Plan: | Hellerweg 7 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.WPBHellerweg7-ON01 |
Het voorliggend plan betreft een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied', zoals vastgesteld door de raad op 3 juli 2014.
Met dit wijzigingsplan wordt medewerking verleend aan het verzoek van de initiatiefnemer om de agrarische bestemming van het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b te wijzigen in een woonbestemming. Dit aangezien het agrarische gebruik is beëindigd en voortzetting daarvan niet wordt voorzien.
Het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b is gelegen in het 'Westelijk Buitengebied', ten zuiden van de kern Putten in de gemeente Putten. Op het perceel is een middelgroot agrarisch bedrijf gevestigd met de aanwezigheid van één bedrijfswoning met inwoning, één kleine plattelandswoning en 998 m2 aan overige bedrijfsgebouwen. Dit is in figuur 1 weergegeven.
Momenteel zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten op het perceel beëindigd. Een voortzetting van het agrarische gebruik wordt niet voorzien. Daarom wordt de agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming zodat de percelen in gebruik kunnen worden genomen door de aanwezige woonfunctie.
Figuur 1: Huidige situatie Hellerweg 7, 7a en 7b (Luchtfoto gemeente Putten 2015)
Het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b ligt in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak gekregen. Daarop aanvullend is ook de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - middelgroot agrarisch bedrijf' opgenomen. Op het perceel is naast de huidige bedrijfswoning met inwoning en kleine plattelandswoning en circa 998 m² aan agrarische bebouwing aanwezig.
Op het perceel zijn ook de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. Figuur 2 geeft een uitsnede weer van het vigerende bestemmingsplan.
Figuur 2: Uitsnede geldende bestemmingsplan Westelijk Buitengebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Op dit moment mag het perceel alleen worden gebruikt voor een middelgroot agrarisch bedrijf.
In het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' is in artikel 34.13 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college om bij bedrijfsbeëindiging de agrarische bestemming te wijzigen in een woonbestemming. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven hoe aan deze voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.
Voor een aanvullende uiteenzetting van zowel rijks, provinciaal als gemeentelijk beleid ten aanzien van de functieverandering van het agrarische perceel wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.
De wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' om te zetten naar de bestemming 'Wonen' is opgenomen in artikel 34.13 van de regels van het vigerende bestemmingsplan. Hieronder zijn de voorwaarden opgesomd en wordt aangegeven hoe aan de voorwaarde wordt voldaan.
uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de tot die woning(en) behorende voormalige bedrijfsruimte(n) mag/mogen worden gebruikt voor wonen | De voormalige bedrijfswoning met inwoning, de kleine plattelandswoning en de tot de woning behorende voormalige bedrijfsruimte zal particulier bewoond gaan worden. Een deel van de huidige agrarische bebouwing zal op termijn worden gesloopt. |
met de regels wordt aangesloten bij de regels die van toepassing zijn voor de bestemming 'Wonen' | Doordat de bestemming 'Wonen' wordt opgenomen, zijn de regels van artikel 19 uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' van overeenkomstige toepassing. |
Met dit wijzigingsplan wordt het agrarisch bouwvlak van het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b omgezet naar een woonbestemming. Een groot deel van de aanwezige bebouwing wordt op termijn gesloopt. De bestaande bedrijfswoning met inwoning (Hellerweg 7 en 7a) en de kleine plattelandswoning (Hellerweg 7b) blijven behouden en worden omgezet naar burgerwoningen. Daarop aanvullend blijven ook drie bijgebouwen behouden met een gezamenlijke oppervlakte van circa 330 m2.
Door wijziging naar de bestemming 'Wonen' wordt de voormalige bedrijfswoning met inwoning aangemerkt als reguliere woning met inwoning. De kleine plattelandswoning wordt aangemerkt als kleine woning. Voor deze woningen geldt de normale bestemming 'Wonen' (artikel 19) met bijbehorende regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'.
In de woonbestemming geldt een regeling voor bijgebouwen. Hierin staat beschreven dat er bij een woning maximaal 80 m² aan bijgebouwen is toegestaan.
