Plan: | Rietstok, Gemonde |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-ON01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Rietstok, Gemonde" van de gemeente Sint-Michielsgestel.
Op de locatie in de omgeving van de Rietstok is een mix van woningen en agrarische gronden aanwezig. De initiatiefnemer is voornemens om op deze percelen 28 woningen te realiseren. Deze woningen bestaan onder andere uit 22 'nul-op-de-meter' MorgenWonen-woningen (zowel levensloopbestendige- als eengezinswoningen).
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Actualisatieplan Kom Gemonde'', omdat binnen de vigerende bestemming 'Agrarisch' de bouw van burgerwoningen niet is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het realiseren van 28 woningen.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Sint-Michielsgestel, sectie D, nummers 1590 (gedeeltelijk), 3640 (gedeeltelijk), 3642, 3674, 3923, 3925, 3927, 3928 en 3929 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 10.870 m². De gronden 1590, 3674 en 3929 zijn in gemeentelijk eigendom, de overige gronden zijn in particulier eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Actualisatieplan Kom Gemonde", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 24 november 2016. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'Agrarisch', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor:
Agrarisch | - | een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering; |
- | agrarische bedrijfsuitoefening; | |
- | extensief dagrecreatief medegebruik; | |
- | bestaande bedrijfswoning. | |
Tuin | - | tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; |
- | in- en uitritten; | |
- | parkeervoorzieningen; | |
- | groen en groenvoorzieningen; | |
Verkeer - Verblijfsgebied | - | wegen en ontsluitingswegen; |
- | infrastructurele voorzieningen; | |
- | parkeervoorzieningen; | |
- | groen en groenvoorzieningen. | |
Wonen | - | wonen in woningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep; |
- | (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen; | |
- | groen en groenvoorzieningen; | |
- | nutsvoorzieningen. |
Ter plaatse van het plangebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4'. Deze dubbelbestemming verplicht het uitvoeren van archeologisch onderzoek voorafgaand van bepaalde bodemingrepen.
Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' gelden de volgende aanduidingen:
Conclusie
Het initiatief betreft de realisatie van 28 woningen die gedeeltelijk worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is dit niet mogelijk. Voor de woningen die binnen de bestemming 'Wonen' vallen, ontbreken bouwvlakken en bouw- en maatvoeringsaanduidingen.Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
GEMONDE OMSTREEKS 1950
Gemonde begon als kleine nederzetting langs de rivier De Dommel, op de plaats van Den Hogert waar momenteel de begraafplaats ligt. De kern Gemonde is ontstaan op een overgang van relatief droge akkergronden aan de zijde van De Dommel en lager gelegen vochtige weidegronden aan de oostzijde van de kern. Het dorp ligt in de oksel van het dal van De Dommel en dat van de Beekse Waterloop. Gemonde is een uitgestrekt, maar klein gebleven kerkdorp. De kern Gemonde is ontstaan als een lintdorp. Het centrale lint wordt gevormd door de Gemondseweg - Dorpsstraat - Sint Lambertusweg. Behalve langs dit lint ontstond ook bebouwing langs een aantal veldwegen die nog steeds als zodanig herkenbaar zijn.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied ligt aan de kruising van de Dorpsstraat en de Rietstok. Vanaf de Dorpsstraat is de Rietstok verhard waarna deze overgaat in een onverharde veldweg die het buitengebied in loopt. Aan de oostzijde van het plangebied is reeds vrijstaande woningbouw aanwezig bestaande uit één bouwlaag met een kap. Het overige deel van het plangebied is thans in gebruik als agrarische grond en als tuin behorende bij de diverse woningen. Aan de zuidzijde, het deel dat buiten het plangebied valt, ligt een wooncomplex met sociale huurwoningen voor eenpersoonshuishoudens van woningcorporatie Woonmeij.
De Rietstok heeft in zijn huidige gebruik geen belangrijke ontsluitingsfunctie voor de dorpskern van Gemonde. Het betreft een zijstraat van de Dorpsstraat die het wooncomplex en enkele woningen ontsluit. De huidige woningen aan de Dorpsstraat worden ontsloten op de Dorpsstraat. Deze straat heeft, in tegenstelling tot de Rietstok, wel een belangrijke ontsluitingsfunctie voor de dorpskern van Gemonde in de richting van Sint-Michielsgestel, Schijndel en Boxtel.
Het plangebied ligt in de oostelijke dorpsrand van Gemonde. Het kamerlandschap en de dorpskern komen hier samen. Binnen en aangrenzend aan het plangebied liggen diverse groen- en waterstructuren, grofweg te onderscheiden in drie delen:
Aan de oost- en zuidzijde van het plangebied liggen B-watergangen. Deze watergangen lozen ten zuidwesten van het gebied in een A-water aan de overzijde van de rijbaan Vier Gemalen. Deze A-watergang loost weer in de Beeksche Waterloop aan de oostzijde van de rijbaan Besselaar.
Woningbouw in Gemonde
In de recente jaren is er in Gemonde niet veel gebouwd en de behoefte neemt toe. Daarbij zijn verschillende routes te kiezen: planmatige uitbreidingen, incidentele bouw van één of meer woningen en transformatie van bestaande locaties. De planmatige uitbreidingen aan de dorpsrand, zoals voorliggend project dienen een bepaalde provinciale procedure te doorlopen.
Stedelijk gebied
De bouw van woningen in een landelijk dorp als Gemonde is rechtstreeks gekoppeld aan de grenzen van het 'stedelijk gebied', zoals vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) van de provincie. Om het landschap te beschermen dient woningbouw vooral plaats te vinden in dat stedelijk gebied. De ligging van dit provinciale stedelijke gebied komt niet altijd overeen met de feitelijke situatie en soms liggen woningbouwplannen buiten dit stedelijk gebied, maar zijn deze wel aanvaardbaar vanuit de omgevingskwaliteiten. Een (kleine) herijking is daarom soms gewenst.
