direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rietstok, Gemonde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Rietstok, Gemonde" van de gemeente Sint-Michielsgestel.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie in de omgeving van de Rietstok is een mix van woningen en agrarische gronden aanwezig. De initiatiefnemer is voornemens om op deze percelen 28 woningen te realiseren. Deze woningen bestaan onder andere uit 22 'nul-op-de-meter' MorgenWonen-woningen (zowel levensloopbestendige- als eengezinswoningen).

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Actualisatieplan Kom Gemonde'', omdat binnen de vigerende bestemming 'Agrarisch' de bouw van burgerwoningen niet is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het realiseren van 28 woningen.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Sint-Michielsgestel, sectie D, nummers 1590 (gedeeltelijk), 3640 (gedeeltelijk), 3642, 3674, 3923, 3925, 3927, 3928 en 3929 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 10.870 m². De gronden 1590, 3674 en 3929 zijn in gemeentelijk eigendom, de overige gronden zijn in particulier eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Actualisatieplan Kom Gemonde", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 24 november 2016. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'Agrarisch', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor:

Agrarisch   -   een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;  
  -   agrarische bedrijfsuitoefening;  
  -   extensief dagrecreatief medegebruik;  
  -   bestaande bedrijfswoning.  
Tuin   -   tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;  
  -   in- en uitritten;  
  -   parkeervoorzieningen;  
  -   groen en groenvoorzieningen;  
Verkeer - Verblijfsgebied   -   wegen en ontsluitingswegen;  
  -   infrastructurele voorzieningen;  
  -   parkeervoorzieningen;  
  -   groen en groenvoorzieningen.  
Wonen   -   wonen in woningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;  
  -   (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;  
  -   groen en groenvoorzieningen;  
  -   nutsvoorzieningen.  

Ter plaatse van het plangebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4'. Deze dubbelbestemming verplicht het uitvoeren van archeologisch onderzoek voorafgaand van bepaalde bodemingrepen.

Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' gelden de volgende aanduidingen:

  • de bouwvlakaanduiding 'bouwvlak', waarbinnen het hoofdgebouw gerealiseerd moet worden;
  • de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie', waarvoor de gronden bestemd zijn voor de instandhouding en bescherming van een rijksmonument, gemeentelijk monument of beeldbepalende bebouwing met bijbehorende onbebouwde gronden;
  • de bouwaanduiding 'vrijstaand', waaraan woningen binnen deze aanduiding moeten voldoen;
  • de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden', ter plaatse van deze aanduiding moet aan dit maximum voldaan worden, en;
  • de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte, maximum goothoogte', ter plaatse van deze aanduiding moet aan deze maxima voldaan worden.

Conclusie

Het initiatief betreft de realisatie van 28 woningen die gedeeltelijk worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is dit niet mogelijk. Voor de woningen die binnen de bestemming 'Wonen' vallen, ontbreken bouwvlakken en bouw- en maatvoeringsaanduidingen.Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied, gebaseerd op de lagenbenadering.

2.1 Ondergrond

2.1.1 Geomorfologie

De kern Gemonde is ontstaan op een hoger gelegen dekzandrug. Op de overgang van relatief droge akkergronden aan de zijde van De Dommel (west) en lager gelegen vochtige weidegronden aan de oostzijde van de kern. Het dorp ligt in de oksel van het dal van De Dommel en dat van de Beekse Waterloop. Deze landschapstypes zijn duidelijk te zien op de geomorfologische kaart. Het plangebied ligt binnen de aanduiding ''L51: Complex van dekzandwelvingen'' die om heel Gemonde heen loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0004.jpg"

GEOMORFOLOGIE

2.1.2 Bodem

Landschappelijk is het verschil tussen de oost- en westzijde van de kern duidelijk waarneembaar. Westelijk van de kern liggen de hoger gelegen gronden die van oudsher worden gebruikt als bouwland. De percelen zijn groot, er zijn weinig bomen of kavelbeplantingen. Het gebied is daardoor zeer open. De laaggelegen gronden ten oosten en zuiden van de kern worden afwisselend gebruikt als akker of weiland. Het betreft hier een besloten landschap, de percelen zijn klein en er is nog vrij veel kavelbeplanting aanwezig. Open stukken worden afgewisseld met kleine bosjes. Dit (agrarisch) grondgebruik is gedeeltelijk terug te zien in de bodemkaart (donker en licht bruin). Het plangebied ligt binnen de lichtbruine aanduiding ''cHn23: Laarpodzolgronden; lemig fijn zand'', een gebied dat zich ten oosten van Gemonde en over Gemonde-Zuid heen strekt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0005.jpg"

BODEMKAART

2.1.3 Hoogte

In het landschap zijn relatief kleine hoogteverschillen aanwezig. De lagergelegen beekdalen (Dommel en Beeksche Waterloop) vallen op. Het landschap tussen de beekdalen vertoond samenhang. Wat opvalt zijn de hoogteverschillen van de (waarschijnlijk) opgehoogde woonpercelen (bewoning) en lagere gelegen akkers/weides. Het grondwater speelt hierbij een rol, bij de woningen wil men immers droge voeten hebben. De vele sloten die nodig zijn om al het water af te voeren vallen dan ook op op de hoogtekaart.

Wat in en rondom het plangebied opvalt is de duidelijk ophoging van de woonpercelen aan de Dorpsstraat en het perceel van het wooncomplex met sociale huurwoningen van woningcorporatie Woonmeij. Ook de tuin van Dorpsstraat 23-25 is wat verhoogd in de loop der tijd. Het plangebied ligt daarmee tussen en binnen de opgehoogde kerngronden. Het gebied ten oosten van het plangebied is duidelijk onderdeel van een lager samenhangend gebied. Het laagste punt binnen het plangebied betreffen de gronden ten oosten van het wooncomplex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0006.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0007.jpg"  

HOOGTEKAARTEN (AHN)

2.1.4 Water

Volgens de Leggerkaart oppervlaktewaterlichamen van Waterschap De Dommel zijn de watergangen rondom het plangebied B-watergangen (paarse lijnen). Deze watergangen lozen ten zuidwesten van de locatie in een A-watergang (blauwe lijn) aan de overzijde van de Vier Gemalen. Deze A-watergang loost weer in de Beeksche Waterloop aan de oostzijde van de Besselaar. Uit onderzoek (verkennend bodemonderzoek en analyse naar de grondwaterstanden, zie ook bijlage 13 Waterplan) volgt een maaiveldhoogte van circa 6,50 m + NAP en een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van 6,00 m + NAP. De hoge grondwaterstand zorgt er voor dat een waterberging niet te diep kan zijn en er naar voldoende oppervlak gezocht moet worden om het hemelwater ten gevolgen van de ontwikkeling te kunnen bergen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0008.jpg"

WATER (LEGGER)

2.2 Netwerklaag

2.2.1 Groennetwerk

De laanbeplanting langs de diverse invalswegen (Dorpstraat, Sint Lambertusweg, Boomstraat, Kerkeind, Twijnmeer) bepalen mede het landelijke aanblik van het dorp. Met name in het dorpshart langs de Dorpstraat en bij het landgoed Twijnmeer komen waardevolle oude bomen voor. Deze bomen zijn beeldbepalend voor het straatbeeld. Het buitengebied wordt gekenmerkt door diverse landschapskamers. De vele bosjes, perceelrandbegroeiing en populierenakkers zijn onderdeel van landschap 'De Geelders en Gemonde'.

Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door populieren die daarmee een duidelijk begin zijn van het buitengebied. Aan de ene zijde begint het kamerlandschap en aan de andere zijde liggen de achtertuinen van de Dorpsstraat en staat het wooncomplex aan de Rietstok. De populieren aan de Rietstok zijn ook belangrijke dragers van het landschap. Samen met de onverharde uitstraling van de weg Rietstok dringt het landschap hier de kern in, al is het landschap niet direct te ervaren vanuit de Dorpsstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0009.jpg"

PLANGEBIED EN OMGEVING

2.2.2 Verkeersnetwerk

De Rietstok heeft in zijn huidige gebruik geen belangrijke ontsluitingsfunctie voor de dorpskern van Gemonde. Het betreft een zijstraat van de Dorpsstraat die het wooncomplex en enkele woningen ontsluit. Daarnaast is het wel een recreatieve route die het buitengebied in loopt. De huidige woningen aan de Dorpsstraat worden ontsloten op de Dorpsstraat. Deze straat heeft, in tegenstelling tot de Rietstok, wel een belangrijke ontsluitingsfunctie voor de dorpskern van Gemonde in de richting van Sint-Michielsgestel, Schijndel en Boxtel.

2.3 Occupatielaag

De kern Gemonde is ontstaan als een lintdorp. Het centrale lint wordt gevormd door de Gemondseweg - Dorpstraat - Sint Lambertusweg. Behalve langs dit lint ontstond ook bebouwing langs een aantal veldwegen die nog steeds als zodanig herkenbaar zijn. De spinachtige structuur die hierdoor is ontstaan, is karakteristiek voor Gemonde. Een belangrijk kenmerk van de huidige kern is dat er een sterke relatie bestaat tussen de kern en het landschap. Het landschap dringt tot in het hart van de kern door. Er is sprake van rafelige randen en een sterke verweving van 'groen' en 'rood', ofwel van landschap en dorpsbebouwing.

Nadat de bebouwingscapaciteit langs de oude veldwegen nagenoeg volledig was benut, heeft een drietal geconcentreerde uitbreidingen plaatsgevonden. Als eerste werd de open ruimte tussen de Dorpstraat en de Lariestraat opgevuld. De tweede uitbreiding was de Laan ten Habraken, ogenschijnlijk willekeurig aan de bestaande bebouwingsstructuur aangehaakt. Een laatste uitbreiding is in de jaren '80 in gang gezet in de vorm van het plan 't Hof-Twijnmeer aan de zuidkant van het dorp en is inmiddels afgerond. Dit woongebied is ontworpen als een stedenbouwkundige eenheid. Door deze eenheid en de omvang vertoont dit woongebied in mindere mate het organisch gegroeide karakter dat zo kenmerkend is voor de ruimtelijke karakteristiek van Gemonde.

