direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ceintuurweg Sint-Michielsgestel
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aan de Ceintuurweg te Sint-Michielsgestel stond de voormalige brandweerkazerne. De grond is in eigendom van de gemeente Sint-Michielsgestel. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft de voormalige brandweerkazerne gesloopt en hiermee ruimte gemaakt voor één of twee woonpercelen.

Het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010' bevat voor deze ontwikkeling een wijzigingsbevoegdheid (wijzigingsbevoegdheid-3, zoals opgenomen in artikel 24.4). Hiermee kan de locatie omgezet worden naar wonen. Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient een wijzigingsplan te worden opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in de kern Sint-Michielsgestel, in de gelijknamige gemeente. Het plangebied ligt ten noordwesten van het centrum van Sint-Michielsgestel, nabij de Dommel. In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: Locatie plangebied in kern Sint-Michielsgestel (Google Maps)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010' (vastgesteld op 25 februari 2010 en onherroepelijk geworden op 16 mei 2012). Naast de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' geldt hier de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3'. Hiermee kan de vigerende bestemming onder bepaalde voorwaarden geheel of gedeeltelijk gewijzigd worden naar de bestemmingen 'Wonen-1' en/of 'Maatschappelijk'. De voorwaarden zijn opgenomen in artikel 24 van het bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010'. In figuur 1.2 is een uitsnede van de bijbehorende verbeelding te zien, waarbinnen het wijzigingsgebied is aangegeven met een rode kartellijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede verbeelding behorende bij het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010'

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2: Beschrijving van het plangebied. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de huidige situatie en de toekomstige situatie;
  • hoofdstuk 3: Beleidskader. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling aan nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid getoetst, alsmede aan de voorwaarden (de wijzigingsregels) die gelden voor de planwijziging;
  • hoofdstuk 4: Sectorale onderzoeken naar de verschillende omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5: Juridische planbeschrijving;
  • hoofdstuk 6: Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Momenteel bestaat het plangebied uit een braakliggend terrein (zie figuur 2.2) ter plaatse van de voormalige brandweerkazerne. Ten noorden en ten oosten van het plangebied liggen woningen, ten zuiden van het plangebied bevindt zich een Emté supermarkt en ten westen van het plangebied ligt rivier de Dommel. Een luchtfoto van de nieuwbouwlocatie en haar omgeving is opgenomen in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01_0003.png"

Figuur 2.1: Ligging plangebied (Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Huidige situatie (maart 2015)

2.2 Toekomstige situatie

Plangebied

De beoogde ontwikkeling in het plangebied bestaat uit woningbouw. Binnen het plangebied is plaats voor maximaal één vrijstaande of twee geschakelde woningen/twee twee-onder-één-kap woningen. Het nieuwe hoofdgebouw zal qua bouwstijl aansluiten op de huidige bebouwing aan de Ceintuurweg. In figuur 2.3 is het plangebied met een rode lijn en het bouwvlak waarbinnen het hoofdgebouw mag worden gebouwd met geel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01_0005.png"

2.3: Beoogde bouwvlak binnen plangebied (gemeente Sint-Michielsgestel)

Centrum Sint-Michielsgestel

Ook de directe omgeving ten zuiden van het plangebied gaat op de schop. Het juridisch planologisch kader van deze herontwikkeling is reeds vastgesteld in het bestemmingsplan Centrum Sint-Michielsgestel 2010. De situatie na herontwikkeling is opgenomen in figuur 2.4. De Emté krijgt een nieuw, meer westelijk gelegen, onderkomen. Het bijbehorende parkeerterrein zal aan de achterzijde van de planlocatie van het voorliggende wijzigingsplan worden gesitueerd. De achtertuinen zullen in de nieuwe situatie grenzen aan het toekomstige parkeerterrein.
Ten behoeve van de privacy van de woonfunctie en ter afscherming van het parkeerterrein, zal aan de achterzijde van het woonperceel een erfafscheiding met een hoogte van circa 2 m worden geplaatst. Deze afscherming wordt meegenomen in de verdere uitwerking van het woonperceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01_0006.png"

Figuur 2.4: Ontwikkeling centrum Sint-Michielsgestel (gemeente Sint-Michielsgestel)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Beleidskaders

Een nagenoeg volledig overzicht van de beleidsplannen en regelgeving dat voor het plangebied van toepassing is, is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Op basis van een eerste verkenning blijkt dat veel van deze plannen of regelingen toch geen betrekking hebben op het plangebied of ze zijn op voorhand niet relevant of niet gedetailleerd genoeg voor het beoordelen van het voorgenomen wijzigingsplan aan de Ceintuurweg te Sint-Michielsgestel.