Aanpassing
Gelet op onderhavige ontwikkeling voorziet het plan in 25 woningen binnen het bestaand stedelijk gebied (Landelijke kern) en 3 daar buiten (Landelijk gebied). Ten behoeve van onderhavig plan is dus een grenswijziging gewenst ten behoeven van deze drie woningen. De Interim Omgevingsverordening geeft ruimte in haar regels om de grenzen te wijzigen middels de mogelijkheden in artikel 6.2. Voor voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van bovenstaande wijzigingsmogelijkheid van de begrenzingen van het stedelijk gebied. In paragraaf 4.2.2 staat dit nader beschreven.
In dit hoofdstuk is het plan beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, en groen en water.
HOOFDSTRUCTUUR
Aan de Rietstok en de Dorpstraat in Gemonde ontstaat een nieuw stukje Gemonde dat voorziet in woningbouw in de overgang van de kern naar het landschap. De woningen worden zoveel mogelijk georiënteerd op de nieuwe dwarsstraten aan de Dorpstraat en de bestaande Rietstok. De dichtheid van het woningaantal neemt richt het landschap af om zodoende een zachte overgang te creëren. Dit wordt mede bereikt door het onverharde deel van de Rietstok samen met de hoge populieren te behouden.
Het plan voorziet in 22 nieuwbouw MorgenWonen woningen waarvan 13 gezinswoningen en 9 levensloopbestendige woningen, allemaal nul-op- de-meter. Daarnaast komen er 6 vrijstaande woningen wat het totaal op 28 woningen brengt. Onderstaande afbeelding geeft het stedenbouwkundig plan weer. Het plan is tevens toegevoegd als bijlage 1.
STEDENBOUWKUNDIG PLAN
Nieuwe woningbouwontwikkelingen in de gemeente Sint-Michielsgestel worden getoetst aan de Welstandsnota. De Welstandsnota biedt echter onvoldoende toegespitste richtlijnen voor onderhavig project. Derhalve is voor voorliggende ontwikkeling een beeldkwaliteitplan opgesteld waarbij de welstandsnota wel als basis heeft gediend. Het beeldkwaliteitsplan is bijgevoegd als bijlage 2.
De gave kamerstructuur van het aanliggende landschap die gecreëerd wordt door de hoge populieren blijft behouden. De ruime tuinen van de vrijstaande woningen voorzien in een overgang van de kern naar dit landschap. Aan de Rietstok, op de grens van de ontwikkeling en de eerste landschapschapskamer, komt een speelplek te liggen. Er is hier veel ruimte om in een natuurlijke setting een bijzondere speelplek te creëren die uitkijkt over de landschapskamer. De watergang die hier dwars door heen loopt versterkt de beleving van het landschap en past goed bij het natuurlijk spelen.
Ten zuiden van de Rietstok en ten oosten van het bestaande wooncomplex, wordt het huidige stuk grasland ingezet voor waterberging. Deze wadi voorziet in de waterberging voor heel het plan en staat in verbinding met de bestaande watergangen wanneer er sprake is van een noodoverstort.
De openbare ruimte in het plan wordt begeleid door bomen en blokgroen verspreid over het gebied tussen de voetpaden, het parkeren en de rijbaan. De woningen worden voorzien van een geveltuin om de overgang van privé naar openbaar te verzachten en groen aan te kleden.
Ten behoeve van een goede ontsluiting komt er een nieuwe dwarsstraat aan de Dorpsstraat. Deze nieuwe straat buigt vervolgens af naar het zuiden richting de Rietstok en loopt schuin over in de woonstraat waaraan de levensloopbestendige woningen en het bestaande wooncomplex staan. De nieuwe straat wordt ingericht voor tweerichtingsverkeer zodat niet al het verkeer via de Rietstok het plan hoeft te verlaten. Mogelijk wordt de Rietstok éénrichtingsweg richting de Dorpsstraat.
Om bij ruimtelijke ontwikkelingen de theoretische parkeerbehoefte te bepalen hanteert de gemeente Sint-Michielsgestel parkeernormen conform Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel (2016), gebaseerd op het rekenkundig gemiddelde van het minimum- en het maximumparkeerkencijfer uit de meest recente CROW-publicatie (in september 2016 is dat publicatie 317). De gemeente Sint-Michielsgestel wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Sint-Michielsgestel tot de rest bebouwde kom behoort.
Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie de parkeernorm uit drie onderdelen:
In de onderstaande tabel is de berekening van de parkeernorm uiteengezet.
Onderdeel | Parkeernorm | Aantal | Totaal |
Koop, huis, tussen/hoek (1) | 2,0 per woning | 13 woningen | 26,0 |
Koop, huis, tussen/hoek (2) | 2,0 per woning | 9 woningen | 18,0 |
Koop, huis, vrijstaand | 2,3 per woning | 6 woningen | 13,8 |
Totaal | 57,8 |
Het parkeren is evenredig over het plan verdeeld met parkeren op eigen terrein en in de openbare ruimte. Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat dit nieuwbouwplan ten minste moet voorzien in 58 parkeerplaatsen. In het stedenbouwkundig plan zijn 30 parkeerplaatsen op eigen terrein en 28 parkeerplaatsen in de openbare ruimte opgenomen. Gezamenlijk leidt dit tot de realisatie van 58 parkeerplaatsen en voldoet het aan de parkeerbehoefte.
De realisatie van 28 grondgebonden woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Sint-Michielsgestel wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Sint-Michielsgestel tot de rest bebouwde kom behoort.
Huidige situatie
Het plangebied zorgt in de huidige situatie niet voor een verkeersaantrekkende werking, daar het een tuinen en agrarische gronden betreft.