Het plangebied ligt aan de kruising van de Dorpsstraat en de Rietstok. Vanaf de Dorpsstraat is het eerste deel van de Rietstok verhard waarna deze overgaat in een onverharde veldweg die het buitengebied in loopt. Aan de westzijde van het plangebied is karakteristieke vrijstaande woningbouw aanwezig bestaande uit één bouwlaag met een kap. Het plangebied is thans in gebruik als agrarische grond en als tuin behorende bij de diverse woningen. Aan de zuidzijde, het deel dat buiten het plangebied valt, ligt een wooncomplex met sociale huurwoningen voor eenpersoonshuishoudens van woningcorporatie Woonmeij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0010.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.4 Samenvattend

Het plangebied ligt in de oostelijke dorpsrand van Gemonde. Het kamerlandschap en de dorpskern komen hier letterlijk samen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0011.jpg"

SAMENVATTENDE HOOFDSTRUCTUUR

Landschap

Het duidelijke kamerlandschap begint met de populierenrij ten oosten van het plangebied. De populierenlaan aan de onverharde Rietstok en de tuin van Dorpsstraat 23-25 zorgen tegelijkertijd voor een groene relatie met dit landschap die de dorpskern in prikt. Echter vanuit de Dorpsstraat is dit landschap noch de relatie hiermee niet te ervaren.

Dorp

De achterkant van de percelen aan de Dorpsstraat markeren de grens met het buitengebied. Ten noorden van het plangebied is deze helder en strak. In het plangebied vervaagt deze vanwege de grote tuin van Dorpsstraat 23-25. Het wooncomplex sluit qua bebouwingslijn weer aan op de wijk in het zuiden van Gemonde.

Een beperkte afronding van het bestaand stedelijk gebied op de planlocatie is aanvaardbaar met inachtneming van onderstaande uitgangspunten:

  • versterk de relatie tussen dorp en landschap, maak deze beleefbaar
  • verstevig de populieren rij als rand van de groene kamer
  • behoud de onverharde Rietstok en aangrenzende populierenlaan
  • zorg voor een lage dichtheid en achterkanten aan zijde landschap in aansluiting op percelen aan de Dorpsstraat
  • Hogere dichtheid mogelijk richting de Dorpsstraat

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het plan beschreven. Aan de orde komen het concept van het plan, de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, en groen en water.

3.1 Concept

Op basis van voorgaande gebiedsanalyse en de daar uit volgende uitgangspunten is gezocht naar een plan waarin er ruimte is voor de gewenste uitbreiding van het dorp en tegelijkertijd een beleefbare relatie met het waardevolle achterliggende landschap wordt gelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0012.jpg"

CONCEPT

Door een nieuwe entree naar het gebied aan de Dorpsstraat te leggen, ontstaat er een directe zichtlijn op de kenmerkende populierenrij die het begin van het kamerlandschap markeert. Zodoende ontstaat er een zichtvenster en een relatie vanuit de dorpskern. Vanuit de Rietstok wordt er een directe relatie met de groene kamer gelegd. Vanaf het in stand te houden zandpad van de Rietstok wordt een verbreding van de openbare ruimte gemaakt en prikt het landschap hier daadwerkelijk de kern in.

Om de mix tussen dorp en landschap vanuit de bebouwing te benadrukken zal er een hogere dichtheid van woningen binnen het gebied 'Wonen Regulier' worden gerealiseerd. Het merendeel van het programma sluit daarmee aan, aan de zijde van de Dorpsstraat. Door vrijstaande woningen te realiseren aan de oostzijde, in het gebied 'Wonen Vrijstaand', ontstaat er een lagere dichtheid met meer tuinoppervlak dat aansluit bij de zijde van het landschap. Daarnaast worden de bestaande achtertuinen van de Dorpsstraat, die ook tegen een landschapskamer aan staan, op deze manier doorgezet.

Het laagste punt in het gebied wordt ingezet voor waterberging. Dit betreffen de gronden ten oosten van het bestaande wooncomplex. Door hier een waterberging in te richten met flauwe oevers ontstaat er naast een robuuste watersysteem tevens mogelijkheden voor versterking van de aanwezige flora en fauna.

3.2 Bebouwing en functies

Onderstaande afbeelding geeft het stedenbouwkundig plan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0013.jpg"

STEDENBOUWKUNDIG PLAN

Aan de Rietstok en de Dorpstraat in Gemonde ontstaat een nieuw stukje Gemonde dat voorziet in woningbouw in de overgang van de kern naar het landschap. De woningen worden zoveel mogelijk georiënteerd op de nieuwe dwarsstraten aan de Dorpstraat en de bestaande Rietstok. De dichtheid van het woningaantal neemt richt het landschap af om zodoende een zachte overgang te creëren. Dit wordt mede bereikt door het onverharde deel van de Rietstok samen met de hoge populieren te behouden.

Het plan voorziet in 22 nieuwbouw MorgenWonen woningen waarvan 13 gezinswoningen en 9 levensloopbestendige woningen, allemaal nul-op- de-meter. Daarnaast komen er 6 vrijstaande woningen wat het totaal op 28 woningen brengt.

Nieuwe woningbouwontwikkelingen in de gemeente Sint-Michielsgestel worden getoetst aan de Welstandsnota. De Welstandsnota biedt echter onvoldoende toegespitste richtlijnen voor onderhavig project. Derhalve is voor voorliggende ontwikkeling een beeldkwaliteitplan opgesteld waarbij de welstandsnota wel als basis heeft gediend. Het beeldkwaliteitsplan is bijgevoegd als bijlage 1.

3.3 Groen en water

De gave kamerstructuur van het aanliggende landschap die gecreëerd wordt door de hoge populieren blijft behouden. Op een paar plaatsen is een gaat in de bomenrij ontstaan. Door aanplanting van nieuwe populieren wordt de begrenzing van de landschapskamer versterkt. De ruime tuinen van de vrijstaande woningen voorzien in een overgang van de kern naar dit landschap. In de as van de nieuwe zichtlijn, die vanaf de Dorpsstraat op de populieren is gericht, wordt een bebouwingsvrije zone op kavel 25 gehouden zodat het zicht niet wordt geblokkeerd door bebouwing, maar een groene uitstraling krijgt.

Aan de Rietstok, op de grens van de ontwikkeling en de eerste landschapschapskamer, komt een speelplek te liggen. Er is hier veel ruimte om in een natuurlijke setting een bijzondere speelplek te creëren die uitkijkt over de landschapskamer. De watergang die hier dwars door heen loopt versterkt de beleving van het landschap en past goed bij het natuurlijk spelen. Door deze speeltuin in een spie te leggen die vanaf het begin van het zandpad breder uitloopt naar het landschap, wordt het een eenheid met het landschap die dus van midden uit de nieuwe buurt te beleven en goed bereikbaar is.

Ten zuiden van de Rietstok en ten oosten van het bestaande wooncomplex, wordt het huidige stuk grasland ingezet voor waterberging. Deze wadi voorziet in de waterberging voor heel het plan en staat in verbinding met de bestaande watergangen wanneer er sprake is van een noodoverstort.

De openbare ruimte in het plan wordt begeleid door bomen en blokgroen verspreid over het gebied tussen de voetpaden, het parkeren en de rijbaan. Alle openbare parkeerplaatsen worden uitgevoerd in grasbetonstenen. De woningen worden voorzien van een geveltuin om de overgang van privé naar openbaar te verzachten en groen aan te kleden.

3.4 Verkeer en parkeren

3.4.1 Ontsluiting

Ten behoeve van een goede ontsluiting komt er een nieuwe dwarsstraat aan de Dorpsstraat. Deze nieuwe straat buigt vervolgens af naar het zuiden richting de Rietstok en loopt schuin over in de woonstraat waaraan de levensloopbestendige woningen en het bestaande wooncomplex staan. De nieuwe straat aan de Dorpsstraat wordt ingericht voor tweerichtingsverkeer zodat niet al het verkeer via de Rietstok het plan hoeft te verlaten of in te rijden. Wat betreft de Rietstok zal er in de toekomst in ieder geval geen sprake zijn van tweerichtingverkeer.

3.4.2 Parkeren

Om bij ruimtelijke ontwikkelingen de theoretische parkeerbehoefte te bepalen hanteert de gemeente Sint-Michielsgestel parkeernormen conform de nota 'Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel (2016)', die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel gewijzigd is vastgesteld op 13 oktober 2020. De gemeente Sint-Michielsgestel wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Sint-Michielsgestel tot de rest bebouwde kom behoort.

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie de parkeernorm uit drie onderdelen:

  • 1. 6 vrijstaande woningen (Koop, huis, vrijstaand).
  • 2. 2 twee-onder-een-kap (Koop, huis, twee-onder-een-kap)
  • 3. 7 starters (Koop, huis, gelijk aan twee-onder-een-kap)
  • 4. 13 eengezinswoningen (Koop, huis, tussen/hoek);

In de onderstaande tabel is de berekening van de parkeernorm uiteengezet.

Onderdeel   Parkeernorm   Aantal   Totaal  
Koop, huis, vrijstaand   2,3 per woning   6 woningen   13,8  
Koop, huis, twee-onder-een-kap   2,2 per woning   2 woningen   4,4  
Koop, huis gelijk aan twee-onder-een-kap (starter)   2,2 per woning   7 woningen   15,4  
Koop, huis, tussen/hoek   2,0 per woning   13 woningen   26,0  
Totaal       59,6  

Het parkeren is evenredig over het plan verdeeld met parkeren op eigen terrein en in de openbare ruimte. Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat dit nieuwbouwplan ten minste moet voorzien in 60 parkeerplaatsen. In het stedenbouwkundig plan zijn 30 parkeerplaatsen op eigen terrein en 30 parkeerplaatsen in de openbare ruimte opgenomen. Gezamenlijk leidt dit tot de realisatie van 60 parkeerplaatsen en voldoet het plan aan de parkeerbehoefte.

