Plan: | Waterweg 48 en 48a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.WPBGWaterw48en48a-VA01 |
Het voorliggend plan betreft een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied', zoals vastgesteld door de raad op 3 juli 2014 en hervastgesteld op 12 mei 2016.
Met dit wijzigingsplan wordt medewerking verleend aan het verzoek van de initiatiefnemer om de agrarische bestemming van de percelen Waterweg 48 en 48a te wijzigen in een woonbestemming. Dit aangezien het agrarische gebruik is beëindigd en een voortzetting daarvan niet wordt voorzien.
De percelen Waterweg 48 en 48a zijn gelegen in het 'Westelijk Buitengebied' van de gemeente Putten en bevinden zich in het buurtschap Steenenkamer. De percelen Waterweg 48 en 48a hebben gezamenlijk de bestemming 'Agrarisch'. De aanwezige bebouwing op de percelen bestaat uit een bedrijfswoning, een plattelandswoning en circa 1.323 m² aan agrarische bedrijfsgebouwen. Dit is in figuur 1 weergegeven.
Momenteel zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten beëindigd. Een voortzetting van het agrarische gebruik wordt niet voorzien. Daarom wordt de agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming zodat de percelen in gebruik kunnen worden genomen door de aanwezige woonfunctie.
Figuur 1: Huidige situatie Waterweg 48 en 48a
De percelen Waterweg 48 en 48a liggen in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. In dit bestemmingsplan is voor de percelen de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak van toepassing. Daarop aanvullend zijn binnen het bouwvlak, de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - groot agrarisch bedrijf' en 'intensieve veehouderij' opgenomen. Op de percelen is naast de huidige bedrijfswoning en plattelandswoning, circa 1.323 m² aan overige bedrijfsgebouwen aanwezig.
Binnen het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. Figuur 2 geeft een uitsnede weer van het geldende bestemmingsplan.
Figuur 2: Uitsnede geldende bestemmingsplan Westelijk Buitengebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Op dit moment mogen de perceel alleen worden gebruikt voor een groot agrarisch bedrijf.
In het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' is in artikel 34.16 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan het college bij bedrijfsbeëindiging, de agrarische bestemming wijzigen in een woonbestemming. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven hoe aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Voor een aanvullende uiteenzetting van zowel het rijks, provinciaal als gemeentelijk beleid ten aanzien van de functieverandering van het agrarische perceel wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.
De wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' om te zetten naar de bestemming 'Wonen' is opgenomen in artikel 34.16 van de regels van het vigerende bestemmingsplan. Hieronder zijn de voorwaarden opgesomd en wordt aangegeven hoe aan de voorwaarde wordt voldaan.
De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging. | Het agrarische bedrijf aan de Waterweg 48 en 48a is beëindigd. Een voortzetting van het agrarische gebruik wordt niet voorzien. |
Indien het betreft een bedrijfslocatie gelegen binnen de op de verbeelding als ’reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ aangegeven gronden, zijn de woning en de wooneenheden uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat de woning of wooneenheden geen enkele belemmering oplevert voor de omliggende bedrijven. | De bedrijfslocatie is niet gelegen binnen het gebied ter plaatse van 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. Deze voorwaarde is niet van toepassing op dit plangebied. |
De bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder dienen in acht te worden genomen. | Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid van hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die geluidhinder kunnen veroorzaken een geluidzone. Het betreft een bestaande bedrijfswoning en plattelandswoning die (planologisch) worden omgezet naar een burgerwoningen. De situatie van de woningen worden niet gewijzigd. Ook worden er geen geluidsgevoelige functies toegevoegd. |