Nieuwe situatie
Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit drie onderdelen:
In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
Koop, huis, tussen/hoek (1) | 7,0 - 7,8 per woning | 13 woningen | 91,0 - 101,4 |
Koop, huis, tussen/hoek (2) | 7,0 - 7,8 per woning | 9 woningen | 63,0 - 70,2 |
Koop, huis, vrijstaand | 7,8 - 8,6 per woning | 6 woningen | 46,8 - 51,6 |
Totaal | 28 woningen | 199,8 - 223,2 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 224 verkeersbewegingen per etmaal.
De ontlsuiting van het plan loopt via de Dorpsstraat. In de huidige situatie rijden er circa 2.500 motorvoertuigen per etmaal over de Dorpsstraat. Middels onderhavig plan is er een toename van 9%. De gewenst grenswaarden van wegen in kleinere kernen en typische woongebieden is circa 3000 auto's per etmaal. De Dorpsstraat kan daarmee de toename ten gevolge van onderhavig plan verwerken.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 224 verkeersbewegingen per etmaal. Verondersteld wordt dat de verkeersafwikkeling van onderhavig plan, plaats kan vinden via de nieuw te realiseren dwarsstraten, de Dorpstraat, de Rietstok en de omliggende wegen.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).
Betekenis voor het plangebied
Gelet op onderhavige ontwikkeling voorziet het plan in 25 woningen binnen het bestaand stedelijk gebied en 3 daar buiten. De toetsing aan de Ladder geldt dus alleen voor de 3 vrijstaande woningen. Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft betreft de realisatie van 28 woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. Het grootste deel van de woningen (22) wordt als ‘nul-op-de-meter’ -MorgenWonen woningen gebouw. De zes vrije kavels zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek waar het water hoog in de grond staat. Door de realisatie van een grote wadi wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Omtrent deze oplossing is in een vroegtijdig stadium overleg geweest met het Waterschap De Dommel. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Beide aspecten spelen hier, de woningvraag is groot en de uitbreiding is met drie vrijstaande woningen beperkt en wordt bovendien ruimtelijk binnen de bestaande kern van Gemonde gerealiseerd. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de doorstroom mogelijkheden voor bewoners van Gemonde. De leefomgeving en het vestigingsklimaat wordt op deze manier versterkt. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 juli 2022 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van 28 woningen als vorm van inbreiding. Het plangebied ligt op drie woningen na binnen het stedelijk gebied aangeduid als 'Landelijke Kern'. De drie vrijstaande woningen liggen binnen het landelijk gebied aangeduid als 'Landelijk Gebied, Groenblauwe Mantel en Cultuurhistorisch Waardevol Gebied'.
UITSNEDE INTERIM OMGEVINGSVERORDENING
In het kader van deze ontwikkeling dienen de woningen binnen de 'Landelijke Kern' in beginsel aan artikel 3.42 'Duurzame stedelijke ontwikkeling' van de Interim Omgevingsverordening getoetst te worden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.
''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Herbegrenzing werkingsgebied
De drie vrijstaande woningen aan de oostzijde van het plan zijn onderdeel van het Landelijke Gebied. Het overgrote deel van het plan bevat woningen binnen de Landelijke kern. Met deze ontwikkeling zal de kern van Gemonde en daarmee tevens het stedelijk gebied worden uitgebreid. Herbegrenzing naar het werkingsgebied 'Landelijke kern, Stedelijk gebied' is dan ook voorstelbaar.
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van artikel 6.2 IOV: burgemeester en wethouders kunnen de grenzen van een werkingsgebied (hier werkingsgebied 'Concentratiegebied') wijzigen ten behoeven van een ruimtelijke ontwikkeling. De drie vrijstaande woningen aan de oostzijde van het plan komen daarmee in het gebied Landelijke Kern te liggen. De voorgenomen grenswijziging van het gebied Landelijke Kern staat hieronder toegelicht. De toe te voegen gronden betreffen het deel met de huidige woonbestemming en het deel met de nieuwe woonbestemming, tezamen 2.581 m² groot. Een en ander is hieronder en op de verbeelding weergegeven.
GRENSWIJZIGING LANDELIJKE KERN
In artikel 5.3 IOV zijn gevallen opgenomen waarvoor de Gedeputeerde Staten bevoegd zijn de grenzen van een werkingsgebied te wijzigen. Voor onderhavig plangebied is alleen Lid 1 van toepassing. Hieronder wordt aangetoond dat er binnen onderhavig initiatief sprake is van een geval zoals genoemd in artikel 5.3 IOV.
''Artikel 5.3 wijziging grenzen van werkingsgebieden
Lid 1
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de in deze verordening opgenomen grenzen van een werkingsgebied te wijzigen als één of meer van de volgende gevallen zich voordoet:
De grenswijziging is nodig voor de realisatie van drie vrijstaande grondgebonden woningen die buiten het gebied Landelijke Kern liggen, maar zijn gelegen binnen de vastgestelde grenzen van de bebouwde kom. Er is sprake van een geval zoals genoemd onder a, b en c waarvoor de Gedeputeerde Staten het werkingsgebied mag wijzigen.
ad a | Om de gehele ontwikkeling als reguliere woningen te kunnen ontwikkelen is het doelmatig de grens te wijzigen. |
ad b | Het doel van het nieuwe werkingsgebied 'Landelijke kern' is het in de toekomst concentreren van bebouwing binnen dit stedelijke gebied. Door de wijziging ligt alle bebouwing van het te wijzigen gebied in de 'Landelijke kern'. Door de ontwikkeling wordt de oostelijke kernrand van van Gemonde op een logische manier afgerond. De grenswijziging volgt de reeds bestaande en nieuwe bebouwingsgrens en is daarmee doelmatig. |
ad c | Het plan voldoet aan de uitgangspunten en basisprincipes van de verordening. |
Over het geheel genomen dient de wijziging het mogelijk maken van onderhavige ontwikkeling en het daarmee tevens logisch afronden van de kern. Het gehele gebied dat naar 'Landelijke kern' gewijzigd dient te worden heeft een oppervlak van 2.581 m². Hiervan betreft 753 m² het deel dat reeds bestemd is als 'Wonen'.