Beleid   Beoordelingsaspect   afweging  
Rijk  
- Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012)
- Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2012)
 
- vergroten concurrentiekracht Nederland door versterken ruimtelijk-economische structuur;
- verbeteren, behouden en zeker stellen van bereikbaarheid;
- waarborgen van leefbare en veilige omgeving.  
De beoogde onderdelen waarop het vigerende bestemmingsplan wordt gewijzigd zijn kleinschalig. Er zijn geen rijksbelangen in het geding door dit wijzigingsplan  
- Ladder duurzame verstedelijking   1. voorziet voorgenomen ontwikkeling in een actuele regionale behoefte?
2. Is de ontwikkeling op te vangen binnen bestaand stedelijk gebied?
3. Indien ontwikkeling niet past binnen bestaand stedelijk gebied, zoeken naar locatie met multifunctionele ontsluiting.  
Het gemeentelijk woningbouwprogramma voor het komende jaar is uitgewerkt in de 'Uitvoeringsnota Woningbouw voor het jaar 2015' (vastgesteld op 10 februari 2015). Hierin is opgenomen dat, gelet op de vraag vanuit de markt, binnen het wijzigingsgebied maximaal 2 woningen kunnen worden ontwikkeld. In het voorliggend wijzigingsplan wordt de bouw van ten hoogste twee woningen mogelijk gemaakt.
De woning(en) vallen in het segment 'dure koop'. Deze prijsklasse is passend bij de vraag en bij de ligging van het plangebied.
De woningbouw wordt opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied van de kern Sint-Michielsgestel.
Het woningbouwprogramma is regionaal afgestemd en daardoor voorziet deze in een regionale behoefte.  
Provincie  
- Structuurvisie Noord Brabant (2012)
- Verordening Ruimte Noord Brabant (2014)  
- creëren van goede mix van wonen, werken en voorzieningen;
- leefbaarheid moet van voldoende kwaliteiten zijn;
- dynamische stadscentra, eigen identiteit en regionale afstemming.  
Het beoogde wijzigingsplan is kleinschalig. De provinciale belangen worden niet geschaad.  
Gemeente  
- Structuurvisie Sint-Michielsgestel 2025 (2009)   - dorpen moeten gelegenheid krijgen om te bouwen aan hun toekomst;
- 'rode' ontwikkelingen en 'groene' kwaliteiten dienen ten allen tijde in balans te zijn;
- centrumplan kern Sint-Michielsgestel moet leiden tot verbetering van het voorzieningenaanbod en de openbare beleving.  
De planontwikkeling ligt aan de rand van het nieuwe centrum van Sint-Michielsgestel. De locatie van de voormalige brandweerkazerne biedt ruimte voor een nieuwe woonfunctie. Een functie die past bij het overgangsgebied tussen het nieuwe centrum en het bestaande woongebied. De toekomstige woonlocatie is gelegen nabij De Dommel, een relatief groene omgeving.  
- Uitvoeringsnota Woningbouw voor het jaar 2015   Jaarlijks wordt de Uitvoeringsnota Woningbouw opgesteld. Hierin is de planning voor de komende jaren opgenomen. De locatie van de voormalige Brandweerkazerne is als een hard plan opgenomen in de uitvoeringsnota. Op de locatie mogen ten hoogste 2 woningen worden gebouwd.   Het plan faciliteert
de bouw van ten hoogste twee woningen en past daarmee binnen de plancapaciteit zoals opgenomen in de Uitvoeringsnota Woningbouw.  
- Woningbouw- en toetsingskader voor de dorpen   - meersporenbeleid voeren voor starters;
- Ruimte voor jonge doorstromers;
- inspelen op vergrijzing.
- woningvoorraad periode 2012-2025 is ca. 380 woningen.  
Vanwege de flexibele regeling in het plan kan op wensen van verschillende doelgroepen worden ingespeeld: ofwel twee kleinere woningen voor doorstromers, danwel ouderen of één grotere woning voor doorstromers.  

3.2 Conclusie

De beleidskaders vormen geen belemmering voor het beoogde wijzigingsplan.

3.3 Toets wijzigingsregels

Het voorliggende wijzigingsplan moet voldoen aan de wijzigingsregels zoals opgenomen in artikel 24 van het bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010'. Om te toetsen of aan deze regels wordt voldaan zijn in de tabel hieronder de wijzigingsregels opgenomen. In de linkerkolom zijn de wijzigingsregels opgenomen, zoals deze vermeld staan in 24.4 van het bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010', in de rechterkolom wordt hieraan getoetst.

Artikel 24.4 Wro-zone Wijzigingsgebied - 3   Toetsing  
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen met betrekking tot het gebied ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone Wijzigingsgebied-3' de bestemming geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Wonen-1 en/of Maatschappelijk, met inachtneming van de volgende bepalingen:   Binnen het wijzigingsgebied is de bestemming gewijzigd naar Wonen-1. In tegenstelling tot de naburige percelen is geen gebruik gemaakt van de bestemming Tuin, omdat de wijzigingsbevoegdheid hierin niet voorziet.  
a. de grondoppervlak van de ontwikkeling mag ten hoogste 400 m2 bedragen;   Het bouwvlak waarbinnen het hoofdgebouw mag worden gerealiseerd heeft een oppervlak van circa 200 m2.  
b. de bouwhoogte mag ten hoogste 3 bouwlagen bedragen;   De hoogte van toekomstige bebouwing bedraagt, aansluitend bij de huidige woningen aan de Ceintuurweg, ten hoogste 2 bouwlagen plus een kap.  
c. er zijn ten hoogste vijf woningen toegestaan;   Het maximumaantal toegestane woningen bedraagt 2.  
d. woningbouw dient te passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma;   De woningbouwlocatie is opgenomen in het
'Uitvoeringsnota Woningbouw voor het jaar 2015' (vastgesteld op 10 februari 2015). De beoogde bouw van ten hoogste 2 woningen die aansluiten bij de vraag vanuit de markt, sluit aan bij het gemeentelijk woningbouwprogramma zoals vastgelegd in de uitvoeringsnota.