De wijziging is mogelijk indien alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt overeenkomstig de tabel en onder de volgende voorwaarden: Minimaal te slopen Maximale inhoud fysiek legale bebouwing woongebouw minimaal 1.000 m² 660 m³ minimaal 2.000 m² 2 x 440 m3 (twee aaneengebouwd) minimaal 3.000 m² 2x660 m³ 1, indien ombouw van bestaande bebouwing naar wooneenheden niet mogelijk is, mogen maximaal twee (geschakelde) woongebouwen worden gebouwd; 2, in geval van intensieve veehouderij in het op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ aangegeven gebied wordt de in de tabel vermelde oppervlakte aan minimaal te slopen bebouwing met 20% verlaagd; 3, het samenvoegen van de sloopoppervlakte van meerdere locaties is toegestaan om tot de ingevolge de tabel vereiste oppervlakte te komen, mits op deze locaties tegelijkertijd alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt en van deze locaties in één en dezelfde wijzigingsprocedure de (agrarische) bedrijfsfunctie wordt verwijderd. |
Een groot deel van de aanwezige bedrijfsgebouwen wordt op termijn gesloopt. Op het perceel is circa 1.323 m² aan bebouwing aanwezig. In totaal wordt er circa 1.077 m² aan bebouwing gesloopt. De bestaande bedrijfswoning (Waterweg 48) blijft behouden. De bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. De aanwezige plattelandswoning (Waterweg 48a) wordt ook omgezet naar een burgerwoning. In het 'Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016' is een systeem opgezet hoeveel sloopmeters er moeten worden ingezet om functieverandering naar wonen mogelijk te maken. Hiervoor is binnen de regio FoodValley een basisregeling opgesteld. Het inleveren van het woonrecht levert 300 m² aan sloopmeters op. Om een woning te realiseren wordt per 1 m³ inhoud van de woning 1,5 m² sloopmeters gerekend. Daarnaast worden de 'sloopmeters' omgezet naar 'inzetbare sloopmeters'. Voor het omzetten van de sloopmeters naar inzetbare sloopmeters wordt een korting toegepast (voorheen was dit de afroming), afhankelijk van de grootte van de slooplocatie. Op het perceel Waterweg 48 en 48a is circa 1.323 m² aan sloopmeters aanwezig. Om tot 'inzetbare sloopmeters' te komen wordt gebruik gemaakt van de volgende berekening: 0 – 1000 m² = geen korting; 1.000 – 2.000 m² = 25% korting en boven de 2.000 m² = 50% korting. Na toepassing van deze berekening op het perceel Waterweg 48 en 48a blijft een oppervlakte over van 1.242 m² (inzetbare sloopmeters). Daarnaast worden ook sloopmeters ingezet voor het behouden van bijgebouwen bij de voormalige bedrijfswoning (Waterweg 48). Omdat bij het perceel Waterweg 48 meer dan 1,5 hectare aan gronden behoren kan er zonder verdere compensatie 150 m² aan bijgebouwen worden gerealiseerd. In totaal blijft er bij nummer 48, 400 m² aan bijgebouwen staan. Voor de overige 250 m² geldt een sloopcompensatie eis met een 3 staat tot 2 verhouding. Dit komt neer op 375 m² aan sloopmeters. Uiteindelijk blijven er (1.242 - 375 =) 867 m² aan inzetbare en verplaatsbare sloopmeters over die in de sloopregistratiebank worden geregistreerd. |
De hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening. | De bebouwing is niet aangemerkt als karakteristiek of cultuurhistorisch waardevol. Deze voorwaarde is niet van toepassing op het plangebied. |
Voor de berekening van de benodigde sloopmeters geldt dat niet vergunde gebouwen van voor 1 januari 1993 kunnen worden meegeteld tot maximaal het bouwrecht van 1 woning. | Op het perceel zijn geen gebouwen aanwezig die niet volgens vergunning zijn gebouwd. Deze voorwaarde is niet van toepassing op het plangebied. |
Aangetoond dient te worden dat de extra woning of de wooneenheden passen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering. | Het gemeentelijk woningbouwprogramma is niet van toepassing op deze ontwikkeling. Er vindt alleen een wijziging plaats van een bedrijfswoning en plattelandswoning naar twee burgerwoningen. Er worden geen nieuwe woningen toegevoegd. |