Naast het toevoegen van 2.581 m² Landelijke Kern, dient hetzelfde gebied verwijderd te worden op de kaarten 'Landelijk Gebied, Groenblauwe Mantel en Cultuurhistorisch Waardevol Gebied'.
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:
Cultuurhistorisch waardevol gebied
Het oostelijke deel van het plangebied behoort formeel tot het cultuurhistorisch waardevol gebied. Conform 3.29 IOV moeten in een bestemmingsplan regels gesteld worden voor de bescherming van de eventuele cultuurhistorische waarden. Met bovengenoemde grenswijziging en realisatie van onderhavig plan dient ook de grens van het cultuurhistorisch gebied gewijzigd te worden. In paragraaf 5.2.2 wordt nader beschreven dat het plan niet leidt tot negatieve effecten op cultuurhistorische waarden. Belangrijkste structuren zijn de landschapskamer direct ten oosten van het plan en de onverharde Rietstok. De landschapskamer blijft behouden en de gedeelde bomenrij op de plangrens zal versterkt worden door de ontbrekende bomen in de huidige rij aan te vullen. Het deel waar de Rietstok onverhard wordt, blijft in tact en zal men nog steeds het gevoel hebben daar het buitengebied in te lopen.
Beperkingen veehouderij en Stalderingsgebied
De artikelen 3.51 en 3.52 IOV stellen regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, omdat middels onderhavig planvoornemen de kern Gemonde op een logische manier wordt afgerond en de ontwikkeling voor het grootste deel binnen het bestaand stedelijk gebied valt. De bestaande watergang en bomenrij aan de oostgrens dient hierbij als grens van de ontwikkeling en het begin van het buitengebied.
Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van 28 woningen binnen de kern Gemonde, waarbij de woningen aansluiten bij de doelstellingen geformuleerd in de woonvisie (paragraaf 4.3.2). Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.3.6 waarin het project aan de gemeentelijke 'Aanvulling Structuurvisie Buitengebied Sint-Michielsgestel' wordt getoetst.
Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Op 13 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel de structuurvisie 'Sint-Michielsgestel 2025' vastgesteld. In deze visie geeft de gemeente de route waarlangs ontwikkelingen, die geformuleerd zijn in de strategische visie 'Zieners 2025', tot stand zullen moeten komen. De structuurvisie geeft inzicht in de ruimtelijke ontwikkelingen op korte, middellange en lange termijn. De kernwaarden die in deze structuurvisie voorop staan zijn:
Analyse
Op basis van een analyse van de huidige situatie worden in de structuurvisie een aantal belangrijke kwaliteiten, maar ook knelpunten onderscheiden. Belangrijke kwaliteiten betreffen de ligging binnen de invloedssfeer van met name de stad 's-Hertogenbosch, maar ook Eindhoven en Tilburg, de landschappelijke en groene kwaliteiten zowel binnen de gemeente als daar net buiten (Groene Woud), de hiermee samenhangende recreatieve potentie en het prettig leefklimaat. De belangrijkste knelpunten betreffen de beperkte toegankelijkheid en bereikbaarheid van de natuur en recreatiegebieden, de lage differentiatie in woonmilieus, het ontbreken van een sterke ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de dorpscentra en de ongeschikte locatie van bedrijven die qua aard en schaal niet op die specifieke plek thuis horen. De beperkte variatie in woonmilieus laat zich voelen in het beperkte woningaanbod voor starters/jongeren en senioren.
Om de kwaliteiten uit te bouwen, de kansen te benutten en de knelpunten en bedreigingen zo adequaat mogelijk te bestrijden, is een ruimtelijk structuurbeeld vervaardigd waaraan een aantal speerpunten is gekoppeld.
Eén van de speerpunten betreft de bouwopgave. Er wordt geconcludeerd dat de woningaantallen uit het gemeentelijk woningbouwprogramma tot 2021 in principe toereikend zijn om te bouwen voor migratiesaldo nul. Er is echter een bouwachterstand, waardoor de wachtlijsten zijn opgelopen. Bovendien worden er verdere vertragingen verwacht. Er wordt voor gekozen de bouwopgave ook af te stemmen op de woningbehoefte uit 's-Hertogenbosch, omdat de gemeente deze stedelingen een goed woonmilieu op korte afstand van de stad te bieden heeft.
Dit leidt tot de keuze te bouwen bij alle dorpen. Dit heeft de wens als achtergrond om toekomst te bieden aan de dorpen, de dorpsgemeenschappen, de dorpsvoorzieningen en kleine werkgelegenheid. Dit heeft een sociale en humane achtergrond. De dorpen moeten de gelegenheid krijgen om op een waardige en respectvolle wijze en voor alle bevolkingsgroepen te bouwen aan hun eigen toekomst. Verder ligt de nadruk sterk op de kwalitatieve woningbehoefte. Er moet meer worden gebouwd naar de wensen en behoeften van de inwoners. Hiertoe is onder meer een woonwensenonderzoek uitgevoerd. Duidelijk is in elk geval dat kleinschalig wonen van belang is voor de dorpse uitstraling van de kernen.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat er bijzondere aandacht nodig is voor woon-zorgcombinaties, omdat hier een tekort aan zal ontstaan. De 'rode' ontwikkelingen dienen ten allen tijde in balans te zijn met de groene kwaliteiten van de gemeente. Deze kwaliteiten vormen de basis van de aantrekkelijkheid van de gemeente. Landschap is daarin belangrijk, maar ook duurzaamheid en ecologie. Duurzaamheid en ecologisch evenwicht worden als randvoorwaarden gehanteerd bij alle ruimtelijke ontwikkelingen.
In de Structuurvisie is onderhavig plan gelegen op een locatie waarin de gemeente aangeeft dat nieuwe woningbouw mogelijk is. Dit blijkt uit onderstaande uitsnede van de Structuurvisiekaart van de kern Gemonde.
KAART VISIE STRUCTUURVISIE SINT-MICHIELSGESTEL 2025
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de 'Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025', omdat de locatie van onderhavig plan wordt aangeduid als locatie voor nieuwe woningbouw.
Op 10 mei 2016 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel de 'Woonvisie 2016-2021' vastgesteld. In deze visie legt de gemeente Sint-Michielsgestel de prioriteiten van het woonbeleid voor de komende jaren vast.
Analyse
Op basis van de provinciale bevolkings- en huishoudensprognose zal het aantal huishoudens de komende jaren toenemen als gevolg van 'huishoudensverdunning'. Het uitgangspunt in de huidige woningbouwopgave is bouwen voor de eigen bevolking, met migratiesaldo 0. In de Regionale Agenda Wonen, die de provincie Noord-Brabant in 2015 heeft opgesteld met de gemeenten in de regio Noordoost Brabant, wordt de behoefte aan toevoeging van woningen in Sint-Michielsgestel in de periode 2015-2025 geraamd op 1.125 woningen (bruto behoefte). Uitgaande van 140 te slopen woningen die zullen worden herbouwd, betekent dit een netto opgave van 985 toe te voegen woningen. Dit betekent een jaarlijkse woningbouwopgave van circa 110 woningen tot 2025 voor de gemeente Sint-Michielsgestel .
Uitvoeringsnota Woningbouw 2019
Voor Gemonde is in de Woonvisie geen behoeftekader opgesteld. Op het moment van de
vaststelling van de Woonvisie in 2016 werd uitgegaan van een behoefte aan circa 30 extra
woningen tot 2025. Dit zijn gemiddeld 3 tot 4 woningen per jaar. Aan deze behoefte is nog niet voldaan maar er zijn wel plannen in de maak die dit mogelijk kunnen maken. Bij de ontwikkeling van nieuwe projecten wordt kritisch gekeken naar de behoefte. Jaarlijks wordt de Uitvoeringsnota voor de woningbouw opgesteld. Hierin staat beschreven in hoeverre woningbouwplannen zijn gerealiseerd en wat de nieuwe woningbouwplanning is voor de komende jaren. Onderhavig plan is daarin opgenomen met 22 diverse projectmatige koopwoningen, 2 á 3 particuliere kavels en 4 Ruimte-voor-Ruimte woningen.
Onderhavig planvoornemen bestaat uit de realisatie van 28 woningen:
Deze woningbouwontwikkeling past binnen de netto jaarlijkse woningbouwopgave van circa 110 woningen tot 2025 voor de gemeente Sint-Michielsgestel, de 30 woniningen voor Gemonde en het programma dat in de Uitvoeringsnota is opgenomen.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de 'Woonvisie 2016-2021'.
Het woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen bevat een analyse van bestaand beleid en beschikbare gegevens betreffende de woningmarkt met als doel enerzijds duidelijk maken wat de meer specifieke woonbehoeften per dorp zijn. Anderzijds moet worden bepaald wat nodig is aan woningbouw per dorp om aan de behoeften op lange en korte termijn tegemoet te komen.
Analyse
Voor de dorpen wordt een richtinggevend woningbouwkader meegegeven, gericht op de doelgroepen starters, doorstromers en ouderen:
Onderhavig planvoornemen bestaat uit de realisatie van 28 woningen. Deze woningen bestaan gedeeltelijk uit eengezinswoningen, levensloopbestendige woningen en vrijstaande woningen. Hiermee wordt aangesloten op het richtinggevend woningbouwkader van de gemeente.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de 'Woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen'.
In 2013 is de welstandsnota voor de gemeente Sint-Michielsgestel vastgesteld. In deze nota wordt een beschrijving gegeven van de algemene welstandscriteria en wordt er per deelgebied een waarderende beschrijving gegeven, die uitmondt in specifieke architectonische kenmerken met daaruit voortvloeiende welstandscriteria. Voor gebieden waar op korte termijn ontwikkelingen zijn voorzien, worden veelal gedetailleerde beeldkwaliteitplannen opgesteld. De ontwikkeling aan de Rietstok valt in deze categorie, derhalve is een seperaat beeldkwaliteitplan opgesteld dat als bijlage 2 is toegevoegd. Het beeldkwaliteitsplan zal worden vastgesteld door de raad. Het beeldkwaliteitsplan is daarmee leidend voor de welstandstoets.
De gemeente Sint-Michielsgestel wil zich naar de toekomst toe klimaatbestendig en duurzaam ontwikkelen. De gemeente Sint-Michielsgestel wil daarom graag van iedere bouwer een bijdrage in het milieuverantwoord bouwen.
Analyse
Het algemene ruimtelijke uitgangspunt van gemeenten is er op gericht om te komen tot 'duurzaam bouwen'. Duurzaam bouwen verhoogt de gebruikswaarde (functioneel), belevingswaarde (vorm) en de toekomst (tijd) voor de bebouwde omgeving. Duurzaam bouwen is in dit geval te onderscheiden in stedenbouwkundig en bouwkundig duurzaam bouwen. Een goed stedenbouwkundig plan draagt bij aan een duurzame toekomst en voorkomt onder andere verloedering en leegstand.
In ieder geval geldt voor het bouwplan dat niet-uitloogbare bouwmaterialen worden gebruikt en dat er, van overheidswege, steeds meer eisen worden gesteld aan duurzaam/milieubewust bouwen.
