direct naar inhoud van regels
Plan: Hooghei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2018BGHOOGHEI-VA01

regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Hooghei' met identificatienummer NL.IMRO.0845.BP2018BGHOOGHEI-VA01 van de gemeente Sint-Michielsgestel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid c.q. beperkte bedrijfsmatige opslag, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.4 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.5 aanbouw

een aan een hoofdgebouw toegevoegd afzonderlijk gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.10 archeologische verwachtingswaarde

de aan een gebied toegekende waarden, welke kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;

1.11 bebouwing

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of een bebouwingscluster;

1.13 bed & breakfast

bed & breakfast is een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. De accommodatie mag niet over een afzonderlijke keuken beschikken;

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen en aan huis gebonden bedrijven daaronder niet begrepen;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.17 beekdalsysteem

betreft de landschappelijke begrenzing van een beekdal, waarbinnen ontwikkelingen met betrekking tot het watersysteem, de natuur, het landschap en extensieve recreatie-vormen plaatsvinden;

1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke;

1.19 bestaande situatie
  • t.a.v. bebouwing

bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  • t.a.v. gebruik

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.23 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand of een aangebouwd gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.27 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.28 bouwverordening

bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 centrale voorzieningen

voorzieningen ten dienste van de recreatieve functie, zoals een ontvangstkantoor/receptie, dienstverlening, ruimtes voor vermaak, sport- en speelvoorzieningen, welnessvoorzieningen, horeca, een werkloods en andere voorzieningen, sanitaire voorzieningen maken geen onderdeel uit van de centrale voorzieningen;

1.32 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.33 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 erfbeplanting

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning;

1.36 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.37 extensiveringsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 gekoppeld bouwvlak

een bouwvlak waarbinnen één bedrijf is toegestaan met bijbehorende bebouwing;

1.40 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.41 gevellijn

een denkbeeldige lijn, strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de perceelsgrens;

1.42 groepsaccommodatie

een accommodatie waarbij door een groep gezamenlijk van voorzieningen gebruik wordt gemaakt en waar logiesgelegenheden aanwezig zijn voor groepen personen.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.44 hobbymatig

kleinschalige activiteiten in het kader van het uitoefenen van een hobby, niet zijnde bedoeld voor de verkoop.

1.45 horeca

het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken en van in dezelfde onderneming bereide maaltijden en andere etenswaren. Hieronder wordt niet verstaan functies als discotheek, nachtclubs, speelautomatenhallen e.d.;

1.46 inwoning

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet is toegestaan;

1.47 kampeermiddel
  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen gebouw zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.48 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waarbij tevens ondersteunende dagrecreatieve voorzieningen mogen worden ontplooid;

1.49 landschappelijke waarde

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.50 landschapselementen

groenelementen met landschappelijke waarden die bepalend zijn voor het omliggende landschap en in hoofdzaak bestaan uit m.n. inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag;

1.51 maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorzieningen;

1.52 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.53 natuurbegraafplaats

Terrein dat deel uitmaakt van een natuur- en/of bosgebied, waar lichamen worden begraven en/of urnen worden bewaard en activiteiten van levensbeschouwelijke aard plaatsvinden in relatie tot het begraven van lichamen en/of bewaren van urnen. Er wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van onbehandelde en/of onbewerkte natuurlijke materialen. Grafmonumenten zoals grafstenen, zerken of grafbeplanting zijn niet toegestaan, enkel een gedenkteken van vergankelijk natuurlijk materiaal.

1.54 natuurgraf

Daar waar daadwerkelijk feitelijk is gegraven voor het begraven van een lichaam of een urn ten behoeve van een eeuwigdurende grafrust;

1.55 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren

1.56 normaal onderhoud en/of gebruik

tot het normaal onderhoud en/of gebruik bossen/bosjes, natuurterreinen en landschapselementen behoort het reguliere beheer. Hiertoe behoort het periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel, het knotten van bomen, het opvullen van open plekken in een houtwal of singel, alsmede het uitdunnen van bomen, laten liggen van dode bomen en het verwijderen van dode bomen.

