Plan: | Nijkerkerstraat 54-54a |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.WPBGNijkerkerstr54-ON01 |
Het voorliggend plan betreft een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied', zoals vastgesteld door de raad op 3 juli 2014 en hervastgesteld op 12 mei 2016. Op 4 oktober 2018 is het Veegplan Westelijk Buitengebied vastgesteld. Dit 'Veegplan' maakt deel uit van het moederplan 'Westelijk Buitengebied'.
Bij de gemeente Putten is door de initiatiefnemer een verzoek ingediend om op het perceel Nijkerkerstraat 54-54a de kleine woning te verwijderen. Met dit wijzigingsplan wordt medewerking verleend aan het verzoek van de initiatiefnemer, aangezien er met de gemeente Putten overeenstemming is bereikt om in het kader van het functieveranderingsbeleid, de kleine woning te slopen en de beschikbare inzetbare sloopmeters aan derden te kunnen verkopen.
Het perceel Nijkerkerstraat 54-54a is gelegen in het buitengebied van de gemeente Putten, in het gebied Hoef, ten zuidwesten van de kern Putten. Het perceel is omgeven door woningen, een maatschappelijke voorziening en enkele (agrarische) bedrijven. Op het perceel is een mechanisatiebedrijf aanwezig met een bedrijfswoning en een kleine woning. De initiatiefnemer wil de kleine woning amoveren. De kleine woning wordt op dit moment niet meer als zodanig gebruikt en heeft de initiatiefnemer doen besluiten om het woonrecht van de kleine woning in te leveren.
Figuur 1: Huidige situatie Nijkerkerstraat 54-54a (bron: Luchtfoto PDOK-viewer 2019)
Het perceel Nijkerkerstraat 54-54a ligt in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. In dit bestemmingsplan heeft het perceel een bestemming 'Bedrijf - Landelijke bedrijven' gekregen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf'. Op het perceel is een kleine woning aanwezig die voorzien is van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning'. Dit betreft de woning op nummer 54a. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 is van toepassing op de gehele locatie. Tot slot is de gebiedsaanduiding 'overige zone - intensief rood zwermgebied' opgenomen. Figuur 2 geeft een uitsnede weer van het geldende bestemmingsplan.
Figuur 2: Uitsnede geldende bestemmingsplan Westelijk Buitengebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Op dit moment mag het perceel alleen worden gebruikt voor het uitoefenen van een mechanisatiebedrijf met bedrijfswoning en een kleine woning.
In het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' is in artikel 34.24 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college om de bouwmogelijkheid van een kleine woning te laten vervallen. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden. In hoofdstuk 3.1.2 wordt aangegeven hoe aan deze voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.
Het plangebied is gelegen aan de Nijkerkerstraat. De Nijkerkerstraat vormt de doorgaande route tussen de plaatsen Putten en Nijkerk. De locatie ligt in het rood zwermgebied. Rode zwermgebieden lenen zich voor verdere concentratie en verweving van de niet-agrarische bedrijvigheid. Op een aantal plekken maken deze gebieden een rommelige indruk. Ingezet wordt op verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit.
In de omgeving van het plan worden agrarische functies afgewisseld met woon- en bedrijfsfuncties.
Op de onderhavige locatie is een landbouwmechanisatiebedrijf aanwezig. Daarnaast is op het perceel een bedrijfswoning (huisnummer 54) en een kleine woning (huisnummer 54a) aanwezig.
Het voorgenomen initiatief is om de kleine woning geheel te amoveren ten behoeve van het creëren van sloopmeters. De kleine woning wordt gesloopt. De vrijgekomen sloopmeters worden aan derden verkocht. De overige bestaande bedrijfsgebouwen en de bestaande bedrijfswoning blijven volledig behouden.
In figuur 3 is de kleine woning aangegeven
Figuur 3: Aanzicht kleine woning Nijkerkerstraat 54a (bron Google maps/ Stalbouw.NL 2019)
Buro Ruiter heeft voor de initiatiefnemer een landschappelijke inpassing opgesteld (zie figuur 4). Door het slopen van de kleine woning ontstaat ruimte om het perceel landschappelijk in te passen. Op het perceel wordt meer groen gecreëerd door de aanleg van gazon en beplanting. Aan de voorzijde van de bedrijfswoning worden enkele leibomen (Tilia cordata) aangeplant. Onder de leibomen worden plantvakken gecreëerd met daarin vaste planten. Achter op het perceel worden enkele fruitbomen (Malus en Pyrus) geplant. Verspreid op het perceel worden beukenhagen (fagus Sylvatica) aangelegd.