Onderhavig initiatief zet in op duurzaam/milieubewust bouwen, omdat een gedeelte van het bouwplan gerealiseerd wordt op basis van de 'nul-op-de-meter MorgenWonen-woningen' . Op deze manier wordt het aspect duurzaamheid toegepast. Daarnaast blijkt uit paragraaf 3.4 dat de initiatiefnemer inzet op duurzame en klimaatbestendige woningen.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen het 'Klimaat en duurzaam' aspect van de gemeente Sint-Michielsgestel.
De kwaliteitsverbetering van het landschap dient conform de 'Aanvulling Structuurvisie Buitengebied Sint-Michielsgestel' van de gemeente Sint-Michielsgestel plaats te vinden. Dit betekent dat er bij planmatige (stedelijke) ontwikkelingen een tegenprestatie in de vorm van een groeninvestering gedaan moet worden.
In paragraaf 4.2.2.1 staat toegelicht dat er in totaal 2.581 m² Landelijke Kern wordt toegevoegd. Deze oppervlakte wordt gecompenseerd middels het rekenmodel van de provincie Noord-Brabant dat in overleg is toegepast. De berekende compensatie komt terrecht in het groenfonds van de gemeente Sint-Michielsgestel. Binnen het plan worden de nodige bomen, groen en een natuurspeelplaats aangelegd.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft SGS Search uit Heeswijk een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van het plangebied. Het noordelijke deel staat beschreven in rapport "Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740" (4 januari 2019, 25.18.00647.1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3. SGS Search concludeert dat:
Het zuidelijke deel staat beschreven in rapport "Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740" (15 februari 2019, 25.19.00026.1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4. SGS Search concludeert dat:
Op basis van de uitkomsten van beide onderzoeken hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het huidig c.q. toekomstig gebruik van de locatie.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI-code | categorie | richtafstand | werkelijke afstand | ||||||||
Dorpstraat 17b: Dienstverlening | 9609 | 1 | 10 m | 4 m | ||||||||
Dorpstraat 19a: Schoonheidssalon | 9602 | 1 | 10 m | 15 m |
Het plangebied grens in het noorden aan de locatie Dorpstraat 17b (kadastrale percelen 3742 en 3743 (deels)) met bestemming 'Dienstverlening'. De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
b-g. (niet relevant)
Voor dit type bedrijvigheid geldt een maximale milieucategorie 1 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter (gebiedstype 'rustige woonwijk'). Het plangebied is voor een klein deel gelegen binnen deze richtafstand.
Het pand op deze locatie wordt als kantoor gebruikt met twee werknemers. De ontsluiting is gelegen aan de Dorpstraat. Ook in de toekomst zal het zo gebruikt worden. Tussen dit gebouw en de nieuwe woning zit een doorgang die overkapt is.
Gezien de functie c.q. gebruik van de locatie en de ligging van de ontsluiting ten opzichte van het plangebied, zijn geen (buiten)activiteiten te verwachten die voor een relevante geluidbelasting ter plaatse van (de woningen in) het plangebied kunnen zorgen.
Er liggen voorts geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).
UITSNEDE RISICOKAART
Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Om de geursituatie inzichtelijk te maken heeft Amitec uit Uden een notitie uitgevoerd: notitie "Rietstok te Gemonde" (9 april 2021, 19.909-002a). De notitie is bijgevoegd als bijlage 5.
Amitec concludeert:
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
Het plangebied is (deels) gelegen binnen de wettelijk vastgestelde zone van de Besselaar en de Vier Gemalen. Daarnaast is het plan gelegen in de directe nabijheid van overige mogelijke relevante (30 km/uur-)wegen (Dorpsstraat en Rietstok). Vanuit planologisch oogpunt (beoordeling van het woon- en leefklimaat op basis van de gecumuleerde geluidbelasting) is tevens een onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege deze wegen. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Kragten BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek verkeerslawaai Rietstok Gemonde" (22 april 2021, 20210422-VKL063-RAP-AKO-VL-1.0). Het onderzoeksrapport is als bijlage Akoestisch onderzoek verkeerslawaai bijgevoegd.
Kragten concludeert dat de geluidbelastingen vanwege de gezoneerde wegen Besselaar en Vier Gemalen niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Er hoeft geen hogere waarde aangevraagd te worden.
De geluidbelasting vanwege de Dorpstraat bedraagt ter plaatse van het westelijke deel van het noordelijke bouwvlak (gelegen nabij de Dorpstraat) meer dan 48 dB en ter plaatse van de overige bouwvlakken niet meer dan 48 dB. Voor deze geluidbelastingen hoeft geen hogere waarde aangevraagd worden. De geluidbelasting vanwege de Rietstok bedraagt er plaatse van alle bouwvlakken niet meer dan 48 dB. De maximale gecumuleerde geluidbelasting bedraagt maximaal 58 dB ter plaatse van het westelijke deel van het noordelijk bouwvlak (gelegen nabij de Dorpstraat).
Er is sprake van een matig woon- en leefklimaat ter plaatse van het westelijke deel van het noordelijke bouwvlak (gelegen nabij de Dorpstraat) en een redelijk tot goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de overige locaties c.q. bouwvlakken.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat 28 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving. In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Schijndelsedijk, 15552662'.
categorie | grenswaarde | 2018 | 2020 | 2030 | ||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 18,4 | 16,4 | 9,5 | ||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 19,4 | 18,2 | 14,6 | ||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 12,2 | 11,2 | 8,2 | ||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 7,2 | 6,4 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Om het aspect 'Volksgezondheid Veehouderijen' inzichtelijk te maken heeft Amitec uit Uden een notitie uitgevoerd: notitie "Rietstok te Gemonde" (18 maar 2021, 19.909-001a). De notitie is bijgevoegd als bijlage 6.
