Type plan: beheersverordening
Naam van het plan: Partiële Wijziging Kamerbewoning Beheersverordening Sint-Michielsgestel Oost
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0845.BVSMGOostWijz1-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
 
het plan:
de Partiële wijziging Kamerbewoning “Beheersverordening Sint-Michielsgestel Oost” van de gemeente Sint-Michielsgestel, NL.IMRO.0845.BVSMGOostWijz1-VA01
 
plankaart:
de verbeelding van de Partiële wijziging Kamerbewoning "Beheersverordening Sint-Michielsgestel Oost" van de gemeente Sint-Michielsgestel, NL.IMRO.0845.BVSMGOostWijz1-VA01
 
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegd afzonderlijk gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
aan-huis-verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, evenwel ook met uitzondering van kapperszaken, of het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
achtergevelrooilijn:
  • de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw georiënteerd;
  • indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de plankaart is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;
 
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua aard en ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en, waarin een gedeelte van het huishouden uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
 
agrarisch bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
 
ambachtelijk bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook -in verband hiermee ondergeschikt belang- het verkopen en/of leveren van goederen;
 
bebouwing:
één of meer gebouw(en) en/of één of meer bouwwerk(en), geen gebouw(en) zijnde;
 
bebouwingspercentage:
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
 
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
 
beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten:
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van ambachtelijk vervaardigde dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten, in ieder geval niet zijnde het houden van feesten, partijen, recepties, muziekuitvoeringen, e.d.;
 
bestaand(e situatie):
  1. bebouwing:
    bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop deze beheersverordening in werking is getreden.
  2. gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop deze beheersverordening rechtskracht heeft verkregen;
bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
 
bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming;
 
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
 
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke, of nagenoeg gelijke, hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen;
 
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandig (complex van) bouwwerk(en) is toegelaten;
 
bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop (hoofd)gebouwen zijn toegelaten;
 
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
bruto-inrichtingsvloeroppervlak:
het totale oppervlak dat voor het publiek toegankelijk is en de ruimten voor magazijn, kantoor, keuken en dergelijke;
 
carport:
een overdekte stallinggelegenheid voor auto's met niet meer dan twee geheel of gedeeltelijk gesloten wanden;
 
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
 
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
 
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
 
extensieve dagrecreatie:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
 
functie: 
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
 
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
geluidsgevoelige functie:
functies, zoals genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, zijnde woningen, scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs, algemene categorale en academische ziekenhuizen, alsmede gezondheidszorggebouwen. Een huisartsenpraktijk betreft niet een geluidsgevoelige functie;
 
gesloten bebouwing: 
bebouwing bestaande uit aaneengebouwde hoofdgebouwen;
 
gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
 
half open bebouwing:
bebouwing bestaande uit overwegend vrijstaande, halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en aaneengebouwde (maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen;
 
hoekperceel:
een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen;
 
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
horeca:
het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken, en van in dezelfde onderneming bereide maaltijden en andere etenswaren, het voorgaande al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie en het bedrijfsmatig verstrekken van overnachtingsmogelijkheden; het exploiteren van een snackbar wordt eveneens onder een horecabedrijf begrepen; seksinrichtingen en discotheken worden hieronder niet begrepen;
 
horecabedrijf, categorie I:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels;
 
horecabedrijf, categorie II:
een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren is geopend;
 
horecabedrijf, categorie III:
een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatige alcoholhoudende dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren en/of (al dan niet mechanische) muziek ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven hebben een, in het algemeen hoge, bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht;
 
huishouden:
Een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksverbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband.
 
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en/of werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, adviesbureaus en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
 
kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende, bovengronds bouwwerk, en waarvan de bovenkant van de vloer zich op ten minste 1,75 m onder peil bevindt;
 
lijst van bedrijfsactiviteiten:
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in bijlage 1, behorende bij de voorschriften;
 
maaiveld:
de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
 
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
 
museum:
een gebouw waarin voorwerpen van culturele waarde bijeengebracht en uitgestald worden;
 
nevengeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden;
 
nieuwbouw:
de oprichting van bebouwing na het tijdstip van inwerkingtreding van deze beheersverordening, behoudens de bebouwing die mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (bouw)vergunning.
 
nutsvoorziening:
een op het openbare net aangesloten voorziening, voorziening ten behoeve van het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;
 
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig gebruikt mag worden;
 
ontsluitingsweg:
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten betreffende woonstraten waar maximaal 30 km per uur mag worden gereden;
 
open bebouwing: 
bebouwing bestaande uit overwegend vrijstaande hoofdgebouwen;
 
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
 
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
 
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten, kunnen worden aangesloten;
 
stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's, bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
 
tuin:
een stuk grond behorende bij een woonhuis, welke is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verhardingen ten behoeve van het woongenot en ten dienste van het gebruik van het woonhuis;
 
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
 
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
 
vrijstelling:
afwijking zoals genoemd in artikel 3.38 lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening waarbij met inachtneming van de bij deze beheersverordening te geven regels, bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij deze beheersverordening aan te geven regels;
 
weg:
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten waar 50 km per uur of harder mag worden gereden;
 
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
 
wonen:
het gehuisvest zijn of het huisvesten van personen in een woonhuis/woning;
 
woonhuis/woning:
Woonhuis, tevens woning genoemd (en vice versa), zijnde een complex van ruimten dat dient voor de huisvesting van:
  1. één huishouden, of;
  2. één huishouden plus maximaal twee individuele personen, of;
  3. maximaal 4 individuele personen.
woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
 
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
 
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
 
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren;
 
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk;
 
(nok)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer dan wel - indien aanwezig - van de kelder- of souterrainvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
oppervlakte van een bouwwerk:
bovengrondse bouwwerken:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren gemeten op 1 m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;
ondergrondse bouwwerken:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
 
peil:
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,20 m;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Woondoeleinden 1
 