Figuur 4: Landschappelijke inpassing Nijkerkerstraat 54 (bron: Stalbouw.nl/Buro Ruiter, februari 2019)
Voor een aanvullende uiteenzetting van zowel het rijks als het provinciaal beleid wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.
Met dit wijzigingsplan wordt het woonrecht van de kleine woning op het perceel Nijkerkerstraat 54a ingeleverd. Met het inleveren van het woonrecht op het perceel bestaat de mogelijkheid in het kader van het functieveranderingsbeleid van de gemeente Putten om de beschikbare inzetbare sloopmeters te verkopen aan derden. Van deze mogelijkheid wil de initiatiefnemer gebruik maken.
De kleine woning heeft een inhoud van 455 m³. Conform de regeling in het functieveranderingsbeleid komt het aantal inzetbare sloopmeters uit op 982,5 m². Het aantal sloopmeters komt voort uit het inleveren van het woonrecht (300 m²) en de inhoud van de kleine woning maal 1,5 (682,5 m²). Totaal komt het aantal inzetbare sloop meters uit op 982,5 m². Deze oppervlakte wordt geregistreerd in de sloop registratie bank.
In het bestemmingsplan Westelijk Buitengebied' is in de algemene wijzigingsregels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de kleine woning, ter plaatse van de aangegeven bouwaanduiding te laten vervallen. In artikel 34.24 zijn voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan om de wijzigingsbevoegdheid tot te kunnen passen
Voorwaarden artikel 34.24 | |
De inhoud van een te slopen kleine woning mag bij de inhoud van de hoofdwoning worden toegevoegd met dien verstande dat de inhoud van de hoofdwoning maximaal 880 m3 | Voor dit initiatief wordt het woonrecht voor de kleine woning ingeleverd. De beschikbare inzetbare sloopmeters van de kleine woning worden niet bij de hoofdwoning toegevoerd. Deze sloopmeters worden in het kader van het functieveranderingsbeleid te koop aangeboden. |
De wijziging mag niet plaatsvinden indien de realisering onvoldoende vaststaat. | De met de sloop van de kleine woning vrijkomende sloopmeters worden te koop aangeboden aan derden en geregistreerd in de sloop registratie bank. Herbouw op deze locatie is niet aan de orde. Het verwijderen van de kleine woning staat derhalve voldoende vast. |
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de voor dit wijzigingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de planvorming de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Onderzoek en conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt geen nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt. Het woonrecht van de kleine woning komt op het perceel Nijkerkerstraat 54a te vervallen. Het mechanisatiebedrijf en de aanwezige bedrijfswoning blijven in de toekomstige situatie behouden.
Het aspect milieuzonering vorm geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Toetsingskader
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.
Onderzoek en conclusie
Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologisch Waardenkaart van Putten een archeologische dubbelbestemming. Op het perceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud van de aldaar in op de grond aanwezige archeologische waarden. Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij grondwerkzaamheden tot een diepte van 40 centimeter onder maaiveld over een oppervlakte van kleiner dan 500 m².
Het plan betreft het amoveren van de kleine woning. Na sloop van de kleine woning is het ter plaatse niet meer mogelijk om een nieuwe woning te bouwen. Onderzoek naar archeologie is niet noodzakelijk. Wel blijft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 op de gronden behouden.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het plan.
Toetsingskader
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt. Raap Archeologisch Adviesbureau heeft voor de gemeente Putten de 'Nota Cultuurhistorie' opgesteld.
