Plan: | Bosrand naast 68 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.WPBosrandnaast68-VA01 |
De gemeente heeft besloten medewerking te verlenen aan de ontwikkeling en realisering van twee woningen ten zuiden van de Bosrand 68 te Putten. Om de ontwikkeling en realisering van deze woningen mogelijk te maken, is het noodzakelijk een wijzigingsplan op te stellen en in procedure te brengen. De locatie is gelegen binnen het bestemmingsplan Kom Zuidoost en heeft de bestemming 'Wonen in het Bos'. Het bestemmingsplan Kom Zuidoost bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van de woningen.
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de woning aan de Bosrand 68. Het plangebied is onbebouwd en bestaat momenteel uit een dierenweide. Langs de Bosrand is een forse bomenrij met zomereiken aanwezig, deze valt net buiten de begrenzing van dit wijzigingsplan.
Huidige situatie, Google Earth
Het bestemmingsplan maakt de bouw van twee nieuwe woningen mogelijk. Hierbij wordt de bestaande bomenrij gelegen langs de Bosrand in tact gelaten, met uitzondering van de twee nieuw te realiseren inritten.
De noordelijke woning heeft een oppervlakte van circa 135 m2 en een bijgebouw van circa 40 m2. Voor de zuidelijke woning is de locatie nog niet exact bepaald, maar deze zal een maximale oppervlakte van circa 150 m2 hebben.
De situatie is op navolgend kaartje verbeeld.
Het perceel ligt binnen het bestemmingsplan Kom Zuidoost. Het bestemmingsplan is op 10 januari 2008 door de gemeenteraad van de gemeente Putten vastgesteld. Op 7 juli 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland het bestemmingsplan goedgekeurd. Deze goedkeuring is inmiddels onherroepelijk.
In het bestemmingsplan Kom Zuidoost heeft het perceel de bestemming 'Wonen in het Bos'. Het bestemmingsplan bevat voor het plangebied een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van twee woningen, met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 m.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan Kom Zuidoost
Artikel 5 lid 10 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, ten aanzien van de op de plankaart met ‘aantal toe te voegen woningen na wijziging’ aangegeven gronden, wijzigen ten behoeve van woningbouw aldaar, met inachtneming van de volgende regels:
Voornoemde voorwaarden zijn onderzocht en getoetst aan het bouwplan. De uitkomsten zijn hierna en in het volgende hoofdstuk nader toegelicht en onderbouwd.
ad a. in het bouwplan is uitgegaan van de ontwikkeling en realisering van twee woningen. Dit aantal is conform het aantal woningen dat voorliggend wijzigingsplan toestaat en conform het aangegeven aantal op de plankaart.
ad b. voor enkele onderzoeksaspecten is nader onderzoek uitgevoerd. In Hoofdstuk 3 Milieu- en omgevingsaspecten zijn deze onderzoeksaspecten nader toegelicht en onderbouwd. Voorts is beschreven in hoeverre er mogelijk sprake is van een belemmering in de ontwikkelingsmogelijkheden.
ad c. ten behoeve van het bouwplan bleek het noodzakelijk een afzonderlijk ecologisch onderzoek uit te voeren. Paragraaf 3.4 Natuurwaarden bevat een uitvoerige beschrijving van dit uitgevoerde onderzoek en de resultaten voor het bouwplan.
ad d. het woningbouwplan is afgestemd op de bepalingen voor de maximale goot- en bouwhoogte op de plankaart. Tevens sluit het bouwplan, voor wat betreft de omvang, aan op de bestaande (veelal) vrijstaande woningen aan de Bosrand. Ter borging van een maximale oppervlaktemaat per woning, zal een extra bouwregel worden toegevoegd aan de regels.
Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek (Grondvitaal BV, projectnummer 1320057, 25 april 2013) uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat er een ernstige bodemverontreiniging aanwezig is. In verband met de bouwplannen dient een BUS-melding / Plan van Aanpak te worden ingediend bij het bevoegd gezag (provincie Gelderland).