3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Woondoeleinden 1' (W1) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  2. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel toegestaan' op de plankaart;
  3. een bedrijf, uitsluitend op de begane grond, in de milieucategorie 1 of 2 als bedoeld in bijlage 1 van deze voorschriften, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf toegestaan' op de plankaart;
  4. dienstverlenend bedrijf/instelling, uitsluitend op de begane grond, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlenend bedrijf/ instelling toegestaan' op de plankaart;
  5. in- en verkoop van auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'autohandel toegestaan';
  6. instandhouding en bescherming van de op de plankaart als 'rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groen en groenvoorzieningen;
  4. geluidwerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende voorzieningen toegestaan' op de plankaart;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a t/m d bedoelde doeleinden;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de onder a t/m d bedoelde doeleinden;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen en erven;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwvoorschriften
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. nieuwbouw van woonhuizen, uitgezonderd vervangende nieuwbouw, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'nieuw woonhuis toegestaan' op de plankaart;
  3. de op de plankaart als:
    1. 'open bebouwing';'
    2. half open bebouwing';
    3. 'gesloten bebouwing';
    4. 'gestapelde bebouwing'
aangegeven bebouwingskarakteristiek dient te worden aangehouden;
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  3. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  4. de (nok)hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;
    2. half vrijstaande en geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder dan 2 m bedragen;
    3. aaneengesloten woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan 2 m bedragen;
met dien verstande dat bij half vrijstaande en geschakelde bebouwing, die gelegen zijn op een hoekperceel de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens, die naar de weg of het openbare groen is gericht 3 m dient te bedragen;
    1. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag ter plaatse van de aanduiding 'afwijkende afstand tot zijdelingse perceelgrens' de afstand tot de zuidelijke perceelsgrens niet minder dan 2 m bedragen.
  1. de dakhelling:
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de denkbeeldige 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen 
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag:
    1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat het totale oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  3. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
3.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil liggen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de minimale hoogte van de geluidwerende voorziening als bedoeld in 3.1, onder h bedraagt 3 m;
  3. bij een woonhuis mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    3. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  4. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
3.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
3.3.1 Mogelijkheden tot vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 3.2.2 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
  1. het bijgebouw en/of aan- en uitbouw past wat betreft situering en af metingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  2. door de bouw van het bijgebouw en/of aan- en uitbouw vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
3.3.2 Voorwaarden voor vrijstelling
De in 3.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Gebruiksvoorschriften
 
3.4.1 Algemeen
  1. Binnen de bestemming 'Woondoeleinden 1' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
      1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
      2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1500 m²;
      3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1500 m²;
    2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. detailhandel is niet toegestaan;
    4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    5. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving;
  2. de ingevolge lid 3.1 toegestane functies 'detailhandel', 'bedrijf' en 'dienstverlenend bedrijf/instelling', mogen ter plaatse van de desbetreffende aanduidingen op de plankaart worden gehandhaafd, met dien verstande dat ten behoeve van deze functies de bebouwing met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  3. voor parkeerplaatsen moet worden uitgegaan van de volgende normering:
 
Woningtype  aantal parkeerplaatsen  aantal parkeerplaatsen op eigen terrein  
vrijstaande woning  1,4  1  
half vrijstaande engeschakelde woningen  1,4  1  
aaneengesloten woningen  1,4  -  
gestapelde woningen  1,4  -  
 
3.4.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    • als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger en grondspecie;
    • als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    • ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    • seksinrichtingen;
    • inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    • bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    • het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    • de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
3.4.3 Vrijstelling gebruiksverbod
  1. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 3.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 3.4.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen de vrijstelling, verleend op grond van het gestelde onder b, intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
3.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in 3.4.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 4 Woondoeleinden 2
 
4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Woondoeleinden 2' (W2) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  2. kantoor, uitsluitend op de begane grond, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor toegestaan' op de plankaart;
  3. horecabedrijf categorie I tot en met III, uitsluitend op de begane grond, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca toegestaan' op de plankaart;
  4. een bedrijf, uitsluitend op de begane grond, in de milieucategorie 1 of 2 als bedoeld in bijlage 1 van deze voorschriften, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf toegestaan' op de plankaart;
  5. opslag van antiek, met dien verstande dat de opslag uitsluitend op de begane grond mag plaatsvinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag toegestaan' op de plankaart;
  6. instandhouding en bescherming van de op de plankaart als 'rijksmonument', 'gemeentelijke monument' en 'beeldbepalende/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' aangegeven bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a t/m e bedoelde doeleinden;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de onder a t/m e bedoelde doeleinden;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen en erven;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwvoorschriften
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. nieuwbouw van woonhuizen, uitgezonderd vervangende nieuwbouw, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'nieuw woonhuis toegestaan' op de plankaart;
  3. de op de plankaart als:
    1. 'open bebouwing';
    2. 'half open bebouwing';
    3. 'gestapelde bebouwing'
aangegeven bebouwingskarakteristiek dient te worden aangehouden;
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  3. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  4. de (nok)hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    1. vrijstaande woningen mogen aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;
    2. half vrijstaande en geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder dan 2 m bedragen;
    3. aaneengesloten woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan 2 m bedragen;
met dien verstande dat bij half vrijstaande en geschakelde bebouwing, die gelegen zijn op een hoekperceel de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens, die naar de weg of het openbare groen is gericht 3 m dient te bedragen;
  1. de dakhelling:
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de denkbeeldige 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag:
    1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat het totale oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  3. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
4.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil liggen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. bij een woonhuis mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    3. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  3. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
4.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
4.3.1 Mogelijkheden tot vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
  1. het bepaalde in 4.2.1 onder b voor de verbouw van een 'rijksmonument', 'beeldbepalende/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' of een 'gemeentelijk monument', tot meerdere woonhuizen dien verstande dat:
    1. de breedte van een woonhuis niet minder dan 5 m bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;
    2. onderdelen van woonhuizen en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
      • achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5 m diep;
      • het bebouwingspercentage achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40 bedragen;
    3. indien er sprake is van een milieuhygiënische belemmering, deze belemmering opgeheven dienen te zijn;
    4. het karakter van het boerderijtype, het 'rijksmonument', het 'gemeentelijk monument' of van de 'beeldbepalende/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' behouden dient te blijven;
    5. het inpasbaar is in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  2. het bepaalde in 4.2.2 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
    1. het bijgebouw en/of aan- en uitbouw past wat betreft situering en af metingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    2. door de bouw van het bijgebouw en/of aan- en uitbouw vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
4.3.2 Voorwaarden voor vrijstelling
De in 4.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Gebruiksvoorschriften
 
4.4.1 Algemeen
  1. Binnen de bestemming 'Woondoeleinden 2' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
      • 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
      • 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1500 m²;
      • 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1500 m².
    2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. detailhandel is niet toegestaan;
    4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    5. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving;
  2. De ingevolge lid 4.1 toegestane functies 'kantoor', 'horeca', 'bedrijf' en 'opslag van antiek', mogen ter plaatse van de desbetreffende aanduidingen op de plankaart worden gehandhaafd, met dien verstande dat ten behoeve van deze functies de bebouwing met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  3. Voor parkeerplaatsen moet worden uitgegaan van de volgende normering:
woningtype  aantal parkeerplaatsen  aantal parkeerplaatsen op eigen terrein  
vrijstaande woning  1,4  1  
half vrijstaande en geschakelde woningen  1,4  1  
aaneengesloten woningen  1,4  -  
gestapelde woningen  1,4  -  
 