Gelet op de vraag vanuit de markt, is besloten de locatie uit te geven als exceptionele kavel voor één vrijstaande woning, een twee-aan-een of twee geschakelde woningen.  
e. aangetoond dient te zijn dat er kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;   In paragraaf 4.4 wordt o.a. ingegaan op de parkeergelegenheid. Hieruit volgt dat het parkeren op eigen terrein dient te worden opgelost.  
f. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;   In de paragrafen 4.1, 4.2 en 4.3 wordt ingegaan op de milieuaspecten. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;  
g. planwijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden van aangrenzende percelen.   In hoofdstuk 4 wordt de voorgenomen wijziging getoetst aan verschillende omgevingsaspecten. Hieruit blijkt dat deze geen belemmering vormen en dat de voorgenomen ontwikkeling op haar beurt ook geen belemmering vormt voor de omgeving. Ook ten aanzien van de bouwmogelijkheden geldt dat de planwijziging geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de bouwmogelijkheden van de aangrenzende percelen.  

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Het 'Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740' is uitgevoerd op 19 februari 2015 door 'Search Ingenieursbureau B.V.'. Het doel van dit onderzoek was om vast te stellen of de bodem op de locatie Ceintuurweg 3a en 3b (de grond van de voormalige brandweerkazerne) verontreinigd is. Geconcludeerd wordt dat zowel de boven- als ondergrond niet verontreinigd is. In het grondwater zijn licht verhoogde gehaltes aan zink, barium, kwik en xylenen gemeten. Op basis van deze resultaten is er geen aanleiding tot het verrichten van een vervolgonderzoek. De aangetroffen verontreinigingen vormen geen belemmeringen in het huidig- of toekomstige gebruik. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 5.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. De bodem en het grondwater zijn van voldoende kwaliteit.

4.2 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM2.5) 2)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³   Vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  • De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een wijzigingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal twee woningen. Een dergelijke ontwikkeling valt binnen de categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden conform het Besluit niet in betekenende mate. Daarmee kan gesteld worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, en dat zowel toetsing aan de normen uit de Wm, als nader onderzoek niet noodzakelijk geacht wordt.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse weer gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat aan de normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.1 voldaan wordt.

Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 24,7 µg/m³, voor fijnstof PM10 bedraagt dit maximaal 24,7 µg/m³, voor fijnstof PM 2,5 bedraagt dit maximaal 15,6 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 16 dagen. In figuur 4.1 zijn de rekenpunten voor het plangebied in 2015 weergegeven.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01_0007.png"

Figuur 4.1: Luchtkwaliteit 2015 o.b.v. NSL-monitoringstool.

Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de ontwikkeling het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Ter plaatse van de ontwikkeling, en omliggende functies is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.3 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in dit wijzigingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.

Onderzoek

Bekeken dient te worden of de bouw van de woningen gevolgen heeft voor/vanwege omliggende bedrijven/inrichtingen.

Vanwege de directe ligging nabij het centrum van Sint-Michielsgestel in de directe omgeving van diverse functies, wordt de omgeving van het plangebied beschouwd als 'gemengd gebied'.

Ten zuiden van het plangebied is een supermarkt en een parkeerterrein aanwezig. De supermarkt behoort conform de hiervoor genoemde VNG-publicatie tot milieucategorie 1. Hierbij hoort een richtafstand van 0 m ten opzichte van een gemengd gebied. Voor een parkeerplaats geldt milieucategorie 2, met een bijbehorende richtafstand van 10 meter ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Binnen het plangebied wordt voorzien in meerdere functies die passen binnen de functie Centrum-1. Zoals detailhandel, dienstverlenende bedrijven, en horeca tot en met categorie 2. De milieubelasting ten gevolge van deze functies is vergelijkbaar met milieucategorie 2, met de bijbehorende richtafstand van 10 meter.

De te realiseren woningen liggen op een afstand van circa 30 m afstand van de huidige locatie van de supermarkt en op 26 meter afstand van de (reeds vastgestelde) nieuwe locatie supermarkt. De richtafstand wordt hierbij ruimschoots gehaald. In de nieuwe situatie is men voornemens boven de supermarkt appartementen te realiseren. Tevens zal in de nieuwe situatie inpandig geladen en gelost worden om geen milieuhinder te veroorzaken ter plaatse van de bovengelegen appartementen. Daardoor kan tevens geconcludeerd worden dat milieuhinder ter plaatse van de te realiseren woningen aan de Ceintuurweg geen milieuhinder wordt verwacht. In de huidige situatie vinden de laad- en losactiviteiten plaats aan de westzijde van de supermarkt. De bebouwing van de supermarkt schermt eventuele geluidoverlast ten gevolge van het laden en lossen, - wat als maatgevende activiteit kan worden gezien - dan ook af.

Ten zuiden van de woningen wordt een openbare parkeerplaats gerealiseerd waar in de toekomstige situatie de vrachtwagen(s) ten behoeve van de supermarkt, dit betreffen echter minimale verkeersbewegingen. De vrachtwagen rijdt op meer dan 10 meter afstand van de nieuwe woning(en) en zal daarom naar verwachting geen milieuhinder veroorzaken ter plaatse van de woning(en).

