direct naar inhoud van 2.2 Ruimtelijk kwalitatief streefbeeld: beeldkwaliteitsplan
Plan: Cadzandseweg Nieuwvliet
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01

2.2 Ruimtelijk kwalitatief streefbeeld: beeldkwaliteitsplan

In deze paragraaf wordt ingegaan op het beoogde ruimtelijk-kwalitatieve streefbeeld ofwel de beoogde beeldkwaliteit voor het woningproject. Dit streefbeeld is opgesteld ten behoeve van een verantwoorde ruimtelijke ontwikkeling alsmede een goede inpassing en waarborging van de gewenste beeldkwaliteit van het woningbouwproject. Dit is tot stand gekomen door nauwe samenwerking tussen de gemeente, de initiatiefnemer en RBOI-Middelburg.

Het streefbeeld omvat ruimtelijk kwalitatieve richtlijnen voor de ontwikkeling en vormt een belangrijke basis voor de planologische regeling. Daarnaast heeft het streefbeeld ook de functie van toetskader voor de bouwplannen van de woningen. Deze paragraaf bevat daarmee het beeldkwaliteitsplan voor het project.

Streefbeeld/beeldkwaliteit algemeen

Het bestaande beeld van de Cadzandseweg wordt grotendeels bepaald door bebouwing met een heldere vorm en eerlijk materiaalgebruik. Ook de kleinschaligheid is kenmerkend.

De nieuwe ontwikkeling beoogt het doorzetten van de organische groei van het lint. Gestreefd wordt naar een afwisselende invulling van de strook, die aansluit op de karakteristiek van het bestaande bebouwingslint en het aangrenzende landschap.

De woningen zullen verspreid over een aantal jaren worden gebouwd. Uitgegaan wordt van individueel/particulier opdrachtgeverschap. Met het particulier opdrachtgeverschap en de hierna aangegeven richtlijnen wordt een gevarieerde ontwikkeling bereikt. Uitgangspunt is dat iedere woning anders is dan die van de buurman, maar dat deze toch tot dezelfde familie behoren. Dus geen variatie om de variatie maar onderscheidend op details. Niet alle bestaande kenmerken worden daarbij overgenomen. Sommige aspecten zijn voor verbetering vatbaar.

Voor de woningbouw gelden de volgende specifieke richtlijnen streefbeeld/beeldkwaliteit.

Woningtype

  • Vrijstaande of halfvrijstaande woningen

Vrijstaande en halfvrijstaande woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon van de Cadzandseweg. Hierop wordt voortgebouwd. Rijenwoningen worden uitgesloten. Het achterliggende gebied moet beleefbaar blijven. Daarnaast maakt het individuele opdrachtgeverschap rijenbouw niet realistisch.

  • Maximaal twee aaneen geschakeld

Geschakelde woningen alleen als verbijzondering van het lint van hoofdzakelijk vrijstaande woningen. Geen twee blokken van twee aaneen geschakelde woningen naast elkaar, maar minimaal geflankeerd door een vrijstaande woning aan weerszijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0006.jpg"

Kavelbreedte

  • Minimaal 15 m

In deze maatvoering is een vrijstaande woning met garage in de perceelsgrens realiseerbaar. Bij twee aaneen geschakelde woningen blijft voldoende maat voor een zijtuin gewaarborgd zodat het lint niet zal dichtslibben.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0007.png"

Doorzicht naar agrarisch gebied

  • Minimaal 5 m zijdelingse tuinstrook aanhouden

Om goede doorkijkmogelijkheden naar het achterliggend open agrarisch gebied te waarborgen wordt een zijtuin van minimaal 5 m breed aangehouden. Het is de bedoeling dat deze strook vrij blijft van bebouwing. Aan de andere zijde van de woning kan in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd (garage, bijgebouw). In de praktijk blijkt dat aan- en bijgebouwen veelal aan één zijde van de woning te worden gesitueerd in verband met toetreding van zonlicht en beperking van schaduwhinder op het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0008.jpg"

Situering garages en bijgebouwen

  • Aan één zijde van de woning, vrijstaand dan wel aangebouwd

Door de aan- en bijgebouwen aan een zijde van de woning te concentreren wordt de openheid aan de andere zijde versterkt.

  • Koppeling garage en bijgebouw

Door berging en andere functies te bundelen wordt de ruimte effectief benut en de openheid van de resterende ruimte geoptimaliseerd.

  • Garage of bijgebouw minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de woning

Hoofd- en bijgebouw worden hiermee onderscheiden hetgeen de kleinschaligheid bevordert. Ook wordt zo de opstelruimte voor een auto gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0009.jpg"

Rooilijn woning

  • Minimaal 2 m en maximaal 6 m uit de voorste perceelscheiding

Deze marge biedt voldoende ruimte voor een gevarieerde straatwand. De maten zijn begrensd door de te verwachten (relatief) beperkte kaveldiepte en het bestaande straatbeeld waarin voorgevels soms dicht aan de straat staan. Het verschil van 4 meter waarborgt de continuïteit van het straatbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0010.jpg"

Dakvorm

  • Schuine kap verplicht

Een kap is kenmerkend voor deze omgeving. Bestaande woningen hebben allemaal een zadeldak. Samengestelde daken of afwijkende dakvormen zijn zeldzaam. Samenhang met de bestaande bebouwing is in deze lintstructuur belangrijk. Een tweedeling moet worden voorkomen.