In het 'Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016' is een systeem opgezet hoeveel sloopmeters er moeten worden ingezet om functieverandering naar wonen mogelijk te maken. Daarnaast worden de 'sloopmeters' omgezet naar 'inzetbare sloopmeters'. Voor het omzetten van de sloopmeters naar inzetbare sloopmeters wordt een korting toegepast (voorheen was dit de afroming), afhankelijk van de grootte van de slooplocatie. Op het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b is circa 998 m² aan sloopmeters aanwezig. Om tot 'inzetbare sloopmeters' te komen wordt gebruik gemaakt van de volgende berekening: 0 – 1000 m² = geen korting; 1.000 – 2.000 m² = 25% korting en boven de 2.000 m² = 50% korting. Na toepassing van deze berekening op het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b (geen korting) blijft een oppervlakte over van 998 m² (inzetbare sloopmeters).
De initiatiefnemer wil een deel van de inzetbare sloopmeters gebruiken om enkele bijgebouwen (circa 330 m²) op het perceel te behouden. Hiervoor geldt dat voor de eerste 150 m² er 70 m² aan sloopmeters dient te worden ingeleverd. Voor de volgende 180 m² geldt een sloopcompensatie eis met een 'drie staat tot twee' verhouding. Hiervoor wordt 270 m² aan sloopmeters ingeleverd. Door het inzetten van 340 m² aan sloopmeters is op het perceel 330 m2 aan bijgebouwen toegestaan.
Uiteindelijk blijven er 998 - 340 = 658 m² aan inzetbare en verplaatsbare sloopmeters over die in de sloopregistratiebank worden geregistreerd.
De ruimtelijke gevolgen voor het toekennen van de woonbestemming zijn beperkt. Het wijzigingsplan ziet toe op een functiewijziging van bestaande bebouwing. Het plan leidt niet tot een groei van het aantal woningen. Alleen de huidige woningen worden in plaats van de bedrijfswoning en kleine plattelandswoning aangemerkt als burgerwoningen. De omvang van het perceel is vergelijkbaar met andere woonpercelen in het 'Westelijk Buitengebied'.
De vervanging van een gestopt agrarisch bedrijf door een woonbestemming komt vaker voor in het 'Westelijk Buitengebied' en zorgt ervoor dat het erf en de gebouwen een voor de toekomst bestendig gebruik krijgen. Na wijziging geldt voor het woonperceel de standaard bouw- en gebruiksregels voor woningen in het 'Westelijke Buitengebied'.
Voor het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b is door de initiatiefnemer een landschappelijke inpassing opgesteld (zie figuur 3 en bijlage 2). De bestaande stallen worden gesloopt en de vrijgekomen gronden worden in gebruik genomen als moestuin en weide. Het doel van de inpassing is het versterken van de ruimtelijke kwaliteit op en rond het bestaande erf. Op het erf zijn een aantal karakteristieke elementen die behouden blijven. (een berkensingel langs de oostzijde van het perceel, de linde bomen langs de straatzijde en de erfbeplanting op en rond het erf.) Op deze bestaande karakteristieke elementen wordt aangesloten en wordt ingepast in het landschap. De aanwezige coniferen en laurieren worden zoveel mogelijk vervangen door inheemse beplanting. De oostzijde van het perceel wordt aangezet met een singel die aan de randen overgaat in een struweelhaag. De moestuin wordt verplaatst naar de achterzijde van het perceel. Het houthok blijft behouden en de weide wordt verder doorgetrokken richting het erf. Op de scheiding wordt de singel doorgetrokken. Op deze manier ontstaat er een natuurlijke scheiding tussen het erf en de weide. Langs de inrit wordt een haag aangeplant. Ter afronding van het erf wordt achter op het perceel in aansluiting op de bestaande struiken (onder andere krent, bessen en hazelaar) de lijn voortgezet met een rij struiken. Deze sluiten aan op de bestaande berkensingel. Verspreid op het erf worden enkele beeldbepalende bomen aangeplant. Met deze landschappelijke inpassing ontstaat een mooie gelaagdheid op het erf.
Figuur 3: Landschappelijke inpassing perceel Hellerweg 7, 7a en 7b.
In de omgeving van Hellerweg 7, 7a en 7b zijn enkele (agrarische) bedrijven en woningen gelegen. Op grond van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' wordt de omgeving rond het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b tot 'rustig buitengebied' gerekend.
In het kader van milieuzonering heeft het perceel te maken met een drietal (agrarische) bedrijven. Het gaat om de bedrijven aan de Hellerweg 10 en 10a, Terpweg 7 en Beitelweg 14. Deze bedrijven zijn gelegen rondom het perceel. Ten noorden van het perceel zijn voornamelijk woningen aanwezig.
