal zal op het perceel 6.700 m2 aan houtsingels worden aangeplant. Dit is voldoende om aan de voorwaarde te voldoen. In hoofdstuk 3.2 van dit wijzigingsplan wordt hier nader op ingegaan. |
de aanplant vindt plaats op erven of ter herstel/versterking/verbinding van te handhaven houtwallen, bossen of natuurterreinen of anderszins uit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is te achten. | Voor het perceel Nijkerkerstraat 53 is een landschapsplan opgesteld waar is aangegeven de bebouwing wordt ingepast. In hoofdstuk 3.2 van dit wijzigingsplan wordt hier nader op ingegaan. |
De initiatiefnemer heeft een pluimveebedrijf aan de Nijkerkerstraat 53 waar vrije uitloopkippen worden gehouden. Om onder andere te voldoen aan de normen en eisen die worden gesteld aan het houden van vrije uitloopkippen is het noodzakelijk om het perceel anders in te richten. De huidige bedrijfswoning staat niet op de juiste locatie en belet het de initiatiefnemer een optimale bedrijfsvoering. Door het verplaatsen van de bedrijfswoning kan het agrarisch perceel volgens de geldende normen en eisen voor vrije uitloopkippen worden ingericht.
Figuur 3: Situatie nieuwe bedrijfswoning (bron Aannemersbedrijf Aalten B.V., april 2017)
Met dit wijzigingsplan wordt de situering van het bouwvlak op het perceel Nijkerkerstraat 53 gewijzigd. Hierbij gaat het om de gronden die gelegen zijn binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch' en voor een klein deel zijn geleden binnen de bestemming 'Natuur'. De aanwezige bedrijfswoning wordt verplaatst. De overige bedrijfsgebouwen blijven gehandhaafd en worden niet gewijzigd.
Door de wijziging van de situering van de bedrijfswoning zal de bestaande bedrijfswoning worden gesloopt. De nieuwe woning zal na wijziging binnen het bouwvlak komen te liggen. Hiervoor blijft de bestemming 'Agrarisch' van toepassing. Binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan. De inhoud van de bedrijfswoning (exclusief bijgebouwen) is maximaal 660 m³. De bouwhoogte van een bedrijfswoning is maximaal 8,0 meter. De oppervlakte van bijgebouwen is maximaal 80 m². De goot- en bouwhoogte van een bijgebouw is maximaal 3,5 m en 6,0 meter. De afstand tot de Nijkerkerstraat mag niet worden verkleind.
De bestaande bedrijfswoning zal na realisatie van de nieuwe woning worden afgebroken.
In de regels van dit wijzigingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In de voorwaardelijk verplichting is een sloopverplichting opgenomen dat de bestaande bedrijfswoning binnen een termijn van zes maanden na gereedmelding van de nieuwe bedrijfswoning is gesloopt.
De ruimtelijke gevolgen voor het wijzigen van het bouwvlak zijn beperkt. Het wijzigingsplan ziet toe op een locatiewijziging van de bestaande bedrijfswoning. De nieuwe locatie van de bedrijfswoning behoud de relatie met de Nijkerkerstraat. De oriëntatie van de bedrijfswoning is gericht op de Nijkerkerstraat en houdt binding met het agrarische erf. De verplaatsing biedt voor de initiatiefnemer betere mogelijkheden voor de agrarische bedrijfsvoering van het pluimveebedrijf. Het plan leidt niet tot een groei van het aantal woningen. Alleen de huidige bedrijfswoning wordt verplaatst en op de nieuwe locatie herbouwd. Na gereedkomen van de nieuwe bedrijfswoning zal de bestaande bedrijfswoning worden gesloopt. De omvang van het perceel blijft ongewijzigd.
Voor het perceel Nijkerkerstraat 53 is een landschappelijke inpassing opgesteld (zie hiervoor figuur 4). Het doel van de landschappelijke inpassing is om de nieuwe gebouwen op een juiste manier in te passen in het gebied. Bij het opstellen van het plan is gebruik gemaakt van een lagensysteem dat past bij het jong heideontginningsgebied.