Vochtige kampontginningen
De kampontginningen zijn de oudste ontginningen op vochtige zandgronden in de Gelderse Vallei. Kenmerkend voor de vochtige kampontginningen is de kromme lijn. Wegen, perceelsgrenzen en waterlopen waren vaak bochtig. De vorm van akkers en weiden en de kampontginningen waren aangepast aan de natuurlijke hoogten en laagten en dat gold ook voor de wegen die er langs liepen. Alleen als uitgestrektere natte gebieden in cultuur werden gebracht, kwamen er meer rechte lijnen voor. Indien dergelijke gebieden een groter areaal vormen. Al in de natuurlijke situatie lagen er beken in de Gelderse Vallei, maar om grotere delen van het gebied in cultuur te brengen moest de ontwatering worden verbeterd. Dat was mogelijk door laagten tussen dekzandruggen met elkaar te verbinden met sloten of beken. Om die reden kunnen sommige beken dwars door dekzandruggen lopen. (Zie figuur 5)
Figuur 5: Uitsnede Nota Cultuurhistorie (bron: Raap, Archeologisch Adviesbureau).
Onderzoek en conclusie
In het plangebied komen geen cultuurhistorische waarden voor. Rondom het plangebied zijn onder andere Historische nederzettingslocaties, historische kavelgrenzen, waterlopen, wegen en historische bospercelen aanwezig. De aanwezige waarden worden met dit wijzigingsplan niet aangetast. Cultuurhistorie heeft geen invloed op het voorgenomen planontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
Onderzoek en conclusie
Met dit wijzigingsplan wordt het woonrecht van de kleine woning ingeleverd. De kleine woning wordt uiteindelijk gesloopt. Er worden geen functies toegevoegd waarbij onderzoek naar de bodemgesteldheid noodzakelijk is. Onderzoek naar dit aspect in dan ook niet nodig.
Het plan gaat gepaard met een licht afname van verkeersbewegingen van en naar de locatie. Verkeer van en naar de kleine woning komt te vervallen, doordat de woning wordt gesloopt. Het parkeren vindt op eigen terrein plaats en zal na het slopen van de woning niet veranderen. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit wijzigingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan geen waterbelang heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Dit omdat binnen het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden zijn gelegen die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat met het voornemen geen essentiële waterbelangen worden geraakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor dit plan een positief wateradvies gegeven. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 1.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Onderzoek en conclusie
Met dit wijzigingsplan wordt het woonrecht van de kleine woning ingeleverd. De kleine woning wordt uiteindelijk gesloopt. Er worden geen functies toegevoegd waarbij onderzoek naar geluidhinder noodzakelijk is. Onderzoek naar dit aspect in dan ook niet nodig.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
Met dit wijzigingsplan wordt het woonrecht van de kleine woning ingeleverd. De kleine woning wordt uiteindelijk gesloopt. Het aantal verkeersbewegingen van en naar het perceel zal in de nieuwe situatie afnemen. De conclusie is dan ook dat dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De functieverandering wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden. De provincie Gelderland heeft het Gelders Natuurnetwerk (GNN) vastgesteld.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Verschillende soorten planten, dieren worden beschermd in de Wet natuurbescherming. De Wet is per 1 januari 2017 van kracht geworden ter vervanging van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat de nesten, holen of andere verblijfsplaatsen niet worden vernield of beschadigd. Verstoring is in sommige gevallen wel toegestaan, mits er geen negatief effect is op populatieniveau. Beschermde planten mogen niet worden verwijderd van hun groeiplaats. Ook mogen door een ruimtelijke ontwikkeling geen significante negatieve effecten plaatsvinden op beschermde gebieden.
Gebiedsbescherming
Gezien de ligging ten opzichte van Natura 2000 gebieden en het GNN leidt het initiatief (het inleveren van het woonrecht voor de kleine woning en de sloop daarvan) niet tot versnippering en/of oppervlakte verlies van de natuurgebieden.
Soortenbescherming
De woning die geamoveerd wordt is niet geschikt als verblijfplaats voor beschermde diersoorten. De woning is direct aan de weg gelegen en ligt op het terrein van een landbouwmechanisatiebedrijf. Hierdoor is er lokaal sprake van veel verstoring en is het niet aannemelijk dat er beschermde soorten verblijven.