3.4.3 Verkeersgeneratie

De realisatie van 28 grondgebonden woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Sint-Michielsgestel wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Sint-Michielsgestel tot de rest bebouwde kom behoort.

Huidige situatie

Het plangebied zorgt in de huidige situatie niet voor een verkeersaantrekkende werking, daar het een tuinen en agrarische gronden betreft.

Nieuwe situatie

Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit drie onderdelen:

  • 1. 13 eengezinswoningen (Koop, huis, tussen/hoek);
  • 2. 9 levensloopbestendige woningen (Koop, huis, tussen/hoek);
  • 3. 6 vrijstaande woningen (Koop, huis, vrijstaand).

In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
Koop, huis, tussen/hoek (1)   7,0 - 7,8 per woning   13 woningen   91,0 - 101,4  
Koop, huis, tussen/hoek (2)   7,0 - 7,8 per woning   9 woningen   63,0 - 70,2  
Koop, huis, vrijstaand   7,8 - 8,6 per woning   6 woningen   46,8 - 51,6  
Totaal     28 woningen   199,8 - 223,2  

Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 224 verkeersbewegingen per etmaal.

De ontsluiting van het plan loopt via de Dorpsstraat. In de huidige situatie rijden er circa 2.500 motorvoertuigen per etmaal over de Dorpsstraat. Middels onderhavig plan is er een toename van 9%. De gewenst grenswaarden van wegen in kleinere kernen en typische woongebieden is circa 3000 auto's per etmaal. De Dorpsstraat kan daarmee de toename ten gevolge van onderhavig plan verwerken.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 224 verkeersbewegingen per etmaal. Verondersteld wordt dat de verkeersafwikkeling van onderhavig plan, plaats kan vinden via de nieuw te realiseren dwarsstraten, de Dorpstraat, de Rietstok en de omliggende wegen.

3.5 Dorpsuitbreiding Gemonde

Woningbouw in Gemonde

In de recente jaren is er in Gemonde niet veel gebouwd en de behoefte neemt toe. Daarbij zijn verschillende routes te kiezen: planmatige uitbreidingen, incidentele bouw van één of meer woningen en transformatie van bestaande locaties. De planmatige uitbreidingen aan de dorpsrand, zoals voorliggend project dienen een bepaalde provinciale procedure te doorlopen.

Stedelijk gebied

De bouw van woningen in een landelijk dorp als Gemonde is rechtstreeks gekoppeld aan de grenzen van het 'stedelijk gebied', zoals vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) van de provincie. Om het landschap te beschermen dient woningbouw vooral plaats te vinden in dat stedelijk gebied. De begrenzing van dit provinciale stedelijke gebied komt niet altijd overeen met de feitelijke situatie en soms liggen woningbouwplannen buiten dit stedelijk gebied, maar zijn deze wel aanvaardbaar vanuit de omgevingskwaliteiten. Een (kleine) herijking is daarom soms gewenst.

Aanpassing

Gelet op onderhavige ontwikkeling voorziet het plan in 25 woningen binnen het bestaand stedelijk gebied (Landelijke kern) en 3 daar buiten (Landelijk gebied). Ten behoeve van onderhavig plan is dus een grenswijziging gewenst ten behoeven van deze drie woningen. De Interim Omgevingsverordening geeft ruimte in haar regels om de grenzen te wijzigen middels de mogelijkheden in artikel 6.2. Voor voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van bovenstaande wijzigingsmogelijkheid van de begrenzingen van het stedelijk gebied. In paragraaf 4.2.2 staat dit nader beschreven.

3.6 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.6.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • het grootste deel van de woningen (22) wordt als ‘nul-op-de-meter’ MorgenWonen-woningen gebouwd;
  • er wordt daarbij gebruikt gemaakt van luchtwarmtepompen en zonnepanelen;
  • de 6 vrije kavels zullen conform het laatste bouwbesluit gebouwd worden.
3.6.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • het hemelwater dat op de nieuwe verharding valt wordt opgevangen in de openbare ruimte en infiltreert langzaam de bodem in;
  • er kan gedacht worden aan groene / bruine daken;
  • voor openbare parkeerplaatsen die minder frequent worden gebruikt kan halfverharding als alternatief dienen;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen aanleggen en behouden ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Betekenis voor het plangebied

Gelet op onderhavige ontwikkeling voorziet het plan in 25 woningen binnen het bestaand stedelijk gebied en 3 daar buiten. De toetsing aan de Ladder geldt dus alleen voor de 3 vrijstaande woningen. Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft betreft de realisatie van 28 woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. Het grootste deel van de woningen (22) wordt als ‘nul-op-de-meter’ -MorgenWonen woningen gebouw. De zes vrije kavels zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek waar het water hoog in de grond staat. Door de realisatie van een grote wadi wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Omtrent deze oplossing is in een vroegtijdig stadium overleg geweest met het Waterschap De Dommel. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Beide aspecten spelen hier, de woningvraag is groot en de uitbreiding is met drie vrijstaande woningen beperkt en wordt bovendien ruimtelijk binnen de bestaande kern van Gemonde gerealiseerd.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de doorstroom mogelijkheden voor bewoners van Gemonde. De leefomgeving en het vestigingsklimaat wordt op deze manier versterkt.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 juli 2022 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
4.2.2.1 De toedeling van functies

Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van 28 woningen als vorm van inbreiding. Het plangebied ligt op drie woningen na binnen het stedelijk gebied aangeduid als 'Landelijke Kern'. De drie vrijstaande woningen liggen binnen het landelijk gebied aangeduid als 'Landelijk Gebied, Groenblauwe Mantel en Cultuurhistorisch Waardevol Gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0014.jpg"

UITSNEDE INTERIM OMGEVINGSVERORDENING

In het kader van deze ontwikkeling dienen de woningen binnen de 'Landelijke Kern' in beginsel aan artikel 3.42 'Duurzame stedelijke ontwikkeling' van de Interim Omgevingsverordening getoetst te worden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.

''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
    Onderhavig planvoornemen past binnen de regionale afspraken als bedoeld in afdeling 5.4. Een nadere toelichting staat van de uitwerking van deze regionale afspraken in de woonvisie staat beschreven in paragraaf 4.3.2
  • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
    Onderhavig planvoornemen voorziet in een aanzienlijke toevoeging van het huidige woningaanbod. Het plan is zo ontworpen dat er een zachte overgang van de kern naar het buitengebied ligt en er sprake is van een dorpsafronding. De ontwikkeling voorziet daarnaast in 22 'nul-op-de-meter-woningen' en een robuust waterplan.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan alle uitvoeringsaspecten. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 5.
  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van een woonlocatie grotendeels binnen bestaand stedelijk gebied.
  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
    Onderhavig planvoornemen voorziet met de realisatie van 22 'nul-op-de-meter-woningen' in een hogere standaard dan het bouwbesluit. De mogelijkheden voor duurzaam gebruik van de bebouwing worden daarmee geoptimaliseerd.
  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    Onderhavig planvoornemen voorziet in een robuust waterplan dat een snelle afvoer van het hemelwater voorkomt. De nadere uitwerking van dit plan staat beschreven in paragraaf 5.3.
  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
    Het plan leent zich voor de toevoeging van elektrische laadpalen. Vanwege de maat en schaal van het planvoornemen, zorgt het verder niet voor een verandering/aanpassing met betrekking tot duurzame mobiliteit.
  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
    Onderhavig planvoornemen draagt met de realisatie van 28 woningen bij aan de continuïteit van Gemonde als woon-/verblijfslocatie. Daarnaast wordt de gemeentelijke economie gestimuleerd doordat de bewoners van deze locatie normaliter uitgaven binnen de gemeentegrens doen.

Herbegrenzing werkingsgebied

De drie vrijstaande woningen aan de oostzijde van het plan zijn onderdeel van het Landelijke Gebied. Het overgrote deel van het plan bevat woningen binnen de Landelijke kern. Met deze ontwikkeling zal de kern van Gemonde en daarmee tevens het stedelijk gebied worden uitgebreid. Herbegrenzing naar het werkingsgebied 'Landelijke kern, Stedelijk gebied' is dan ook voorstelbaar.

Om dit bestemmingsplan mogelijk te maken is een grensverlegging van de landelijke kern nodig. De procedure hiervoor staat omschreven in artikel 6.2 IOV. Het college van burgemeester en wethouders is daarom voornemens om een verzoek tot wijziging van een werkingsgebied (hier werkingsgebied 'Concentratiegebied') in te dienen bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten is bevoegd om te besluiten over een grensverlegging van een landelijke kern.

De drie vrijstaande woningen aan de oostzijde van het plan komen daarmee in het gebied Landelijke Kern te liggen. De voorgenomen grenswijziging van het gebied Landelijke Kern staat hieronder toegelicht. De toe te voegen gronden betreffen het deel met de huidige woonbestemming en het deel met de nieuwe woonbestemming, tezamen 2.470 m² groot. De sloot met de bestemming Water en de speeltuin met de bestemming Groen vormen de nieuwe grens met het Landelijk gebied. Een en ander is hieronder, op de verbeelding en in bijlage 18 en 19 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0015.jpg"

GRENSWIJZIGING LANDELIJKE KERN

In artikel 5.3 IOV zijn gevallen opgenomen waarvoor de Gedeputeerde Staten bevoegd zijn de grenzen van een werkingsgebied te wijzigen. Voor onderhavig plangebied is alleen Lid 1 van toepassing. Hieronder wordt aangetoond dat er binnen onderhavig initiatief sprake is van een geval zoals genoemd in artikel 5.3 IOV.

''Artikel 5.3 wijziging grenzen van werkingsgebieden

Lid 1

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de in deze verordening opgenomen grenzen van een werkingsgebied te wijzigen als één of meer van de volgende gevallen zich voordoet:

  • a. de wijziging is nodig voor een doelmatige uitvoering;
  • b. de wijziging draagt bij aan het doel waarvoor het werkingsgebied is opgenomen;
  • c. de wijziging past binnen de uitgangspunten en basisprincipes van deze verordening;
  • d. er is sprake van kennelijke onjuistheden in de begrenzing;
  • e. de begrenzing van een gebied is niet langer in overeenstemming met een bestemmingsplan dat overeenkomstig artikel 3.8, derde lid, Wet ruimtelijke ordening is vastgesteld.''