  • Voorkeur voor zadeldak

Deze duidelijke dakvorm moet uitgangspunt zijn. Afwijkende vormen zijn niet bij voorbaat uitgesloten, maar kunnen hooguit als een incident worden toegestaan.

  • Garages en bijgebouwen vrij

De woning is als hoofdgebouw bepalend voor het beeld. Aan- en bijgebouwen mogen ook met een plat dak worden afgedekt. De lintbebouwing wordt hierdoor kleinschaliger.

  • Dakhelling minimaal 35º en maximaal 50º

Binnen deze bandbreedte is een duidelijk herkenbare dakvorm mogelijk.

  • Nokrichting vrij

Langskappen hebben de voorkeur. Dit patroon ligt ook het meest voor de hand vanwege de ondiepe kavels. Gestreefd wordt naar een variatie van kaprichtingen. Voorkomen moet worden dat alleen langskappen of dwarskappen ontstaan. Derhalve een aanvullende eis.

  • Maximaal 4 identieke nokrichtingen naast elkaar

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0011.jpg"

Hoogte

  • Goothoogte maximaal 4 m

Uitgangspunt vormt de bestaande bebouwing. Deze is laag. Incidenteel is een hogere maat mogelijk mits deze uitzondering blijft. Ook de positie is van belang. Dichter bij de kern is een grotere hoogte beter in het beeld op te nemen dan aan het eind van de straat, waar het landschap dominanter wordt.

  • Goothoogte van 5 m incidenteel mogelijk

Door niet de volle 6 m toe te staan wordt een appel op architectonische oplossingen gedaan zoals een doorgetrokken kap of een onderbroken gootlijn door dakkapellen. Het contrast tussen een en twee lagen wordt verzacht.

  • Nokhoogte maximaal 5 m boven de goothoogten

Uitgaande van 10 m diepe bebouwing en een 45º dak is dit een redelijke maat. Dit leidt tot duidelijke hoofdvormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0012.jpg"

Materiaalgebruik

  • Streekeigen materialen toepassen

Vooral de rode dakpannen zijn kenmerkend. Incidenteel komen ook zwarte of antracietkleurige pannen voor. Voor het karakteristieke beeld moeten de rode pannen bepalend blijven.

Bakstenen gevels komen naast gepleisterde of wit geschilderde gevels voor. De witte kleur is belangrijk door de associatie die deze oproept met de kust. Andere materialen of kleuren blijven mogelijk mits deze harmoniëren met het gangbare beeld.

Buitenruimte

  • Erfafscheidingen naar de straat of het open land in de vorm van hagen of transparant hekwerk

In het dorpse beeld passen geen muren of schuttingen. Een groene haag is naar het aangrenzende open land aan de achterzijde vereist. Aan de straatzijde is een groen beeld wenselijk. Een verstening moet worden voorkomen. Hekwerken zijn mogelijk als afscheiding van de voortuin.

  • Opstelruimte voor minimaal 1 auto op eigen terrein

Aangezien geen rijenwoningen zijn voorzien kan bij elke woning een parkeerplek worden gemaakt. Bij voorkeur ruimte voor 2 auto's. Dit houdt de parkeerdruk op de straat beperkt. Verharding van de hele voortuin voor parkeren is ongewenst. De straat zou daardoor teveel verstenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0013.jpg"

Straatprofiel

Aan de zijde van de nieuwe woningen wordt momenteel geparkeerd. Door zoveel mogelijk op eigen terrein te parkeren kan een goede parkeerbalans worden bereikt. Parkeren aan één zijde blijft uitgangspunt. De stoep aan de kant van de bestaande bebouwing wordt gehandhaafd evenals de rijweg van 5 m breedte. Een breedte van 5 m is toereikend voor het inparkeren, ook van smalle parkeervakken. Dit wijst de algemeen gangbare breedte van 5 m op parkeerterreinen uit.

Aan de zijde van de nieuwe woningen wordt eveneens een trottoir aangelegd. De bestaande parkeerstrook aan de zijde van de nieuwe woningen wordt heringericht waarbij in de nieuwe situatie tussen de bomen zal worden geparkeerd. Door het inpassen van bomen in de parkeerstrook ontstaat een vriendelijk straatbeeld.

Gronduitgifte

  • Kaveltoedeling afstemmen op bruikbaarheid restgebied

Een vrije keuze ofwel toedeling van een kavel en een variërende kavelbreedte zullen resulteren in een gevarieerd beeld. Daarbij is het van belang dat de resterende nog uit te geven delen een bruikbare maat houden voor efficiënte verkavelingsmogelijkheden. Een veelvoud van 20 m met een marge van 5 m (15 of 25 m) lijkt een bruikbaar uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0014.jpg"