Plan: | Sluis: Nummer Een Zuid-Oost |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.007bpeen10-0010 |
Normstelling en beleid
Ruimtelijke plannen dienen op basis van het Bevi ten aanzien van externe veiligheid op verschillende aspecten te worden getoetst, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 4. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.
Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht5. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of die anderzijds als risicovol zijn aan te merken.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Over de Westerschelde worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Om de risico's van deze vervoersas inzichtelijk te maken is een risicoanalyse uitgevoerd6. Uit de risicoberekeningen is gebleken dat het plaatsgebonden risico van 10-6 niet tot de oever reikt. Het PR levert daarmee geen belemmering op ten aanzien van ontwikkelingen binnen het plangebied.
Figuur 4.1. Globale ligging invloedsgebied Westerschelde (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)
In 2007 is een analyse uitgevoerd met betrekking tot de het GR als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde7. Het invloedsgebied wordt globaal weergegeven op de bovenstaande figuur. Er geldt een groot invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen (rode lijn) en brandbare stoffen (blauwe lijn). Uit de figuur blijkt dat de kern Nummer Een niet binnen het invloedsgebied is gelegen. Zodoende heeft het plan geen gevolgen voor de hoogte van het GR.
In de omgeving van het plangebied worden verder geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor, het water of door leidingen.
Conclusie
Vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een overschrijding van het PR of een bijdrage aan het GR. Zodoende staat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.