4.4.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
4.4.3 Vrijstelling gebruiksverbod
  1. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 4.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 4.4.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen de vrijstelling, verleend op grond van het gestelde onder b, intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
  4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 4.4.2, voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven in de woning, aan –en uitbouwen en/ of bijgebouw(en) met dien verstande dat:
    1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
      • vrijstelling alleen wordt verleend voor het vestigen van aan-huis-verbonden bedrijven die niet onder de werking van de Wet Milieubeheer of andere milieuwetgeving vallen, behalve als het desbetreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
      • vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
      • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
      • het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens de gebruiker van de woning is;
    3. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    4. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd ondergeschikte verkoop in verband met het aan-huis-verbonden bedrijf;
    5. activiteiten die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend, publieksgerichte dienstverlening, zoals kappersbedrijven, niet zijn toegestaan;
    6. ten behoeve van de aan-huis-verbonden bedrijven maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van de gebouwen in gebruik mag zijn met een maximum van:
      • 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
      • 60 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1500 m²;
      • 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1500 m²;
met dien verstande dat, het gezamenlijk oppervlak aan aan-huis-verbonden bedrijven en aan-huis-verbonden beroepen als bedoeld in 4.1, onder a, nooit de bovengenoemde oppervlaktematen mag overschrijden;
  1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 4.4.2 van dit artikel ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf toegestaan', voor de vestiging van een bedrijf, vermeld in categorie 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), dan wel een bedrijf dat niet in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten is vermeld, met dien verstande dat:
    1. het bedrijf binnen en buiten het plangebied geen onevenredige 
      milieubelasting mag opleveren, met name ten aanzien van de in de omgeving gelegen woningen;
    2. het bedrijf wat milieubelasting betreft gelijkwaardig is aan de onder de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten vallende bedrijven (gelijkwaardige bedrijven), hetgeen dient te blijken uit door de aanvrager van de vrijstelling verstrekte gegevens (af te leiden van normale bedrijfsvoering en beschikbare technieken ter wering van hinder en calamiteiten);
    3. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: het al dan niet continue karakter van de bedrijfsactiviteit, geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, verkeersaantrekking.
4.5 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 4.4.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 5 Woondoeleinden 3
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Woondoeleinden 3' (W3) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf;
  2. detailhandel, enkel op de begane grond, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel toegestaan' op de plankaart;
  3. horecabedrijf categorie I tot en met III, enkel op de begane grond, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca toegestaan' op de plankaart;
  4. dienstverlenend bedrijf/ instelling, enkel op de begane grond, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlenend bedrijf/ instelling toegestaan' op de plankaart;
  5. een parkeerterrein voor minimaal 10 parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein 1';
  6. een doorgang ter plaatse van de aanduiding 'doorgang';
  7. instandhouding en bescherming van de op de plankaart als 'gemeentelijke monument' en 'beeldbepalende/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' aangegeven bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a t/m d bedoelde doeleinden;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de onder a t/m d bedoelde doeleinden;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen en erven;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwvoorschriften
 
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. nieuwbouw van woonhuizen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
  3. de op de plankaart als:
    1. 'open bebouwing';
    2. 'half open bebouwing';
    3. 'gesloten bebouwing';
    4. 'gestapelde bebouwing';
aangegeven bebouwingskarakteristiek dient te worden aangehouden;
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  3. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  4. de (nok)hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    1. vrijstaande woningen mogen aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;
    2. half vrijstaande en geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder dan 2 m bedragen;
    3. aaneengesloten woningen mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan 2 m bedragen;
met dien verstande dat bij half vrijstaande en geschakelde bebouwing, die gelegen is op een hoekperceel de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens, die naar de weg of het openbare groen is gericht 3 m dient te bedragen;
  1. de dakhelling:
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de denkbeeldige 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen (bij woningen) gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag:
    1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat het totale oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  3. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
5.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. bij een woonhuis mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    3. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  3. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
5.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
5.3.1 Mogelijkheden tot vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 5.2.2 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
  1. het bijgebouw en/of aan- en uitbouw past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  2. door de bouw van het bijgebouw en/of aan- en uitbouw vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
5.3.2 Voorwaarden voor vrijstelling
De in 5.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Gebruiksvoorschriften
 
5.4.1 Algemeen
  1. Binnen de bestemming 'Woondoeleinden 3' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
      • 75 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
      • 100 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1500 m²;
      • 125 m² bij bouwpercelen vanaf 1500 m²;
    2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. detailhandel is niet toegestaan;
    4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    5. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving;
  2. de ingevolge 5.1 toegestane functies 'detailhandel', 'horeca' en 'dienstverlenend bedrijf/ instelling' mogen ter plaatse van de desbetreffende aanduidingen op de plankaart worden gehandhaafd, met dien verstande dat ten behoeve van deze functies de bebouwing met maximaal 10% mag worden uitgebreid;
  3. voor parkeerplaatsen moet worden uitgegaan van de volgende normering:
Woningtype  aantal parkeerplaatsen  aantal parkeerplaatsen op eigen terrein  
vrijstaande woning  1,4  1  
half vrijstaande en geschakelde woningen  1,4  1  
aaneengesloten woningen  1,4  -  
gestapelde woningen  1,4  -  
 
5.4.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
5.4.3 Vrijstelling gebruiksverbod
  1. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 5.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 5.4.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen de vrijstelling, verleend op grond van het gestelde onder b, intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
5.5 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 5.4.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 6 Woondoeleinden 4
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Woondoeleinden 4' (W4) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. wonen in woonwagens;
met daaraan ondergeschikt:
  1. verhardingen en parkeervoorzieningen;
  2. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. maximaal 11 woonwagens;
  2. bij standplaatsen en bewoning behorende bergingen en sanitaire ruimten;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen en erven;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwvoorschriften
 
6.2.1 Woonwagens
Voor de aanleg van standplaatsen en de bouw van woonwagens gelden de aanwijzingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
  1. de standplaatsen zijn alleen toegestaan binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
  2. de minimale verharde oppervlakte van een standplaats (exclusief berging en sanitaire ruimte) moet 112 m² bedragen;
  3. de standplaatsen dienen van elkaar te worden gescheiden door een groenstrook van tenminste 1 m breed;
  4. de goothoogte van de woonwagens mag maximaal de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
  5. de bouwhoogte van de woonwagens mag maximaal de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.
6.2.2 Bergingen en sanitaire ruimtes
Voor de bouw van bij standplaatsen behorende bergingen en sanitaire ruimten gelden de volgende bepalingen:
  1. bergingen annex sanitaire ruimtes zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. per standplaats is maximaal 1 berging annex sanitaire ruimte toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  3. de goothoogte van de bergingen en sanitaire ruimten mag maximaal de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
  4. de bouwhoogte van de bergingen en sanitaire ruimten mag maximaal de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.
6.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt dat ondergronds bouwen niet is toegestaan.
 