Met de regels wordt aangesloten bij de regels die van toepassing zijn voor de bestemming 'Wonen'. | Doordat de bestemming 'Wonen' wordt opgenomen, zijn de regels van artikel 19 uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' van overeenkomstige toepassing. |
De extra woning dient binnen het (voormalig) agrarisch bouwvlak te worden gesitueerd, of ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - intensief rood zwermgebied' en 'overige zone - extensief rood zwermgebied' | De woonbestemming wordt binnen het voormalige agrarische bouwvlak gesitueerd. |
De inhoud van de extra woning dan wel van een wooneenheid mag niet meer bedragen dan 660 m³. | Met het omzetten van de plattelandswoning tot burgerwoning wordt de bestaande situatie planologisch aangepast. In de bestemming 'Wonen' mag een woning een maximale inhoud hebben van 660 m³. Dit sluit aan op de bouwregels uit het geldende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. |
De oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt per nieuw te bouwen woning c.q. wooneenheid maximaal 80 m². | Door de sloop van de gebouwen wordt met de transformatie aangesloten op de regeling voor bijgebouwen uit het vigerende bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. Bij recht is 80 m² aan bijgebouwen toegestaan. Daarnaast wil de initiatiefnemer van de mogelijkheid gebruik maken om op het perceel Waterweg 48, 400 m² aan bijgebouwen te behouden. Hiervoor is in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Om gebruik te kunnen maken van deze afwijkingsbevoegdheid is een voorwaarde opgenomen waaraan moet worden voldaan. Daarnaast worden hiervoor ook sloopmeters ingezet. |
De extra woning dient goed in het landschap te worden ingepast. | Het gaat hier om de transformatie van een bedrijfswoning en plattelandswoning naar twee burgerwoningen. In de nieuwe situatie worden de woonpercelen landschappelijk ingepast. |
De oppervlakte van het woonperceel (bebouwing met bijbehorend erf) mag niet meer bedragen dan 1.500 m². | De oppervlakte van het woonperceel wordt in de nieuwe situatie niet groter dan 1.500 m². |
Eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied. | De overige gronden die niet gewijzigd worden naar 'Wonen' blijven beschikbaar voor de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. |
Met dit wijzigingsplan wordt de agrarische bestemming met bouwvlak van de percelen Waterweg 48 en 48a omgezet naar een woonbestemming. Om hier ruimte voor te bieden wordt de aanwezige bebouwing deels gesloopt.
Bij het perceel Waterweg 48 blijven enkele bijgebouwen deels behouden met een gezamenlijke oppervlakte van 336 m2. In de toekomst wil de initiatiefnemer nog 64 m² aan bijgebouwen realiseren. De totale oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning aan de Waterweg 48 komt uit op 400 m².
Door de wijziging naar de bestemming 'Wonen' worden de voormalige bedrijfswoning (waterweg 48) aangemerkt als reguliere woningen. Voor deze woning geldt de normale bestemming 'Wonen' (artikel 19) met bijbehorende regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.
In de woonbestemming geldt een bijgebouwenregeling. Hierin staat beschreven dat er bij een woning maximaal 80 m² aan bijgebouwen is toegestaan. De initiatiefnemer wil een deel van de inzetbare sloopmeters gebruiken om enkele bijgebouwen op het perceel te behouden. Daarnaast is in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' een afwijking opgenomen om een vergroting van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen toe te staan. Hiervoor geldt de voorwaarde dat de bij de woning behorende en op het woonperceel aansluitende agrarische gronden, die de initiatiefnemer in eigendom heeft met een minimale oppervlakte van 1,5 ha, de realisatie van 150 m² aan bijgebouwen is toegestaan. De initiatiefnemer heeft circa 1,5 ha in eigendom. Door het inzetten van 375 m² aan sloopmeters en gebruik te maken van de mogelijkheid tot vergroting van de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen, is op het perceel 400 m2 aan bijgebouwen is toegestaan.