Vervolgens is een Saneringsplan (Grondvitaal BV, projectnummer 1320119/san, 10 september 2013) opgesteld op basis waarop de percelen zullen worden gesaneerd.
Na sanering voldoet de bodemkwaliteit aan de vereisten. Het aspect bodem levert na deze sanering geen belemmering meer op.
Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied een 'hoge' verwachtingswaarde. Echter, gezien het voormalige gebruik van het plangebied als stortplaats, is de verwachting dat de bodem reeds geroerd is. Met de regioarcheoloog is contact geweest over de uitvoerbaarheid van dit plan betreffende het aspect archeologie. Op basis van dit overleg is geconcludeerd dat voor deze locatie, gelet op het historische gebruik, geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het aspect archeologie levert geen belemmering op.
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is de waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Boordeling
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan is door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies afgegeven.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstroomsgelegen gebieden) worden voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen, adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.
Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoonhouden - scheiden - schoonmaken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen, is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Tot slot
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet, een Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Het plangebied is ten behoeve van de ecologische inventarisatie op 13 december 2013 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.
Terreinomstandigheden
Het plangebied bestaat uit een dierenweide die gelegen is binnen de bebouwde kom van Putten. Ten oosten van het plangebied ligt een woonwijk met veel opgaand groen. In de woonwijk aan de westzijde is veel minder groen aanwezig.
De dierenweide is geheel omsloten met een hekwerk en is groter dan het specifieke wijzigingsgebied. In de dierenweide staat tussen het gras veel hondsdraf en kruipende boterbloem (indiceert een voedselrijke, vrij vochtige bodem). Het maaiveld waar de weide is ligt glooiend.
Langs de zuidzijde van het plangebied staat een rij forse exemplaren van douglasspar. Langs de oostzijde is een boomsingel aanwezig met vrij forse exemplaren van zomereik. Dit opgaand groen valt buiten het wijzigingsgebied.
Aan de noordzijde van het plangebied is een waterpartij (vijver) gelegen. Deze waterpartij is vervaardigd met vijverfolie.
Situatie plangebied van uit het zuiden (13 december 2013)
Soortbescherming
Flora- en faunawet
Achter de Flora- en faunawet (Ffw) staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving.
Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, hierna te noemen: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime.
Inventarisatie
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 12-12-2013 12:28:53) blijkt dat in de omgeving van het plangebied de laatste vijf jaar verschillende middelzwaar en streng beschermde soorten zijn waargenomen. Dit beeld is ook te verwachten in een gebied dat ligt op de overgang van dichtbebouwd gebied en het dichtbeboste gebied van de Veluwe. In een omtrek van één kilometer tot het plangebied gaat het om eekhoorn, wild zwijn, keizermantel, hazelworm, boommarter, das, gewone dwergvleermuis en verschillende soorten vogels.
Op basis van het veldbezoek blijkt dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. De dierenweide wordt intensief begraasd en heeft een voedselrijke bodem. Daarnaast is er een hekwerk rond de weide aanwezig.
Beschermde wilde planten zijn niet aangetroffen en worden op basis van de terreinomstandigheden ook niet binnen of in de directe omgeving verwacht. Hoewel binnen het plangebied geen optimaal biotoop voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën aanwezig is, kunnen wel enkele algemene soorten zoals bosmuis, egel, huisspitsmuis, bruine kikker en gewone pad worden aangetroffen. Het gaat hierbij om licht beschermde soorten. In de bomen rond het plangebied zijn geen holten en spleten aanwezig die voor vleermuizen geschikt zijn als verblijfplaats. Het plangebied vormt naar verwachting wel een onderdeel van het foerageergebied van in de omgeving verblijvende vleermuizen. Alle vleermuissoorten zijn streng beschermd. In de bomen en struiken (voornamelijk rond het plangebied) zullen in het broedseizoen algemene vogelsoorten zoals houtduif, merel en vink tot broeden komen. Alle inheemse vogels zijn streng beschermd.