Ten opzichte van de huidige situatie met bebouwing, wordt na de sloop van de woning het geheel met streekeigen soorten landschappelijk ingepast waarbij er aandacht is om in plaats van louter verharding ook beplanting aan te leggen. Hagen en bomen trekken diverse soorten vogels aan en ook het gazon heeft aantrekkingskracht op vogels. Het gebouw wat gesloopt wordt, heeft geen achterstallig onderhoud waardoor gaten zijn ontstaan waar bepaalde soorten gebruik van kunnen maken. De dwergvleermuis (de algemeenste soort) is niet in of nabij de woning waargenomen. Daarnaast zijn de wanden van de kleine woning helemaal dicht en biedt dit geen toegang tot bepaalde fauna. Vanwege de nieuwe indeling van het terrein, wordt dit perceel juist aantrekkelijker gemaakt voor mogelijk rondtrekkende soorten.
Conclusie
Gesteld kan worden dat de beoogde ontwikkeling van de locatie geen onevenredige nadelige gevolgen zal hebben voor de natuurwaarden. Daarnaast geldt de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Actieve nesten van vogels zijn altijd beschermd door de Wet natuurbescherming. Om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen moeten de (sloop)werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen (zie figuur 6). Rond het plangebied is een tankstation met verkoop van LPG aanwezig met bijbehorende invloedsgebieden. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van het tankstation. Gelet op de ligging van het plangebied en de afstand tot de inrichting (275 meter) vormt dit aspect geen belemmering.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op de spoorlijn Zwolle - Amersfoort, de Rijksweg A28 Zwolle - Amersfoort en de provinciale weg N798 (Nijkerkerstraat) vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Risicobron | PR-contour | PAG | 100% letaal afstand | Invloedsge- bied |
Bebouwings-vrije zone | Afstand tot plangebied |
Spoorlijn Zwolle- Amersfoort |
1 m | 30 m | - | 4.000 m | n.v.t. | 405 m |
Rijksweg A28 | 16 m | 30 m | - | 355 m | n.v.t. | 1.660 m |
Provinciale weg N798 (Nijkerkerstraat) | n.v.t.* | n.v.t. | - | 355 | n.v.t. | 10 m |
Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied is een buisleiding aanwezig.
Risicobron | PR-contour | PAG | 100% letaal afstand | Invloedsge- bied |
Bebouwings-vrije zone | Afstand tot plangebied |
Buisleiding: N570-20 |
Op leiding* | N.v.t. | 30 m | 45 m | 4 m | 635 m |
Buisleiding: A510 | Op leiding | N.v.t. | 30 m | 45 m | 5 m | 590 m |
* Bron: 'Inventarisatie risicobronnen gemeente Putten' dd. 20-12-2012, Tebodin
De situatie op het perceel Nijkerkerstraat 54-54a verandert niet in de nieuwe situatie. Het woonrecht van de kleine woning wordt met deze ontwikkeling ingeleverd. Er worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen gerealiseerd.
Figuur 6: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Figuur 7: Uitsnede overzichtskaart route gevaarlijke stoffen (bron: gemeente Putten)
Conclusie
Door amoveren van de kleine woning worden er geen objecten voor minder zelfredzame personen gerealiseerd. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij binnen de bestemming 'Bedrijf - Landelijke bedrijven' op het perceel Nijkerkerstraat 54-54a, de aanwezige kleine woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' wordt verwijderd, waardoor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de kleine woning komen te vervallen. De overige aanwezige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen blijven van toepassing op het perceel.
Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, verbeelding en een toepassingsregel waarin wordt aangegeven dat met het wijzigingsplan alleen de verbeelding van het moederplan is aangepast. De regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' zijn dus van overeenkomstige toepassing. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen tot het slopen van de kleine woning en de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt eenieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Voorbereidingsfase
Gezien de omvang en aard van de functieverandering heeft de gemeente ervoor gekozen om het wijzigingsplan als ontwerp ter inzage te leggen. Er wordt geen vooroverleg gevoerd over dit plan, omdat er geen rijks-, provinciale of waterschapsbelangen in het geding zijn.
Ontwerpfase
Het plan wordt vervolgens als ontwerp ter inzage gelegd. Het ontwerpwijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpwijzigingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Eenieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.
Het gaat hier niet om een wijzigingsplan dat een 'bouwplan' mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet van toepassing.
De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten. Daarnaast wordt er met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.