De plattelandswoning die is gelegen op het perceel (Waterweg 48a) wordt in de nieuwe situatie bestemd als burgerwoning. Voor deze woning wordt ook aangesloten op de woonbestemming (Wonen, artikel 19) met bijbehorende regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. Op dit perceel is 80 m² aan bijgebouwen toegestaan.
De ruimtelijke gevolgen voor het toekennen van de woonbestemming zijn beperkt. Het wijzigingsplan ziet toe op een functiewijziging van bestaande bebouwing. Het plan leidt niet tot een groei van het aantal woningen. Alleen de huidige woningen worden in plaats van de bedrijfswoning en plattelandswoning aangemerkt als burgerwoningen. De omvang van het perceel is vergelijkbaar met andere woonpercelen in het 'Westelijk Buitengebied'.
De vervanging van een gestopt agrarisch bedrijf door een woonbestemming komt vaker voor in het 'Westelijk Buitengebied' en zorgt ervoor dat het erf en de gebouwen een voor de toekomst bestendig gebruik krijgen. Na wijziging gelden voor de woonpercelen de standaard bouw- en gebruiksregels voor woningen in het 'Westelijke Buitengebied'.
Voor het initiatief is een landschappelijke inpassing opgesteld (zie figuur 3 en bijlage 2). Met deze landschappelijke inpassing wordt ruimtelijke winst geboekt en wordt het aanzicht van het perceel verbeterd.
In het plangebied worden de bestaande bijgebouwen grotendeels gesloopt. Bij de woning Waterweg 48 blijven enkele bijgebouwen staan. in de toekomst heeft de initiatiefnemer de mogelijkheid om 64 m² aan extra bijgebouwen te realiseren. De totale oppervlakte van de bijgebouwen zal niet meer dan 400 m2 bedragen.
Het erf ligt nu vrij open in het landschap. De sloop van de aanwezige bijgebouwen draagt daardoor bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit op en rond het bestaande erf en wordt daarmee een forse winst behaald voor het landschap. Hierdoor is een bescheiden landschappelijke inpassing voldoende.
De bestaande rij knotwilgen aan de zuidzijde van het perceel wordt met circa 50 meter verlengd. Aangezien op het erf hobbymatig paarden worden gehouden, is een verdere inpassing in en langs de weilanden niet wenselijk. Aangezien het landschap relatief open is, is er ook geen noodzaak voor
een verdere inpassing.
De knotwilgen moeten worden aangeplant in het eerste najaar nadat de schuren zijn gesloopt.
Figuur 3: Landschappelijke inpassing Waterweg 48 en 48a
In de omgeving van Waterweg 48 en 48a zijn enkele woningen en agrarische bedrijven gelegen. Dit betreffen melkrundveehouderijen die vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit.
Waterweg 46 en 50 (agrarisch bedrijf)
Aan de Waterweg 46 en 50 zijn twee agrarische bedrijven gevestigd. Dit betreffen melkrundveeverhouderijen die vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit is de eis opgenomen dat er 50 meter aangehouden moet worden tussen het emissiepunt van een rundveestal en een woning van derden die gelegen is in het buitengebied. De woningen Waterweg 48-48a zijn gelegen in het buitengebied. Om te voorkomen dat een bedrijf in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd geldt in het kader van goede ruimtelijke ordening deze afstandseis niet vanaf het emissiepunt maar vanaf de grens van het bouwblok van het agrarisch bedrijf.
De woningen in het plangebied zijn gelegen binnen de afstand van 50 meter van het agrarisch bedrijf Waterweg 46.