Amitec concludeert dat:
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 28 woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig of kunnen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 28 woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 5.200 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst door middel van een vormvrije m.e.r.-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Het maakt daarvoor niet uit of een activiteit onder of boven de D-drempel waarde zit. Omdat de activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst dient dus wel een vormvrije m.e.r.- beoordeling te worden verricht. Hiertoe dient een MER-aanmeldnotitie te worden opgesteld op basis waarvan beoordeeld wordt of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen. Deze MER-aanmeldnotitie is opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het plangebied ligt in een zone met een hoge archeologie verwachtingswaarde. Er geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 centimeter onder het maaiveld of over een oppervlakte van minder dan 100 m². Het initiatief overschrijdt deze grenzen. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is derhalve noodzakelijk.
Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart gebracht te worden of zich binnen het onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie uit Amersfoort heeft een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd: rapport ''Archeologisch vooronderzoek in het kader van de voorgenomen nieuwbouw aan de Rietstok te Gemonde, gemeente St. Michielsgestel" (28 maart 2021, V1852, versie 2.1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 9.
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie concludeert dat:
Aanbeveling
Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar 'laag' en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ).
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
De provinciale cultuurhistorische waardenkaarten geeft voor onderhavig plangebied vijf aanduidingen aan:
Historische stedenbouw 'Gemonde'
De kern van Gemonde is een voorbeeld van een schuurkerknederzetting ontstaan na circa 1750. De oorspronkelijke vroeg-middeleeuwse kerk in nabijgelegen buurtschap de Hogert is gesloopt in 1824. Tevens is de kern van Gemonde een voorbeeld van een kerkdorpontwikkeling uit de periode 1900-1950, na de bouw van de nieuwe Sint-Lambertuskerk (1926) op de locatie van de oude schuurkerk. Oorspronkelijke ontwikkelingen ten noorden van de kerk langs de Dorpsstraat met voornamelijk eenlaagse woonhuizen met verspringende rooilijn, verspreid gelegen boerderijen (circa 1860-1920), dorpscafé (circa 1880) en kerkhof (circa 1825). Later uitbreidingen langs en nabij de kern verlopende Sint-Lambertusweg met eenlaagse woonhuizen (circa 1900) en voormalige school (circa 1910). In een deel van de nederzetting is klinkerbestrating en verspreide snoeilinden aanwezig.
Onderhavig plan betreft een inbreiding van de kern Gemonde bestaande uit 28 woningen. Deze zullen de historische stedenbouw van de kern niet aantasten, omdat er geen sloop van bestaande bebouwing plaatsvindt.
Regio 'Meierij'
De Meierij bestaat uit verschillende dekzandruggen, beekdalen en dekzandvlaktes. Over grote oppervlakten ligt Brabants leem in de ondergrond. Deze regio wordt gekenmerkt door een kleinschalig mozaïek van oude en jonge ontginningslandschappen en woeste gronden. Daarnaast wordt de meierij gekarakteriseerd door veel kleine dorpen, met ieder hun eigen karakter en relatie met het landschap.
Een drietal ontwikkel strategieën zijn opgesteld om deze regio in de toekomst te beschermen:
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de kern van Gemonde en heeft hierin geen direct invloed op een van de aangewezen ontwikkel strategieën. Geconcludeerd wordt dan ook dat het aspect 'Regio 'Meierij' niet van invloed is op onderhavig planvoornemen.
Cultuurhistorische landschappen 'Groene Woud'
Het Groene Woud is aangewezen als Nationaal Landschap. Kenmerkend is de opbouw van het gebied in beekdalen en dekzandplateaus en de inrichting die nauw gerelateerd is aan de terreingesteldheid. Kleinschalige middeleeuwse ontginningslandschappen worden afgewisseld met uitgestrekte bossen, heidevelden, zandverstuivingen en jonge ontginningen. Specifieke elementen zijn laanstructuren, kastelen en buitenplaatsen en watermolens.
Een viertal ontwikkel strategieën zijn opgesteld om deze regio in de toekomst te beschermen:
Onderhavig planvoornemen betreft een inbreidingslocatie binnen de kern van Gemonde en heeft hierin geen direct invloed op een van de aangewezen ontwikkel strategieën. Geconcludeerd wordt dan ook dat het aspect 'Cultuurhistorische landschappen 'Groene Woud' niet van invloed is op onderhavig planvoornemen.
Cultuurhistorische vlakken 'De Geelders en Gemonde'
Het gebied was het hart van de populierenteelt, die zijn hoogtepunt bereikte rond 1900. De kleinschaligheid van toen is uiteraard verminderd, maar het gebied wordt nog steeds gekenmerkt door de vele bosjes, perceelrandbegroeiing en populierenakkers. De ontwikkel strategie betreft de planologische bescherming van de waarden/kenmerken van dit gebied.
Onderhavig planvoornemen betreft een inbreiding van de kern Gemonde bestaande uit 28 woningen. Hierbij blijven de bestaande populieren singels behouden en worden de landschapskamers in tact gelaten.
Archeologische landschappen 'Dommeldal Nuenen-Gestel'
Dit landschap (22) omvat het rivierdal van de Dommel tussen Sint-Michielsgestel en Nuenen, almede de hierin uitwaterende beken de Groote Beek bij Son, de Grote Waterloop bij Liempde en de Kleine Aa/Smalwater onder Boxtel.
Landschap 22 is één van de archeologisch rijkste landschappen van Noord-Brabant. Dit blijkt vooral uit het grote aantal AMK-terreinen die meer dan 3% van het gebied bedekken en die als een kralensnoer van noord naar zuid langs het Dommeldal liggen. Vanwege het verhoudingsgewijs grote areaal aan oude bouwlanden (circa 50% van oppervlak) is de kans op goed geconserveerde archeologische waarden bijzonder hoog.
Onderhavig planvoornemen betreft een inbreiding van de kern Gemonde bestaande uit 28 woningen. Uit het archeologisch onderzoek, beschreven in paragraaf 5.2.1, is gebleken dat onderhavig plangebied 'laag' verdacht is van archeologische vondsten. Dit aspect is dan ook niet van toepassing voor dit plan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is door MorgenWonen een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd (19 maart 2021). Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bijgevoegd.