Toetsing
Als gevolg van de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde diersoorten worden verstoord en vernietigd (artikel 11 van de Ffw). Ook kunnen bij de werkzaamheden enkele exemplaren worden gedood (artikel 9 van de Ffw). Zoals eerder genoemd, gaat het hierbij om algemeen voorkomende soorten die onder het lichte beschermingsniveau vallen. Deze soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft dan ook geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet.
Door de ontwikkelingen zal het foerageergebied van vleermuizen ter plaatse veranderen. De nieuwe waarde van het gebied voor vleermuizen hangt af van de groene inrichting van de tuinen. Het ligt in de verwachting dat de waarde van het foerageergebied voor vleermuizen in beperkte mate zal afnemen. Op voorhand wordt echter op basis van de omvang van potentieel foerageergebied in de omgeving geen negatief effect op in de omgeving voorkomende populaties vleermuizen verwacht.
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen (artikel 11 en 12 van de Ffw). Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet 1998
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt.
Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands.
Ecologische hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en is voor de provincie Gelderland uitgewerkt in de Omgevingsvisie Gelderland en de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
Inventarisatie
Het plangebied ligt niet in en grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Veluwe, dat gelegen is op ongeveer 120 m afstand van het plangebied. Dit gebied is eveneens het meest nabijgelegen gebied in het kader van de EHS.
Gezien de terreinomstandigheden en het gebruik, heeft het plangebied geen belangrijke ecologische relaties met beschermde gebieden.
Toetsing
Gezien de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied en de aard van de ontwikkelingen worden met betrekking tot het voorgenomen plan op voorhand geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden verwacht.
Voor wat betreft de Natuurbeschermingswet 1998 moet daar aan worden toegevoegd er voor deze beschermde gebieden een externe werking geldt zonder dat daar een zone aan verbonden is. Het treffen van mitigerende maatregelen is hier evenwel niet nodig. De toename van geluid en verlichting ter plaatse van het plangebied gaat op in dat van de omgeving (wonen en infrastructuur) en zal niet leiden tot een toename van deze factoren op het beschermde gebied.
Conclusie
Op basis van de ecologische inventarisatie is een voldoende beeld ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet, een Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is.
Met inachtname van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Flora- en faunawet op voorhand niet nodig. Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig en het plan is op het punt van natuur niet in strijd met de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.
Wet geluidhinder
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een tweetal woningen aan de Bosrand te Putten. De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een zogenaamd geluidsgevoelig gebouw. Onderzocht dient te worden of de betreffende woningen getoetst moeten worden aan de Wet geluidhinder.
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Bij de bouw van geluidsgevoelige objecten binnen deze zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.
Voor de Bosrand is een snelheidsregime van maximaal 30 km/uur van toepassing. Hierdoor hoeft geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Onverkort dient er in het kader van goede ruimtelijke ordening rekening te worden gehouden met het geluid afkomstig van deze weg, indien het vermoeden bestaat dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden kan worden. Dat laatste is namelijk bepalend.
De Bosrand heeft een zekere verkeersfunctie. Er zijn in het verleden ook tellingen verricht. Op grond van deze tellingen en het gegeven dat de weg geasfalteerd is, is er de verwachting dat er geen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. De toevoeging van twee woningen aan De Bosrand zal leiden tot circa 14 extra voertuigbewegingen. Deze toename is niet significant.
De woningen zullen worden ontsloten op de Bosrand met een eigen oprit. Parkeren zal op eigen erf plaatsvinden.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft VROM, in samenwerking met InfoMil, de 'nibm-tool 12-05-2010' ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.
Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Hierbij is uitgegaan van 2 woningen met in totaal 14 extra voertuigbewegingen. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Op de risicokaart zijn geen belemmeringen in het kader van de externe veiligheid in het plangebied of directe omgeving gelegen. Dit aspect vormt derhalve geen belemmering voor het realiseren van de nieuwe woningen.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijvigheden die tot belemmeringen van voorliggend plan leiden.
Anderzijds moet beoordeeld worden of er ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De twee woningen worden gerealiseerd aan de rand van de bebouwde kom. De omliggende (agrarische) bedrijven zorgen niet voor dusdanige overlast, zodat er gesproken kan worden van een goed woon- en leefklimaat.
Vanuit de uitvoeringsaspecten zoals behandeld in dit hoofdstuk, komen geen belemmeringen of aandachtspunten naar voren voor het realiseren van twee woningen aan de Bosrand ten zuiden van nummer 68. Het plan is daarmee vanuit deze milieuaspecten uitvoerbaar.
De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan Kom Zuidoost van de gemeente Putten. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om onder voorwaarden twee woningen mogelijk te maken.
Dit wijzigingsplan maakt het realiseren van de twee woningen mogelijk.
Het wijzigingsplan maakt in juridische zin deel uit van het bestemmingsplan Kom Zuidoost. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande, dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het bestemmingsplan Kom Zuidoost.
De regels die zijn opgenomen in het onderhavige wijzigingsplan zijn dan ook afgestemd op het moederplan (Kom Zuidoost). De bijbehorende verbeelding bevat uitsluitend die gronden waarop voorliggend plan betrekking heeft.
Hieronder wordt kort even aangegeven welke bestemming in dit wijzigingsplan is opgenomen. Voor een volledig inhoudelijke beschrijving van de bestemmingen wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Kom Zuidoost.
Wonen in het Bos
In het Bestemmingsplan Kom Zuidoost zijn drie soorten groen onderscheiden die van belang zijn voor de bestemmingsplanregeling, te weten: (1) bos, (2) structureel groen en (3) overig openbaar groen. Het groen van de woongebieden in het bos is in het Bestemmingsplan Kom Zuidoost beschermd door middel van de bestemming Wonen in het bos. Beide nieuwe woningen zijn gelegen in de bestemming 'Wonen in het bos'. Conform de nieuwe, verplichte standaardisering, is aan beide woningen om deze reden de bestemming Wonen - Wonen in het bos' toegekend.
Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan met de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, tuinen en erven, waarbij rekening moet worden gehouden met het behoud en het herstel van bos, structurerende laanbeplanting en paden.
Op de plankaart zijn twee bouwvlakken opgenomen. De woningen en overige gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Op de plankaart is met een aanduiding aangegeven wat de maximale oppervlaktemaat van de woning mag zijn. Ook de goot- en bouwhoogte zijn aangegeven op de plankaart en het betreffen in dit geval respectievelijk 4 en 8 m. Voor het overige gelden de bouwregels en overige voorschriften uit het Bestemmingsplan Kom Zuidoost, zoals de afstand van niet aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens. Deze dient ten minste 3 m te zijn.
Het plan maakt bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met als belangrijke kanttekening dat deze hoogte voor erfscheidingen in (het verlengde van) de voorgevelbouwgrens niet meer dan 1 m mag bedragen. Onder voorwaarden is een beroep aan huis mogelijk en is met behulp van een vrijstellingsprocedure een bedrijf aan huis mogelijk.
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen van dit wijzigingsplan en de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure, worden door middel van leges verrekend met de initiatiefnemer. Tevens is met initiatiefnemer overeengekomen dat eventueel uit dit initiatief voortvloeiende planschade, voor zijn rekening komt.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.11 Wro, van 24 april tot 6 juni 2014 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn tegen het ontwerpwijzigingsplan geen zienswijzen ingediend. Het ontwerpwijzigingsplan is ongewijzigd vastgesteld door het college van burgemeerster & wethouders.