Ter plaatse van de te realiseren woningen is gezien de aard van de activiteiten, en de afstand tot de supermarkt en de activiteiten op het parkeerterrein dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De omliggende functies worden door de beoogde ontwikkeling niet in hun functioneren belemmerd.

Conclusie

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de te realiseren woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Tevens wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en omliggende functies geen belemmering vormt voor de uitvoering van het wijzigingsplan.

4.4 Verkeer en parkeren

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

De ontwikkeling is gelegen aan de Ceintuurweg in de gemeente Sint-Michielsgestel. Het perceel wordt ontsloten via de Ceintuurweg die aansluit op de Nieuwstraat. De Ceintuurweg is ingericht als erftoegangsweg en kent een maximum snelheid van 30 km/h. De Nieuwstraat is in noordelijke richting een gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) binnen de bebouwde kom die verschillende wijken in Sint-Michielsgestel ontsluit en via de Sint Michielsstraat en Hoogstraat aansluit op de N617 (Den Bosch – Schijndel). In zuidelijke richting is de Nieuwstraat een erftoegangsweg (30 km/h) binnen de bebouwde kom die overgaat in het Petrus Dondersplein en aansluit op de Schijndelseweg / het Adrianusplein. De Schijndelseweg leidt in oostelijke richting naar de N617 en Schijndel en in westelijke richting, via de Esscheweg naar de A2 richting Boxtel - Eindhoven en via de Theerestraat naar de A2 richting Vught - Den Bosch. De Schijndelseweg en het Adrianusplein / Esscheweg / Theeresstraat zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen, met binnen de bebouwde kom een maximum snelheid van 50 km/h. Gezien de ligging van de locatie ten opzichte van de ontsluitende infrastructuur is de ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer goed.

Ontsluiting langzaam verkeer

Het fietsverkeer wordt conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig gemengd afgewikkeld met het gemotoriseerd verkeer op de erftoegangswegen. Op de Nieuwstraat, het Petrus Dondersplein en de Schijndelseweg zijn fietssuggestiestroken aanwezig op de rijbaan. Langs de Esscheweg heeft de fiets de beschikking over vrijliggende fietspaden.

Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van de fietsvoorzieningen en de afwikkeling conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig, is de ontsluiting van het plangebied voor het fietsverkeer goed. Tevens zijn daar waar nodig trottoirs aanwezig ten behoeve van voetgangers. Ook voor hen is sprake van een goede verkeersafwikkeling.

Ontsluiting openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde openbaar vervoerhalte is de bushalte Petrus Dondersplein gelegen aan de gelijknamige weg. Deze halte ligt op loopafstand van de ontwikkeling waar verschillende buslijnen halteren. De buslijnen verbinden Sint-Michielsgestel met onder andere Den Bosch, Schijndel, Boxtel en de treinstations in Den Bosch en Boxtel. Gezien de beschikbaarheid van verschillende buslijnen op loopafstand die naar kernen in de omgeving leiden en die aansluiting bieden op de trein wordt geconcludeerd dat de locatie goed wordt ontsloten per openbaar vervoer.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Voorheen was op de locatie een de locatie een voormalige brandweerkazerne aanwezig. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft de brandweerkazerne gesloopt om ruimte te maken voor maximaal twee woningen. Gezien deze zeer beperkte ontwikkeling zal de verkeersgeneratie niet significant wijzigen. Geconcludeerd wordt dat de verkeersgeneratie geen gevolgen heeft voor de huidige verkeersafwikkeling.

Parkeerbehoefte

De gemeente is voornemens om maximaal twee woningen te realiseren op de beoogde locatie. Het zal dan gaan om één vrijstaande, twee geschakelde of twee 2-onder-1-kap woningen. De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). De kencijfers van het CROW zijn onder andere afhankelijk van de stedelijkheid van een gemeente. Het plangebied ligt in de gemeente Sint-Michielsgestel. Deze gemeente is volgens CBS een weinig stedelijke omgeving (statline.cbs.nl). Aangezien voorliggend plan naast het centrum van Sint-Michielsgestel ligt, valt het plangebied in de categorie schil centrumgebied van het CROW. Daarbij heeft het kencijfer een bepaalde bandbreedte (minimale en maximale waarde). Uitgegaan is van het gemiddelde, omdat het autobezit in Sint-Michielsgestel in vergelijking met andere weinig stedelijke gemeenten op een gemiddeld niveau ligt.

Voor een vrijstaande woning geldt een parkeerkencijfer van 2,1 parkeerplaatsen per woning, voor een geschakelde woning een parkeerkencijfer van 1,8 en voor een 2-onder-1-kap woning geldt een gemiddeld parkeerkencijfer van 2,0 parkeerplaatsen. Omdat er maximaal één vrijstaande, of twee geschakelde, dan wel twee 2-onder-1-kap woning(en) word(en) gerealiseerd bedraagt de maximale parkeerbehoefte vier parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gefaciliteerd.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor verschillende modaliteiten goed te noemen. De huidige infrastructuur zal het verkeer ten behoeve van voorliggend plan kunnen afwikkelen. Voor de ontwikkeling zal de parkeerbehoefte vier parkeerplaatsen bedragen. Deze worden op eigen terrein gefaciliteerd.