De grenswijziging is nodig voor de realisatie van drie vrijstaande grondgebonden woningen die buiten het gebied Landelijke Kern liggen, maar zijn gelegen binnen de vastgestelde grenzen van de bebouwde kom. Er is sprake van een geval zoals genoemd onder a, b en c waarvoor de Gedeputeerde Staten het werkingsgebied mag wijzigen.

ad a   Om de gehele ontwikkeling mogelijk te maken is ook de realisatie van de drie woningen van belang. Om de gehele ontwikkeling als reguliere woningen te kunnen ontwikkelen is het doelmatig de grens te wijzigen.  
ad b   Het doel van het nieuwe werkingsgebied 'Landelijke kern' is het in de toekomst concentreren van bebouwing binnen dit stedelijke gebied. Door de wijziging ligt alle bebouwing van het te wijzigen gebied in de 'Landelijke kern'. Door de ontwikkeling wordt de oostelijke kernrand van van Gemonde op een logische manier afgerond. De grenswijziging volgt de reeds bestaande en nieuwe bebouwingsgrens en is daarmee doelmatig.  
ad c   Een van de basisprincipes is de toepassing van de lagenbenadering
zoals opgenomen in artikel 3.7 van de IOV. In hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse is deze lagenbenadering toegepast en wordt toegelicht tot welke uitgangspunten deze analyse voor het ontwerp heeft geleid. Er wordt daarmee aangetoond dat een beperkte afronding van het bestaand stedelijk gebied op de planlocatie aanvaardbaar is. Het plan voldoet aan de uitgangspunten en basisprincipes van de verordening.  

Over het geheel genomen dient de wijziging het mogelijk maken van onderhavige ontwikkeling en het daarmee tevens logisch afronden van de kern. Het gehele gebied dat naar 'Landelijke kern' gewijzigd dient te worden heeft een oppervlak van 2.470 m². Hiervan betreft 753 m² het deel dat reeds bestemd is als 'Wonen'.

Naast het toevoegen van 2.470 m² Landelijke Kern, dient hetzelfde gebied verwijderd te worden op de kaarten 'Landelijk Gebied, Groenblauwe Mantel en Cultuurhistorisch Waardevol Gebied'.

4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:

  • cultuurhistorisch waardevol gebied;
  • stalderingsgebied;
  • beperkingen veehouderij.

Cultuurhistorisch waardevol gebied

Het oostelijke deel van het plangebied behoort formeel tot het cultuurhistorisch waardevol gebied. Conform 3.29 IOV moeten in een bestemmingsplan regels gesteld worden voor de bescherming van de eventuele cultuurhistorische waarden. Met bovengenoemde grenswijziging en realisatie van onderhavig plan dient ook de grens van het cultuurhistorisch gebied gewijzigd te worden. In paragraaf 5.2.2 wordt nader beschreven dat het plan niet leidt tot negatieve effecten op cultuurhistorische waarden. Belangrijkste structuren zijn de landschapskamers direct ten oosten van het plan en de onverharde Rietstok. Om de impact van onderhavig plan op het landschap te beperken worden de volgende maatregelen genomen:

  • De landschapskamer blijft behouden en de gedeelde bomenrij op de plangrens zal versterkt worden door de ontbrekende bomen in de huidige rij aan te vullen.
  • Het deel waar de weg Rietstok onverhard wordt, blijft in tact. Op deze plek komt een directe zichtlijn richting het landschap en zal een speelplek een extra verblijfskwaliteit met zich meebrengen. Men zal hier nog steeds het gevoel hebben het buitengebied in te lopen.
  • Door een nieuwe entree naar het gebied aan de Dorpsstraat te leggen, ontstaat er een directe zichtlijn op de kenmerkende populierenrij die het begin van het kamerlandschap markeert. In deze lijn wordt een bebouwingsvrije zone opgenomen om een visuele relatie te leggen tussen dorpsstraat en het omringende landschap.
  • De sloot met de bestemming Water en de speeltuin met de bestemming Groen blijven Cultuurhistorisch waardevol gebied en vormen daarmee een duidelijke grens met de nieuwe Landelijke kern.

Beperkingen veehouderij en Stalderingsgebied
De artikelen 3.51 en 3.52 IOV stellen regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies zijn:

  • zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • kwaliteitsverbetering van het landschap.

Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.

Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, omdat middels onderhavig planvoornemen de kern Gemonde op een logische manier wordt afgerond en de ontwikkeling voor het grootste deel binnen het bestaand stedelijk gebied valt. De bestaande watergang en bomenrij aan de oostgrens dient hierbij als grens van de ontwikkeling en het begin van het buitengebied. Het ontwerp is gebaseerd op uitgangspunten die voorkomen uit een gebiedsanalyse (lagenbenadering). Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van 28 woningen binnen de kern Gemonde, waarbij de woningen aansluiten bij de doelstellingen geformuleerd in de woonvisie (paragraaf 4.3.2). Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.

Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.3.7 waarin het project aan de gemeentelijke 'Aanvulling Structuurvisie Buitengebied Sint-Michielsgestel' wordt getoetst.

4.2.2.4 Conclusie

Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025

Op 13 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel de structuurvisie 'Sint-Michielsgestel 2025' vastgesteld. In deze visie geeft de gemeente de route waarlangs ontwikkelingen, die geformuleerd zijn in de strategische visie 'Zieners 2025', tot stand zullen moeten komen. De structuurvisie geeft inzicht in de ruimtelijke ontwikkelingen op korte, middellange en lange termijn. De kernwaarden die in deze structuurvisie voorop staan zijn:

  • Verdieping van de strategische visie 'Zieners van 2025';
  • Behoud en versterken van bestaande kwaliteiten voor onze gemeente;
  • Regierol voor de gemeente Sint-Michielsgestel;
  • Transparantie en toegankelijkheid van ruimtelijke keuzes.

Analyse

Op basis van een analyse van de huidige situatie worden in de structuurvisie een aantal belangrijke kwaliteiten, maar ook knelpunten onderscheiden. Belangrijke kwaliteiten betreffen de ligging binnen de invloedssfeer van met name de stad 's-Hertogenbosch, maar ook Eindhoven en Tilburg, de landschappelijke en groene kwaliteiten zowel binnen de gemeente als daar net buiten (Groene Woud), de hiermee samenhangende recreatieve potentie en het prettig leefklimaat. De belangrijkste knelpunten betreffen de beperkte toegankelijkheid en bereikbaarheid van de natuur en recreatiegebieden, de lage differentiatie in woonmilieus, het ontbreken van een sterke ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de dorpscentra en de ongeschikte locatie van bedrijven die qua aard en schaal niet op die specifieke plek thuis horen. De beperkte variatie in woonmilieus laat zich voelen in het beperkte woningaanbod voor starters/jongeren en senioren.

Om de kwaliteiten uit te bouwen, de kansen te benutten en de knelpunten en bedreigingen zo adequaat mogelijk te bestrijden, is een ruimtelijk structuurbeeld vervaardigd waaraan een aantal speerpunten is gekoppeld.

Eén van de speerpunten betreft de bouwopgave. Er wordt geconcludeerd dat de woningaantallen uit het gemeentelijk woningbouwprogramma tot 2021 in principe toereikend zijn om te bouwen voor migratiesaldo nul. Er is echter een bouwachterstand, waardoor de wachtlijsten zijn opgelopen. Bovendien worden er verdere vertragingen verwacht. Er wordt voor gekozen de bouwopgave ook af te stemmen op de woningbehoefte uit 's-Hertogenbosch, omdat de gemeente deze stedelingen een goed woonmilieu op korte afstand van de stad te bieden heeft.

Dit leidt tot de keuze te bouwen bij alle dorpen. Dit heeft de wens als achtergrond om toekomst te bieden aan de dorpen, de dorpsgemeenschappen, de dorpsvoorzieningen en kleine werkgelegenheid. Dit heeft een sociale en humane achtergrond. De dorpen moeten de gelegenheid krijgen om op een waardige en respectvolle wijze en voor alle bevolkingsgroepen te bouwen aan hun eigen toekomst. Verder ligt de nadruk sterk op de kwalitatieve woningbehoefte. Er moet meer worden gebouwd naar de wensen en behoeften van de inwoners. Hiertoe is onder meer een woonwensenonderzoek uitgevoerd. Duidelijk is in elk geval dat kleinschalig wonen van belang is voor de dorpse uitstraling van de kernen.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat er bijzondere aandacht nodig is voor woon-zorgcombinaties, omdat hier een tekort aan zal ontstaan. De 'rode' ontwikkelingen dienen ten allen tijde in balans te zijn met de groene kwaliteiten van de gemeente. Deze kwaliteiten vormen de basis van de aantrekkelijkheid van de gemeente. Landschap is daarin belangrijk, maar ook duurzaamheid en ecologie. Duurzaamheid en ecologisch evenwicht worden als randvoorwaarden gehanteerd bij alle ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Structuurvisie is onderhavig plan gelegen op een locatie waarin de gemeente aangeeft dat nieuwe woningbouw mogelijk is. Dit blijkt uit onderstaande uitsnede van de Structuurvisiekaart van de kern Gemonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0016.jpg"

KAART VISIE STRUCTUURVISIE SINT-MICHIELSGESTEL 2025

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de 'Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025', omdat de locatie van onderhavig plan wordt aangeduid als locatie voor nieuwe woningbouw.

4.3.2 Woonvisie 2016-2021

De gemeente heeft op 10 mei 2016 de Woonvisie voor de periode 2016-2021 vastgesteld. In deze visie legt de gemeente Sint-Michielsgestel de prioriteiten van het woonbeleid voor de komende jaren vast. Op basis van de provinciale bevolkings- en huishoudensprognose zal het aantal huishoudens de komende jaren toenemen als gevolg van 'huishoudensverdunning'. Het uitgangspunt in de huidige woningbouwopgave is bouwen voor de eigen bevolking, met migratiesaldo 0. In de Regionale Agenda Wonen, die de provincie Noord-Brabant in 2015 heeft opgesteld met de gemeenten in de regio Noordoost Brabant, wordt de behoefte aan toevoeging van woningen in Sint-Michielsgestel in de periode 2015-2025 geraamd op 1.125 woningen (bruto behoefte). Uitgaande van 140 te slopen woningen die zullen worden herbouwd, betekent dit een netto opgave van 985 toe te voegen woningen. Dit betekent een jaarlijkse woningbouwopgave van circa 110 woningen tot 2025 voor de gemeente Sint-Michielsgestel.

Belangrijk aandachtspunt hierin is dat de beschikbaarheid van goedkope huurwoningen onder druk staat. Om ervoor zorg te dragen dat de woningvoorraad past bij de toekomstige woningvraag bespreekt de woonvisie een aantal scenario's. De gemeente kiest voor een aanzienlijke inzet op de nieuwbouw van sociale en middeldure woningen, waarbij nadrukkelijk gekeken gaat worden naar kernen waar nu nog weinig sociale woningbouw aanwezig is. Dit met het doel om starters, ouderen en vergunninghouders ook in die kernen mogelijkheden te biedenDe gemeente treft momenteel voorbereidingen voor een herziening en actualisering van de woonvisie. Daarin wordt meegenomen dat de gemeente de afgelopen jaren al meer heeft gebouwd dan de provinciale prognose aangeeft. Men verwacht een opwaartse bijstelling van het woningbouwprogramma in de nieuwe woonvisie te gaan opnemen, onder meer door de noodzakelijke opvang van de uitstroom uit (zorg)instellingen en de taakstelling inzake statushouders.

Uitvoeringsnota Woningbouw 2022

Jaarlijks wordt de Uitvoeringsnota wonen en woningbouw opgesteld. Hierin staat beschreven in hoeverre woningbouwplannen zijn gerealiseerd en wat de nieuwe woningbouwplanning is voor de komende jaren. De uitvoeringsnota is een statisch document dat gaat over dynamische informatie: in de huidige woningmarkt blijkt dat woningbouwplannen nogal eens anders worden gerealiseerd dan eerder in de woningbouwplanning is opgenomen. Deze aanpassingen worden doorgevoerd voor de haalbaarheid van de woningbouwplannen of voortschrijdend inzicht over de behoefte. Om dit rapport op te stellen is een peildatum geprikt waarop de dynamische informatie statisch is gemaakt. De peildatum van de Uitvoeringsnota is 1 januari 2022. Het rapport kijkt terug op de jaren 2020 en 2021.

Naast de cijfers over de woningbouw wordt stilgestaan bij enkele belangrijke ontwikkelingen in het woonbeleid. Daarbij wordt zowel teruggeblikt als vooruit gekeken naar het lopende jaar 2022.

Net als voorgaande jaren blijft het de uitdaging om de komende jaren het aantal woningen in de sociale huursector op peil te brengen. Het Aanjaagteam sociale woningbouw, het samenwerkingsverband tussen woningcorporaties en gemeente (zie paragraaf 1.2), is speciaal voor dit doel in het leven geroepen. De inspanningen van het Aanjaagteam hebben er voor gezorgd dat er voor de periode tot 2026 inmiddels 61 sociale huurwoningen voor

Sint-Michielsgestel aan de harde plancapaciteit zijn toegevoegd. Daarnaast zijn er plannen in ontwikkeling voor nog eens 55 sociale huurwoningen in Sint-Michielsgestel (zachte plancapaciteit). Van deze 55 sociale huurwoningen zijn er 38 opgenomen voor de ontwikkeling van Kentalis (minimale variant). De realisatie van middeldure eengezins huurwoningen tot €900,-/maand vraagt om een extra inspanning om in de behoefte te kunnen voorzien. In deze categorie zijn geen woningen opgeleverd en staan er ook geen woningen op de planning. In de koopsector worden voldoende dure gezinswoningen en appartementen gerealiseerd. De inspanningen zijn erop gericht om overschotten te voorkomen. Dit geldt ook voor de middeldure koopappartementen. In de goedkope koop zien we dat het tekort aan goedkope eengezinswoningen kan worden opgelost als de nu geplande zachte woningbouwplannen hard worden gemaakt.

Onderhavig planvoornemen bestaat uit de realisatie van 28 koopwoningen: Het betreft goedkope en middeldure eensgezins- en senioren koopwoningen en 6 vrijstaande woningen.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de 'Woonvisie 2016-2021'.

4.3.3 Woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen

Het woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen bevat een analyse van bestaand beleid en beschikbare gegevens betreffende de woningmarkt met als doel enerzijds duidelijk maken wat de meer specifieke woonbehoeften per dorp zijn. Anderzijds moet worden bepaald wat nodig is aan woningbouw per dorp om aan de behoeften op lange en korte termijn tegemoet te komen.

Analyse

Voor de dorpen wordt een richtinggevend woningbouwkader meegegeven, gericht op de doelgroepen starters, doorstromers en ouderen:

  • Voor starters wordt voorgesteld een meersporenbeleid te voeren. Een te zwaar accent in de nieuwbouw leidt tot meer van hetzelfde dan reeds aanwezig is in de voorraad. In beginsel zijn er voldoende kleine gezinswoningen geschikt voor starters aanwezig, maar ze komen onvoldoende beschikbaar voor verhuur of koop.
  • Andere sporen die het voor starters makkelijker moeten maken om toe te treden tot de woningmarkt zijn onder andere: eventuele verkoop van huurwoningen(hoewel het aandeel beperkt is) en bouwen voor de doorstroming waardoor er lucht komt in de goedkopere marktsegmenten.
  • Ruimte voor jonge doorstromers: de doorstromers vormen de grootste doelgroep binnen de gemeente. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden in doorstromers tot ongeveer 60 jaar en de groep daarboven. De groep doorstromers tot 60 jaar zijn de mensen die een kwaliteitsstap willen zetten in hun wooncarrière en zorgen voor vrijkomend aanbod. Zij willen vaak een ruime woning met meer comfort en/of luxe. De oudere groep is voornamelijk op zoek naar een functioneel geschikte woning.
  • Inspelen op vergrijzing: door voldoende én gedifferentieerd aanbod levensloopbestendige woningen nabij voorzieningen voor oudere doorstromers en mensen met een zorgvraag te bieden. Dit is niet overal haalbaar. Voor de mensen die in de eigen woning willen blijven wonen is het zaak dat de benodigde(zorg)dienstverlening en hulpverlening zoveel mogelijk aan huis wordt aangeboden. Het actief stimuleren van woningaanpassing (zowel in advies als promotie) is een voor de hand liggende doelstelling.

Onderhavig planvoornemen bestaat uit de realisatie van 28 woningen. Deze woningen bestaan gedeeltelijk uit eengezinswoningen, levensloopbestendige woningen en vrijstaande woningen. Hiermee wordt aangesloten op het richtinggevend woningbouwkader van de gemeente.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de 'Woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen'.

4.3.4 Welstandsnota 2013

In 2013 is de welstandsnota voor de gemeente Sint-Michielsgestel vastgesteld. In deze nota wordt een beschrijving gegeven van de algemene welstandscriteria en wordt er per deelgebied een waarderende beschrijving gegeven, die uitmondt in specifieke architectonische kenmerken met daaruit voortvloeiende welstandscriteria. Voor gebieden waar op korte termijn ontwikkelingen zijn voorzien, worden veelal gedetailleerde beeldkwaliteitplannen opgesteld. De ontwikkeling aan de Rietstok valt in deze categorie, derhalve is een seperaat beeldkwaliteitplan opgesteld dat als bijlage 1 is toegevoegd. Het beeldkwaliteitsplan zal worden vastgesteld door de raad. Het beeldkwaliteitsplan is daarmee leidend voor de welstandstoets.

4.3.5 Bomenbeleid

Het nieuwe bomenbeleidsplan is in oktober 2020 vastgesteld in de raad van SMG. Binnen het Plan Proces Bomen (PPB) worden na inventarisatie van de bomen eventueel behoudenswaardige bomen aangemerkt, waarvoor een inspanningsverplichting ontstaat om deze waar mogelijk in te passen in het ontwerp. In de basis betreft, dit de bomen op de gemeentelijke waardevolle bomenlijst, aangevuld met andere bomen binnen het projectgebied, die voldoende (toekomstige) kwaliteit hebben.

Met uitzondering van de monumentale paardenkastanjes (buiten het plangebied) staan er in het plangebied geen bomen die op de waardevolle bomenlijst staan. De bomen die wel binnen het plangebied staat mogen vergunningsvrij worden verwijderd met in achtneming van het broedseizoen.

Monumentale bomen

In de voortuin van Dorpsstraat 24 staan twee monumentale paardenkastanjes. De afstand tussen de stam en grens van het projectgebied is circa 7 meter. De projectgebiedgrens ligt buiten de kroonprojectie. Het is niet aannemelijk, dat er binnen de plangrenzen belangrijke wortels van de bomen aanwezig zijn. Bij het verlenen van de Omgevingsvergunning zal een bomen-effect-analyse en een eventueel beschermingsplan verplicht gesteld worden voor de betreffende bomen. De bomen-effect-analyse is als voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen.

4.3.6 Klimaat en duurzaam

De gemeente Sint-Michielsgestel wil zich naar de toekomst toe klimaatbestendig en duurzaam ontwikkelen. De gemeente Sint-Michielsgestel wil daarom graag van iedere bouwer een bijdrage in het milieuverantwoord bouwen.

Analyse

Het algemene ruimtelijke uitgangspunt van gemeenten is er op gericht om te komen tot 'duurzaam bouwen'. Duurzaam bouwen verhoogt de gebruikswaarde (functioneel), belevingswaarde (vorm) en de toekomst (tijd) voor de bebouwde omgeving. Duurzaam bouwen is in dit geval te onderscheiden in stedenbouwkundig en bouwkundig duurzaam bouwen. Een goed stedenbouwkundig plan draagt bij aan een duurzame toekomst en voorkomt onder andere verloedering en leegstand.

