Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nieuwstraat 96 Sint-Michielsgestel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0845.BPSMGNieuwstraat96-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 het plan
het bestemmingsplan ‘Nieuwstraat 96 Sint-Michielsgestel’ van de gemeente SintMichielsgestel;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0845.BPSMGNieuwstraat96-VG01 met de bijbehorende regels en bijlage;
 
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw toegevoegd afzonderlijk gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aanduidingsvlak
een aangegeven vlak, waarop een aanduiding betrekking heeft;
 
1.7 aaneengebouwd gebouw
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen;
 
1.8 aan huis gebonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, vastgesteldtechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.
Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven.
Een kapperszaak wordt hier niet onder verstaan.
Het beroep mag uitsluitend uitgeoefend worden door bewoner(s) van het pand.
 
1.9 ambachtelijk bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, of herstellen van goederen, alsook – in verband hiermee als ondergeschikt belang – het verkopen en/of leveren van goederen;
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.11 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
 
1.12 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
 
1.13 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
 
1.14 begane grond
het met de straat gelijk liggende deel van een gebouw;
 
1.15 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
 
1.16 bestaand(e situatie)
  1.  t.a.v. bebouwing:
    bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit bestemmingsplan, die gebouwd is met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning dan wel verleende vergunning, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dit tijdstip aangevraagde vergunning;
  2.  t.a.v. gebruik:
    het gebruik van grond- en bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip waarop dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;  
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming (een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming);
 
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.21 bouwvlakgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.23 bouwmassa
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
 
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.27 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand;
 
1.28 carports
een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen;
 
1.29 consumentenvuurwerk:
consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 van het Vuurwerkbesluit;
 
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van maatschappelijke en economische diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie, waaronder zijn inbegrepen kantoren, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
 
1.32 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.33 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
 
1.34 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
 
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met minimaal twee wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.36 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
 
1.37 gestapeld gebouw
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
 
1.38 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
1.39 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren die voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
1.40 huishouden
een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband;
 
1.41 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
 
1.42 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, maatschappelijk verzorgende, religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder ontmoetingsvoorzieningen voor jongeren en/of senioren, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van genoemde voorzieningen;
 
1.43 niet-zelfstandige zorgwoning
een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte;
 
1.44 nutsvoorziening
bouwwerk ten behoeve van een op het openbaar netwerk aangesloten voorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;
 
1.45 ondergeschikt
een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;
 
1.46 ontsluitingsweg
een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, betreffende woonstraten waar maximaal 30 km per uur mag worden gereden;
 
1.47 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;
 
1.48 plangrens
de begrenzing van het bestemmingsplan;
 
1.49 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
 
1.50 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in dit bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
 
1.51 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.52 strijdig gebruik
niet verenigbaar met of tegengesteld aan het toelaatbaar gestelde gebruik op grond van de bepalingen in dit plan;
 
1.53 tuin
een stuk grond behorende bij een woonhuis, welke is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verhardingen ten behoeve van het woongenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw;
 
1.54 uitbouw
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.55 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
 
1.56 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;
 
1.57 weg
een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, met een doorgaand karakter waar 50 km per uur of harder mag worden gereden;
 
1.58 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
 
1.59 woning een complex van ruimten dat dient voor de huisvesting van:
  1. één afzonderlijk huishouden of;
  2. één huishouden plus maximaal twee individuele personen of;
  3. vier individuele personen.
1.60 zeer kwetsbaar gebouw
 
Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het betreft de gebruiksfunctie:
  1. een woonfunctie voor zorg;
  2. een bijeenkomstfunctie voor:
    1. voor kinderopvang of;
    2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  3. een celfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  4. een gezondheidszorgfunctie met een bedgebied;
  5. een onderwijsfunctie;
    1. voor basisschoolonderwijs of één afzonderlijk huishouden of;
    2. voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking. 
1.61 zorg
woon-zorg voor mensen met een intensieve zorgvraag. Uitgangspunt is dat de bewoner een Wlz-indicatie heeft van 4, 5 of 7 waarbij zorg voor deze bewoners separaat wordt ingekocht.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.2 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.3 hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Ook de opbouw van een liftuitloop, installatieruimte op dak en zonnepanelen hebben geen invloed op de hoogtebepaling van een bouwwerk.
 
2.4 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.
 