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
 
6.3.1 Mogelijkheden tot nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. brandveiligheid en rampenbestrijding. 
6.3.2 Procedureregels voor nadere eisen
Bij het toepassen van de nadere eisen regeling als bedoeld in 6.3.1is op de voorbereiding van een besluit de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure, met een termijn van terinzagelegging van 2 weken, van toepassing.
 
6.4 Gebruiksvoorschriften
 
6.4.1 Algemeen
Voor parkeerplaatsen geldt een norm van één parkeerplaats per standplaats.
 
6.4.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
6.4.3 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 6.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
6.5 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 6.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 7 Tuin
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
  
De op de plankaart voor 'Tuin' (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor de doeleinden:
  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (exclusief LPG), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen';
met daaraan ondergeschikt:
  1. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. groen en groenvoorzieningen.
 
7.2 Bouwvoorschriften
 
7.2.1 Gebouwen  
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 
 
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
7.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
7.3.1 Mogelijkheden tot vrijstelling
  1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 7.2.1 en toestaan dat erkers bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
    1. de horizontale diepte van een erker niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    2. de erker over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    3. de (nok)hoogte van de erker ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. 
  2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 7.2.1 voor het oprichten van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, mits:
    1. het bijgebouw en/of aan- en uitbouw wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied past;
    2. door de bouw van het bijgebouw en/of aan- en uitbouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
7.3.2 Voorwaarden voor vrijstelling|
De in 7.3.1. genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, indien:
  1. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de woonsituatie;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
7.4 Gebruiksvoorschriften 
 
7.4.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
7.4.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 7.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
7.5 Strafbepaling
  
Overtreding van het bepaalde in 7.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 8 Bedrijfsdoeleinden 1
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Bedrijfsdoeleinden 1' (B1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  3. niet productiegebonden detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel toegestaan' op de plankaart;
  4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen';
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groen en voorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a t/m c bedoelde doeleinden;
  2. bestaande bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan' op de plankaart;
  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de onder i bedoelde
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwvoorschriften 
 
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in 8.1 onder h genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bedrijfsgebouwen niet zijn toegestaan binnen de op de plankaart opgenomen aanduiding 'zone alleen bedrijfswoningen toegestaan';
  2. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen te berekenen over de gronden van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak.
  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen.
8.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, uitgezonderd vervangende nieuwbouw;
  2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
  3. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  5. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
    1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
    2. de (nok)hoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 8,5 m bedragen; 
  6. ten aanzien van dakhelling van de woning geldt: 
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dient de woning te worden afgedekt met een hellende dakvlak, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 600, met dien verstande dat:
    1. maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 600 en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de (denkbeeldige) 600-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  7. de afstand van een vrijstaande woning tot de bedrijfsgebouwen dient minimaal 3 m te bedragen;
  8. op het bouwperceel is een niet voor woondoeleinden bestemde bedrijfsruimte van minimaal 200 m² aanwezig dan wel wordt gelijktijdig gebouwd.
8.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60 m² bedragen;
  3. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
8.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte voor van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m²;
  4. bij een bedrijfswoning mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    3. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  5. de hoogte van een luifel ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen' op de plankaart mag niet meer dan 6m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 150 m2 bedragen.
8.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
8.3.1 Mogelijkheden tot vrijstelling
  1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 8.2.1 onder b, voor een verhoging van het toegestane bebouwingspercentage van 65% tot maximaal 80%.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen om de aangegeven zone op de plankaart 'detailhandel' met maximaal 15% te vergroten ten behoeve van detailhandelsactiviteiten.
8.3.2 Voorwaarden voor vrijstelling
De in 8.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Gebruiksvoorschriften
 
8.4.1 Algemeen
Voor parkeerplaatsen moet worden uitgegaan van de minimale ruimtereservering van 1,6 parkeerplaatsen per 100 m² bruto inrichtingsvloeroppervlak op eigen terrein.
 
8.4.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van bedrijven anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2;
    4. ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 8.1 onder b;
    5. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet,
    3. ten behoeve van bedrijven anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2;
    4. ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 8.1 onder b.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
8.4.3 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:
  1. met inachtneming van de milieusituatie van het bepaalde in lid 8.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd, die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en 2, mits:
    1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  2. van het bepaalde in 8.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  3. van het bepaalde in 8.4.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een bedrijfswoning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  4. Burgemeester en wethouders kunnen de vrijstelling, verleend op grond van het gestelde onder d, intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 
8.5 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 8.4.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 9 Bedrijfsdoeleinden 2
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Bedrijfsdoeleinden 2' (B2) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2, 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  3. niet productiegebonden detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel toegestaan' op de plankaart;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'museum' op de plankaart:
    1. sociaal-culturele voorzieningen in de vorm van een museum;
    2. proeflokaal als beperkte, onzelfstandige horeca-activiteit, alleen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak met de aanduiding 'proeflokaal';
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingwegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. ter plaatse van de op de kaart opgenomen aanduiding 'overkluizing toegestaan');
  4. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a t/m d genoemde doeleinden;
  2. bestaande bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan' op de plankaart en een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'nieuwe bedrijfswoning toegestaan' op de plankaart;
  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de onder i bedoelde bedrijfswoningen;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwvoorschriften 
 
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in 9.1 onder h genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen overal zijn toegestaan;
  2. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen te berekenen over de gronden van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak;
  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen. 
  5. hoogtes van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt 3 m en oppervlak 15 m².
9.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. nieuwbouw van bedrijfswoningen, uitgezonderd vervangende nieuwbouw, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'nieuwe bedrijfswoning toegestaan' op de plankaart;
  2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.
  3. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  5. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
    1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
    2. 2 de (nok)hoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 8,5 m bedragen; 
  6. ten aanzien van dakhelling van de woning geldt:
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dient de woning te worden afgedekt met een hellende dakvlak, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 600, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 600 en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de (denkbeeldige) 600-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  7. de afstand van een vrijstaande woning tot de bedrijfsgebouwen dient minimaal 3 m¹ te bedragen;
  8. op het bouwperceel is een niet voor woondoeleinden bestemde bedrijfsruimte van minimaal 200 m² aanwezig dan wel wordt gelijktijdig gebouwd.
9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60 m² bedragen;
  3. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
9.2.4 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'museum' ondergronds bouwen te behoeve van het museum niet is toegestaan;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte voor van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen;
  4. bij een bedrijfswoning mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    3. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
9.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
9.3.1 Mogelijkheden tot vrijstelling
  1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 9.2.1 onder b, voor een verhoging van het toegestane bebouwingspercentage van 65% tot maximaal 80%;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen om de aangegeven zone op de plankaart 'detailhandel' met maximaal 15% te vergroten ten behoeve van detailhandelsactiviteiten.
9.3.2 Voorwaarden voor vrijstelling
De in 9.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Gebruiksvoorschriften
 
