Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Spijt 49-51 Sint-Michielsgestel
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0845.WP2023Spijt4951SMG-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Spijt 49-51 Sint-Michielsgestel van de gemeente SintMichielsgestel.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0845.WP2023Spijt4951SMG-ON01 met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw toegevoegd afzonderlijk gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aaneengebouwde bebouwing
bebouwing, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen.
 
1.7 aan-huis-verbonden-bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, evenwel met uitzondering van kapperszaken, of het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf in of bij de woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.8 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.9 achtergevelrooilijn
  1. de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
  2. indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen alsmede het verlengde daarvan.
1.10 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.11 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook in verband hiermee als nevenactiviteit van ondergeschikt belang het verkopen en/of leveren van goederen.
 
1.12 analoge verbeelding
de tekening van het bestemmingsplan Centrum Sint-Michielsgestel 2010, wijziging Spijt 49-51, waarop de bestemmingen voor de gronden staan aangegeven,.
 
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.14 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
1.15 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
 
1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
de totale vloeroppervlakte van detailhandel, een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, horeca, kantoor of maatschappelijke voorzieningen, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
 
1.17 bestaand(e situatie)
  1. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.25 bouwmassa
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
 
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.27 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.30 bijgebouw
een op zichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.31 bijzondere woonvorm
met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.
 
1.32 carport
een overdekte stallinggelegenheid voor auto's met niet meer dan twee geheel of gedeeltelijk gesloten eigen wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
 
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.34 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
 
1.35 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
 
1.36 erker
een uitgebouwd venster die mag rusten op een gemetselde plint.
 
1.37 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.
 
1.40 gestapeld
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en/of naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
 
1.41 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.42 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
 
1.43 horeca
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
 
1.44 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
 
1.45 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder te plaatse het hoofdverblijf heeft.
 
1.46 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van
(semi)overheidsinstellingen en/of het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
 
1.47 kelder
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
 
1.48 maaiveld
de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
 
1.49 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, woonzorgcomplexen, waaronder ontmoetingsvoorzieningen voor jongeren en/of senioren, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van genoemde voorzieningen.
 
1.50 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.51 nettovloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een dienstverlenend bedrijf, horecabedrijf, kantoor of winkel, direct voor publiek toegankelijk, exclusief opslag- en administratieruimte en dergelijke.
 
1.52 nevengeschikte functie
functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.53 nieuwbouw
de oprichting van bebouwing na het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, behoudens de bebouwing die mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (bouw)vergunning.
 
1.54 nutsvoorziening
bouwwerk ten behoeve van een op het openbaar netwerk aangesloten voorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.
 
1.55 ondergeschikte functie
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.56 ondergronds bouwen
bouwen onder peil.
 
1.57 ontsluitingsweg
een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, betreffende woonstraten waar maximaal 30 km per uur mag worden gereden.
 
1.58 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.59 plangrens
de begrenzing van het bestemmingsplan.
 
1.60 productiegebonden detailhandel
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
 
1.61 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
 
1.62 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.63 serre
een overwegend (80% van het gevelvlak) glazen uitgebouwde overdekte ruimte.
 
1.64 tuin
een stuk grond behorende bij een woonhuis, welke is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verhardingen ten behoeve van het woongenot en ten dienste van het gebruik van het woonhuis.
 
1.65 twee-aaneen
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw.
 
1.66 uitbouw
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.67 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
 
1.68 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
 
1.69 voorgevelrooilijn
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
 
1.70 vrijstaande bebouwing
bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen.
 
1.71 weg
een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, met een doorgaand karakter waar 50 km per uur of harder mag worden gereden.
 
1.72 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
 
1.73 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur/logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
 
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
 
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.3 bebouwingspercentage
 
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.4 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
 
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
 
2.5 goothoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.6 bouwhoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.7 inhoud van een bouwwerk
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.8 oppervlakte van een bouwwerk.
  1. bovengrondse bouwwerken:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren gemeten op 1 m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;
  2. ondergrondse bouwwerken:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.  
2.9 peil
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 cm;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 cm.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Tuin
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groen en groenvoorzieningen;
  2. in- en uitritten;
  3. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. al dan niet openbare parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
 
Op of in deze gronden mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. de horizontale diepte van een erker niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  2. de erker over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  3. de bouwhoogte van de erker ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 cm.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. Hierbij geldt dat overkappingen en carports niet zijn toegestaan;
  3. de oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer dan 5 m² bedragen. Hierbij geldt dat overkappingen en carports niet zijn toegestaan.
 
Artikel 4 Wonen - 1
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in een woning al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groen en groenvoorzieningen;
  2. (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'aaneengebouwd';
    2. 'gestapeld'
      mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd;
  3. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  5. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
 
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag, voor zover deze worden gebouwd buiten het bouwvlak:
    1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  3. de goot- en bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen en dient tevens te zijn voorzien van een plat dak. Indien de goot- en bouwhoogte nader zijn aangeduid, dient deze goot- en bouwhoogte aangehouden te worden.
4.2.3 Nutsvoorzieningen
 
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m mag bedragen.
4.2.4 Ondergronds bouwen
 
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de afstand van een ondergronds bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m beneden peil bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. bij een woonhuis mag één carport of overkapping worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    2. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen;
  4. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Mogelijkheden om af te wijken
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in sub 4.2.2 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen op een afstand van minder dan 3 m van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
    1. het bijgebouw en/of aan- en uitbouw past wat betreft situering en afmetingen in de ruimtelijke en stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    2. door de bouw van het bijgebouw en/of aan- en uitbouw vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
4.3.2 Voorwaarden om af te wijken
 
De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:
  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan;
  2. binnen de bestemming 'Wonen-1' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
      • 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
      • 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
      • 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
    2. het gebruik mag geen onevenredig nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. detailhandel is niet toegestaan, behoudens voor zover dit is toegestaan op grond van lid 4.1 onder b;
    4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    5. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving;
  3. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van detailhandel mag niet meer dan 90 m² bvo bedragen;
  4. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van dienstverlening mag niet meer dan 50 m² bvo bedragen.
4.5 Ontheffing gebruiksregels
  1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 sub a en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ontheffing in te trekken, verleend op grond van het gestelde onder a, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
3 Algemene regels
    
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m;
  4. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
 
Artikel 7 Strafbepaling
 
Overtreding van het bepaalde in lid 4.6 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  3. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Spijt 49-51 SintMichielsgestel.