Uit het onderzoek volgt dat het plan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. Daarnaast geldt gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied dat de verstoring door licht, geluid en optische verstoringen die voortvloeien uit het plan niet voor significante gevolgen zorgen.
Soortenbescherming
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Middels een quickscan natuurwaarden dient te worden onderzocht of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling. Blom Ecologie uit Waardenburg heeft een quickscan natuurwaarden uitgevoerd: rapport "Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Rietstok ong. te Gemonde" (20 december 2019, BE/2019/541/r). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 11.
Blom Ecologie concludeert dat:
Aanvullend onderzoek
Blom Ecologie uit Waardenburg heeft een aanvullend marteronderzoek uitgevoerd: rapport "Notitie aanvullend marteronderzoek" (13 mei 2020, BE/2020/054/n). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 12.
Blom Ecologie concludeert dat:
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat aanwezigheid van kleine marterachtigen uitgesloten kan worden. Dit wordt onderbouwd door de afwezigheid van waarnemingen en prenten, de ligging van de planlocatie en de directe omgeving.
Blom Ecologie B.V. is van mening dat met de transformatie en realisatie van een ontwikkeling met 28 woningen, waarbij delen van het groen verwijderd worden er geen functioneel leefgebied van kleine marterachtigen als de bunzing, hermelijn of wezel verloren zal gaan. Derhalve is er geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Door Grasveld Civiele Techniek is een waterplan opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het watersysteem en het vuil- en regenwater is opgenomen: ''Waterplan - Bouwplan Rietstok Gemonde'', 5 oktober 2020, G53/019/2020/1005N01v4). De notitie is als bijlage 13 bij deze toelichting opgenomen. Hierna is een samenvatting opgenomen.
Vuilwater (DWA)
Alle grondgebonden woningen worden middels een individuele huisaansluiting aangesloten op een nieuw aan te leggen DWA hoofdriool in de nieuw aan te leggen ontsluitingswegen en de straat De Rietstok.
De locatie van de aansluitpunten van dit nieuw aan te leggen DWA hoofdriool op het bestaande gemeentelijke hoofdriool zal in overleg met de gemeente worden bepaald. De gemeente heeft aangegeven dat deze koppeling in de Dorpsstraat gemaakt dient te worden.
Regenwater (HWA)
Op basis van het berekende toename verhard oppervlak bedraagt de wateropgave 4.415 m² (verhard oppervlak) x 1 (gevoeligheidsfactor) x 0,06 m (maatgevend bui) = 265 m³. De voorgestelde waterberging is geschikt voor 275 m³ water en daarmee toereikend
De bergingsvoorziening ligt aan de oostzijde van het plangebied. Dit is van nature het laagste punt binnen het plan. Om invulling te kunnen geven aan de wateropgave wordt het terrein opgehoogd. Hiermee sluit het nieuwe maaiveld ook aan op het bouwplan en de bestaande bebouwing.
In het kader van het waterplan is uitvoerig overleg geweest met Waterschap De Dommel en de gemeente Sint-Michielsgestel. Het Waterplan Rietstok Gemonde d.d. 5 oktober 2020 is akkoord bevonden.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Groen (artikel 3)
De bestemming 'Groen' is gelegd op verschillende plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten binnen het plangebied die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Eveneens zijn de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals waterberging, onderhoudspaden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verharding, hondenuitlaat, inritten en kunstobjecten toegelaten. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.
Tuin (artikel 4)
Deze bestemming is gelegd op de gronden die in beginsel niet mogen worden bebouwd. Het betreft met name voortuinen bij woningen, waarvoor het uit ruimtelijk oogpunt gewenst is, dat deze tezamen niet worden bebouwd. Slechts parkeervoorzieningen, erf- en terrein afscheidingen zijn toegestaan, alsmede met name in voortuinen zeer ondergeschikte bouwdelen als erkers.
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5)
Binnen deze bestemming zijn de gebieden met verkeersfuncties (straten en wegen voor autoverkeer en verkeersvoorzieningen voor langzaamverkeer) opgenomen, alsmede parkeervoorzieningen voor autoverkeer. Daarnaast zijn ook groenvoorzieningen mogelijk. Er zijn alleen gebouwen mogelijk in de vorm van nutsvoorzieningen. Voor het overige zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk.
Water (Artikel 6)
De B-watergangen in het oosten van het plangebied is binnen deze bestemming opgenomen. De schouwpaden ten behoeve van deze watergangen zijn opgenomen in de bestemming Groen.
Wonen (artikel 7)
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor alle woningen in het plangebied met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, erven, tuinen, parkeervoorzieningen en verhardingen. De aaneengebouwde woningen hebben de aanduiding [aeg] gekregen en de vrijstaande woningen [vrij].
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 8)
Deze bepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels (artikel 9)
Deze bepaling bevat regels wanneer zich situaties voordoen, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de regels. Zo kan de specifieke bouwhoogte van een woning hoger zijn dan de toegestane hoogte van bebouwing (een algemene maat). Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling, dat deze woning moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene bepaling opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan
Algemene gebruiksregels (artikel 10)
In deze bepaling is geregeld dat de gronden niet gebruikt mogen worden in strijd met de bestemmingen.
Algemene aanduidingsregels (artikel 11)
Deze bepaling bevat regels ten behoeve van de grenswijziging van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Het betreft te verwijderen en toe te voegen aanduidingen.
Algemene afwijkingsregels (artikel
12
)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 13)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 14)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Er zijn diverse contactmomenten geweest met de inwoners van Gemonde. Een verslag van het laatste overleg met de klankbordgroep is bijgevoegd als bijlage 14.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept bestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De reacties zijn verwerkt in het definitieve ontwerpbestemmingsplan.