9.4.1 Algemeen
  1. Voor parkeerplaatsen moet worden uitgegaan van de minimale ruimtereservering van 1,6 parkeerplaatsen per 100 m² bruto inrichtingsvloeroppervlak op eigen terrein.
  2. Daarnaast dient op de gronden met de aanduiding 'Museum' ruimte te worden gereserveerd ten behoeve van minimaal 14 parkeerplaatsen.
9.4.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van bedrijven anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2;
    4. ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 9.1 onder b;
    5. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet,
    3. ten behoeve van bedrijven anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2;
    4. ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 9.1 onder b.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
9.4.3 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:
  1. met inachtneming van de milieusituatie van het bepaalde in lid 9.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd, die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 2 en 3, mits:
    1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.
  2. van het bepaalde in 9.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  3. van het bepaalde in 9.4.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een bedrijfswoning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  4. Burgemeester en wethouders kunnen de vrijstelling, verleend op grond van het gestelde onder c, intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 
9.5 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 9.4.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 10 Sportdoeleinden
 
10.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Sportdoeleinden' (S) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sportdoeleinden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a bedoelde doeleinden;
met daarbij behorende:
  1. (sport)terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwvoorschriften
 
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen, te berekenen over het bouwvlak;
  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen.
10.2.2 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  2. de (nok)hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
  3. de (nok)hoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
10.3 Gebruiksvoorschriften 
 
10.3.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
10.3.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 10.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
10.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 10.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 11 Maatschappelijke doeleinden
 
11.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Maatschappelijk doeleinden' (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat geen geluidsgevoelige functie is toegestaan indien deze niet aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  2. instandhouding en bescherming van de op de plankaart als 'rijksmonument' en 'gemeentelijke monument' aangegeven bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. horeca als ondergeschikte activiteit;
  2. ontsluitingswegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groen en groenvoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a en b bedoelde doeleinden;
  2. bestaande bedrijfswoningen;
  3. aan- en uitbouwen ten behoeve van de onder j bedoelde bedrijfswoningen;
met daarbij behorende
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwvoorschriften
 
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen, te berekenen over het bouwvlak;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  4. de (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  5. op de gronden, aangeduid als begraafplaats op de plankaart, is één gebouw ten behoeve van opslag toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m² en een maximale hoogte van 3 m.
11.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m;
  3. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag bedraagt maximaal 10 m;
  4. ten aanzien van dakhelling van de woning geldt: 
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dient de woning te worden afgedekt met een hellende dakvlak, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 600, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 600 en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de (denkbeeldige) 600-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  5. de maximale diepte van de woning bedraagt 15 m1;
  6. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen, te berekenen over het bouwvlak.
11.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'open afscheiding' een afscheiding is toegestaan die dient vormgegeven te worden door verticale elementen met een minimale stand van 1,5 m ten opzichte van elkaar en waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van het gebouw waar deze muur op aansluit;
  2. de (nok)hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
11.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de op de plankaart als 'rijksmonument', 'gemeentelijk monument of 'cultuur historisch waardevolle bebouwing' aangegeven bebouwing en/of omgeving daarvan.
 
11.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
11.4.1 Mogelijkheden voor vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen:
  1. van het bepaalde in 11.2.1 onder a ten behoeve van het bouwen van kleine gebouwtjes zoals fietsenstallingen, met dien verstande dat:
    1. het aantal gebouwtjes niet meer dan 2 mag bedragen;
    2. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m² per gebouwtje;
    3. de (nok)hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
  2. van het bepaalde in 11.1 onder b voor de verbouw van een 'rijksmonument', 'beeldbepalende/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' of een 'gemeentelijk monument' tot meerdere woonhuizen, met dien verstande dat:
    1. de breedte van een woonhuis niet minder dan 5 m bedraagt en de inhoud niet minder dan 250 m³;
    2. onderdelen van woonhuizen en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
      • achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot en ten minste 5 m diep;
      • het bebouwingspercentage achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40 bedragen;
    3. indien er sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, deze belemmeringen opgeheven dienen te zijn;
    4. het karakter van het boerderijtype of van het 'rijksmonument', 'gemeentelijk monument' of van de 'beeldbepalende/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' behouden dient te blijven;
    5. het inpasbaar is in het gemeentelijke woningbouwprogramma.
11.5 Gebruiksvoorschriften 
 
11.5.1 Algemeen
Voor parkeerplaatsen moet worden uitgegaan van een norm van minimaal 1,5 parkeerplaatsen per 100 m² bruto inrichtingsvloeroppervlak op eigen terrein.
 
11.5.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
11.5.3 Vrijstelling gebruiksverbod
  1. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 11.5.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 11.5.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen de vrijstelling, verleend op grond van het gestelde onder b, intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
11.6 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 11.5.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 12 Gemengde doeleinden
 
12.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Gemengde doeleinden' (GD) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. wonen in een woonhuis/woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf;
  2. kantoren;
  3. maatschappelijke voorzieningen;
  4. dienstverlenende bedrijven/ instellingen;
  5. detailhandel (met uitzondering van een verkooppunt van brandstoffen), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel toegestaan' op de plankaart;
  6. horecabedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca toegestaan' op de plankaart;
  7. een bedrijf, uitsluitend op de begane grond, in de milieucategorie 1 of 2 als bedoeld in bijlage 1 van deze voorschriften, en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf toegestaan' op de plankaart, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen' ook een verkooppunt voor motorbrandstoffen is toegestaan (inclusief LPG);
  8. instandhouding en bescherming van de op de plankaart als 'gemeentelijke monument' en 'beeldbepalende/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' aangegeven bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a t/m g bedoelde doeleinden;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de onder a t/m g bedoelde doeleinden;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwvoorschriften
 
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de op de plankaart als:
    1. 'open bebouwing';
    2. 'half open bebouwing';
    3. 'gesloten bebouwing';
aangegeven bebouwingskarakteristiek dient te worden aangehouden;
  1. het bebouwingspercentage mag maximaal het op de plankaart aangegeven percentage bedragen te berekenen over het bouwvlak;
  2. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  3. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  4. de (nok)hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  5. de dakhelling:
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de denkbeeldige 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.
  6. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    1. vrijstaande hoofdgebouwen mag aan beide zijden niet minder dan 2 m bedragen;
    2. halfvrijstaande en geschakelde hoofdgebouwen mag aan één zijde niet minder dan 2 m bedragen;
    3. aaneengesloten hoofdgebouwen mag alleen bij het eindgebouw niet minder dan 2 m bedragen.
Indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder dan 2 m bedraagt, dient de bestaande afstand te worden aangehouden.
 