2.6 peil:
  1. voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, of de bovenkant van de afgewerkte vloer van de begane grond;
  2. indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden; 
2.7 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 meter uitsteekt.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Maatschappelijk
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen voor mensen met een zorg- en/of verplegingsbehoefte en hun begeleiding, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, inclusief tuinen en erven;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – woonzorgcomplex’: een woonzorgcomplex;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groen en groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen; 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken:
 
Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 3.1 onder a;
    2. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in 3.1 onder a bedoelde doeleinden, zoals bergingen;
    3. carports, veranda's en overkappingen;
    4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. buiten het bouwvlak mag worden gebouwd:
    1. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de in 3.1 bedoelde doeleinden, zoals bergingen;
    2. carports, veranda's en overkappingen;
    3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  3. het aantal zorgwoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven. Dit maximum is inclusief één wooneenheid c.q. de bedrijfswoning die door de verzorgers/verzorger worden/wordt bewoond.
3.2.2 Hoofdgebouwen
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen in de vorm van woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. het maximum aantal toegestane te bouwen niet-zelfstandige zorgwoningen is aangegeven op de verbeelding. Dit maximum is inclusief één wooneenheid c.q. bedrijfswoning die door de verzorgers/verzorger worden/wordt bewoond;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen de hoofdgebouwen in de vorm van niet-zelfstandige zorgwoningen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd;
  3. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  4. voor de dakhelling gelden de volgende bepalingen: vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 70o, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 70o en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de (denkbeeldige) 70o -lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag, voor zover deze worden gebouwd buiten het bouwvlak:
    1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    2. op bouwpercelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – erfafscheiding’ is de bouwhoogte van erfafscheiding maximaal 2,5 m;
  2. een zwembad dient 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden aangelegd;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  4. de maximale oppervlakte bedraagt 25 m2.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Mogelijkheden tot afwijken
 
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub 3.2.3 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
  1. het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  2. door de bouw van het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
3.3.2 Voorwaarden voor afwijking
 
De in lid 3.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, indien het onderstaande in acht wordt genomen:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  3. de ruimtelijke situatie is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  4. buitenopslag is niet toegestaan;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  6. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.
 
Artikel 4 Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groen en groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken:
 
Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepaling:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin – erfafscheiding’ is de bouwhoogte van erfafscheiding maximaal 2,5 m.
 
Artikel 5 Waarde - Archeologie
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:
  1. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
  2. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m²;
  3. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  4. een zwembad;
  5. activiteiten welke niet gepaard gaan met ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
  6. bouwen binnen het bouwvlak, tenzij er sprake is van vastgestelde archeologische resten of dat er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object of monument.
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  3. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1 Verbod
 
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten ingeval het gaat om ingrepen buiten het bouwvlak en/of ingrepen binnen het bouwvlak daar waar sprake is van vastgestelde archeologische resten of als het gaat om een cultuurhistorisch waardevol object of monument en/of ingrepen die gelijk of groter zijn dan 100 m² en dieper dan 0,5 meter:
  1. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  2. draineren, onderbemalen, stuwen, graven sloten;
  3. planten, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  4. aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
5.4.2 Uitzonderingen
 
Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  4. binnen het bouwvlak, indien niet dieper dan 5,91+NAP.
5.4.3 Toelaatbaarheid
 
De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. het werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis betreft dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  2. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Bestaande maten en afstanden
 
7.1.1 Maximale maatvoering
 
In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning dan wel verleende omgevingsvergunning , op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden onverminderd het bepaalde in artikel 9.1.
 
7.1.2 Minimale maatvoering
 
In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning dan wel verleende omgevingsvergunning , op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
7.1.3 Heroprichting
 
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 7.1.1 en 7.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Parkeren - Gebruik
 
8.1.1 Algemeen
  1. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de d.d. 27 september 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde "Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel" bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging nadat dit nieuwe beleid is vastgesteld.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onder a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
8.1.2 Afwijken van de gebruiksregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van ger bepaalde in artikel 8.1.1 mits:
  1. de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, en;
  2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  3. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  4. voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
8.2 Strijdig gebruik
 
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met hetgeen is bepaald in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan.
 
8.2.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 8.2 wordt in ieder geval verstaan:
  1. gronden te gebruiken of laten gebruiken als:
    1. opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie en dergelijke;
    2. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;.
    3. een seksinrichting, prostitutie en dergelijke;
  2. gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen, prostitutie en dergelijke;
    2. (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet;
  3. bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. zelfstandige bewoning.
8.2.2 Geen strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
  1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie en dergelijke in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming, mits dit gebeurd op de bij de bestemming behorende grond;
  2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van:
  1. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    • ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m;
  4. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    • de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
 
9.2 Het plaatsen van antennemasten
 
Het plaatsen van antenne-installaties is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
  1. er moet sprake zijn van site-sharing, waardoor zo min mogelijk masten nodig zijn;
  2. indien site-sharing niet mogelijk is, dient de noodzaak van een solitaire plaatsing te worden aangetoond;
  3. de mast dient bij voorkeur geplaatst te worden op bestaande hoge gebouwen, niet zijnde woongebouwen;
  4. de masten dienen bij voorkeur geplaatst te worden op gronden die in eigendom zijn van de gemeente;
  5. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de bestemmingsplan Nieuwstraat 96 Sint-Michielsgestel.