direct naar inhoud van 4.1 Water
Plan: Sluis: Nummer Een Zuid-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.007bpeen10-0130

4.1 Water

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op het duurzame waterbeheer.

In het plangebied wordt het waterbeheer uitgevoerd door het Waterschap Zeeuws Vlaanderen. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Sluis en de provincie Zeeland is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer.

De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische toestand" (GET), en voor sterk veranderde / kunstmatige wateren een "goed ecologisch potentieel" (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Nationaal Beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Provinciaal beleid

Een belangrijk punt in de huidige denkwijze over het waterbeheer is de afstemming met de ruimtelijke ordening. In het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is het provinciale beleid voor Ruimte, Milieu en Water opgenomen. De nadruk ligt op de bestrijding van wateroverlast in het binnendijks systeem, maar het geheel wordt zo integraal mogelijk benaderd. Water van buitenaf, verdroging, verzilting, waterkwaliteit, bodemdaling, watertekort en stedelijk waterbeheer komen ook ruim aan bod.

Verder heeft de provincie haar grondwaterbeleid opgenomen in het grondwaterbeheersplan 2002-2007. Het belangrijkste doel hierin is de zorg voor voldoende grondwater met een kwaliteit die geschikt is voor de (locatiegebonden) functies die ervan afhankelijk zijn. De provincie bewaakt de kwaliteit en de kwantiteit van het grondwater binnen haar provinciegrenzen. Speerpunten daarbij zijn het voorkomen dat wordt ingeteerd op de voorraad zoet grondwater, het voorkomen van verdroging en het tegengaan van verzilting. Het is dus van belang om het gebruik van grondwater, ten behoeve van grondwateronttrekkingen, te reguleren en het grondwater te beschermen.

Deze plannen samen vormen het toetsingskader voor vergunningverlening en andere werkzaamheden in het kader van de Grondwaterwet en de Wet bodembescherming. In 2010 worden deze wetten opgenomen in de nieuwe waterwet.

Beleid waterbeheerder

Het waterschap Zeeuws-Vlaanderen beheert een uitgestrekt gebied dat een landelijk karakter heeft. In het ontwerp waterbeheerplan 2010-2015 staat dat het waterschap primair verantwoordelijk is voor het regionaal watersysteem (kwalitatief en kwantitatief), afvalwaterzuivering, waterkeringen en wegen in het gebied van gemeente Sluis, Terneuzen en Hulst. Het beleid van het waterschap is afgestemd op het Nationaal Bestuursakkoord Water, de Europese Kaderrichtlijn water en de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het beleid sluit ook aan op andere beleidsvelden als RO en milieu.

Gemeentelijk waterbeleid

De gemeente heeft op watergebied twee beleidskaders. Het stedelijk waterplan Sluis uit 2007 en het Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2006-2010. Het stedelijk waterplan gaat globaal in op alle watergerelateerde functies. Hierbij kan gedacht worden aan klimaatverandering, ecologie, milieu, ruimtelijke ordening, grondwater, enz.

In het GRP heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten; stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en afvloeiend grondwater. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de KRW. Binnenkort wordt het VGRP 2009-2013 vastgesteld, dat tevens aansluit op de nieuwe waterwet. In dat kader zullen ook bestuurlijke afspraken worden gemaakt over het inkopen van watercompensatie. De gemeente overweegt in dat kader om in de toekomst inwoners, die geen watercompensatie op eigen terrein kunnen realiseren, de mogelijkheid bieden om deze in te kopen. Deze bergingscompensatie zal dan binnen de gemeentegrens worden opgevangen.

Huidige situatie

Ligging en bestemming

vanuit het oogpunt van de waterhuishouding is de ligging van de woningbouwlocatie langs het kanaal De Slijkplaat van belang. Het plangebied (circa 0,4 ha) is nu bestemd als landbouwgrond en bestaat uit onverhard grasland.

Bodem en grondwater

Conform de bodemkaart van Nederland bestaat de ondergrond (kreekrug) uit zavel met een maaiveldhoogte van NAP +1,3m en is er sprake van een grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) van nature tussen 0,40 m en 0,80 m beneden het maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) lager dan 1,2 m beneden het maaiveld is gelegen.

Waterbeheersgebied

Het gebied ligt in een peilgebied met een zomerpeil van NAP -0,50m en winterpeil van NAP -0,90m. Binnen de plangrens bevindt zich geen open water en ook geen waterkering. Het gemaal Nummer Een maalt circa 500m noordelijk van het plangebied op de Westerschelde.

Riolering

Het plangebied is in de huidige situatie niet gerioleerd. In aangrenzende straten is wel riolering.

Toekomstige situatie

Veiligheid (waterkering)

In en / of aangrenzend aan het perceel bevinden zich geen primaire- of regionale waterkeringen.

Wateroverlast en watervoorziening

Binnen het plangebied worden 3 kavels voor vrij staande woningen uitgegeven. Vergeleken met de huidige situatie, komt dit neer op een toename van circa 600 m² dakverharding en circa 150 m² terreinverharding. Om het stedelijk gebied te beschermen tegen een theoretische hoeveelheid neerslag die eens per 100 jaar optreedt, is ruim 56 m³ (750 m² x 75 mm) waterberging noodzakelijk.

Deze capaciteit zal worden opgevangen door het aanleggen van een retentievoorziening, zoals bijvoorbeeld een vijver. Het hemelwater wordt dan in eerste instantie op eigen terrein opgevangen, waarna uiteindelijk via de aansluiting op het gemeentelijk hemelwaterriool maximaal 10 mm per dag op het naastliggende afwateringskanaal kan worden geloosd.

Riolering

De gemeente legt een nieuw hemelwaterrioolstelsel aan om aan de wettelijke basisinspanning1 te gaan voldoen. De retentievoorziening kan daarop worden aangesloten. Het vuilwater kan aangesloten worden op bestaande gemeentelijk vuilwaterriool.

Bodemhoogte

Het maaiveld van het plangebied is zodanig hoog, dat er wordt voldaan aan de voorwaarde van 0,70 m drooglegging. Bodemdaling zal niet optreden en er vindt geen aanpassing van polderpeilen plaats.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Bij alle bouwplannen geldt dat duurzame niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast moeten worden (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

Onderhoud waterlopen en natte natuur

In het plangebied bevinden zich geen open waterlopen en het perceel grenst niet aan een nat natuurgebied. Het hydrologisch ecosysteem zal niet nadelig worden aangetast of beïnvloed.

Verder geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het waterschap een vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten ten behoeve van hemelwater op het oppervlaktewater, graaf- en bouwwerk in de beschermingszone van watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het uitvoeren van werkzaamheden binnen de keurzone van de waterkering.

Tevens omvat de "Keur" bepalingen omtrent het beheer en onderhoud van watergangen. In de "Keur" is opgenomen dat binnen een onderhoudsstrook van 7 meter vanaf de insteek van de watergang een onderhoudsstrook geldt, waarbinnen opgaande (hout)beplanting en bebouwing niet is toegestaan. Voor afwijkingen hiervan kan een watervergunning worden aangevraagd.

Verdroging en volksgezondheid

Deze bestemmingswijziging leidt niet tot verdroging van het plangebied en / of de aangrenzende percelen en zal de volksgezondheid in de omgeving niet aantasten.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De waterhuishoudkundig relevante ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.