Voor de bedrijven aan de Hellerweg 10 en 10a, Terpweg 7 en Beitelweg 14 gelden vanuit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' de volgende richtafstanden:
Adres | Type bedrijf | SBI | Geur | Stof | Geluid | Gevaar |
Hellerweg 10 en 10a | Fokken en houden van rundvee | 0141, 0142 | 100 | 30 | 30 | 0 |
Terpweg 7 | Fokken en houden van overige graasdieren / paardenfokkerijen | 0143 | 20 | 30 | 30 | 0 |
Beitelweg 14 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 293 | 30 | 10 | 30 | 10 |
Hellerweg 10 en 10a en Terpweg 7
Aan de Hellerweg 10 en 10a en Terpweg 7 zijn agrarische bedrijven gevestigd. Het agrarisch bedrijf aan de Hellerweg 10 en 10a ligt op circa 160 meter van het plangebied waarbij het agrarisch bedrijf aan de Terpweg 7 is gelegen op een afstand van circa 240 meter.
Voor Hellerweg 7, 7a en 7b geldt dat er sprake is van een situatie waarop artikel 14 van de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing is. In artikel 14 van de Wet geurhinder en veehouderij is het volgende opgenomen:
Artikel 14
ten minste 100 meter indien de woning binnen de bebouwde kom is gelegen en ten minste 50 meter indien de woning buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b is artikel 14 lid 2 van toepassing. Vanwege het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering (het opgeven van het agrarische gebruik en de bouwmogelijkheden) en de omzetting van de kleine plattelandswoning geldt voor zowel de voormalige bedrijfswoning als voor de voormalige kleine plattelandswoning een beschermingsniveau die niet zwaarder hoeft te worden beschermd dan ten tijde van de actieve veehouderij aan de Hellerweg 7, 7a en 7b . Voor de omliggende agrarische bedrijven geldt op basis van artikel 14 lid 2 dat een afstand van minimaal 50 meter moet worden aangehouden vanuit het bouwvlak. Het bouwvlak kan worden aangehouden omdat de afstand geldt vanaf een gevel of emissiepunt van een dierenverblijf en die worden per definitie niet buiten het bouwblok gebouwd.
De afstand van het bouwvlak van het agrarisch bedrijf Hellerweg 10 en 10a tot aan de woningen op het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b is circa 160 meter. De invloed van Hellerweg 10 en 10a op de woningen is beperkt en benadeeld het goede woon- en leefklimaat bijna niet.
De afstand van het bouwvlak van het agrarisch bedrijf Terpweg 7 tot aan de woningen op het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b is circa 240 meter. De invloed van Terpweg 7 op de woningen is zeer beperkt en benadeeld het goede woon- en leefklimaat niet.
Beitelweg 14
Verder is aan de Beitelweg 14 een elektrotechnisch bedrijf gevestigd. In de VNG-publicatie geldt voor deze bedrijven (elektrotechnische industrie n.e.g.) een richtafstand van 30 meter (milieucategorie 2). De afstand tot de woningen aan de Hellerweg 7, 7a en 7b is circa 260 meter. De invloed Beitelweg 14 op de woningen in zeer beperkt en benadeeld het goede woon- en leefklimaat niet.
Voor de locatie aan de Hellerweg 7, 7a en 7b betekent dit dat er vanuit de milieuzonering aan de afstandsnormen worden voldaan en de woningen op deze locatie, vanuit het oogpunt van milieu, inpasbaar zijn.
Verkeerssituatie
De bestaande functie maakt agrarische bedrijvigheid mogelijk, inclusief een bedrijfswoning met inwoning en een kleine plattelandswoning. In de nieuwe situatie zijn deze woningen gewijzigd in burgerwoningen. Feitelijk is er sprake van een vermindering van de verkeersintensiteit, nu er geen bedrijfsmatig gerelateerd vracht- en personenverkeer zal plaatsvinden van en naar het perceel.
Daarnaast verandert de ontsluiting en de parkeersituatie op het perceel niet. De woningen beschikken over een eigen inrit en er is voldoende parkeerruimte op het terrein aanwezig.
Water
Via de Digitale Watertoets is het Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over dit wijzigingsplan. Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Het Waterschap heeft een positief wateradvies gegeven (geen waterschapsbelang) en verder overleg is niet nodig. De resultaten van de Digitale Watertoets zijn opgenomen in bijlage 1.
Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Voor het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.
Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming van een bestaande bedrijfswoning met inwoning en een kleine plattelandswoning omgezet naar burgerwoningen, waarbij de agrarische bebouwing grotendeels wordt gesloopt. Er is geen sprake van nieuwbouw en de grond wordt niet geroerd. Een bodemonderzoek is in het kader van dit wijzigingsplan niet nodig.
Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Met dit wijzigingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. De bestaande bedrijfswoning met inwoning en de kleine plattelandswoning worden omgezet naar burgerwoningen. In het kader van dit wijzigingsplan is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en inrichtingslawaai daarom niet noodzakelijk.
Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Het aantal verkeersbewegingen zal door de nieuwe situatie afnemen. Deze functiewijziging naar wonen valt onder het begrip 'niet in betekenende mate'. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Ecologie
De Wet natuurbescherming kan worden onderverdeeld in gebiedsbescherming (Natura 2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland) en soortenbescherming. Op de betreffende locatie rust geen gebiedsbescherming op grond van de of de Habitat- of vogelrichtlijn. Het Natura 2000 gebied Veluwe ligt op circa 1,5 tot 2,0 kilometer van het plangebied.
In het kader van soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van belang. Voor de transformatie van het agrarische perceel naar woonperceel zal het nodige aan bedrijfsgebouwen op termijn worden gesloopt. Voor de agrarische bebouwing wordt een sloopmelding gedaan. Gezien de ligging en huidige inrichting van het gebied, is op voorhand niet uit te sluiten dat (mogelijke) verblijfplaatsen van beschermde soorten worden aangetast. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor het slopen moet worden aangetoond dat er geen (mogelijke) verblijfplaatsen van beschermde soorten worden aangetast.
Archeologie
Voor het betreffende perceel zijn op basis van de Archeologische Waardenkaart van Putten twee archeologische dubbelbestemmingen van toepassing, namelijk 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Er vinden echter geen bouwactiviteiten of werkzaamheden plaats die eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen schaden. Archeologisch onderzoek is daarom niet nodig. De betreffende dubbelbestemmingen blijven met dit wijzigingsplan in stand.
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In juli 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
Risicobronnen
In of in de nabijheid van het plangebied zijn drie relevante risicobronnen aanwezig. Het gaat hier om de Spoorlijn Zwolle - Amersfoort, een hogedruk aardgasleiding en de provinciale weg (N978).
Ten noorden van het plangebied is de spoorlijn Zwolle - Amersfoort en en provinciale weg gelegen. Ten zuiden van het plangebied is de hogedruk aardgasleiding gelegen. De locatie is aangegeven op onderstaande figuur.
Figuur 4: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Toetsing
Hogedruk aardgasleiding
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied groepsrisico (430 meter) van hogedruk aardgasleiding A-510, op een afstand van ongeveer 650 meter. Gezien de afstand tot de hogedruk aardgasleiding is nadere verantwoording van het groepsrisico niet nodig.
Spoorlijn Zwolle - Amersfoort
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico (4.000 meter) van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 1.300 meter. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied is nadere verantwoording van het groepsrisico niet nodig.
Provinciale weg N798
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied groepsrisico (200 meter) van de provinciale weg (N798), op een afstand van ongeveer 900 meter. De N798 heeft geen PR-contour die belemmerend is. Hiermee vormt de N798 geen directe belemmering voor de functiewijziging.
Conclusie en Advies
De beoogde ontwikkeling past binnen de vigerende wet- en regelgeving over externe veiligheid.
De situatie op het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b verandert niet in de nieuwe situatie. Er vindt alleen een functiewijziging plaats van de bestaande bedrijfswoning met inwoning en de kleine plattelandswoning, die worden omgezet naar burgerwoningen. Er worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen gerealiseerd. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.
Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij de bestemming 'Agrarisch' van het perceel Hellerweg 7, 7a en 7b wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Daarbij blijven de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. De overige gronden behouden de bestemming 'Agrarisch'.
Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, verbeelding en een toepassingsregel waarin wordt aangegeven dat met het wijzigingsplan alleen de verbeelding van het moederplan is aangepast. De regels uit het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied' zijn dus van overeenkomstige toepassing.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen.
Er wordt geen vooroverleg gevoerd over dit plan, omdat er geen rijks-, provinciale of waterschaps belangen in het geding zijn.
Het gaat hier niet om een wijzigingsplan dat een 'bouwplan' mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet van toepassing.
De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten. Daarnaast wordt er met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.