1.57 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.58 ondersteunende horeca

horeca die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunende karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft;

1.59 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.60 opvanghuis

bieden van opvang voor specifieke doelgroep volwassenen die een gestructureerde en beschermde woon- en/of leefgemeenschap nodig hebben;

1.61 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.62 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en omsloten door maximaal één wand of meerdere wanden wanneer de overkapping tegen bestaande wanden wordt gebouwd zonder op deze wanden te rusten;

1.63 perceelgrens

een grenslijn tussen aaneengesloten eigendommen;

1.64 permanente bewoning

permanente bewoning van een woning of een recreatieverblijf door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.65 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.66 recreatie

vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief medegebruik zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;

1.67 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.68 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.69 recreatiewoning

een recreatieverblijf, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar de aard en inrichting is bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben te worden bewoond en met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;

1.70 schuilgelegenheid

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang of mensen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan;

1.71 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 sanitaire voorzieningen

een (gedeelte van een) gebouw dat bedoeld is om de recreatieve functie te ondersteunen door het ter plaatse aan recreanten aanbieden van mogelijkheden tot was- en kleedgelegenheid, toiletgebruik e.d. al dan niet met faciliteiten gericht op wellness zoals sauna's, stoombaden etc.;

1.73 stacaravan

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;

1.74 standplaats

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken (maximaal drie maanden) op het kampeerterrein aanwezig is of een terreingedeelte dat bestemd is voor een recreatiewoning of een recreatiegebouw voor kort verblijf;

1.75 statische opslag (binnenopslag)

de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke. De opslag mag niet zijn bedoeld voor handel;

1.76 trekkershut

een recreatieverblijf, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar de aard en inrichting is bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben te worden bewoond. een trekkershut heeft een kleinere oppervlakte dan een reguliere recreatiewoning van ten hoogste 25 m²;

1.77 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.78 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;

1.79 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.80 vormverandering van het bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.81 water

grondoppervlak dat in principe bedekt is met water. Rivier, kanaal, beek, meer en oppervlaktewater in algemene zin;

1.82 waterberging

tijdelijke opslag van water, waarbij de hoeveelheid water wordt opgenomen in de waterlopen en de bodem in een gebied.

1.83 waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera;

1.84 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.85 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden;

1.86 woon- en leefklimaat

onder een goed woon- en leefklimaat wordt verstaan dat er een toetsing plaatsvindt aan de geldende normen voor geur, bodem, geluid en luchtkwaliteit.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 peil
  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,2 meter;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,2 meter;
2.9 vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een gebouw is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle tot het gebouw behorende binnenruimten en geeft de grootte van het gebouw weer. De vloeroppervlakte wordt in vierkante meter (m²) uitgedrukt. Berekeningen: Lengten in één richting tenminste in decimeters bepalen. Product van lengten in twee richtingen, tenminste in centimeters bepalen;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijke inpassing

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inpassingsplan in Bijlage 3 en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. paden en wegen;
  • d. geluidwerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Erfafscheidingen

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden uitsluitend aangelegd in de vorm van een erfafscheiding en/of geluidwerende voorziening, tot een maximale hoogte van 3,5 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in artikel 3.1.
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. opslag van goederen en materialen;
  • f. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

Onder strijdig gebruik van gronden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt niet alleen het strijdig gebruiken verstaan maar tevens het strijdig laten gebruiken.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – opvanghuis', een opvanghuis;
  • c. wonen in een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'relatie', is sprake van één gekoppeld bouwvlak;
  • e. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m² van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner;
  • f. een bed&breakfast accommodatie in een bedrijfswoning met maximaal 5 kamers en voor maximaal 10 personen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – ontvangstruimte', uitsluitend voor levensbeschouwlijke doeleinden, zijnde een informatie/ceremonieruimte met ondersteunende horeca en inpandige opslag ten behoeve van de natuurbegraafplaats;
  • h. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegstaan binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – opvanghuis' mag het totale bebouwingsoppervlak maximaal 1.100 m² zijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk – ontvangstruimte mag het totale bebouwingsoppervlak maximaal 500 m² zijn;
  • d. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • f. in afwijking van sub d en e mag de maximum goothoogte en maximum bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte - maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

4.2.2 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegstaan binnen het bouwvlak;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter en de maximale hoogte 10 meter;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ exclusief onderkeldering (of inclusief onderkeldering indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie wordt gebruikt) inclusief aan-en uitbouwen of in ieder geval niet meer dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan en het geen woning betreft welke in het verleden gesplitst is geweest.
  • e. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,5 meter en de maximale hoogte 6 meter;
  • f. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen;
  • g. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 30 meter;
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • i. de minimale afstand tot de waterlopen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • j. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden;
  • k. de afstand van de bedrijfswoning tot de weg is minimaal gelijk aan de afstand welke aanwezig is op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • l. bedrijfswoningen en/of vrijstaande bijgebouwen mogen niet vóór de gevellijn gebouwd worden. Indien er geen gevellijn is opgenomen dienen de woningen in de lijn van de omliggende woningen te worden gesitueerd.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegstaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. bij de bedrijfswoning mag één carport of overkapping worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden.
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • f. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

4.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

4.3.1 Het vergroten van de oppervlakte

Het vergroten van de maximaal toegestane legale bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van de maatschappelijke functie;
  • c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de milieubelasting voor het omringende gebied mag niet worden verzwaard;
  • e. de uitbreiding mag niet leiden tot een onevenredige verhoging van het verkeersaanbod op de wegen;
  • f. de reeds aanwezige bedrijfsgebouwen dienen legaal te zijn opgericht vóór de tervisielegging van dit plan;
  • g. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.

4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • f. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

4.6 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:

4.6.1 Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen

Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m² van de woning en/of bijgebouwen
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt wordt;
  • d. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
  • e. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in Bijlage 2 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • g. horeca is niet toegestaan;
  • h. het beroep of bedrijf mag geen publieksgericht karakter en geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
  • i. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in artikel 12.2.1;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • l. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • m. de activiteit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarde en/of ecologische waarde;
  • b. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- natuurbegraafplaats': een natuurbegraafplaats, uitsluitend indien de inrichting en het gebruik plaatsvindt conform paragraaf 4.2, 4.3, 4.4, figuur 11 en hoofdstuk 5 van het in Bijlage 4 opgenomen Inrichtings- en beheerplan, waarvan maximaal 1,08 ha van de gronden ingericht mag worden als natuurgraf, met inbegrip van bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals informatieborden, banken, e.d.;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een halfverhard parkeerterrein en toegangsweg;
  • e. het houden van een natuurbegraafceremonie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- natuurbegraafplaats';
  • f. instandhouding van in de natuur aanwezige onverharde wegen;
  • g. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • h. onverharde of halfverharde- paden en wegen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

5.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een vergunning verlenen voor:

5.3.1 bouwwerken van geringe omvang

Het oprichten van bouwwerken van geringe omvang is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de maximale oppervlakte bedraagt in totaal 10 m²;
  • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter, met uitzondering van vogelwachterhuisjes waarvan de maximale bouwhoogte 5 respectievelijk 8 meter mag bedragen;
  • 3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2 meter.

5.3.2 schuilgelegenheid

Het realiseren van een overdekte ruimte ten behoeve van het schuilen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' mits:

  • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  • 3. de overdekte ruimte maximaal drie zijden is omsloten door wanden;
  • 4. er mag geen onevenredige schade worden aangericht aan de aanwezige waarden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het graven van natuurgraven buiten de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats';
  • b. het graven van natuurgraven binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' voorzover de gezamenlijke oppervlakte natuurgraven meer dan 1,08 ha bedraagt;
  • c. gronden ten behoeve van motorcross en lawaaisporten;
  • d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • g. seksinrichtingen;
  • h. opslag van goederen en materialen;
  • i. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

5.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd;
  • c. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • d. het aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
  • e. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas;
  • f. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • g. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met productiefunctie.

5.4.3 Uitzonderingen

Het in 5.4.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. ten behoeve van onderhoud, beheer en ontwikkeling van het natuurgebied en de natuurbegraafplaats Hooghei, conform paragraaf 4.2, 4.3, 4.4, figuren 11 en hoofdstuk 5 van het 'Inrichtings- en beheerplan Natuurbegraafplaats Hooghei' opgenomen als Bijlage 4 van deze regels;
  • b. bestaande uit het graven van natuurgraven binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats', voor zover de werkzaamheden plaatsvinden conform het bepaalde in hoofdstuk 2 paragraaf 1, onder 1 en 2 van het in Bijlage 5 opgenomen Werkprotocol beheer en gebruik;
  • c. die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal in uitvoering zijn en/of in overeenstemming zijn met het tot dat moment geldende bestemmingsplan dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

5.4.4 Toelaatbaarheid

De in 5.4.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden, archeologische- en landschappelijke waarden.

5.4.5 Beheer en gebruik natuurgraven
  • a. Het graven van natuurgraven binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' is toegestaan, voor zover dit plaatsvindt conform het bepaalde in hoofdstuk 2 paragraaf 1, onder 1 en 2 van het in Bijlage 5 opgenomen Werkprotocol beheer en gebruik;
  • b. het houden van een natuurbegraafceremonie binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' is toegestaan, voor zover dit plaatsvindt vindt conform het bepaalde in hoofdstuk 2, paragraaf 2 van het in Bijlage 5 opgenomen Werkprotocol gebruik en beheer;

5.4.6 Voorwaardelijke verplichting sloop recreatiewoning

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - sloop recreatiewoning’
dienen binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het plan 'Hooghei' de binnen die aanduiding staande gebouwen te worden gesloopt.

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige exploitatie van een recreatiebedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', een kampeerterrein;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen',
    • 1. centrale voorzieningen ten behoeve van het recreatiebedrijf;
    • 2. een bed & breakfast accommodatie voor maximaal 10 personen verdeeld over maximaal 5 kamers;
    • 3. een terras;
  • d. verblijfsrecreatieve voorzieningen als bepaald in 6.1.2;
  • e. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. een zwembad, ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - honden' mogen honden niet verblijven in een verblijfsaccommodatie of op een toeristische standplaats;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - parkeren' is parkeren verboden, uitgezonderd voor laden en lossen en periodiek onderhoud;
  • i. een horecabedrijf met bijbehorend een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • j. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • k. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de beroepsmatige activiteiten, maximaal 100 m² van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner;
  • l. ondergeschikte horeca ten behoeve van de recreatieve functie met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • m. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de recreatieve functie met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • n. een bed&breakfast accommodatie in een bedrijfswoning voor maximaal 10 personen verdeeld over maximaal 5 kamers
  • o. speelvoorzieningen;
  • p. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie uitgesloten - speelweide' zijn speelvoorzieningen niet toegestaan;
  • q. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
  • r. terras, tuinen en erven;
  • s. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • t. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.1.2 Nadere omschrijving verblijfsrecreatieve voorzieningen

Uitsluitend de volgende dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan:

  • a. maximaal 106 recreatiewoningen;
  • b. maximaal 5 trekkershutten;

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel, lid 12.2.1.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het maximum bebouwingsoppervlak aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 3.000 m². Bij deze oppervlakte worden niet meegerekend:
    • 1. de verblijfsrecreatieve voorzieningen, als bedoeld onder 6.1.2;
    • 2. de bedrijfswoning;
    • 3. het zwembad;
  • b. de oppervlakte van een (vrijstaand) gebouw voor sanitaire voorzieningen bedraagt maximaal 200 m²;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 4 m respectievelijk 7 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van een aanduiding 'maximum goothoogte (m) - maximum bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • d. voor recreatiewoningen met bijbehorende bijgebouwen zijn specifieke bouwregels in artikel 7.2.3 van toepassing;
  • e. voor de bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen zijn specifieke bouwregels in artikel 7.2.4 van toepassing.

6.2.3 Recreatiewoningen en bijgebouwen

Voor het bouwen van een recreatiewoning met bijbehorend bijgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. het oprichten van recreatiewoningen en bijgebouwen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de maximale goothoogte van recreatiewoningen bedraagt 3 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt 70 m2;
  • d. recreatiewoningen met een bouwhoogte van meer dan 4 meter worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 25º en ten hoogste 60º;
  • e. het oppervlak aan bijgebouwen mag per recreatiewoning niet meer bedragen dan 9 m²;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.2.4 Bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan,
  • b. de maximum goot- en bouwhoogte ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfswoning' mag niet meer bedragen dan 7 respectievelijk 10 meter;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ exclusief onderkeldering (of inclusief onderkeldering indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie wordt gebruikt) inclusief aan-en uitbouwen of in ieder geval niet meer dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan en het geen woning betreft welke in het verleden gesplitst is geweest.
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,5 meter en de maximale hoogte 6 meter;
  • e. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen inclusief aan- en uitbouwen mag maximaal 100 m² bedragen;

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één carport of overkapping worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de gevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m².
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Grotere oppervlakte recreatiewoning

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 6.2.3 sub c verlenen voor de vergroting van het oppervlak van een recreatiewoning indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het oppervlak van de recreatiewoning bedraagt maximaal 100 m²;
  • b. De maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • d. De noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering dient te worden aangetoond;
  • e. Vooraf advies wordt ingewonnen bij de Stichting Adviescommissie Toerisme en Recreatie voor het aantonen van de noodzaak van de voorziening;
  • f. De bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. De ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.


6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. permanente bewoning, met uitzondering van wonen in een bedrijfswoning;
  • e. vergraven, egaliseren, graven van sloten, dempen van sloten/poelen, rooien, omzetting van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt, verandering perceelsindeling binnen de gronden met de aanduiding 'historisch landschappelijk gebied';
  • f. lawaaisporten;
  • g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

6.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorwaardelijke verplichting', overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen omschrijving zonder:

  • a. de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning voor bouwen, conform het in Bijlage 3 opgenomen landschappelijk inpassingsplan;
  • b. dat de financiële compensatie in het gemeentelijke landschapsfonds is overgemaakt binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

6.5.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Tot en met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen' zonder de aanleg van een retentievoorziening. De voorziening dient te voldoen aan de volgende voorwaarden;

  • a. van ten minste 334 m3 ter plaatse van de bestemming 'Recreatie';
  • b. binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning voor bouwen;

6.5.4 Voorwaardelijke verplichting geluidwerende voorziening

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorwaardelijke verplichting', overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen omschrijving zonder:

  • a. de aanleg, instandhouding van een geluidwerende voorziening binnen binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning voor bouwen. Voor de geluidwerende voorziening geldt dat deze:
    • 1. is voorzien van een groene inpassing;
    • 2. minimaal 3 meter hoog en minimaal 50 meter breed is;
    • 3. wordt gesitueerd binnen de bestemming "Groen - Landschappelijke inpassing" ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm'.

6.5.5 Voorwaardelijke verplichting verlichting

Ter preventie van lichtuitstraling richting het Natuur Netwerk Brabant wordt verplicht:

  • a. met oriëntatieverlichting te werken;
  • b. lichtarmaturen van het Natuur Netwerk Brabant af te richten.

6.6 Afwijking van de gebruiksregels
6.6.1 Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen

Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in de bedrijfswoning is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m² van de woning en/of bijgebouwen
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt wordt;
  • d. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
  • e. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform Bijlage 2;
  • g. horeca is niet toegestaan;
  • h. het beroep of bedrijf mag geen publieksgericht karakter en geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
  • i. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in 12.2.1;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • l. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • m. de activiteit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • d. straatmeubilair;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. civieltechnische kunstwerken;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. oeververbindingen (bruggen).

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 6 m².

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en verkeersvoorzieningen mogen maximaal 9 meter bedragen;

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

7.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:

7.4.1 Het verhogen van de bouwhoogte

Het verhogen van de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en verkeersvoorzieningen is toegestaan indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale bouwhoogte 15 meter bedraagt;
  • b. aangetoond dient te worden dat het verhogen van de bouwhoogte functioneel noodzakelijk is;
  • c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kamperen;
  • b. opslag van goederen en materialen;
  • c. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
7.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden verlenen voor een werk en/of werkzaamheden indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. ingeval er twee of meer aanduidingen op de desbetreffende gronden zijn gelegen, het zwaarste regime geldt;
  • 2. bij de beoordeling van de een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in Bijlage 1 getoetst;
  • 3. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
  • 4. indien het een werk en/of werkzaamheden binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2' betreft, waarbij de ingrepen groter zijn dan ter plaatse is toegestaan, dient door middel van archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat deze archeologische waarden niet worden aangetast,
    • a. Archeologische verwachtingswaarde 1
      • ingrepen die groter of gelijk zijn dan 100 m2 en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld;
    • a. Archeologische verwachtingswaarde 2
      • ingrepen die groter of gelijk zijn dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld.

7.6.2 Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht in artikel 7.6.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  • a. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • b. minder dan 100 m² bedragen en buiten het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • d. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • e. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd zijn en niet reeds in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 8 Verkeer - Fietspad

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Fietspad aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde voet-, fiets- en bromfietspaden;
  • b. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • c. straatmeubilair;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. civieltechnische kunstwerken;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. oeververbindingen (bruggen).

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 6 m².

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte (ashoogte) van windturbines en -molens mag niet meer dan 12 meter bedragen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kamperen;
  • b. opslag van goederen en materialen;
  • c. (proef)boringen naar gas, waaronder schaliegas.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
8.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden verlenen voor een werk en/of werkzaamheden indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. ingeval er twee of meer aanduidingen op de desbetreffende gronden zijn gelegen, het zwaarste regime geldt;
  • 2. bij de beoordeling van de een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in Bijlage 1 getoetst;
  • 3. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
  • 4. indien het een werk en/of werkzaamheden binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 1' betreft, waarbij de ingrepen groter zijn dan ter plaatse is toegestaan, dient door middel van archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat deze archeologische waarden niet worden aangetast;
    • a. Archeologische verwachtingswaarde 1
      • ingrepen die groter zijn dan 100 m² en dieper dan 1 meter onder het huidig maaiveld.

8.5.2 Uitzonderingen

De omgevingsvergunningplicht in artikel 8.5.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  • a. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • b. minder dan 100 m² bedragen en buiten het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • d. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • e. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd zijn en niet reeds in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, in concreto terreinen met een middelhoge verwachting voor de periode Neolithicum tot Middeleeuwen en/of terreinen met een middelhoge verwachting.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
  • b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m²;
  • c. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. activiteiten welke niet gepaard gaan met ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter.

9.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Ingeval het gaat om ingrepen:

  • buiten het bouwvlak die groter zijn dan 100 m² en dieper dan 0,5 meter;

dan is het verboden op of in de gronden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag het volgende werk en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. draineren, onderbemalen, stuwen, graven sloten;
  • c. planten, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • d. verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen;
  • e. aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden verlenen indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. bij de beoordeling van de een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in Bijlage 1 getoetst;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
  • 3. door middel van archeologisch onderzoek dient te worden aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast.

9.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd zijn en niet reeds in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of;
  • d. voor zover de ingreep de aanleg van een natuurgraf betreft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Algemene regel m.b.t. ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

11.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met dien verstande dat deze ook toegestaan zijn buiten het bouwvlak voor zover voldaan wordt aan het bepaalde sub b;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in sub a en b is maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een openluchtzwembad moet gerealiseerd worden op een afstand van tenminste 3 meter achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de afstand van de openluchtzwembaden tot de perceelsgrenzen tenminste 5 meter moet bedragen;
    • 2. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 3. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
    • 4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
    • 5. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze niet onder gebouwen gesitueerd zijn.

11.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

11.4 Bestaande afstanden en maten
11.4.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.4.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.4.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in en uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

11.5 Algemeen bouwverbod

Binnen de aanduiding bouwvlak is het verboden te bouwen in strijd met de bouwbepalingen van de betreffende bestemmingsregels. Bebouwing buiten de aanduiding bouwvlak is verboden, behoudens de bebouwing krachtens de specifieke afwijkingsmogelijkheden inclusief bouwbepalingen van de betreffende bestemmingsregels.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Algemeen

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.

12.2 Parkeren - Gebruik
12.2.1 Algemeen
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de d.d. 27 september 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde "Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel", bepaald c.q. getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, treden deze ter toetsing in de plaats van de genoemde vastgestelde beleidsregels.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onder 12.2.1 lid a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

12.3 Afwijken van algemene gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' wordt het Natuur Netwerk Brabant verwijderd.

13.2 overige zone - toe te voegen groenblauwe mantel

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - toe te voegen groenblauwe mantel' wordt de groenblauwe mantel uitgebreid.

13.3 overige zone - besloten gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'besloten gebied' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide besloten gebied.

13.3.1 Verbodsbepaling

Het uitvoeren van de volgende werkzaamheden in een besloten gebied is niet toegestaan:

  • a. afgraven, egaliseren;
  • b. rooien, omzetten van grasland naar bouwland, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt.

13.3.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden, zoals weergegeven in 13.3.1, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. bij de beoordeling van een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in Bijlage 1 getoetst;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen.

13.3.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 13.3.1 en de omgevingsvergunningplicht in artikel 13.3.2 zijn niet van toepassing op het uitvoeren van werkzaamheden die:

  • a. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • b. minder dan 100 m2 bedragen en buiten het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • d. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. betrekking hebben op de aanleg van een natuurgraf;
  • g. worden uitgevoerd krachtens paragraaf 4.2, 4.3, 4.4, figuur 11 en hoofdstuk 5 van het in Bijlage 4 opgenomen Inrichtings- en beheerplan.

13.4 overige zone - historisch landschappelijk gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - historisch landschappelijk gebied', zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide historisch landschappelijk gebied.

13.4.1 Verbodsbepaling

Het uitvoeren van de volgende werkzaamheden in een Historisch landschappelijk gebied is niet toegestaan:

  • a. afgraven, ophogen;
  • b. indrijven;
  • c. onderbemalen;
  • d. aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • e. planten, omzetten van grasland naar bouwland;
  • f. verharden oppervlakte van meer dan 100 m².

13.4.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden verlenen voor een werk en/of werkzaamheden zoals weergegeven in 13.4.1, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. bij de beoordeling van een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in Bijlage 1 getoetst;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;

13.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 13.4.1 en de omgevingsvergunningplicht in artikel 13.4.2 zijn niet van toepassing op het uitvoeren van werkzaamheden die:

  • a. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • b. minder dan 100 m2 bedragen en buiten het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • d. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. betrekking hebben op de aanleg van een natuurgraf;
  • g. worden uitgevoerd krachtens paragraaf 4.2, 4.3, 4.4, figuur 11 en hoofdstuk 5 van het in Bijlage 4 opgenomen Inrichtings- en beheerplan.

13.5 overige zone - leefgebied van dassen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Leefgebied van dassen', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor het op de verbeelding aangeduide leefgebied van dassen.

13.5.1 Verbodsbepaling

Het uitvoeren van de volgende werkzaamheden in een gebied met de aanduiding 'overige zone - Leefgebied van dassen' is niet toegestaan:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren;
  • b. draineren, onderbemalen, dempen sloten, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • c. rooien, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • d. verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen.

13.5.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden verlenen voor een werk en/of werkzaamheden zoals weergegeven in 13.5.1, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1. bij de beoordeling van een werk en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in Bijlage 1 getoetst;
  • 2. burgemeester en wethouders kunnen voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;

13.5.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 13.5.1 en de omgevingsvergunningplicht in artikel 13.5.2 zijn niet van toepassing op het uitvoeren van werkzaamheden die:

  • a. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • b. minder dan 100 m2 bedragen en buiten het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • d. reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan en mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. betrekking hebben op de aanleg van een natuurgraf;
  • g. worden uitgevoerd krachtens paragraaf 4.2, 4.3, 4.4, figuur 11 en hoofdstuk 5 van het in Bijlage 4 opgenomen Inrichtings- en beheerplan;

13.6 Overige zone - Archeologische verwachtingswaarde 1

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Archeologische verwachtingswaarde 1', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor de op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde.

13.6.1 Verbodsbepaling

Het uitvoeren van de volgende werkzaamheden in een gebied met de gebiedsaanduiding 'overige zone - Archeologische verwachtingswaarde 1' is niet toegstaan bij:

  • a. ingrepen die groter zijn dan 100 m2 en dieper dan 1 meter onder het huidig maaiveld;

13.6.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor bouwen, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden verlenen voor een werk en/of werkzaamheden zoals weergegeven in 13.6.1, indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de afwijking blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.

13.7 Overige zone - Archeologische verwachtingswaarde 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Archeologische verwachtingswaarde 2', het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden, in het bijzonder voor de op de verbeelding aangeduide archeologische verwachtingswaarde.

13.7.1 Verbodsbepaling

Het uitvoeren van de volgende werkzaamheden in een gebied met de gebiedsaanduiding 'overige zone - Archeologische verwachtingswaarde 2' is niet toegstaan bij:

  • a. ingrepen die groter zijn dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld;

13.7.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor bouwen, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden verlenen voor een werk en/of werkzaamheden zoals weergegeven in 13.7.1, indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de afwijking blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels afwijking kan worden verleend, kan het bevoegd gezag afwijking verlenen voor
  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maten voor de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen binnen een bestemmingsvlak, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven maten;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 20 meter;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten en viaducten;
      • binnen de bebouwde kom op het bedrijventerrein en sportparken.
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

14.2 Het plaatsen van antennemasten buiten bebouwingsconcentraties

Het bevoegd gezag kan een afwijking voor het plaatsen van antenne-installaties verlenen indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond dient te worden dat het plaatsen van antennemasten binnen de aangeduide bebouwingsconcentraties niet mogelijk is gebleken;
  • b. er moet sprake zijn van site-sharing, waardoor zo min mogelijk masten nodig zijn;
  • c. indien site-sharing niet mogelijk is, dient de noodzaak van een solitaire plaatsing te worden aangetoond;
  • d. de masten dienen bij voorkeur geplaatst te worden op bestaande hoge gebouwen, niet zijnde woongebouwen of hoge bouwwerken;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

14.3 Het plaatsen van kunstwerken

Het bevoegd gezag kan een afwijking voor het plaatsen van kunstwerken verlenen indien onder andere voldaan is aan de volgende voorwaarde:

  • a. het plaatsen van kunstwerken, zoals beelden en plastieken is toegestaan na een positief advies van de gemeentelijke Kunstcommissie.

14.4 Het plaatsen van openbare nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een afwijking voor het plaatsen van openbare nutsvoorzieningen in de vorm van gasontvang- en reduceerstations, transformatorhuisjes en gemalen verlenen indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale bebouwingsoppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

14.5 Verlichtingsarmaturen en bewegwijzering

Het bevoegd gezag kan een afwijking voor het plaatsen van verlichtingsarmaturen ten behoeve van verkeer(sveiligheid) en bewegwijzering verlenen indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 15 meter bedragen.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

15.2 Aanleg landschapselementen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van de aanleg van landschapselementen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het dient te gaan om aanleg/versterking van een samenhangend netwerk van landschapselementen op lokaal niveau;
  • b. de aanleg van landschapselementen of bos zal in overleg met direct belanghebbenden alsmede de aangrenzende grondeigenaren/agrarische bedrijven plaatsvinden, op basis van een voor een samenhangend deelgebied op te stellen inrichtingsplan;
  • c. voorzover het particuliere gronden betreft zal aanleg uitsluitend plaatsvinden op basis van vrijwilligheid en met instemming van de betreffende grondeigenaren;
  • d. wijziging mag pas plaats vinden nadat de overdracht of aankoop, op vrijwillige basis, door particulieren aan de gemeente of aan een natuurbeherende instantie, in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • e. aangrenzende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, moeten doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. het initiatief moet passen binnen de draagkracht van het gebied.

15.3 Wijziging naar Natuur, Bos of Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen Bos, Natuur of Water, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dan de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • b. de regels van de bestemmingen Bos, Natuur en/of Water worden van overeenkomstige toepassing verklaard met dien verstande dat wanneer gewijzigd wordt in de bestemming Water dit uitsluitend ten behoeve van de beekdalontwikkeling mag geschieden;
  • c. in geval de bestemming gewijzigd wordt in bestemming Bos, mag dit niet ten behoeve van bosbouw worden aangewend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

16.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van het standaard overgangsrecht gebruik, geldt uitsluitend voor personen die op het moment van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan eigenaar zijn van een recreatiewoning op recreatiepark Camping De Hooghe Heide, dat lid 6.5.1 sub d niet van toepassing is.

16.4 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijking verlenen.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Hooghei'.