4.5 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

Binnen het plangebied wordt de realisatie van maximaal twee woningen mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) is een woning een geluidsgevoelige functie en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd indien deze binnen de geluidszone van een wettelijk gezoneerde weg ligt. Het plangebied ligt binnen de geluidszones van de Schijndelseweg en de Nieuwstraat.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. In dit kader is rekening gehouden met de ligging van de woningen aan de Ceintuurweg. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 30 km/h.

Aftrek ex artikel 110g Wgh

Krachtens artikel 110g van de Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Op alle hierna genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast.

Onderzoek

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de gezoneerde Nieuwstraat en de Schijndelseweg / Adrianusplein. Tevens ligt de locatie binnen de invloedsfeer van de niet-gezoneerde Ceintuurweg. Tussen de Schijndelseweg en het plangebied en de Nieuwstraat en het plangebied plangebied is bebouwing aanwezig waardoor de berekening op basis van een vrije veld contour worstcase is. Voorliggend akoestisch onderzoek is uitgevoerd middels Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012.

Verkeersgegevens

Ten behoeve van dit onderzoek zijn verkeersgegevens noodzakelijk. De verkeersgegevens voor de Schijndelseweg en Nieuwstraat zijn afkomstig van de gemeente Sint-Michielsgestel. Het betreft telgegevens uit 2014. Deze zijn opgehoogd naar het planjaar 2025 op basis van een autonome groei van 1% per jaar. Voor de niet-gezoneerde Ceintuurweg zijn geen verkeersintensiteiten bekend bij de gemeente. Daarom is op basis van de karakteristieken van de weg en de omliggende functies een inschatting gemaakt van de verkeersintensiteiten. Gezien de verblijfsfunctie van het gebied met een beperkt aantal woningen is uitgegaan van een verkeersintensiteit van 250 mvt/weekdagetmaal in het jaar 2025. De verkeersintensiteiten zijn opgenomen in tabel 4.2.

Tabel 4.2 Verkeersintensiteiten (mvt/weekdagetmaal)

Weg   Intensiteit 2014   Intensiteit 2025  
Schijndelseweg   5.881   6.560  
Nieuwstraat   7.534   8.410  
Ceintuurweg   -   250  

Naast verkeersintensiteiten zijn voor het akoestisch onderzoek de voertuig- en etmaalverdeling noodzakelijk. Van de Nieuwstraat en de Schijndelseweg/ Adrianusplein zijn deze afkomstig uit de aangeleverde verkeersgegevens van de gemeente. Van de Ceintuurweg is geen verdeling bekend. Daarom is aangesloten bij een standaard verdeling voor een buurtverzamelweg. In tabel 4.3 zijn de voertuig- en etmaalverdelingen opgenomen.

Tabel 4.3 Voertuig- en etmaalverdeling

Weg   Voertuigverdeling (%)
(Licht/Middelzwaar/Zwaar)  
Dag-, avond-, nachtpercentages  
Schijndelseweg   Dagperiode: 95,97/3,43/0,60
Avondperiode: 97,32/2,56/0,12
Nachtperiode: 91,90/6,58/1,52  
6,71/3,32/0,77  
Nieuwstraat   Dagperiode: 91,68/7,48/0,84
Avondperiode: 94,04/5,68/0,28
Nachtperiode: 85,76/12,76/1,48  
6,93/3,19/0,52  
Ceintuurweg   Dagperiode: 94,59/4,76/0,65
Avondperiode: 94,59/4,76/0,65
Nachtperiode: 94,59/4,76/0,65  
6,54/3,76/0,81  

Lokale karakteristieken

Naast de verkeersgegevens zijn karakteristieken van de weg en de woning nodig. De maximumsnelheid op de Schijndelseweg/Adrianusplein bedraagt ter hoogte van de locatie 50 km/h. De Nieuwstraat heeft vanaf de Ceintuurweg in noordelijke richting een maximumsnelheid van 50 km/h en in zuidelijke richting een maximumsnelheid van 30 km/h. Uitgegaan is van een maximumsnelheid van 50 km/h voor de gehele Nieuwstraat, dit is worstcase. De Ceintuurweg heeft een maximumsnelheid van 30 km/h. Zowel de Nieuwstraat en de Ceintuurweg zijn uitgevoerd in elementenverharding in keperverband, de Schijndelseweg/Adrianusplein is uitgevoerd in dicht asfaltbeton (DAB).

De nieuwe 2-onder-1-kap woningen zullen bestaan uit drie bouwlagen, in de geluidsberekening is gerekend op een waarneemhoogten van 1,5 meter, 4,5 meter en 7,5 meter. Tevens is de kortste afstand tussen de planlocatie en de wegas van de verschillende wegen van belang, evenals de breedte van het verhard oppervlak. Deze gegevens zijn opgenomen op de rekenbladen (bijlage 1).

Resultaten

Gezoneerde wegen

Uit de geluidsberekeningen blijkt dat de geluidbelasting op het bouwvlak ten gevolge van het wegverkeer op de Nieuwstraat maximaal 48 dB bedraagt, uitgaande van een vrije veld situatie. In werkelijkheid zal de geluidbelasting lager liggen doordat tussen het plangebied en deze weg bebouwing aanwezig is. Tevens blijkt uit de berekeningen dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Schijndelseweg maximaal 40 dB bedraagt. Ook deze waarde is bepaald op basis van een vrije veld situatie. De werkelijke geluidsbelasting zal door afscherming van bestaande bebouwing lager liggen. De voorkeursgrenswaarde wordt in beide gevallen niet overschreden.