De woning Waterweg 48 is een reeds bestaande woning. De 50 meter eis vanuit het Activiteitenbesluit geldt voor melkrundveehouderijen voor zowel burgerwoningen als agrarische bedrijfswoningen. Op de milieumelding van het bedrijf Waterweg 46 zijn ook nog 67 vleesvarkens opgenomen. Met betrekking tot geur afkomstig van vleesvarkens geldt de afstandseis van 50 meter alleen ten opzichte van andere agrarische bedrijfswoningen of voormalige agrarische bedrijfswoningen die na 19 maart 2000 omgezet zijn naar burgerwoning (art 3.116 Activiteitenbesluit). De woningen Waterweg 48-48a zijn na 19 maart 2000 omgezet naar burgerwoningen.
Het bedrijf Waterweg 46 wordt door deze functieverandering dus niet verder in zijn bedrijfsvoering belemmerd dan het bedrijf al was door de agrarische bedrijfswoning Waterweg 48.
Het veranderen van de functie van de woning Waterweg 48 naar burgerwoning levert geen belemmeringen op voor de bedrijfsvoering van andere bedrijven in de omgeving. Dit omdat de mate waarin de woning beschermt moet worden niet veranderd en er geen nieuwe woningen bijgebouwd worden.
Conclusie Milieusituatie
Het veranderen van de functie van de woningen Waterweg 48-48a van agrarische bedrijfswoningen naar burgerwoningen levert geen belemmering op voor de omliggende bedrijven. Wel wordt geadviseerd om de mogelijkheid voor het verplaatsen / uitbreiden van de woningen richting Waterweg 46 uit te sluiten.
Verkeerssituatie
De bestaande functie maakt agrarische bedrijvigheid mogelijk, inclusief een bedrijfswoning en plattelandswoning. In de nieuwe situatie wordt er ruimte geboden voor twee burgerwoningen. Feitelijk is er sprake van een vermindering van de verkeersintensiteit, nu er geen bedrijfsmatig gerelateerd vracht- en personenverkeer zal plaatsvinden van en naar het perceel.
Daarnaast verandert de ontsluiting en de parkeersituatie op het perceel niet. De woningen beschikken over een eigen inrit en er is voldoende parkeerruimte op het terrein aanwezig.
Water
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit wijzigingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Het Waterschap heeft een positief wateradvies gegeven (geen waterschapsbelang) en verder overleg is niet nodig. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 2.
Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.
Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming van het agrarische perceel omgezet naar een woonbestemming, waarbij een deel van de agrarische bebouwing wordt gesloopt. Hierdoor is het nodig om een bodemonderzoek uit te voeren om na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende is voor de toekomstige functie.
In juli 2018 is op het perceel verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Tevens is een historisch vooronderzoek verricht. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3.
Op het perceel zijn locaties onderzocht van drie voormalige brandstoftanks. Voor alle drie de onderzochte locaties geldt dat de onderzoekshypothese 'verdachte locatie' op grond van de analyseresultaten van de grondmonsters wordt bevestigd. De aangetroffen concentraties zijn echter van lichte aard en geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek. De invloed hiervan op de volksgezondheid en het milieu is nihil. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen.
Asbest
Op de asbestkansenkaart staat de locatie aangegeven als een grote kans op asbest. In het kader van de sloopt van enkele bijgebouwen is het goed om na te gaan in hoeverre deze asbesthoudende materialen bevatte die mogelijk de bodem ter plaatse hebben kunnen verontreinigen (asbestinventarisatie).
Voor de te slopen gebouwen is op 13 april 2018 een asbestinventarisatie uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat de gebouwen geschikt zijn renovatie of sloop. Er zijn dan ook geen beperkingen voor de uit te voeren sloop- en bouwwerkzaamheden. Ook is er geen vermoeden tot verborgen asbesthoudende materialen in de constructies van de gebouwen. Het complete rapportage is opgenomen als bijlage 4.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.
Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Met dit wijzigingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. De bestaande bedrijfswoning en plattelandswoning worden omgezet naar burgerwoningen. In het kader van dit wijzigingsplan is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en inrichtingslawaai daarom niet noodzakelijk.
Het aspect geluid vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.
Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Het aantal verkeersbewegingen zal door de nieuwe situatie afnemen. Deze functiewijziging naar wonen valt onder het begrip 'niet in betekenende mate'. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Ecologie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de
instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitat en habitat van soorten (Habitatrichtlijn). De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitat.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de nieuwe Wet Natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door sloopactiviteiten.
Onderzoek
Voor de transformatie van een agrarisch bedrijf naar een woning worden de aanwezige bedrijfsgebouwen op termijn gesloopt. Gezien de ligging en huidige inrichting van het gebied, is op voorhand niet uit te sluiten dat (mogelijke) verblijfplaatsen van beschermde soorten worden aangetast. Om die reden is in het kader van dit wijzigingsplan een quickscan Flora en fauna uitgevoerd (zie bijlage 5).
Conclusie
Gebiedsbescherming
Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat deze ingreep
geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden.
Het Natura 2000 gebied Arkemheen ligt op circa 1,5 kilometer van het plangebied en het Natura 2000 gebied Veluwerandmeren ligt op circa 1 kilometer van het plangebied. Vanwege de ligging buiten het Natura 2000 gebied kunnen effecten als areaalverlies, versnippering van de Natura 2000 op voorhand worden uitgesloten. Het plan betreft de transformatie van een agrarisch bedrijf naar twee burgerwoningen. Aangezien in de huidige situatie sprake is van een agrarisch bedrijf, is te verwachten dat met het opheffen daarvan een afname van de druk op het omliggende gebied optreedt.
In de nabije omgeving van het plangebied, op afstanden van circa 900 meter, zijn gebieden gelegen die vallen binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelzone (GO). Het plangebied zelf valt buiten het deze gebieden. Als gevolg van de transformatie zal het bebouwde oppervlak in het plangebied afnemen. Met de transformatie van het agrarisch bedrijf zal geen sprake zijn van een negatief effect op de samenhang van omliggende natuurgebieden. De nieuwe situatie zal in vergelijking met het huidige gebruik, minder effect hebben op de omgeving.
Soortenbescherming
In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. Het plangebied heeft aannemelijk geen essentiële betekenis voor de overleving van soorten die behoren tot het beschermingsregime habitatrichtlijnsoorten, vogelrichtlijnsoorten of niet vrijgestelde overige soorten. Het plangebeid is niet geschikt als leefgebied van de rugstreeppad. Het is wel mogelijk dat de rugstreeppad aanwezig is in het plangebied gedurende de werkzaamheden. Daarom wordt geadviseerd om het plangebied ongeschikt te houden (bijvoorbeeld door het aanbrengen van puinbed, voorkomen van puinhopen, egaliseren terrein e.d.) en/of ontoegankelijk te maken gedurende de bouwwerkzaamheden ( bijvoorbeeld door het plaatsen van schermen van stevig plastic of worteldoek van 50 centimeter hoog en minimaal 10 centimeter ingegraven in de grond). De voorzieningen die getroffen zijn om het gebied ontoegankelijk te maken moeten zodanig geplaatst en beheerd worden dat ze hun functie ten allen tijden kunnen vervullen.
Daarop aanvullend dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen (medio maart t/m medio juli). Indien de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd dient voor de aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn.
Archeologie
Voor het betreffende perceel geldt op basis van de Archeologische Waardenkaart van Putten archeologische dubbelbestemmingen. Voor het overgrote deel van het perceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' waarbij het oostelijke gedeelte is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. In deze dubbelbestemmingen zijn vrijstellingsbepalingen opgenomen. Aan de hand van deze bepalingen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij ingrepen die een oppervlakte bedragen tot maximaal 500 m2 (Waarde - Archeologie 3) en 5000 m2 (Waarde - Archeologie 4). Daarbij mogen de werkzaamheden niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld. Deze vrijstellingsbepalingen worden niet overschreden.
Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Archeologie vormt geen belemmering voor het plan.
Cultuurhistorie
Sinds 1 januari 2012 is er de zorgplicht voor cultuurhistorie formeel vastgelegd. Alle cultuurhistorische waarden dienen in ruimtelijke plannen meegewogen te worden. Deze maatregel is een gevolg van het project Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). Cultuurhistorische waarden kunnen bijdragen aan het landschap van de toekomst. Ze kunnen een bron van inspiratie zijn bij de inrichting van de ruimte en tegelijk iets van het verleden zichtbaar houden. Zo verhoogt cultuurhistorie de kwaliteit van de leefomgeving.
Het plangebied ligt in een gebied dat geen cultuurhistorische waarden kent. Het gebied is vanaf eind jaren '40 en begin jaren '50 ontwikkeld. De aanwezige bebouwing heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden. De bestaande woning heeft geen monumentale of andere beschermde status.
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In juli 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
Risicobronnen
In of in de nabijheid van het plangebied zijn enkele relevante risicobronnen aanwezig. Het gaat hier om twee hogedruk aardgasleidingen, de spoorweg Zwolle-Amersfoort en de Rijksweg A28.
Figuur 4: Uitsnede risicokaart, plangebied globaal met zwart omlijnd (bron: www.risicokaart.nl)
Toetsing
Risicobron | PR-contour | PAG | 100% letaal afstand | Invloedsgebied | Bebouwingsvrije zone | Afstand tot plangebied |
Spoorlijn Zwolle- Amersfoort |
1 m | 30 m | 4000 m | n.v.t. | ± 1.500 m | |
Rijksweg A28 | 16 m | 30 m | 355 | n.v.t. | ± 820 m | |
Buisleiding: N570-20 |
op leiding * | n.v.t. | 30 m | 45 m | 4 m | ± 30 m |
Buisleiding: N570-26 |
op leiding* | n.v.t. | 30 m | 45 m | 4 m | ± 300 m |
* Bron: 'Inventarisatie risicobronnen gemeente Putten' dd. 20-12-2012, Tebodin
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico (4.000 meter) van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 1.500 meter. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied is nadere verantwoording van het groepsrisico niet nodig.
Met dit wijzigingsplan worden geen objecten gerealiseerd waar minder zelfredzame personen in zullen verblijven. Het plan ziet erop toe om de bestaande bedrijfswoning en plattelandswoning om te zetten naar reguliere woningen. Verantwoording van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is niet nodig. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.
Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij de bestemming 'Agrarisch' (bouwvlak) van de percelen Waterweg 48 en 48a deels wordt gewijzigd in een bestemming 'Wonen'. Daarbij blijven de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. De overige gronden behouden de bestemming 'Agrarisch'.
Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, verbeelding en een toepassingsregel waarin wordt aangegeven dat met het wijzigingsplan de regels en de verbeelding van het moederplan is aangepast. De regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' zijn dus van overeenkomstige toepassing en worden aangevuld met de aanduiding 'wonen uitgesloten'. Deze functieaanduiding is opgenomen om uitbreiding of verplaatsing van de woning uit te sluiten, zodat het naastgelegen agrarisch bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Er wordt geen vooroverleg gevoerd over dit plan, omdat er geen rijks-, provinciale- of waterschapsbelangen in het geding zijn.
Het plan wordt vervolgens als ontwerp ter inzage gelegd. Het ontwerpwijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele wijzigingsprocedure. Dit betekent dat het ontwerpwijzigingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 8 augustus tot 19 september 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.
Het wijzigingsplan 'Waterweg 48 en 48a' is op 4 december 2018 ongewijzigd vastgesteld.
Het gaat hier niet om een wijzigingsplan dat een 'bouwplan' mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet van toepassing.
De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten. Daarnaast wordt er met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.