12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag:
    1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat het totale oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  3. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
12.2.3 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. bij een woonhuis mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    3. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  3. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
12.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
12.3.1 Mogelijkheden tot vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
  1. het bepaalde in 12.2.2 onder a en toestaan dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:
    1. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. het bepaalde in 12.2.2 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
    1. het bijgebouw en/of aan- en uitbouw past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    2. door de bouw van het bijgebouw en/of aan- en uitbouw vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
12.3.2 Voorwaarden voor vrijstelling
De in 12.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Gebruiksvoorschriften
 
12.4.1 Algemeen
Voor parkeervoorzieningen op eigen terrein of in aansluitend openbaar gebied moet worden uitgegaan van de volgende normering:
 
functie/ Woningtype aantal parkeerplaatsen  
wonen in (half) vrijstaande en
geschakelde woningen  
1,4 (waarvan 1 op eigen terrein)  
wonen in woningen in aaneengebouwde bebouwing en dienstwoningen  1,4 per woning  
maatschappelijke voorziening en kantoor  1,5 per 100 m² bruto-inrichtingsvloeroppervlak  
bedrijven  1,6 per 100 m² bruto-inrichtingsvloeroppervlak  
detailhandel  2 per 100 m² bruto-inrichtingsvloeroppervlak  
horeca  5 per 100 m² bruto-inrichtingsvloeroppervlak  
dienstverlenend bedrijf/ instelling  2 per 100 m² bruto-inrichtiingsvloeroppervlak  

12.4.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
12.4.3 Vrijstelling gebruiksverbod
  1. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 12.4.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 12.4.2 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen de vrijstelling, verleend op grond van het gestelde onder b, intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
12.5 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 12.4.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 13 Detailhandel
 
13.1 Doeleindenomschrijving
  
De op de plankaart voor 'Detailhandel' (DH) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'verkoopvloeroppervlak' mag het maximale netto-vloeroppervlak van de winkelfunctie, zijnde het totale vloeroppervlak direct voor publiek toegankelijk exclusief de ruimten voor magazijn, kantoor, keuken en dergelijke, niet meer bedragen dan 960 m2;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'verkoopvloeroppervlak' mag het bruto-inrichtingsvloeroppervlak, zijnde het totale vloeroppervlak dat voor het publiek toegankelijk is en de ruimten voor magazijn, kantoor, keuken en dergelijke, niet meer bedragen dan 1.300 m2;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein 2' 17 (bestaande) parkeerplaatsen op eigen terrein, die als zodanig in gebruik danwel beschikbaar zijn. Buitenstalling van verkoopgoederen, reclameobjecten, mogelijke winkelwagens of opslag anderszins is op deze parkeerplaatsen niet toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a bedoelde doeleinden;
met daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwvoorschriften
 
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen, te berekenen over het bouwvlak;
  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  5. de (nok)hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  6. de dakhelling:
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de denkbeeldige 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.
13.2.2 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de (nok)hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet bedragen meer dan 1 m;
  2. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
13.3 Gebruiksvoorschriften 
 
13.3.1 Algemeen
Voor parkeervoorzieningen op eigen terrein of in aansluitend openbaar gebied moet worden uitgegaan van een norm van minimaal 2 parkeerplaatsen per 100 m² bruto-vloeroppervlak.
 
13.3.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
13.3.3 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 13.3.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringend redenen wordt gerechtvaardigd.
 
13.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 13.3.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 14 Kantoren
 
14.1 Bestemmingsomschrijving
  
De op de plankaart voor 'Kantoren' (K) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groen en groenvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a bedoelde doeleinden;
met daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwvoorschriften
 
14.2.1 Gebouwen
De tot 'Kantoren' bestemde grond mag worden bebouwd met gebouwen, uitsluitend ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken van algemeen nut, deze zijn overal binnen de bestemming toegestaan;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen, te berekenen over het bouwvlak;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
  4. de (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande (nok)hoogte;
14.2.2 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
14.3 Gebruiksvoorschriften 
 
14.3.1 Algemeen
Voor parkeervoorzieningen op eigen terrein of in aansluitend openbaar gebied moet worden uitgegaan van norm van minimaal 1,5 parkeerplaatsen per 100 m² brutovloeroppervlak.
 
14.3.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
14.3.3 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 14.3.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
14.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 14.3.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 15 Conferentieoord
 
15.1 Doeleindenomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Conferentieoord' (CO) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een conferentieoord;
  2. horeca als nevengeschikte activiteit;
  3. de duurzame instandhouding herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in artikel 24 ter plaatse van de aanduiding ter zake op de plankaart;
  4. instandhouding en bescherming van de op de plankaart als 'rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a en b bedoelde doeleinden;
met daarbij behorende
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwvoorschriften
 
15.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen, te berekenen over het bouwvlak;
  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  5. de (nok)hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  6. de dakhelling:
    vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de denkbeeldige 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, voorzover ze niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
15.2.2 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de (nok)hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet bedragen meer dan 1 m;
  2. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
15.3 Gebruiksvoorschriften 
 
15.3.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
15.3.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 15.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
15.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 15.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 16 Museum
 
16.1 Doeleindenomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Museum' (MS) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sociaal-culturele voorzieningen in de vorm van een museum;
  2. ontvangstruimte/proeflokaal als beperkte, onzelfstandige horeca activiteit, alleen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak, met de aanduiding 'ontvangstruimte/proeflokaal';
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groen en groenvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van de onder a en b bedoelde doeleinden;
met daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
16.2 Bouwvoorschriften
 
16.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen, te berekenen over het bouwvlak;
  3. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  4. de (nok)hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
16.2.2 Ondergronds bouwen
Voor het ondergronds bouwen geldt dat ondergronds bouwen niet is toegestaan.
 
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m edragen;
  2. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
16.3 Gebruiksvoorschriften 
 
16.3.1 Algemeen
Voor parkeervoorzieningen dient uitgegaan te worden van een norm van minimaal 8 parkeerplaatsen op eigen terrein,
 
16.3.2 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
16.3.3 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 16.3.2, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
16.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 16.3.2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 17 Verkeersdoeleinden
 
17.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Verkeersdoeleinden' (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en ontsluitingswegen, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. infrastructurele voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groen en groenvoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. abri's;
  2. straatmeubilair;
  3. telefooncellen;
  4. kunstobjecten;
  5. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwvoorschriften
 
17.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  1. de (nok)hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. de (nok)hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  3. de (nok)hoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m;
  4. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  5. de oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut mag maximaal 15 m² bedragen met een hoogte van maximaal 3 m;
  6. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 10 m² bedragen.
17.3 Gebruiksvoorschriften 
 
17.3.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van prostitutie.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. prostitutie;
    2. het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
17.3.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 17.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
17.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 17.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 18 Verkeers- en Verblijfsdoeleinden
 
18.1 Bestemmingsomschrijving
  
De op de plankaart voor 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden' (VV) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. maatschappelijke voorzieningen (waaronder j.o.p's);
  5. groen en groenvoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. garageboxen ter plaatse van de aanduiding op de plankaart;
  9. nutsvoorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. abri's;
  2. straatmeubilair;
  3. telefooncellen;
  4. kunstobjecten;
  5. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwvoorschriften
 
18.2.1 Gebouwen|
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. de (nok)hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  3. de (nok)hoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m;
  4. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  5. de oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut mag maximaal 15 m² bedragen met een hoogte van maximaal 3 m;
  6. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 10 m² bedragen.
18.3 Gebruiksvoorschriften 
 
18.3.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van prostitutie.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
18.3.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 18.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
18.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 18.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 19 Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde
 
19.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Agrarische doeleinden, onbebouwd' (AO) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, waarbij het bedrijf zich uitsluitend mag richten op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/ of het houden van dieren;
  2. het hobbymatig telen van gewassen en/ of planten;
  3. het hobbymatig houden van dieren;
  4. extensief dagrecreatief medegebruik;
  5. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. wegen en paden;
  2. groen en groenvoorzieningen;
  3. water (waaronder poelen) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. natuurontwikkeling en hermeandering;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
19.2 Bouwvoorschriften
 
19.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van erf- en terreinafscheiding mag niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uit oogpunt van beheer en behoud van landschappelijke waarden en/of ten behoeve van extensieve dagreactie (zoals informatiepanelen) mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
19.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
19.3.1 Mogelijkheid tot vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 19.2.1 en toestaan dat schuilgelegenheden voor dieren gebouwd worden, met een maximale oppervlakte van 20 m² en een maximale (nok)hoogte van 3 m.
 
19.4 Omgevingsvergunning
 
19.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
  2. het ontginnen, verlagen of afgraven, het ophogen en/ of egaliseren van de bodem;
  3. het verwijderen en aanbrengen van beplanting en van overige landschapselementen, zoals poelen en moerasjes;
  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie– en telecommunicatieleidingen en de daarmede verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
19.4.2 Normaal onderhoud
Het in 19.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. werken en/ of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken en/ of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
19.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en/ of werkzaamheden als bedoeld in 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. deze verband houden met de bestemmingsomschrijvingen zoals genoemd in 19.1;
  2. hierdoor dan wel door de daarvan –hetzij direct, hetzij indirect- te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorisch waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
19.5 Gebruiksvoorschriften 
 
19.5.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
    2. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
19.5.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 19.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
19.6 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 19.5.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 20 Nutsdoeleinden
 
20.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Nutsdoeleinden' (ND) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen en paden;
  2. verhardingen;
  3. groen en groenvoorzieningen;
  4. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. infrastructurele voorzieningen;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. gebouwen ten behoeve van onder a bedoelde doeleinden;
met daarbijbehorende:
  1. terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwvoorschriften
 
20.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de (nok)hoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m;
  3. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
20.3 Gebruiksvoorschriften 
 
20.3.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van prostitutie.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. bewoning.
  5. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
20.3.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 20.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
20.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 20.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 21 Groenvoorzieningen
 
21.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Groenvoorzieningen' (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen en groenvoorzieningen;
  2. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. paden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. maatschappelijke voorzieningen (waaronder j.o.p's);
  6. de duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden (waaronder hermeandering), als bedoeld in artikel 24;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. infrastructurele voorzieningen;
  4. verhardingen;
  5. kunstobjecten;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwvoorschriften
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen, waarbij het oppervlakte maximaal 15 m² mag bedragen en de hoogte maximaal 3 m.
 
21.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. de (nok)hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  3. de (nok)hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  5. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 10 m² bedragen.
21.4 Gebruiksvoorschriften 
 
21.4.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van prostitutie.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. prostitutie;
    2. het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
21.4.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 21.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
21.5 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 21.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 22 Park
 
22.1 Bestemmingsomschrijving
  
De op de plankaart voor 'Park' (PA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen en groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. water en waterpartijen;
  6. het behoud, het herstel, en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  7. extensief dagrecreatief medegebruik;
  8. sportieve recreatieve voorzieningen ten behoeve van het naastgelegen conferentieoord, zoals de bestaande tennisbaan, een golf driving range en golf oefengreens, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'geen evenementen en sportieve recreatieve voorzieningen toegestaan' op de plankaart;
  9. voorzieningen ten behoeve van Het Gilde ter plaatse van de aanduiding 'gilde' op de plankaart;
  10. het behoud en bescherming van een dassenburcht ter plaatse van de aanduiding 'dassenburcht' op de plankaart;
  11. evenementen (zoals een wielerveldrit en een huttenbouwdorp), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'geen evenementen en sportieve recreatieve voorzieningen toegestaan' op de plankaart;
  12. de duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden (waaronder hermeandering), als bedoeld in artikel 24;
met daaraan ondergeschikt:
  1. kunstobjecten;
  2. verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van percelen dan wel langzaamverkeersvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen onder groen ter plaatse van aanduiding 'parkeervoorzieningen toegestaan' op de plankaart;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwvoorschriften
 
22.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanwijzingen op de plankaart alsmede de volgende bepalingen:
  1. in de directe omgeving van de aanduiding 'voorzieningen Het Gilde' is maximaal 1 gebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 30 m² en een goothoogte van maximaal 3 m en een nokhoogte van 5 m; voor het overige zijn binnen de bestemming geen gebouwen toegestaan;
  2. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag maximaal 15 m² bedragen met een hoogte van maximaal 3 m.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de (nok)hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. de (nok)hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  3. de (nok)hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  4. de (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  5. in de directe omgeving van de aanduiding 'voorzieningen Het Gilde' zijn maximaal twee schutsbomen ten behoeve van het schieten met geweer dan wel kruisboog toegestaan met een hoogte van maximaal 15 m;
  6. binnen het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen ten behoeve van de golfsport toegestaan tot de oppervlakte van het bouwvlak;
  7. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 10 m² bedragen.
22.3 Omgevingsvergunning
 
22.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
  2. het ontginnen, verlagen of afgraven, het ophogen en/ of egaliseren van de bodem;
  3. het verwijderen en aanbrengen van beplanting en van overige landschapselementen, zoals poelen en moerasjes;
  4. het omzetten van grasland in akkerland;
  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie –en telecommunicatieleidingen en de daarmede verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
22.3.2 Normaal onderhoud
Het in 22.3.1 bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. werken en/ of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken en/ of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
22.3.3 Toelaatbaarheid
Werken en/ of werkzaamheden als bedoeld in 22.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. deze verband houden met de bestemmingsomschrijvingen zoals genoemd in 22.1;
  2. hierdoor dan wel door de daarvan –hetzij direct, hetzij indirect- te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
22.4 Gebruiksvoorschriften 
 
22.4.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van prostitutie.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. prostitutie;
    2. het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
22.4.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 22.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
22.5 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 22.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 23 Water
 
23.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Water (WA)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder onderhoudswerkzaamheden;
  2. waterberging;
  3. watergangen;
  4. extensief dagrecreatief medegebruik, waaronder vissen en kanovaren;
  5. de duurzame instandhouding herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden (waaronder hermeandering);
  6. groen en groenvoorzieningen;
  7. langzaamverkeersroutes;
op de gronden zijn in verband met de bestemming toegelaten:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. infrastructurele voorzieningen.
23.2 Bouwvoorschriften
 
23.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen, waarbij de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag maximaal 15 m² bedragen met een hoogte van maximaal 3 m¹.
 
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.
 
23.3 Gebruiksvoorschriften 
 
23.3.1 Gebruiksverbod
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)-materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie;
    2. als uitstallings- opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan;
    3. ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet.
  4. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
    1. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
23.3.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 23.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
23.4 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 23.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 24 Ecologische zone
 
24.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart als 'Ecologische zone (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor de duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden (waaronder hermeandering).
 
24.2 Bouwvoorschriften
 
24.2.1 Bebouwing
Op deze gronden, mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de dubbelbestemming, met een maximaal oppervlak van 15 m² en een maximale hoogte van 3 m.
 
24.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
 
24.3.1 Vrijstellingsmogelijkheden
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 24.2.1 ten behoeve van de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming, met dien verstande dat:
  1. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. vooraf advies moet worden gevraagd aan Waterschap Dommel en de Brabantse Milieufederatie.
24.4 Omgevingsvergunning
 
24.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
  2. het ontginnen, verlagen of afgraven, het ophogen en/ of egaliseren van de bodem;
  3. het verwijderen en aanbrengen van beplanting en van overige landschapselementen, zoals poelen en moerasjes;
  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmede verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.4.2 Normaal onderhoud
Het in 24.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. werken en/ of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken en/ of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
24.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en/ of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. deze verband houden met de bestemmingsomschrijvingen zoals genoemd in 24.1;
  2. hierdoor dan wel door de daarvan –hetzij direct, hetzij indirect- te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorisch waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
24.5 Gebruiksvoorschriften 
 
24.5.1 Gebruiksverbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.
 
24.5.2 Vrijstelling gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 24.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
 
24.6 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in 24.5.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
 
Artikel 25 Waarde - Archeologie
 
25.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
 
25.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:
  1. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
  2. de bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m² en dieper dan 0,5 meter;
  3. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  4. bouwen binnen het bouwvlak, tenzij er sprake is van vastgestelde archeologische resten of dat er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object of monument.
25.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in 25.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  3. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
25.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten ingeval het gaat om ingrepen buiten het bouwvlak en/of ingrepen binnen het bouwvlak daar waar sprake is van vastgestelde archeologische resten of als het gaat om een cultuurhistorisch waardevol object of monument en/of ingrepen die gelijk of groter zijn dan 100 m² en dieper dan 0,5 meter:
  1. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  2. draineren, onderbemalen, stuwen, graven sloten;
  3. planten, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  4. verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen;
  5. aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
25.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3 Algemene regels
 
Naast de hiervoor genoemde inleidende bepalingen en bestemmingsbepalingen zijn de onderstaande bepalingen van kracht.
 
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
 
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 27 Algemene Parkeerregeling
 
27.1 Algemeen
 
Voor zover er bij de voorgaande bestemmingen niet wordt voorzien in specifieke parkeerregels, geldt dienaangaande het volgende :
  1. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de d.d. 27september 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde "Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel", bepaald c.q. getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, treden deze ter toetsing in de plaats van de genoemde vastgestelde beleidsregels.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onder 27.1 lid a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
27.2 Afwijken van de algemene parkeerregeling
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 27.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  2. het bepaalde in artikel 27.1 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 28 Algemene bouwregel afwijkende bestaande maten en afstanden
 
28.1 Maximale maatvoering
 
In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn danwel nog mogen worden opgericht met inachtneming van een bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende (omgevings)vergunning en deze meer bedragen dan ingevolge voorgaande bestemmingen is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
28.2 Minimale maatvoering
 
In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn danwel nog mogen worden opgericht met inachtneming van een bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende (omgevings)vergunning en deze minder bedragen dan ingevolge voorgaande bestemmingen is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
28.3 Heroprichting
 
In het geval van (her)oprichting van bouwwerken is het bepaalde in 28.1 en 28.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
 
Artikel 29 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
 
29.1
 
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:
  1. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m;
  3. het bepaalde ten aanzien van de maximale (nok)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (nok)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de (nok)hoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale (nok)hoogte van het betreffende gebouw.
29.2 Afwijkingsbevoegdheid Kamerbewoning
 
Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingsvergunning afwijken van hetgeen in deze Partiële wijziging Kamerbewoning “Beheersverordening Sint-Michielsgestel Oost” is bepaald ten aanzien van “wonen in een woonhuis/woning”, specifiek met betrekking tot begripsbepaling “woonhuis/woning”, met dien verstande dat méér dan maximaal 4 individuele personen in een woning mogen zijn gehuisvest, mits in het kader van een goed woon- en leefklimaat:
  1. per kamer wordt voorzien in voldoende gebruiks- en leefoppervlakte;
  2. wordt voorzien in voldoende stallingsruimte voor fietsen en wordt voorzien in voldoende bergruimte voor het opslaan van huishoudelijk afval;
  3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  4. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
 
30.1  Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van deze beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het voor deze beheersverordening geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met deze beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van deze beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voor deze beheersverordening geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  5. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het d.d. 19 september 2019 door de raad genomen Voorbereidingsbesluit Kamerbewoning Sint-Michielsgestel (in werking getreden d.d. 26 september 2019), daaronder begrepen de overgangsbepalingen (beslispunten 6 en 7) van dit voorbereidingsbesluit.
Artikel 31 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in 29.3 wordt aangemerkt als strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
  
Artikel 32 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
 
'Regels van de Beheersverordening Sint-Michielsgestel Oost aangevuld met de Partiële wijziging Kamerbewoning “Beheersverordening Sint-Michielsgestel Oost” van de gemeente Sint-Michielsgestel'.