Niet-gezoneerde wegen

Uit de geluidsberekening blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de niet-gezoneerde Ceintuurweg maximaal 41 dB bedraagt. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten aanzien van de gezoneerde Nieuwstraat en Schijndelseweg niet wordt overschreden. Ook de richtwaarde van 48 dB ten aanzien van de niet-gezoneerde Ceintuurweg wordt niet overschreden. Het aspect wegverkeerslawaai staat de realisatie van de woningen dan ook niet in de weg. Omdat aan de voorkeursgrenswaarde en richtwaarde van 48 dB (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh maximaal 53 dB) wordt voldaan, kan tevens volstaan worden met de toepassing van standaard gevelwering met een geluidreductie van 20 dB. De binnenwaarde van 33 dB (53-20) is hiermee gewaarborgd.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

4.6.1 Archeologie

Toetsingskader

Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in een functiewijziging naar wonen. Een archeologisch onderzoek is noodzakelijk, om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze kunnen worden aangetast door eventuele bodemingrepen.
Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Bouwverordening, alsmede een bestemmingsplanwijziging.

Onderzoek

Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuurhistorie en Cultuurhistorie (BAAC bv) heeft in mei 2003 archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het centrumgebied van Sint-Michielsgestel. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. De rapportage is opgenomen in bijlage 2. In dit onderzoek is ook de locatie van het voorliggend wijzigingsplan onderzocht. (Op deze locatie zijn boring nr 2 en 3 uitgevoerd.) Langs de Dommel bestaat het profiel veelal uit een dik pakket humeus zand. In dit humeuze zand is puin aangetroffen. Daaronder worden bruingrijze zanden aangetroffen die kleiiger worden naar beneden toe. Een deel van dit humeuze zand is hoogst waarschijnlijk onderdeel van een ophogingspakket. Dit is ook gebleken in van Genabeek & Langeveld (2000). De boringen eindigen in zandige kleien, onderdeel van de natuurlijke opvulling van het dal van de Dommel.

Het veldonderzoek heeft geen duidelijke archeologische indicatoren aangetoond die wijzen op een vindplaats. Door bodemingrepen zijn grote delen van het terrein verstoord geraakt. Direct langs de Dommel bestaat een lage archeologische verwachting. De beekgronden direct langs de rivier zijn gezien de lage, vochtige situering in het terrein onaantrekkelijk voor bewoning. Daarnaast kunnen archeologische resten op deze gronden door erosie verdwenen of verspoeld zijn. Wel is het mogelijk dat hier resten van beschoeiingen en dergelijke aangetroffen kunnen worden.

4.6.2 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden te benoemen.

4.6.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling staat het behoud van cultuurhistorie en eventueel aanwezige archeologische waarden niet in de weg.

Mochten tijdens de geplande werkzaamheden (toch) archeologische waarden worden aangetroffen, dan geldt conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de gemeente Sint-Michielsgestel of de Provincie Noord-Brabant.

4.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een wijzigingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Ten zuiden van het plangbied op circa 600 meter afstand is het Zwembad Zegenwerp gelegen. Dit zwembad beschikt ten gevolge van de chloorbleekloogopslag over een effectafstand van 880 waarbinnen gewonden kunnen vallen ten gevolge van een incident met de chloorbleekloogopslagtank. De inrichting beschikt echter niet over een plaatsgebonden, of groepsrisico. Daarmee vormt de inrichting geen belemmering voor de ontwikkeling.

In de nabije omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor het water of door buisleidingen. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk, er is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan.

4.8 Waterparagraaf

Beleid en Normstelling

Het is verplicht om bij ruimtelijke ingrepen de watertoets te doorlopen. Hierin dient inzicht te worden geboden in de effecten van het initiatief op de waterhuishouding. In het kader van de watertoets dient de gemeente wateradvies in te winnen bij de waterbeheerder. De gemeente en het waterschap kunnen praktische afspraken maken over de wijze waarop het aspect water in het ruimtelijk plan wordt opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap De Dommel, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. In het kader van het bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010', waarin de ontwikkeling van het plangebied is opgenomen, is overleg gevoerd met Waterschap De Dommel. De huidige ontwikkeling past in de toen gemaakte afspraken.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

Het waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft hoe het waterschap samen met andere partijen invulling willen geven aan het waterbeheer in de planperiode. Dit waterbeheerplan is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en hoe die bereikt moeten worden. Het betreft alle aspecten rondom het beheer van de watergangen, stuwen, gemalen, transportstelsels en rioolwaterzuiveringen, zowel onder normale omstandigheden als in het geval van calamiteiten. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Aan de basis van dit waterbeheerplan staan de waterprogramma's. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in ons gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in ons beheergebied.

Er wordt een indeling gemaakt in de volgende thema's:

  • droge voeten;
  • voldoende water;
  • natuurlijk water;
  • schoon water;
  • schone waterbodem;
  • mooi water.

Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning- en ontheffing verlening.