In ieder geval geldt voor het bouwplan dat niet-uitloogbare bouwmaterialen worden gebruikt en dat er, van overheidswege, steeds meer eisen worden gesteld aan duurzaam/milieubewust bouwen.

Onderhavig initiatief zet in op duurzaam/milieubewust bouwen, omdat een gedeelte van het bouwplan gerealiseerd wordt op basis van de 'nul-op-de-meter MorgenWonen-woningen' . Op deze manier wordt het aspect duurzaamheid toegepast. Daarnaast blijkt uit paragraaf 3.6 dat de initiatiefnemer inzet op duurzame en klimaatbestendige woningen.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen het 'Klimaat en duurzaam' aspect van de gemeente Sint-Michielsgestel.

4.3.7 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. De kwaliteitsverbetering van het landschap dient conform de 'Aanvulling Structuurvisie Buitengebied Sint-Michielsgestel' van de gemeente Sint-Michielsgestel plaats te vinden. Voor het bepalen van de benodigde investering is de categorie-indeling van ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:

categorie 1: geen ruimtelijke impact; geen tegenprestatie nodig;

categorie 2: beperkte impact; landschappelijke inpassing volstaat;

categorie 3: grote impact; landschappelijke inpassing én berekende kwaliteitsverbetering van het landschap, tezamen tenminste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragende.

Berekeningssystematiek voor de grondwaardevermeerdering

De bepaling van de grondwaardeontwikkeling als gevolg van een bestemmingsverandering is gemeentelijk maatwerk. Daarom kiest de gemeente voor een jaarlijks (door college B&W) vast te stellen set van forfaitaire grondwaarden gekoppeld aan een gedifferentieerde lijst van functies. De functielijst met grondwaarden maakt onderdeel uit van een rekenmodule in beheer van de gemeente. Op basis van de systematiek kan de gemeente de grondwaardevermeerdering op maat berekenen. Bij onderhavige ontwikkelingen gaat het om 20% van de grondwaardevermeerdering als gevolg van de bestemmingsveranderingen.

Om de waardevermeerdering te kunnen beoordelen zijn de huidige situatie en de nieuwe situatie met elkaar vergeleken. De berekening en bijbehorende kaart zijn toegevoegd als bijlage 2. Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 20% x € 432.757 = € 86.551 bedraagt.

De feitelijke tegenprestatie bestaat uit een bijdrage van het volledige bedrag in het gemeentelijke groen- en cultuurfonds. Middels een anterieure overeenkomst wordt deze afspraak tussen initiatiefnemer en gemeente vastgelegd.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft SGS Search uit Heeswijk een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van het plangebied. Het noordelijke deel staat beschreven in rapport "Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740" (4 januari 2019, 25.18.00647.1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3. SGS Search concludeert dat:

  • De bovengrond licht verontreinigd is met cadmium, kwik en lood. In de ondergrond en het grondwater zijn geen van de geanalyseerde parameters boven de achtergrond- of streefwaarde aangetroffen.
  • Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de opgestelde hypothese “niet verdachte locatie” strikt genomen niet juist is. Gezien de relatief lage gehalten en de huidige c.q. toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese.

Het zuidelijke deel staat beschreven in rapport "Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740" (15 februari 2019, 25.19.00026.1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4. SGS Search concludeert dat:

  • De baksteen en kolengruishoudende bovengrond bevat plaatselijk licht verhoogde gehalten aan cadmium.
  • In de ondergrond zijn geen van de geanalyseerde parameters boven de achtergrondwaarde aangetroffen.
  • In het grondwater zijn geen van de geanalyseerde parameters boven de streefwaarde aangetroffen.
  • De lichte verontreiniging met cadmium in de bovengrond is waarschijnlijk te relateren aan de bijmengingen met bakstenen en kolengruis.
  • Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de opgestelde hypothese “niet verdachte locatie” strikt genomen niet juist is. Gezien de relatief lage gehalten en de huidige c.q. toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese.

Op basis van de uitkomsten van beide onderzoeken hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het huidig c.q. toekomstig gebruik van de locatie.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richtafstand   werkelijke afstand  
Dorpstraat 17b: Dienstverlening   9609   1   10 m   4 m  
Dorpstraat 19a: Schoonheidssalon   9602   1   10 m   15 m  

Het plangebied grens in het noorden aan de locatie Dorpstraat 17b (kadastrale percelen 3742 en 3743 (deels)) met bestemming 'Dienstverlening'. De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • f. maatschappelijke en economische diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie;

b-g. (niet relevant)

Voor dit type bedrijvigheid geldt een maximale milieucategorie 1 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter (gebiedstype 'rustige woonwijk'). Het plangebied is voor een klein deel gelegen binnen deze richtafstand.

Het pand op deze locatie wordt als kantoor gebruikt met twee werknemers. De ontsluiting is gelegen aan de Dorpstraat. Ook in de toekomst zal het zo gebruikt worden. Tussen dit gebouw en de nieuwe woning zit een doorgang die overkapt is.

Gezien de functie c.q. gebruik van de locatie en de ligging van de ontsluiting ten opzichte van het plangebied, zijn geen (buiten)activiteiten te verwachten die voor een relevante geluidbelasting ter plaatse van (de woningen in) het plangebied kunnen zorgen.

Er liggen voorts geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2021RietstokGMD-OTW2_0017.jpg"

UITSNEDE RISICOKAART

Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Om de geursituatie inzichtelijk te maken heeft Amitec uit Uden een notitie uitgevoerd: notitie "Rietstok te Gemonde" (9 april 2021, 19.909-002a). De notitie is bijgevoegd als bijlage 5.

Amitec concludeert:

  • Er geen dierverblijven binnen een straal van 100 m van het plangebied aanwezig zijn.
  • Ondanks de overschrijding van de geurbelasting, de omliggende veehouderijen niet onevenredig worden gehinderd door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.
  • De maximale achtergrondbelasting op het plangebied bedraagt 2,2 ouEm3.
  • De maximale voorgrondbelasting op het plangebied bedraagt 1,9 ouE/m3.
  • Er wordt voldaan aan de streefwaarden uit de beleidsregels van de gemeente Sint Michielsgestel.
  • De maximale woon- en verblijfklimaat rondom ter plaatse van de het plangebied “Goed’ is
5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai
Het plangebied is (deels) gelegen binnen de wettelijk vastgestelde zone van de Besselaar en de Vier Gemalen. Daarnaast is het plan gelegen in de directe nabijheid van overige mogelijke relevante (30 km/uur-)wegen (Dorpsstraat en Rietstok). Vanuit planologisch oogpunt (beoordeling van het woon- en leefklimaat op basis van de gecumuleerde geluidbelasting) is tevens een onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege deze wegen. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Kragten BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek verkeerslawaai Rietstok Gemonde" (22 april 2021, 20210422-VKL063-RAP-AKO-VL-1.0). Het onderzoeksrapport is als bijlage Akoestisch onderzoek verkeerslawaai bijgevoegd.

Kragten concludeert dat de geluidbelastingen vanwege de gezoneerde wegen Besselaar en Vier Gemalen niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Er hoeft geen hogere waarde aangevraagd te worden.

De geluidbelasting vanwege de Dorpstraat bedraagt ter plaatse van het westelijke deel van het noordelijke bouwvlak (gelegen nabij de Dorpstraat) meer dan 48 dB en ter plaatse van de overige bouwvlakken niet meer dan 48 dB. Voor deze geluidbelastingen hoeft geen hogere waarde aangevraagd worden. De geluidbelasting vanwege de Rietstok bedraagt er plaatse van alle bouwvlakken niet meer dan 48 dB. De maximale gecumuleerde geluidbelasting bedraagt maximaal 58 dB ter plaatse van het westelijke deel van het noordelijk bouwvlak (gelegen nabij de Dorpstraat).

Er is sprake van een matig woon- en leefklimaat ter plaatse van het westelijke deel van het noordelijke bouwvlak (gelegen nabij de Dorpstraat) en een redelijk tot goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de overige locaties c.q. bouwvlakken.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat 28 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving. In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Schijndelsedijk, 15552662'.

categorie   grenswaarde   2018   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   18,4   16,4   9,5  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   19,4   18,2   14,6  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   12,2   11,2   8,2  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   7,2   6,4   6,0  

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Om het aspect 'Volksgezondheid Veehouderijen' inzichtelijk te maken heeft Amitec uit Uden een notitie uitgevoerd: notitie "Rietstok te Gemonde" (18 maar 2021, 19.909-001a). De notitie is bijgevoegd als bijlage 6.

Amitec concludeert dat:

  • Binnen 2 kilometer van het plangebied een tweetal geitenhouderijen zijn gevestigd, welke feitelijk zijn gestopt dan wel waar de intrekking van het veebestand plaatsvindt.
  • Nu er dus geen geitenhouderijen meer zijn gelegen binnen 1 kilometer van het plangebied, bestaat er geen aanleiding om niet uit te gaan van een aanvaardbaar gezondheidsrisico.
  • Uit het stappenplan volgt, gelet op het feitelijk gebruik, dat een advies van de GGD niet noodzakelijk is.
5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 28 woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig of kunnen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 28 woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 5.200 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.8.2 Analyse

Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst door middel van een vormvrije m.e.r.-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Het maakt daarvoor niet uit of een activiteit onder of boven de D-drempel waarde zit. Omdat de activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst dient dus wel een vormvrije m.e.r.- beoordeling te worden verricht. Hiertoe dient een MER-aanmeldnotitie te worden opgesteld op basis waarvan beoordeeld wordt of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen. Deze MER-aanmeldnotitie is opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied ligt in een zone met een hoge archeologie verwachtingswaarde. Er geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 centimeter onder het maaiveld of over een oppervlakte van minder dan 100 m². Het initiatief overschrijdt deze grenzen. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is derhalve noodzakelijk.

Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart gebracht te worden of zich binnen het onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie uit Amersfoort heeft een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd: rapport ''Archeologisch vooronderzoek in het kader van de voorgenomen nieuwbouw aan de Rietstok te Gemonde, gemeente St. Michielsgestel" (28 maart 2021, V1852, versie 2.1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 9.

Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie concludeert dat:

  • Tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen.
  • Gezien de aangetroffen verstoringen binnen het plangebied, het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen, en de aangetroffen landschappelijke situatie kan worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats klein is.

Aanbeveling

Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar 'laag' en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ).

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

De provinciale cultuurhistorische waardenkaarten geeft voor onderhavig plangebied vijf aanduidingen aan:

  • 1. Historische stedenbouw 'Gemonde';
  • 2. Regio 'Meierij';
  • 3. Cultuurhistorische landschappen 'Groene Woud';
  • 4. Cultuurhistorische vlakken 'De Geelders en Gemonde';
  • 5. Archeologische landschappen 'Dommeldal Nuenen-Gestel'.

Historische stedenbouw 'Gemonde'

De kern van Gemonde is een voorbeeld van een schuurkerknederzetting ontstaan na circa 1750. De oorspronkelijke vroeg-middeleeuwse kerk in nabijgelegen buurtschap de Hogert is gesloopt in 1824. Tevens is de kern van Gemonde een voorbeeld van een kerkdorpontwikkeling uit de periode 1900-1950, na de bouw van de nieuwe Sint-Lambertuskerk (1926) op de locatie van de oude schuurkerk. Oorspronkelijke ontwikkelingen ten noorden van de kerk langs de Dorpsstraat met voornamelijk eenlaagse woonhuizen met verspringende rooilijn, verspreid gelegen boerderijen (circa 1860-1920), dorpscafé (circa 1880) en kerkhof (circa 1825). Later uitbreidingen langs en nabij de kern verlopende Sint-Lambertusweg met eenlaagse woonhuizen (circa 1900) en voormalige school (circa 1910). In een deel van de nederzetting is klinkerbestrating en verspreide snoeilinden aanwezig.

Onderhavig plan betreft een inbreiding van de kern Gemonde bestaande uit 28 woningen. Deze zullen de historische stedenbouw van de kern niet aantasten, omdat er geen sloop van bestaande bebouwing plaatsvindt.

Regio 'Meierij'

De Meierij bestaat uit verschillende dekzandruggen, beekdalen en dekzandvlaktes. Over grote oppervlakten ligt Brabants leem in de ondergrond. Deze regio wordt gekenmerkt door een kleinschalig mozaïek van oude en jonge ontginningslandschappen en woeste gronden. Daarnaast wordt de meierij gekarakteriseerd door veel kleine dorpen, met ieder hun eigen karakter en relatie met het landschap.

Een drietal ontwikkel strategieën zijn opgesteld om deze regio in de toekomst te beschermen:

  • 1. Behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende structuren van de regio;
  • 2. De cultuurhistorische waarden van de Meierij in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Dit geldt in het bijzonder voor de cultuurhistorische landschappen:“Groene Woud” (ook deels in gebiedspaspoort Kempen) en “De Loonse en Drunense Duinen”;
  • 3. Het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief (o.a. door afstemming van het gemeentelijk archeologiebeleid) van de archeologische landschappen: “Loonse en Drunense Duinen”, “Dekzandrug Tilburg-Den Bosch” en “Dommeldal Nuenen-Gestel”.

Onderhavig plangebied is gelegen binnen de kern van Gemonde en heeft hierin geen direct invloed op een van de aangewezen ontwikkel strategieën. Geconcludeerd wordt dan ook dat het aspect 'Regio 'Meierij' niet van invloed is op onderhavig planvoornemen.

Cultuurhistorische landschappen 'Groene Woud'

Het Groene Woud is aangewezen als Nationaal Landschap. Kenmerkend is de opbouw van het gebied in beekdalen en dekzandplateaus en de inrichting die nauw gerelateerd is aan de terreingesteldheid. Kleinschalige middeleeuwse ontginningslandschappen worden afgewisseld met uitgestrekte bossen, heidevelden, zandverstuivingen en jonge ontginningen. Specifieke elementen zijn laanstructuren, kastelen en buitenplaatsen en watermolens.

Een viertal ontwikkel strategieën zijn opgesteld om deze regio in de toekomst te beschermen:

  • 1. Het behoud van de kleinschalige karakteristieken;
  • 2. Eisen stellen aan de uitbreidingen van dorpskernen;
  • 3. De economische dragers afstemmen op de cultuurhistorische identiteit van het Groene Woud;
  • 4. Het vergroten van de cultuurhistorische waardering door het vergroten van de beleving.

Onderhavig planvoornemen betreft een inbreidingslocatie binnen de kern van Gemonde en heeft hierin geen direct invloed op een van de aangewezen ontwikkel strategieën. Geconcludeerd wordt dan ook dat het aspect 'Cultuurhistorische landschappen 'Groene Woud' niet van invloed is op onderhavig planvoornemen.

Cultuurhistorische vlakken 'De Geelders en Gemonde'

Het gebied was het hart van de populierenteelt, die zijn hoogtepunt bereikte rond 1900. De kleinschaligheid van toen is uiteraard verminderd, maar het gebied wordt nog steeds gekenmerkt door de vele bosjes, perceelrandbegroeiing en populierenakkers. Kenmerkend van Brabantse dorpen is dat vaak het (agrarisch/historisch agrarisch) landschap tot in de dorpskern doorloopt. In het stedenbouwkundig plan zijn daarom de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • De landschapskamer blijft behouden en de gedeelde bomenrij op de plangrens zal versterkt worden door de ontbrekende bomen in de huidige rij aan te vullen.
  • Het deel waar de weg Rietstok onverhard is, blijft in tact. Op deze plek komt een directe zichtlijn richting het landschap en zal een speelplek een extra verblijfskwaliteit met zich meebrengen. Men zal hier nog steeds het gevoel hebben het buitengebied in te lopen.
  • Door een nieuwe entree naar het gebied aan de Dorpsstraat te leggen, ontstaat er een directe zichtlijn op de kenmerkende populierenrij die het begin van het kamerlandschap markeert. In deze lijn wordt een bebouwingsvrije zone opgenomen om een visuele relatie te leggen tussen dorpsstraat en het omringende landschap.

Met deze de stedenbouwkundige opzet wordt aangesloten bij de structuren en kwaliteiten van het landschap en daarmee de omgevingskwaliteit verhoogd.

Archeologische landschappen 'Dommeldal Nuenen-Gestel'

Dit landschap (22) omvat het rivierdal van de Dommel tussen Sint-Michielsgestel en Nuenen, almede de hierin uitwaterende beken de Groote Beek bij Son, de Grote Waterloop bij Liempde en de Kleine Aa/Smalwater onder Boxtel.

Landschap 22 is één van de archeologisch rijkste landschappen van Noord-Brabant. Dit blijkt vooral uit het grote aantal AMK-terreinen die meer dan 3% van het gebied bedekken en die als een kralensnoer van noord naar zuid langs het Dommeldal liggen. Vanwege het verhoudingsgewijs grote areaal aan oude bouwlanden (circa 50% van oppervlak) is de kans op goed geconserveerde archeologische waarden bijzonder hoog.

Onderhavig planvoornemen betreft een inbreiding van de kern Gemonde bestaande uit 28 woningen. Uit het archeologisch onderzoek, beschreven in paragraaf 5.2.1, is gebleken dat onderhavig plangebied 'laag' verdacht is van archeologische vondsten. Dit aspect is dan ook niet van toepassing voor dit plan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is door MorgenWonen een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd (19 maart 2021). Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bijgevoegd. Sinds deze uitvoer datum zijn er regels omtrent het stikstofbeleid aangepast en is de Aerius-calculator verandert. Derhalve is onderzoekbureau Lycens gevraagd een herberekening uit te voeren. Het onderzoeksrapport van 2 december 2022 is als extra bijlage 15 toegevoegd.

Uit beide onderzoeken volgt dat het plan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Dit geldt voor zowel de gebruiksfase als de realisatiefase. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. Daarnaast geldt gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied dat de verstoring door licht, geluid en optische verstoringen die voortvloeien uit het plan niet voor significante gevolgen zorgen.

Soortenbescherming
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Middels een quickscan natuurwaarden dient te worden onderzocht of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling. Blom Ecologie uit Waardenburg heeft een quickscan natuurwaarden uitgevoerd: rapport "Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Rietstok ong. te Gemonde" (20 december 2019, BE/2019/541/r). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 11.

Blom Ecologie concludeert dat:

  • Er een aanvullend onderzoek (zie hieronder) uitgevoerd dient te worden naar kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) en de steenmarter. De planlocatie is verder zeer geschikt leefgebied voor algemene broedvogels en de werkzaamheden dienen derhalve buiten het broedseizoen uitgevoerd worden.
  • De planlocatie verder ook mogelijk functioneel leefgebied is voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën en insecten welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming.

Aanvullend onderzoek

Blom Ecologie uit Waardenburg heeft een aanvullend marteronderzoek uitgevoerd: rapport "Notitie aanvullend marteronderzoek" (13 mei 2020, BE/2020/054/n). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 12.

Blom Ecologie concludeert dat:

  • Er geen beelden of sporen van kleine marterachtigen zijn waargenomen.
  • Op de camerabeelden van de marterbox enkel beelden van de bosmuis zijn waargenomen. Op de camerabeelden van de wildcamera zijn beelden van de bosmuis, huismuis en huiskat waargenomen. Op de planken van de sporenbuizen zijn geen prenten aangetroffen.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat aanwezigheid van kleine marterachtigen uitgesloten kan worden. Dit wordt onderbouwd door de afwezigheid van waarnemingen en prenten, de ligging van de planlocatie en de directe omgeving.

Blom Ecologie B.V. is van mening dat met de transformatie en realisatie van een ontwikkeling met 28 woningen, waarbij delen van het groen verwijderd worden er geen functioneel leefgebied van kleine marterachtigen als de bunzing, hermelijn of wezel verloren zal gaan. Derhalve is er geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan. Een second opnion is uitgevoerd en hebben deze conclusies bevestigd.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap De Dommel

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021
    Het waterbeheerplan 'Waardevol Water' is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2016-2021 en hoe het waterschap dit wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021.
  • Waterbeheerprogramma 2022-2027 - Water als basis voor een toekomstbestendige leefomgeving
    Het water- en bodemsysteem is onontbeerlijk voor een gezonde en leefbare ruimtelijke inrichting van Noord-Brabant. Meer dan ooit is het belangrijk om rekening te houden met het concept van de lagenbenadering om een toekomstbestendige leefomgeving te waarborgen. Door klimaatverandering en ruimtelijke druk, staat immers de veerkracht van het water- en bodemsysteem onder druk. De lagenbenadering beschrijft de ruimte in drie lagen. De eerste laag bestaat uit de fysieke ondergrond, het water- en bodemsysteem. De tweede laag bevat netwerken van infrastructuur met onder meer wegen, spoorlijnen en waterwegen. Tot slot de derde laag met de menselijke activiteiten zoals wonen, werken en recreëren en de fysieke neerslag daarvan. Ruimtelijke planning en gebiedsontwikkeling is een proces waarin continu keuzes worden gemaakt. De lagenbenadering helpt in dit keuze- en afwegingsproces en dient als kwaliteitskader voor alle (ruimtelijke) plannen. Elke laag draagt bij aan de ontwikkeling. De lagenbenadering betekent wel dat een onderliggende laag voorwaarden stelt aan andere lagen. Zeker vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling zijn veerkracht en omkeerbaarheid van ingrepen belangrijke gegevenheden.

    Met het Waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5) start Waterschap De Dommel met de ‘watertransitie’: op weg naar een toekomstbestendige waterhuishouding. Uiterlijk in 2050 is de waterhuishouding in ons hele beheergebied toekomstbestendig. Dit betekent een waterhuishouding die in een goede waterkwaliteit voorziet. En een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Zowel in het bebouwde als het landelijke gebied en van de beekdalen tot en met de hoge zandruggen. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door maximaal gebruik te maken van de dempende sponswerking van de bodem/ondergrond en de natuurlijke hoogteverschillen voor het vasthouden van water.

    We hanteren drie principes die inhoudelijke storing geven aan de watertransitie: `
    1. Elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt.
    2. Functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan.
    3. Wat schoon is moet schoon blijven.

    We moeten ons, nog meer dan voorheen, aanpassen aan de veranderende leefomgeving en op zoek gaan naar nieuwe oplossingen en antwoorden. Juist de voor Midden-Brabant zo karakteristieke verwevenheid van bebouwing, landbouw en natuur is een kans om de wateropgaven slim in te passen. Dit vereist een integrale, gebiedsgerichte aanpak samen met alle partijen. Een gebiedsgerichte aanpak is alleen succesvol als naast de wateropgaven ook de opgaven vanuit natuur, stikstof, economie, landbouwtransitie, energietransitie, biodiversiteit, mobiliteit en woningbouw onderdeel van de aanpak zijn. Niet sectoraal, maar integraal. Alleen dan gaan we oplossingen vinden voor een leefbaar Midden-Brabant met een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem dat goed is voor inwoners, bedrijven, landbouw en natuur. De grote uitdaging zit hem vooral in de vraag hoe we dit gaan bereiken. Meer dan voorheen gaan we daarbij uit van:
    • 1. beekdalgericht naar gebiedsgericht; onze aandacht gaat naast het beekdal ook uit naar de flanken, de hoge zandruggen en bebouwd gebied.
    • 2. sectoraal naar integraal; samen met overheden en gebiedspartners maken we keuzes over meerdere opgaven in een gebied.
    • 3. water afvoeren naar elke druppel telt; maximaal water conserveren, minder grondwater gebruiken en slimmer sturen
  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 500 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 500 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • De notitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk
    De beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk’ maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. Tevens zijn de navolgende toetsaspecten opgenomen:
    • 1. afvoer uit het gebied;
    • 2. oppervlaktewaterstanden;
    • 3. overlast/schade;
    • 4. grondwateraanvulling;
    • 5. grondwaterstanden.
5.3.3 Beschrijving watersysteem plangebied
5.3.3.1 Onderhoudsplicht B-watergang

Aan de oostzijde van het plangebied ligt een B-watergang. Deze zal ten dele op de kavels van de toekomstige eigenaren liggen. Het onderhoud van B-watergangen is de verantwoordelijkheid van de eigenaar (of gedeelde verantwoordelijkheid van de eigenaren van de aanliggende percelen).Deze watergang staat bij Waterschap De Dommel op de Schouw, wat betekent dat zij het onderhoud jaarlijks controleren.

5.3.3.2 Waterplan

Door Grasveld Civiele Techniek is een waterplan opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het watersysteem en het vuil- en regenwater is opgenomen: ''Waterplan - Bouwplan Rietstok Gemonde'', 5 oktober 2020, G53/019/2020/1005N01v4). De notitie is als bijlage 13 bij deze toelichting opgenomen. Hierna is een samenvatting opgenomen.

Vuilwater (DWA)

Alle grondgebonden woningen worden middels een individuele huisaansluiting aangesloten op een nieuw aan te leggen DWA hoofdriool in de nieuw aan te leggen ontsluitingswegen en de straat De Rietstok.

De locatie van de aansluitpunten van dit nieuw aan te leggen DWA hoofdriool op het bestaande gemeentelijke hoofdriool zal in overleg met de gemeente worden bepaald. De gemeente heeft aangegeven dat deze koppeling in de Dorpsstraat gemaakt dient te worden.

Regenwater (HWA)

Op basis van het berekende toename verhard oppervlak bedraagt de wateropgave 5.730

m² (toename verhard oppervlak) x 1 (gevoeligheidsfactor) x 0,06 m (maatgevend bui) = 344 m³ .

De voorgestelde waterberging ten oosten van het wooncomplex is geschikt voor 275 m³ water. Onder de verharding van de rijbaan en parkeerplaatsen is het mogelijk een waterbergende fundering aan te brengen van totaal circa 1.460 m². Gekeken naar de GHG kan een laag van 0,30 m granulaat worden toegepast. De holle ruimte is 40%, dat betekend dus 40% waterbergend vermogen. Het tekort van de waterberging bedraagt 344 m³ (totale opgave) minus 275 m³ (capaciteit wadi) = 69 m³. Hiervoor wordt een waterbergende fundering van minimaal 575 m² gerealiseerd.

Bij een volledig gevuld infiltratiestelsel loopt het overtollige water naar de sloot aan de zuidoostzijde van het plan. Hier zit een noodoverstort vanaf de wadi. Zo loopt ontstaat er nooit overlast bij de buurpercelen.

5.3.4 Advies waterschap

In het kader van het waterplan is uitvoerig overleg geweest met Waterschap De Dommel en de gemeente Sint-Michielsgestel. Waterschap De Dommel kan instemmen met bovengenoemde waterbergingsvoorzieningen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

De bestemming 'Groen' is gelegd op verschillende plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten binnen het plangebied die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Eveneens zijn de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals waterberging, onderhoudspaden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verharding, hondenuitlaat, inritten en kunstobjecten toegelaten. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.

Tuin (artikel 4)

Deze bestemming is gelegd op de gronden die in beginsel niet mogen worden bebouwd. Het betreft met name voortuinen bij woningen, waarvoor het uit ruimtelijk oogpunt gewenst is, dat deze tezamen niet worden bebouwd. Slechts parkeervoorzieningen, erf- en terrein afscheidingen zijn toegestaan, alsmede met name in voortuinen zeer ondergeschikte bouwdelen als erkers.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5)

Binnen deze bestemming zijn de gebieden met verkeersfuncties (straten en wegen voor autoverkeer en verkeersvoorzieningen voor langzaamverkeer) opgenomen, alsmede parkeervoorzieningen voor autoverkeer. Daarnaast zijn ook groenvoorzieningen mogelijk. Er zijn alleen gebouwen mogelijk in de vorm van nutsvoorzieningen. Voor het overige zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk.

Water (Artikel 6)

De B-watergangen in het oosten van het plangebied is binnen deze bestemming opgenomen. De schouwpaden ten behoeve van deze watergangen zijn opgenomen in de bestemming Groen.

Wonen (artikel 7)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor alle woningen in het plangebied met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, erven, tuinen, parkeervoorzieningen en verhardingen. De aaneengebouwde woningen hebben de aanduiding [aeg] gekregen en de vrijstaande woningen [vrij].

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 8)
Deze bepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels (artikel 9)
Deze bepaling bevat regels wanneer zich situaties voordoen, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de regels. Zo kan de specifieke bouwhoogte van een woning hoger zijn dan de toegestane hoogte van bebouwing (een algemene maat). Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling, dat deze woning moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene bepaling opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan

Algemene gebruiksregels (artikel 10)
In deze bepaling is geregeld dat de gronden niet gebruikt mogen worden in strijd met de bestemmingen.

Algemene aanduidingsregels (artikel 11)

Deze bepaling bevat regels ten behoeve van de grenswijziging van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Het betreft te verwijderen en toe te voegen aanduidingen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 12 )
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 13)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 14)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Omgevingsdialoog
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Omgevingsdialoog

Er zijn diverse contactmomenten geweest met de inwoners van Gemonde. Een verslag van het laatste overleg met de klankbordgroep is bijgevoegd als bijlage 14.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept bestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De reacties zijn verwerkt in het definitieve ontwerpbestemmingsplan.

8.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Bij de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan 'Rietstok, Gemonde '(vrijdag 11 maart 2022 tot en met donderdag 21 april 2022) waren er onvolkomenheden in de procedure. Dit was de aanleiding om het ontwerpplan opnieuw in procedure te brengen. Daarnaast hebben de ingediende zienswijzen deels geleid tot aanpassingen van het ontwerpplan. Het bijgevoegde addendum (bijlage 16 en 17) geeft inzicht in de verschillen tussen het oude ontwerp bestemmingsplan Rietstok Gemonde en het herziene ontwerp bestemmingsplan Rietstok Gemonde. Het aangepaste ontwerp bestemmingsplan ligt vanaf 15 december 2022 tot en met 26 januari 2023 ter inzage.