Figuur 4: Landschappelijke inpassing Nijkerkerstraat 53 (Bron Buro Ruiter, maart 2017)
In de huidige situatie is circa 2.700 m² aan houtsingel aanwezig. Door de verplaatsing van de bedrijfswoning en de herinrichting van het perceel worden de houtsingels aangetast. In de wijzigingsbevoegdheid zijn criteria opgenomen voor het compenseren van de verloren gegane houtsingels. De compensatie vindt plaats in natura en moet met minimaal 120 % overgecompenseerd worden. In het geval van dit initiatief aan de Nijkerkerstraat 53 is minimaal 3.250 m² aan nieuwe houtsingels nodig om aan de voorwaarde van overcompensatie te kunnen voldoen. Er worden op het perceel verschillende maatregelen getroffen voor het inpassen van het perceel en de bebouwing. Met de voorgestelde inpassing wordt het zicht vanaf de Nijkerkerstraat op het perceel op een groene wijze ingepast. In totaal wordt op dit perceel voor ruim 6.700 m² aan houtsingels aangeplant. Dit is ruim voldoende om aan de voorwaarde te kunnen voldoen.
De landschappelijke inpassing is ingedeeld in vier lagen. Van groot naar klein zijn dat: houtsingels en solitaire bomen, hoogstam fruitbomen en hakhout, heesters en knotbomen en een scheerheg.
Houtsingels en solitaire bomen:
De bestaande houtsingels worden deels vervangen en aangevuld met onder andere de volgende soorten: Veldesdoorn, Zwarte els, Berk, Lijsterbes, Hazelaar, Eenstijlige meidoorn, Vuilboom en Zomereik. De houtsingels dienen voor afbakening en het geven van dekking voor de scharrelkippen. Ook wordt het zicht op de gebouwen vanaf de Nijkerkerstraat gebroken. Op het perceel worden enkele solitaire bomen aangeplant en langs de toegangswegen worden laanbomen toegepast. De laanbomen bestaan uit Kastanjes en Zomereiken.
Hoogstam Fruitbomen en Hakhout:
Aan de noord- en westzijde van het perceel wordt een Elzensingel aangeplant als afbakening van de strokenverkaveling. Door de grotere plantafstand zorgt deze singel ervoor dat er een transparant beeld ontstaat richting het erf. De bestaande hoogstam fruitboomgaard wordt verplaatst en krijgt een plek voor de nieuwe bedrijfswoning. Daarnaast worden er op het perceel enkele solitaire fruitbomen geplant.
Heesters en knotbomen:
Rond de nieuwe bedrijfswoning worden nieuwe heesters en vast planten aangeplant. Rondom de stal zijn al knotbomen (Wilgen en Zwarte els) aangeplant.
Scheerheg:
Het voorerf wordt afgebakend met een scheerheg. Er wordt gebruik gemaakt van de soorten Gewone beuk of Eenstijlige meidoorn.
Voor de realisatie en instandhouding van het landschappelijke inpassingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Met deze verplichting dienen de landschapsmaatregelen binnen twee jaar na vaststelling van het wijzigingsplan aangelegd te worden.
In het kader van goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (onder andere woningen) noodzakelijk. Met dit wijzigingsplan wordt de bedrijfswoning verplaatst.
Er moet ter plaatse van de nieuwe bedrijfswoning sprake zijn van een aanvaardbaar leefklimaat. Voor de afweging is gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij een onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs wordt uitgesloten.
In de omgeving van Nijkerkerstraat 53 zijn enkele woningen, agrarische bedrijven en bedrijven gelegen.
Bedrijven
Ten westen van het perceel aan de Nijkerkerstraat 61 is een kalvermelkerij gevestigd. In de VNG-publicatie geldt voor dit bedrijf (houden en fokken van rundvee) een richtafstand van 100 meter (milieucategorie 3.2). De afstand van het bedrijf tot de woning is circa 200 meter.
Aan de Hooiweg 21 is een bouwnijverheidsbedrijf gevestigd. Dit bedrijf heeft volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 50 meter (milieucategorie 3.1) De afstand van dit bedrijf tot de woning is circa 310 meter.
De nieuwe woning valt buiten de milieuzones van de bedrijven.
Op het perceel ten oosten van het plangebied is aan de Nijkerkerstraat 51 een detailhandelsbedrijf in tuin- en parkmachines gevestigd. Dit specifieke bedrijf komt niet voor in de VNG-publicatie. Uitgaande van een categorie 2 bedrijf (richtafstand 30 meter) valt de nieuwe bedrijfswoning buiten de milieuzone van deze winkel.
Agrarische bedrijven
In de omgeving van het perceel zijn enkele agrarische bedrijven gevestigd. Het agrarisch bedrijf aan de Hooiweg 19 is een nertsenfokkerij. Dit bedrijf heeft een milieucategorie van 4.1 (richtafstand 200 meter) De afstand van het bedrijf tot de nieuwe bedrijfswoning is circa 360 meter.
Aan de Nijkerkerstraat 49 is een varkenshouderij gevestigd. Ook dit bedrijf heeft een richtafstand van 200 meter (milieucategorie 4.1) De afstand van het agrarisch bedrijf tot de nieuwe woning is circa 310 meter.
Op het perceel Hooiweg 25a is een melkveehouderij aanwezig. Dit agrarisch bedrijf heeft een milieucategorie van 3.2 (richtafstand 100 meter) Het bedrijf ligt op een afstand van circa 380 meter van het de nieuwe woning.
Daarnaast behoort de nieuwe bedrijfswoning bij het gevestigde agrarische bedrijf. De bedrijfswoning is onderdeel van de inrichting.
De nieuwe woning valt buiten de milieuzone (geur) van de agrarische bedrijven.
Water
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit wijzigingsplan. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven en verder overleg is niet nodig. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 1.
Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.
Conclusie
In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Er wordt geconcludeerd dat in de vaste bodem geen verontreiniging is aangetoond. In het grondwater is alleen barium aangetoond in een gehalte waarbij sprake is van (lichte) verontreiniging. Deze heeft echter een natuurlijke oorsprong (niet veroorzaakt door menselijk handelen). Geconcludeerd wordt daarom dat de hypothese ‘onverdachte locatie’ stand houdt.
Geconcludeerd wordt dat de hypothese ‘verdachte locatie’ stand houdt voor het verkennend asbest in grondonderzoek. Zintuiglijk en analytisch is asbest aangetroffen op het maaiveld ter plaatse van de gaten 6, 7 en 8. Het betreft 20 stukken vlakke plaat en 6 stukken golfplaat met een berekend gehalte van 25 mg/kg d.s. De toetsingswaarde voor nader onderzoek wordt echter niet overschreden.
Aanbevelingen
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek te adviseren. Bij afvoer van grond of verhardingsmaterialen van de locatie kan een aanvullend onderzoek verlangd worden.
Geluid
Wettelijk kader
Conform de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij nieuwbouw van een geluidgevoelige bestemming binnen de geluidzone van een weg/spoor de geluidbelasting op de gevels van de woningen te worden getoetst aan de wettelijke eisen.
Voor wegverkeer is de voorkeursgrenswaarde 48 dB met een maximale hogere waarde (buiten de bebouwde kom) van 53 dB. Voor railverkeer is de voorkeursgrenswaarde 55 dB en de maximale hogere waarde is 68 dB.
Gemeente Putten heeft daarnaast eigen geluidbeleid opgesteld waarin de uitgangspunten en eisen voor het verlenen van hogere waarden zijn opgenomen. Bij een hogere geluidbelasting dan 48 dB en 55 dB vanwege respectievelijk de weg en het spoor dienen maatregelen als geluidluwe gevels/buitenruimten/verblijfsruimten te worden getroffen.
Beoordeling
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) wordt nader onderzoek verricht naar de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe bedrijfswoning. De resultaten van het akoestisch onderzoek worden verwerkt in de toelichting van dit wijzigingsplan.
Conclusie
Op basis van een bureaustudie blijkt dat de bedrijfswoning op de beoogde locatie dezelfde geluidsbelasting afkomstig van de Nijkerkerstraat heeft als in de huidige situatie. De geluidsbelasting vanwege de spoorbaan Amersfoort-Zwolle neemt iets toe maar blijft ruimschoots onder de maximale wettelijk toegestane geluidsbelasting.
Gelet op de vrijwel gelijkblijvende geluidsbelasting ter plaatse en het feit dat de woning voorzien wordt van geluidwering die voldoet aan de actuele technische eisen, kan gesteld worden dat voor de nieuw te bouwen bedrijfswoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal aangetoond moeten worden dat ook daadwerkelijk voldaan wordt aan de wettelijk gestelde binnenwaarde op basis van het Bouwbesluit.
Het aspect geluid vormt derhalve geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Het plan voorziet in het mogelijk maken van een nieuwe bedrijfswoning ter vervanging van de bestaande bedrijfswoning. Het plan valt daarmee in de laatstgenoemde categorie die vrijgesteld is van de toetsing aan de grenswaarden. De agrarische bestemming blijft gehandhaafd. Er is redelijkerwijs geen toename van verkeersgeneratie te verwachten. De wijziging draagt dus niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Er zijn op dit punt geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.
Ecologie
De Wet natuurbescherming kan worden onderverdeeld in gebiedsbescherming (Natura 2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland) en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid over het Natuurnetwerk Nederland genoemd (NNN). Voor ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Het plangebied ligt niet nabij beschermde natuurgebieden of gebieden die horen tot de NNN. De natuurgebieden Veluwerandmeren, Arkemheen en de Veluwe liggen op circa 2,4 en 3.8 kilometer van het plangebied.
Soortenbescherming
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Het plangebied is op dit moment deels bebouwd, deels onbebouwd. De verplaatsing van de bedrijfswoning vindt plaats op een gedeelte waar een houtsingel is gelegen. Deze houtsingel zal worden verplaatst naar een ander deel van het perceel. Daarnaast is een landschappelijke inpassing opgesteld. In het kader van de sloop van de huidige bedrijfswoning en het verplaatsen van de houtsingel dient bij de melding aangetoond te zijn dat er geen beschermde soorten worden aangetast.
Archeologie
Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologisch Waardenkaart van Putten twee archeologische dubbelbestemmingen, namelijk 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek een oppervlakte tot 500 m² en voor ingrepen dieper dan 40 cm bij bouwwerken.
Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geldt een vrijstelling bij een oppervlakte tot 5.000 m² en voor ingrepen dieper dan 40 cm bij bouwwerken.
Het plan betreft het verplaatsen van een bedrijfswoning. Er wordt één nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd. Ter plaatse van deze woning vindt enige bodemroering plaats. De nieuwe woning wordt niet groter is dan 500 m², maar heeft een verstoringsdiepte die dieper is dan 40 cm -Mv. Ter plaatse van de beoogde bouwkavel mag echter worden aangenomen dat de bodem als gevolg van het aanwezige agrarisch bedrijf (en daarmee samenhangende aanleg van verhardingen, bebouwing, riolering en nutsvoorzieningen) al is geroerd. De kans dat ter plaatse een gaaf en ongeschonden bodemarchief wordt aangetroffen is daarom nihil. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Archeologie vormt geen belemmering voor het plan.
Cultuurhistorie
Sinds 1 januari 2012 is er de zorgplicht voor cultuurhistorie formeel vastgelegd. Alle cultuurhistorische waarden dienen in ruimtelijke plannen meegewogen te worden. Deze maatregel is een gevolg van het project Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). Cultuurhistorische waarden kunnen bijdragen aan het landschap van de toekomst. Ze kunnen een bron van inspiratie zijn bij de inrichting van de ruimte en tegelijk iets van het verleden zichtbaar houden. Zo verhoogt cultuurhistorie de kwaliteit van de leefomgeving.
Het plangebied ligt in een gebied dat geen cultuurhistorische waarden kent. De aanwezige bebouwing heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden. De bestaande woning heeft geen monumentale of andere beschermde status.
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In juli 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
Risicobronnen
In of in de nabijheid van het plangebied zijn drie relevante risicobronnen aanwezig. Het gaat hier om de Spoorlijn Zwolle - Amersfoort, een hogedruk aardgasleiding en de provinciale weg (N978).
Ten noorden van het plangebied is de spoorlijn Zwolle - Amersfoort en en provinciale weg gelegen. Ten zuiden van het plangebied is de hogedruk aardgasleiding gelegen. De locatie is aangegeven op onderstaande figuur.
Figuur 5: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Toetsing
Hogedruk aardgasleiding
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van hogedruk aardgasleiding A-510, op een afstand van ongeveer 300 meter. Uit de rapportage 'Inventarisatie risicobronnen gemeente Putten’, Tebodin, dd. 20-12-2012, blijkt dat het groepsrisico onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde is gelegen. Door het verplaatsen van de bedrijfswoning zal het groepsrisico niet significant toenemen. Gezien de hoogte van het groepsrisico volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.
Spoorlijn Zwolle - Amersfoort
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 210 meter. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.
Provinciale weg N798
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de provinciale weg (N798), op een afstand van ongeveer 90 meter. De N798 heeft geen PR-contour die belemmerend is. Hiermee vormt de N798 geen directe belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling van de woning is gelegen binnen het invloedsgebied van de N798. Op basis van de rapportage van Tebodin, dd. 20-12-2012, wordt een groepsrisico berekend dat kleiner als 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Een groepsrisicoberekening is niet noodzakelijk aangezien het vervangende nieuwbouw betreft en er geen toename van het aantal personen is. Volgens de beleidsvisie externe veiligheid dient het groepsrisico volledig verantwoord te worden volgens verantwoordingsniveau 2 (een lichtere vorm), waarbij kan worden gerefereerd aan de Tebodin rapportage. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico dient de VNOG (Veiligheidsregio) geconsulteerd te worden inzake een advies t.a.v. rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Conclusie en Advies
De beoogde locatie van de te verplaatsen bedrijfswoning ligt binnen de invloedsgebieden van verschillende risicobronnen. Omdat de feitelijk situatie ter plaatse nauwelijks wijzigt er is geen grote toenamen van het aantal personen of een verplaatsing zeer nabij een risicobron, wordt het voorliggende plan als kansrijk beschouwd. Na overleg met de VNOG op 21 juli 2017 is geconstateerd dat de bestrijdbaarheid bij een eventuele calamiteit ter plaatse goed is. In de omgeving van het plangebied is sprake van de aanwezigheid van een blusvoorzieningen. Daarnaast wijzigt de zelfredzaamheid niet ten opzichte van de bestaande situatie, er is sprake van een bedrijfswoning en er blijft sprake van een bedrijfswoning.
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.
Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij:
Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, verbeelding en een toepassingsregel waarin wordt aangegeven dat met het wijzigingsplan alleen de verbeelding van het moederplan is aangepast. De regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' zijn dus van overeenkomstige toepassing.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Er wordt geen vooroverleg gevoerd over dit plan, omdat er geen rijks-, provinciale of waterschapsbelangen in het geding zijn.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 17 augustus 2017 tot 28 september 2017 ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp zijn geen zienswijzen ingediend.
Het wijzigingsplan Nijkerkerstraat 53 is op 31 oktober 2017 ongewijzgd vastgesteld.
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten met betrekking tot het opstellen van het wijzigingsplan worden gedragen door de initiatiefnemer en daaraan verwante procedurekosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Bij wijzigingsplannen die bouwplannen mogelijk maken, is de grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. De vaststelling van een exploitatieplan bij dit wijzigingsplan is in principe verplicht. Via dit wijzigingsplan wordt een bouwplan, zoals genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. Het gaat om de bedrijfswoning op het perceel. Van de vaststelling van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer onder meer het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Bij dit wijzigingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig. De initiatiefnemer en de gemeente Putten hebben een planschadeovereenkomst gesloten.