Waterschap De Dommel hanteert het principe Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. Concreet betekent dit dat:

  • de afvoer uit het gebied niet groter is dan in de referentiesituatie;
  • de omvang van grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
  • de grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
  • de (grond)waterstanden in het plangebied moeten aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied zelf;
  • het plangebied zo moet worden ingericht, dat de gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving, die van invloed zijn op de (grond)waterstanden, niet leiden tot knelpunten in het plangebied.

Toetsing / onderzoek

Het huidige watersysteem

De locatie ligt ten zuiden van de Ceintuurweg, en betreft in de huidige situatie een brandweerkazerne. De bodem in het plangebied bestaat uit zand. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in het plangebied grondwatertrap VI. Dat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier tussen 0,4 en 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt. De bodem en grondwaterstanden zijn geschikt om water te kunnen infiltreren in de bodem.

In de huidige situatie is er bebouwing aanwezig. De bebouwing is aangesloten op het gemeentelijk gemengde rioleringsstelsel. Er zijn geen problemen met het grondwater. In de (directe) omgeving van het plangebied is geen bijzondere natuur aanwezig, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een bufferzone.

Toekomstig watersysteem

De Watertoets signaleert 11 thema's die, indien relevant, belicht dienen te worden. Deze thema's zijn weergegeven in de Handreiking Watertoets (RIZA, et al. 2001). Aan de hand van deze thema's is nagegaan of de beoogde ontwikkeling strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

thema   beoogde functiewijziging  
veiligheid (waterkering)   Niet van toepassing.  
wateroverlast   Voor dit plan is het principe `waterneutraal bouwen´ gevolgd. Dit wil zeggen dat als het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door het aanleggen van een waterberging of een infiltratievoorziening. Het verhard oppervlak zal niet toenemen ten gevolge van de ontwikkeling, daar het plangebied reeds volledig verhard is.  
riolering   In het plangebied wordt in de toekomstige situatie water afgevoerd op de gescheiden riolering zoals destijds aangelegd voor het centrumgebied.
Het huishoudelijke afvalwater wordt afgevoerd naar het gemeentelijke riool. Het verzamelde schone regenwater zal op een nog te bepalen locatie via een reinigende tussenvoorziening overstorten in de Dommel.
Hiermee wordt in het plangebied invulling gegeven aan het principe om schone en vuile waterstromen optimaal te scheiden.  
watervoorziening   In de omliggende stedelijke bebouwing van het plangebied is enkel de standaard watervoorziening aanwezig. Dit wordt doorgezet in het plangebied. Opgevangen afstromend hemelwater water wordt niet benut voor een zogenaamd grijswatercircuit (spoelwater voor toilet) voor het toekomstige gebouw. De kosten van de aanleg van een systeem voor hergebruik wegen niet op tegen de baten.  
grondwateroverlast   Om te voorkomen dat in de toekomst grondwateroverlast ontstaat in het plangebied dient er voor de verschillende onderdelen (wegen, tuinen, bebouwing) voldoende ontwatering te worden gerealiseerd. Hydrologisch neutraal bouwen blijft het uitgangspunt, waarbij drainage achterwege blijft.  
volksgezondheid   Binnen het plangebied bestaan er op dit moment, maar ook voor de toekomst, geen risico's voor de volksgezondheid als gevolg van een zeer slechte waterkwaliteit. Er is geen permanent open water aanwezig en er zijn ook geen riooloverstorten.  
bodemdaling   Bodemdaling zal niet optreden. Er vindt geen aanpassing van polderpeilen plaats.  
oppervlaktewaterkwaliteit   Bij de bouw zullen duurzame, niet uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt. Hierdoor zal de vracht aan zware metalen die via het gescheiden stelsel wordt afgevoerd zeer gering zijn.  
verdroging   Verdroging speelt geen rol van betekenis in het plangebied. Het is niet bekend, maar ook niet waarschijnlijk, dat het gebied een ecohydrologische relatie heeft met benedenstrooms gelegen (natte)natuurgebieden. De bestemmingswijziging van het plangebied zal dan ook geen verdroging tot gevolg hebben.  
natte natuur   Het plangebied grenst niet aan nat natuurgebied. Maatregelen zijn niet nodig.  
onderhoud waterlopen   Ten westen van het plangebied is een watergang aanwezig. Deze ligt echter op voldoende afstand om niet beïnvloed te worden door de ontwikkeling. De ontwikkeling heeft dan ook geen negatief effect op de onderhoud van de aanwezige watergang.  

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het wijzigingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

4.9 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het project niet in de weg staan.

Huidige situatie
Te plaatse van het plangebied was een voormalige brandweerkazerne gesitueerd. De locatie is thans braakliggend.

Beoogde ontwikkelingen
Het project voorziet in de realisatie van woningbouw. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS is geregeld via het Provinciaal Omgevingsplan.

Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit project van belang, omdat bij de voorbereiding van het project moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het project niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.

Bij de voorbereiding van het project moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het project niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van en ligt niet in de nabijheid van een natuur- of groengebied

met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de

Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten zuiden van de Schijndelseweg maken de gronden grenzend aan

het Dommeldal, deel uit van de EHS. Dit is te zien in figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.WP2015SMGCENTRP106-VA01_0008.png"

Figuur 4.2 Ecologische Hoofdstructuur (bron: Atlas Natuurbeheerplan, provincie Noord-Brabant)

De ontwikkeling van ten hoogste 2 woningen buiten de EHS is niet van invloed op het functioneren van de EHS. In het kader van de Ffw is verstoring van broedende vogels verboden. Gezien de lokale en beperkte functie van de woningen kunnen negatieve effecten op de verder weg gelegen Natura

2000-gebieden Vlijmse Ven, Moerputten & Bossche Broek (circa 4 km) en Kampina & Oisterwijkse

Vennen (circa 7 km) worden uitgesloten.

Soortenbescherming

Vleermuisonderzoek

Het 'Vleermuisonderzoek centrum, Sint-Michielsgestel' is opgeleverd op 5 maart 2014 door 'Regelink Ecologie & Landschap'. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de te slopen en nieuw te bouwen gebouwen in het plangebied 'Centrum, Sint-Michielsgestel'. Geconcludeerd wordt dat het plangebied fungeert als foerageergebied voor enkele gewone dwergvleermuizen en er geen essentiële vliegroutes aanwezig zijn. Uit het onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen waren voor de sloop van de voormalige brandweerkazerne. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4.

Ecologische Quickscan

De 'Ecologische quickscan Gebouwen centrum, Sint-Michielsgestel' is opgeleverd op 10 oktober 2014 door 'Regelink Ecologie & Landschap'. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de te slopen en nieuw te bouwen gebouwen in het plangebied 'Centrum, Sint-Michielsgestel'. Geconcludeerd wordt dat de sloop van de voormalige brandweerkazerne geen belemmeringen had. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 3.

Conclusie

De Ffw, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de EHS staan

de uitvoering van het plan niet in de weg.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving;

  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl);
  • Uit het vleermuisonderzoek en de ecologische quickscan blijkt dat er geen belemmeringen waren voor de sloop van de voormalige brandweerkazerne.

4.10 Kabels en leidingen

Beleid

Planologisch relevante buisleidingen dienen in het wijzigingsplan te worden bestemd en voorzien van stroken waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn

hoofdtransportleidingen waarmee de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten en vaste stoffen/goederen;
  • aardgas;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Toetsing/onderzoek

In het plangebied komen leidingen en kabels voor (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen,

drainageleidingen). Deze kabels en leidingen zijn en worden veelal aangelegd langs/in combinatie met

infrastructuur. Er zijn in en in de nabije omgeving van het plangebied geen planologisch relevante

leidingen aanwezig.

Conclusie

Gezien er geen planologisch relevante leidingen aanwezig zijn, vormen deze ook geen belemmering voor het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

Dit hoofdstuk beschrijft de juridische regeling van het wijzigingsplan zoals deze luidt nadat het

plan in werking is getreden. Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling integraal onderdeel

uit van het bestemmingsplan Centrum Sint-Michielsgestel 2010 van de gemeente Sint-Michielsgestel.

Verbeelding

Het perceel is via het voorliggend wijzigingsplan herbestemd naar 'Wonen-1'. De aanduidingen op de verbeelding zijn zodanig opgenomen, dat deze aansluiten bij de regels zoals opgenomen in artikel 18 'Wonen-1' van het bestemmingsplan Centrum Sint-Michielsgestel 2010. Op de verbeelding zijn een bouwvlak en een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen.

Regels

Voor wat betreft de regels wordt verwezen naar de regels zoals opgenomen in het vigerende

bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010'. In dit wijzigingsplan zijn daarnaast nieuwe

regels opgenomen ten behoeve van de identificatie van en de verwijzing naar het wijzigingsplan

(artikel 2 en 5). Daarnaast is een extra regel toegevoegd (zie artikel 3 van het voorliggend wijzigingsplan) waarmee het maximaal toegestane aantal wooneenheden wordt geregeld.

Voor de verdere uitleg van de regels en aanduidingen wordt verwezen naar hoofdstuk 6

van het bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel 2010'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

6.1.1 grondexploitatie

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. Voor dit wijzigingsplan is een dergelijk bouwplan aan de orde. Het is daarom in beginsel verplicht om een grondexploitatieplan op te stellen.

In het bestemmingsplan Centrum Sint-Michielsgestel 2010 zijn twee gebieden opgenomen die in aanmerking kwamen voor het opstellen van een exploitatieplan. Deze twee gebieden zijn:

  • het Centrumgebied;
  • het binnenterrein bij woonzorgcentrum de Beemden.

Voor het centrumgebied kon niet met alle eigenaren een anterieure overeenkomst worden gesloten. Hierdoor ontstond de verplichting om een exploitatieplan vast te stellen bij vaststelling van het bestemmingsplan. Voor het binnenterrein is met alle grondeigenaren een anterieure overeenkomst gesloten. Hierdoor verviel de verplichting tot vaststelling van een exploitatieplan.

De gronden van de voormalige Brandweerkazerne zijn in handen van de gemeente Sint-Michielsgestel. Op 25 februari 2010 is een exploitatieplan vastgesteld voor het centrumgebied van Sint-Michielsgestel. Het plangebied is hierin opgenomen. Het plangebied maakt onderdeel uit van de gemeentelijke grondexploitatie van het centrumplan. Hierin is een opbrengst geraamd voor de verkoop van de kavel.

6.1.2 onderzoek uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd in de gemeentelijke grondexploitatie van het centrumplan.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van de artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet

bestuursrecht (Awb) wordt het wijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd.