Plan: | Camping International |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.008bpint10-VG03 |
De exploitant / eigenaar van Camping International wil een aantal kwaliteitsverbeteringen op het kampeerterrein doorvoeren. Deze passen in de gewenste kwaliteitsslag voor dergelijke bedrijven zoals in het gebiedsplan West Zeeuwsch-Vlaanderen aangegeven. De verbeteringsplannen hebben onder andere betrekking op het bewerkstelligen van een sterker accent op de toeristische markt, het vergroten van de standplaatsen en een verbetering van het voorzieningenniveau. Bij de herinrichting van het terrein zijn de aangrenzende boomgaard en het voormalige recreatieterrein Pierewiet (minicamping en dagrecreatieve voorzieningen) betrokken.
De gemeente Sluis staat positief tegenover deze plannen en wil met dit bestemmingsplan hieraan meewerken. Het plangebied omvat de gronden van de toekomstige camping (huidig terrein, boomgaard en Pierewiet). Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een regeling, afgestemd op de genoemde kwaliteitsverbeteringen en op actuele wet en regelgeving. Dit bestemmingsplan vervangt de voor het plangebied geldende en voor de beoogde ontwikkeling niet toereikende bestemmingsregeling, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied uit 1978 en het bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002.
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt.
De overwegingen bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn aan de relevante onderdelen van de toelichting opgenomen. Diverse bijlagen zijn aan de toelichting toegevoegd. Daarnaast is de aanpassing van de bestemmingsregeling verwerkt. De nota zienswijzen is als bijlage 8 opgenomen.
Tegen het bestemmingsplan is door drie omwonenden beroep bij de Raad van State ingesteld. Het beroep richt zich tegen de uitbreiding van de camping. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 3 februari 2016 houdt in dat enkele onderdelen van het bestemmingsplan moeten worden gewijzigd. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de beroepen tegen de uitbreiding grotendeels ongegrond verklaard. De hiervoor gestelde termijn van 26 weken is overschreden. Als gevolg daarvan heeft de Afdeling bestuursrechtspraak op 7 september 2016 uitspraak gedaan. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is vernietigd. De gemeenteraad is opgedragen binnen 16 weken na verzending van de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijke voorgeschreven wijze bekend te maken. De gemeenteraad stelt dan ook het bestemmingsplan Camping International opnieuw vast. In het nieuw vastgestelde bestemmingsplan zijn de aanpassingen verwerkt die voortvloeien uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak. De aangepaste onderdelen zijn geel gemarkeerd.
Het bestemmingsplan dat op 29 september 2016 is vastgesteld, is onderwerp van een beroepsprocedure geweest. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in de uitspraak van 21 maart 2018 (201608879/1/R2) opdracht gegeven inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn voor het woonklimaat in de omgeving van het plangebied, waarbij wordt uitgegaan van juiste aannames voor de toetspunten aan de perceelgrenzen, zo nodig nader akoestisch onderzoek te verrichten en het plan aan de hand van de uitkomsten van dat nader onderzoek zonodig aan te passen. In het voorliggende bestemmingsplan is hierin voorzien. In paragraaf 4.12 wordt hier nader op ingegaan. De relevante passages zijn blauw gemarkeerd.
Ruimtelijk-functionele kenschets
Het plangebied grenst aan de noordelijke rand van Nieuwvliet en ligt in een geulpolder tussen de Mettenijedijk en de St. Bavodijk.
Aan de noordzijde begrenst de Molenweg het plangebied. Aan deze zijde bevindt zich op het perceel Molenweg 5 een in 1850 gebouwde ronde stenen grondmolen op een bijna 2 meter hoge berg. Het betreft een korenmolen, die sinds 1954 niet meer bedrijfsmatig in gebruik is. In 1958 is de molen leeg gehaald op de bovenas, het bovenwiel, de koningsspil en het spoorwiel na. In 1980 is de molen maalvaardig gerestaureerd.
De camping is rondom voorzien van een afschermende groenvoorziening. De beide aangrenzende dijken en de Molenweg behouden daarmee hun karakteristieke beeld. Tussen de zuidzijde van de camping en het dorp Nieuwvliet zijn een (peren)boomgaard en een door afschermende groenvoorzieningen omzoomd voetbalveld aanwezig. De boomgaard is niet meer als zodanig in gebruik. Het plangebied heeft een omvang van ruim 7 hectare. De ligging van het plangebied is globaal in figuur 2.1 weergegeven.
Figuur 2.1. Plangebied en omgeving
De hoofdingang van de camping ligt aan de St. Bavodijk, van de dagrecreatieve voorzieningen aan de Mettenijedijk. Aan de Molenweg bevindt zich een achteringang (met name een functie voor langzaam verkeer en noodontsluiting). Geparkeerd wordt op het terrein alsook op de groenstrook langs de Molenweg (aan weerszijden van de achteringang).
De camping beschikt momenteel over 140 vaste jaarplaatsen, 27 seizoensplaatsen, 80 toeristische plaatsen (inclusief camperplaatsen). Daarnaast zijn er 4 plaatsen voor recreatiewoningen (kampeerbungalows) aanwezig. Recent zijn er 2 van deze 4 recreatiewoningen verwijderd: deze worden nog vervangen in het kader van de beoogde kwaliteitsslag. De standplaatsen en de voorzieningen zijn grotendeels omzoomd door hagen.
Op de camping is een aantal voorzieningen aanwezig, waaronder horecavoorzieningen (bar, eetcafé en frituur), een recreatieruimte, diverse speeltuintjes en sportvelden, een wasserette en een sanitairgebouw.
In 2008 is het recreatieterrein Pierewiet (met een speeltuin, een kinderboerderij en een minicamping en lichte horeca) toegevoegd aan Camping International. Op dit terreindeel worden de sport- en spelvoorzieningen van de camping gebundeld, waardoor ruimte ontstaat voor kwaliteitsverbetering op en rond de standplaatsen. De voormalige boomgaard maakt sinds augustus 2008 uit van het terrein. Bij Pierewiet zijn 15 standplaatsen in de vorm van een minicamping toegestaan.
De huidige maximum capaciteit op het gehele terrein bedraagt 267 verblijfsrecreatieve eenheden (kampeermiddelen, stacaravans en recreatiewoningen) op 6 hectare. In de toekomst behoudt Camping International maximaal 267 standplaatsen op 7,6 hectare, inclusief recreatie- en bedrijfswoningen.
Geldende bestemmingsregeling
Voor het plangebied geldt het in 1978 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied (van de voormalige gemeente Oostburg) en het bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002. Op grond van het bestemmingsplan Buitengebied gelden voor de bestaande camping een recreatiebestemming met een subbestemming kampeerterrein en een agrarische bestemming.
De boomgaard en minicamping die bij de camping worden betrokken zijn in bestemmingsplan Kom Nieuwvliet uit 2002 bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven waarbij rekening moet worden gehouden met het karakter van het gebied als agrarische randzone. Het terrein Pierewiet heeft daarin een dagrecreatieve bestemming met een nadere aanwijzing kinderboerderij.
Gestreefd wordt naar kwaliteitsverbetering van het recreatieve product Camping International. Mede in dit perspectief zijn de aangrenzende dagrecreatieve voorziening Pierewiet en boomgaard aangekocht en aan het terrein toegevoegd. De beoogde kwaliteitsverbetering is gericht op de volgende onderdelen.
Vergroten standplaatsen
Op dit moment heeft een aantal jaarplaatsen een oppervlakte van circa 120 m², hetgeen gelet op de huidige marktbehoefte te klein is. Camping International wil inspelen op de vraag naar grotere en luxere standplaatsen en gaat dan ook de standplaatsen vergroten.
Sterker accent op toeristische markt
Camping International wil een sterker accent leggen op de toeristische markt door het vergroten van het aandeel toeristische plaatsen en verhuurcaravans. Het bestaande kampeerterrein en het daaraan grenzende noordwestelijk deel van de voormalige boomgaard worden hiervoor gebruikt. Ook is de camping begonnen met het vergroten van de toeristische plaatsen, van 80 m² naar 120 m².
Verbeteren voorzieningenniveau
Gestreefd wordt naar differentiatie en verbetering van het voorzieningenniveau om aan de hedendaagse wensen van kampeerders te kunnen voldoen. Met onder andere de aankoop van de Pierewiet wordt hieraan bijgedragen. Aansluitend op de bestaande speeltuin van Pierewiet wordt de voormalige boomgaard ingericht voor sport en spel. Ook wordt verplaatsing van de kinderboerderij naar deze plek voorgestaan. De aanwezige horeca wordt verbeterd en krijgt een centrale plaats op de camping. De campinggasten en de bezoekers van Pierewiet maken gebruik van deze centrale voorziening.
Productdifferentiatie verblijfsvormen
Het streven is om naast de bestaande kampeermogelijkheden ook te voorzien in meer luxe verblijfsaccommodaties, in de vorm van recreatiewoningen. In de nabije toekomst wil Camping International deze volgende stap van de beoogde kwaliteitsverbetering concretiseren, door stacaravans om te zetten in recreatiewoningen. Het doel van het omzetten van stacaravans in recreatiewoningen is het realiseren van een kwaliteitsverbetering van de recreatieve verblijfsmogelijkheden van het bedrijf. Het omzetten van stacaravans in recreatiewoningen zal plaatsvinden overeenkomstig de daaraan door gemeente en provincie verbonden voorwaarden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in het Gebiedsplan West Zeeuws-Vlaanderen (zie ook paragraaf 3.3 en paragraaf 5.3)
Waarborgen adequate ruimtelijke inpassing
Ingezet wordt op waarborging en versterking van de bestaande afschermende groenvoorzieningen rondom het terrein. De bestaande groenstroken aan de zijden van de St. Bavodijk (3 meter breed), de Molenweg (5 tot 8 meter breed) en de Mettenijedijk (8 tot 15 meter breed) blijven gehandhaafd. Aan de zuidwestzijde, tussen de voormalige boomgaard en de woningen aan de St. Bavodijk, komt een groenstrook van 5 tot 10 meter.
De woningen aan de Prinses Wilhelminastraat worden aan de achterzijde van het terreindeel met dagrecreatie afgeschermd door een groenstrook van 10 meter breed. Deze loopt over in de bestaande bosschages langs het voetbalveld.
Bedrijfsmatige exploitatie
Het gehele terrein, inclusief alle standplaatsen, recreatiewoningen en voorzieningen worden bedrijfsmatig geëxploiteerd. Het verblijfsrecreatief gebruik is daarmee gewaarborgd.
Ten aanzien van de omvang en uitbreiding van Camping International is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
De ontwikkeling van Camping International is getoetst aan het geldende beleid van rijk, provincie en gemeente. Uit de toetsing blijkt dat de ontwikkeling van camping International past in het geldende beleid. In deze paragraaf is de toetsing aan het beleid beschreven. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zijn van zeer beperkte betekenis. Ten aanzien van het provinciaal beleid dient rekening te worden gehouden met het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 en de Provinciale ruimtelijke verordening Zeeland. Voor het regionaal en gemeentelijk beleid is het Gebiedsplan West Zeeuwsch-Vlaanderen "Natuurlijk Vitaal" van belang.
Structuurvisie Infrastructuur & ruimte (SVIR)
Algemeen
De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijk beleid van het rijk als opvolger van de Nota Ruimte (2004). De SVIR is in maart 2012 in werking getreden.
Nationaal Landschap
In de SVIR zijn gebieden aangewezen die internationaal zeldzaam/uniek zijn, of die kenmerkend zijn voor Nederland.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Algemeen
Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.
Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Het Kustfundament
Voor de gemeente Sluis is het kustfundament van belang. Titel 2.3 van het Barro bevat algemene regels aangaande bestemmingsplannen die betrekking hebben op het kustfundament. Het plangebied maakt geen deel uit van het kustfundament, zie figuur 3.1. In dit bestemmingsplan hoeft hiermee dan ook geen rekening te worden.
Figuur 3.1. Het Kustfundament in de gemeente Sluis
Permanente bewoning van recreatiewoningen
Het rijksbeleid geeft gemeenten enige ruimte om zelf beleid te voeren ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en Verordening Ruimte (2012)
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:
Per deelgebied zijn uitwerkingen gemaakt met daarbij de kansen voor de toekomst.
Sluis maakt deel uit van het deelgebied 'Beleven van Land en Zee'. In figuur 3.2. is de visiekaart van Land in Zee opgenomen.
Figuur 3.2. Visiekaart Land in Zee
Voor voorliggend plan zijn de volgende beleidsaspecten van belang.
Verblijfsrecreatie
De provincie maakt toekomstgerichte verblijfsrecreatieve ontwikkelingen mogelijk op locaties die economisch en landschappelijk wenselijk en goed bereikbaar zijn. Ook streeft de provincie naar kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatieve product. De provincie wil de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland optimaal benutten en biedt daarbij mogelijkheden voor maatwerk.
Recreatiekansenkaart: kustzone
De recreatiekansenkaart (zie kaart 3) vormt de onderlegger voor het recreatiebeleid. Voor de geboden verblijfsrecreatieve ontwikkelingsmogelijkheden wordt onderscheid gemaakt in hotspots, kustzone, regionale ontwikkelingslocaties en overig Zeeland.
Kamperen
Inzet van het provinciaal beleid is dat het aanbod aan kampeerplaatsen in Zeeland niet verder toeneemt, om minimaal het huidige kwaliteitsniveau te kunnen blijven bieden tegen de hiervoor noodzakelijke tarieven. Kampeerplaatsen die bij kwaliteitsverbetering en revitalisering vrijkomen, kunnen opnieuw in de markt worden gezet. De provincie verwacht van gemeenten dat zij dit in hun beleid uitwerken, zodat het aantal kampeerplaatsen per saldo ongeveer gelijk blijft.
Recreatiewoningen
Bedrijfsmatige exploitatie
Aan de realisatie van nieuwe recreatiewoningen met een verblijfsrecreatieve bestemming zijn specifieke voorwaarden gekoppeld, waaronder de volgende.
Op deze manier wordt het beschikbare recreatieve verhuuraanbod ook daadwerkelijk in de markt gezet, blijft de verhuur gebundeld bij één aanbieder en kan een kwalitatief beter verhuurproduct worden gewaarborgd. Het is niet verplicht de recreatiewoningen ook daadwerkelijk jaarrond voor verhuur aan te bieden.
Voorkomen van permanente bewoning
Het provinciale beleid is gericht op het voorkomen van permanente bewoning van tot verblijfsrecreatie bestemde complexen. In artikel 2.5 van de PRV wordt de regeling voor permanente bewoning van recreatiewoningen van toepassing verklaard op nieuwe recreatieterreinen.
Landschap en erfgoed
Landschappelijke kwaliteiten
De provincie beoogt de identiteit, diversiteit en belevingswaarde van het Zeeuwse landschap en de aanwezige cultuurhistorische waarden te behouden en te versterken. Herkenbaarheid, identiteit en regionale diversiteit zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. De provincie zet daarom in op behoud, versterken en benutten van de meest kenmerkende kwaliteiten en waarden in Zeeland.
Molenbiotoop
In de toelichting bij het bestemmingsplan moet aannemelijk worden gemaakt dat geen nadelige effecten optreden voor de windvang en de cultuurhistorische waarde van de noordelijk gelegen molen.
In de provinciale verordening is opgenomen dat tot 400 meter vanuit het middelpunt van de molen regels kunnen worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 meter van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken. Belangrijk is echter dat deze regeling van toepassing is op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties. Onder bestaande situaties wordt verstaan: de daadwerkelijk aanwezige situatie en de situatie die is toegestaan volgens een bestemmingsplan of een artikel 19 WRO-vrijstelling.
Gebiedsontwikkeling: "Natuurlijk Vitaal"
Het Gebiedsplan West Zeeuws Vlaanderen "Natuurlijk Vitaal" is een van de gebiedsontwikkelingsplannen die beleidsmatig in het omgevingsplan zijn verankerd (zie verder hiervoor paragraaf 3.3.1).
Ruimte voor maatwerk
Het Omgevingsplan biedt ruimte voor lokale afweging en daarmee voor maatwerk bij concrete initiatieven. Dit krijgt onder meer vorm binnen het vereveningsbeleid en het beleid ontwikkelen met deskundig advies.
Verevening
Met het principe van verevening heeft de provincie een regeling waarin (extra) ontwikkelingsruimte wordt geboden en tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in het versterken van de kwaliteit van de omgeving. De uitgangspunten voor deze regeling zijn vastgelegd in een provinciale handreiking en het convenant met alle Zeeuwse gemeenten. Bij toepassing van het vereveningsprincipe altijd sprake moet zijn van een duidelijke relatie tussen het initiatief en de te leveren investering in de omgevingskwaliteit. Dit moet in principe rechtstreeks worden vormgegeven in het project of in de directe nabijheid. Als uitzondering kan een gemeente ook kiezen voor het instellen van een kwaliteitsfonds. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat vooraf in het gemeentelijk beleid een relatie wordt gelegd tussen de geboden ontwikkelruimte en de kwaliteitsmaatregelen waar het fonds voor zal worden ingezet.
In het gebiedsplan West Zeeuwsch-Vlaanderen zijn de criteria voor verevening geconcretiseerd.
Ontwikkelen met deskundig advies
In het landelijk gebied ziet de Provincie nadrukkelijk een rol voor zichzelf weggelegd als het gaat om het bevorderen van de economische vitaliteit in combinatie met de zorg voor het behoud van een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Hier wordt onder andere invulling aan gegeven door de inzet van deskundigheid op het gebied van economische ontwikkeling en landschap. Op verzoek van een gemeente of initiatiefnemer adviseren deskundigen over concrete initiatieven in het landelijk gebied. Met het advies wordt beoogd de economische, landschappelijke en cultuurhistorische meerwaarde van initiatieven in het landelijk gebied te vergroten, de proceduretijd te verkorten en combinatiemogelijkheden met overige initiatieven in de betreffende regio te bevorderen. Uitgangspunt hierbij is dat maatwerk wordt geleverd en regels voor ontwikkelingen in het landelijk gebied worden beperkt. De inzet van de deskundigen wordt in overleg met de betrokken partners nader ingevuld en kan per regio verschillen.
In regionaal verband is het beleid relevant zoals vastgelegd in het Gebiedsplan West Zeeuws Vlaanderen "Natuurlijk Vitaal". In september 2010 is de Bijstellingsnota Natuurlijk Vitaal vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Deze midtermreview heeft geleid tot het opnieuw onderschrijven van het beleid in het Gebiedsplan Natuurlijk Vitaal. Het gebiedsplan is tevens verankerd in het omgevingsplan (zie paragraaf 3.2).
Het gebiedsplan geeft aan welke veranderingen kunnen bijdragen aan een economisch gezond, mooi en leefbaar West Zeeuwsch-Vlaanderen. Het gebiedsplan heeft tot doelstelling om te komen tot een algehele kwaliteitsimpuls voor de regio.
Voor het recreatieve-toeristische product wordt de impuls gezocht in het maken van een kwaliteitsslag van het bestaande aanbod. Daarnaast wordt ingezet op het uitbreiden van het huidige aanbod van zee, natuur, rust en cultuur met actieve en extensieve vormen van vrijetijdsbesteding.
Verblijfsrecreatie
De markt ontwikkelt zich in de richting van kwalitatief hoogwaardige recreatiebedrijven met veel ruimte en goede voorzieningen. Het aanbod van kwalitatief hoogstaande recreatiebedrijven in West Zeeuwsch-Vlaanderen is echter onvoldoende en de inrichting van veel recreatiebedrijven is toe aan verbetering op het gebied van landschappelijke inpassing en groenoppervlak. In verband met concurrentie van andere gebieden is een kwaliteitsslag nodig om mensen naar West Zeeuwsch-Vlaanderen te blijven trekken.
De kwaliteit wordt verbeterd door de bedrijven landschappelijk beter in te passen, door meer groen rondom de bedrijven aan te brengen, door grotere standplaatsen, door moderne centrale basisvoorzieningen aan te leggen en / of door slecht gelegen bedrijven te verplaatsen. Om de kwaliteitsverbetering financieel ook aantrekkelijk te maken voor het recreatiebedrijf wordt planologisch ruimte geboden voor de vergroting en uitbreiding van het aantal standplaatsen. Recreatiebedrijven mogen niet enkel uitbreiden, dit moet gepaard gaan met een kwaliteitsslag waaronder het vergroten van de standplaatsen. Plannen tot kwaliteitsverbetering van recreatiebedrijven worden door een Toetsingscommissie op deugdelijkheid beoordeeld. Het omzetten van stacaravans in recreatiewoningen kan vanwege de daaraan verbonden planologische consequenties alleen in bijzondere gevallen en onder specifieke criteria en randvoorwaarden worden toegestaan. Het doel van het omzetten van stacaravans in recreatiewoningen is het realiseren van een kwaliteitsverbetering van de recreatieve verblijfsmogelijkheden van het desbetreffende bedrijf. Aan omzetten van stacaravans in recreatiewoningen worden de volgende specifieke criteria verbonden.
Verevening: rood voor groen
Voor recreatieondernemers is de richtlijn specifiek gedefinieerd. Per bruto hectare nieuw ruimtebeslag voor verblijfsrecreatie wordt een bedrag van € 34.000,- door de recreatieondernemer bijgedragen in de kosten van inrichting van de openbaar toegankelijke recreatienatuur of duinstruweel. De recreatieondernemer kan op eigen terrein openbaar toegankelijke recreatienatuur of duinstruweel aan te leggen. Planologische medewerking kan enkel worden gegeven na overeenstemming over de bijdrage rood voor groen door middel van een contract. Het hiervoor genoemde bedrag ligt gedurende vijf jaar vast, daarna wordt jaarlijks indexering toegepast. De gemeenteraad dient een bestemmingsreserve in te stellen waarin de bijdrage van de recreatieondernemers wordt gestort. Deze bijdrage wordt uitsluitend gebruikt voor de aanleg en inrichting van recreatienatuur of duinstruweel, en in aansluiting op de individuele ondernemersplannen van de recreatieondernemers.
Toetsingscommissie Recreatieve Ontwikkeling
Er is door de gebiedscommissie een deskundige en onafhankelijke toetsingscommissie ingesteld, die nieuwe projecten en plannen van de gemeente van advies voorziet. Getoetst wordt op kwaliteit, waaronder "meer ruimte, productdifferentiatie en andere vormen van verblijf" worden verstaan. In het verslag van de vergadering op 10 december 2008 heeft de toetsingscommissie ingestemd met het kwaliteitsverbeteringsplan van Camping International. De commissie is zeer positief over de voorgestane ontwikkeling en heeft hiermee dan ook ingestemd. "Er is een koers ingezet naar een versterking van het toeristisch karakter van het bedrijf tot een topcamping in de regio. Men heeft daarbij eigen antwoorden op de teruglopende vraag naar toeristisch kamperen.".
De Structuurvisie Goed Leven is op 27 oktober 2011 vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid op hoofdlijnen voor de gemeente Sluis vastgelegd, waaronder de hoofdlijnen met betrekking tot de gewenste ontwikkelingen binnen de verblijfsrecreatie.
Verblijfsrecreatie
Beleidsmatig wordt ingezet op versterking van het toeristisch-recreatief product, een hoogwaardig toeristisch-recreatief voorzieningenniveau, toename van het aantal overnachtingen, versterking van de toeristische werkgelegenheid en een betere spreiding van de toeristische druk door het jaar. Deze doelstellingen moeten tot stand worden gebracht door de volgende maatregelen en koerswijzigingen.
Gebundelde deconcentratie van verblijfsrecreatie in de kuststrook: afwisselend bebouwde en onbebouwde zones. De omgeving noordelijk van Nieuwvliet is aangewezen als concentratiegebied voor verblijfsrecreatie. Het plangebied maakt hier deel van uit.
In het kustgebied wordt alleen uitbreiding van het aantal verblijfseenheden op bestaande terreinen bij kwaliteitsverbetering toegestaan. Het verplichte aandeel toeristisch kamperen op recreatieterreinen wordt losgelaten en het omzetten naar gebouwde recreatieverblijven wordt toegestaan mits sprake is van kwaliteitsverbetering (voor zover dit niet past binnen de mogelijkheden in het bestemmingsplan).
Ruimtelijk gezien dient gestreefd te worden naar gebundelde deconcentratie van verblijfsrecreatie in de kuststrook: afwisselend bebouwde en onbebouwde zones. Seizoensverlenging kan worden bereikt door meer jaarrondvoorzieningen in de hele gemeente te faciliteren. Het beleid zoals dat is vastgelegd in het Gebiedsplan wordt gecontinueerd.
Fonds Recreatieontwikkeling / verevening
Vereveningsbijdragen worden voortaan ingezet ten behoeve van het toeristische product in de breedste zin van het woord. Daartoe wordt het Fonds Recreatieontwikkeling ingezet dat bestaat uit een „rood voor groen" en een „rood voor rood" component.
De Kadernota Recreatief Verblijf is op 19 april 2012 vastgesteld. De in deze nota geformuleerde beleidsuitgangspunten vormen het toetsingskader voor ontwikkelingen op de bestaande verblijfsrecreatieterreinen.
Productdifferentiatie
Tot op heden wordt in het gemeentelijke beleid onderscheid gemaakt naar soort standplaats. Daarbij is een driedeling vastgesteld tussen toeristische plaatsen, jaarplaatsen en vaste standplaatsen. De verhouding tussen deze drie is 30:30:40 op het grondgebied van de voormalige gemeente Oostburg en 25:75 op het grondgebied van de voormalige gemeente Sluis.
Gezien de trends binnen de recreatiesector is het gewenst om ondernemers flexibiliteit te geven. Deze driedeling wordt dan ook losgelaten. In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om een standplaats te gebruiken voor zowel permanente als niet permanente eenheden.
Omvang recreatiewoningen
Voor de recreatiewoningen wordt op basis van de kadernota eenmalig een uitbreidingsmogelijkheid geboden van maximaal 20% van de omvang toegestane oppervlakte van het bouwperceel.
Landschappelijke inpassing
Voor bestaande terreinen is het vigerende bestemmingsplan bepalend. Indien hierin geen landschappelijke inpassing is geregeld dan geldt een uitgangspunt van 5 meter rondom een recreatieterrein.
Interne groenstructuur
Interne groenstructuur wordt niet langer in het bestemmingsplan vertaald. Het wordt ondernemers overigens wel aangeraden een hoogwaardige groenstructuur aan te leggen.
Centrale voorzieningen
Sanitair
Per recreatieterrein zijn collectieve sanitaire voorzieningen toegestaan. Per standplaats zijn individuele sanitaire voorzieningen toegestaan, die moeten voldoen aan de eisen van bijgebouwen.
Bijgebouwen
Het plaatsen van een bijgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 10 m² is toegestaan.
Ontsluiting
Hoofdontsluitingen en breedtes worden op de verbeelding weergegeven.
Bedrijfswoning
Per recreatieterrein is één bedrijfswoning toegestaan.
Huisvesting personeel
Huisvesting van personeel is toegestaan onder de centrale voorzieningen van een recreatieterrein.
Uitponding/Bedrijfsmatige exploitatie
Voor de verblijfsrecreatieterreinen waar in het voorheen geldende bestemmingsplan bedrijfsmatige exploitatie was vereist, geldt dit ook voor voorliggend bestemmingsplan.
Particuliere recreatiewoningenterreinen
Op particuliere recreatiewoningenterreinen worden de komende jaren geen ontwikkelingen verwacht. Dit komt mede doordat de ruimte van het terrein goed is benut.
De plannen van Camping International passen in het geldende beleid van rijk, provincie en gemeente. Ingezet wordt op de beleidsmatige gewenste kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie en draagt daarmee ook bij aan versterking van het toeristische recreatieve product.
Beleid
Ten aanzien van het beleid is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Rijksbeleid
Het rijksbeleid is van geen betekenis voor de uitbreiding van de camping.
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid biedt ruimte voor uitbreiding van bestaande recreatiebedrijven. In Sluis is een toename van standplaatsen in de vorm van kampeermiddelen toegestaan.
Van strijdigheid met het provinciaal beleid, waarin uitdrukkelijk voor bestaande recreatiebedrijven, uitbreidingsmogelijkheden worden voorzien, is niet gebleken.
Regionaal beleid
Het regionaal beleid bevat voorwaarden voor uitbreiding waaraan wordt voldaan. Aantasting van landschapskenmerken doet zich niet voor gezien de ligging van de locatie.
De uitbreiding van de bestaande camping past in het regionaal beleid. De toetsing aan de voorwaarden alsmede het uitgebrachte advies van de toetsingscommissie vallen positief uit.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van recreatie, zoals vastgelegd in de Structuurvisie Goed Leven is op de eerste plaats gericht op uitbreiding van bestaande recreatiebedrijven.
Het gemeentelijk beleid biedt naast de geciteerde mogelijkheden, ook ontwikkelingsruimte voor bestaande recreatiebedrijven die hiervoor zijn vermeld, ter aanvulling op de passages die in de zienswijze zijn gekozen als weergave van (een gedeelte van) het beleid.
Advisering toetsingscommissie en procedure
Ten aanzien van advisering door de toetsingscommissie en procedure is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Watertoets
Op basis van het Besluit ruimtelijke Ordening (Bro) zijn gemeenten verplicht om bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan (bestemmingsplan) overleg te plegen met de besturen van de betrokken waterschappen (artikel 3.1.6 Bro). In de toelichting bij het ruimtelijk plan dient voorts een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het betreffende ruimtelijke plan voor de waterhuishouding en vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets.
Het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer is in handen van het waterschap Zeeuwse Eilanden. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap heeft in haar brief van 15 november 2010 het wateradvies uitgebracht (in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro, zie ook paragraaf 6.1 van deze plantoelichting): dit wateradvies heeft geen aanleiding gegeven voor aanpassing van de waterparagraaf.
Afstemming ruimtelijke ordening met het waterbeheer
In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening heeft de provincie Zeeland in het Omgevingsplan waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Op deze kaart zijn voor de locatie van camping International de volgende gegevens opgenomen:
Het huidige watersysteem
De bovengrond bestaat in het plangebied overwegend uit zware zavel. Het maaiveld ligt op circa 1,6 m + N.A.P. De locatie ligt in het afvoergebied van het gemaal Cadzand. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen en bermsloten en kavelsloten wordt overtollig water door neerslag afgevoerd richting gemaal en uiteindelijk uitgeslagen op de Noordzee. Het polderpeil is voornamelijk afgestemd op de agrarische belangen. Het waterschap hanteert een zomer- en winterpeil van respectievelijk 0,08 m – NAP en 0,86 m – NAP. Er zijn geen problemen met de afwatering. Op een deel van het perceel is in de huidige situatie reeds bebouwing aanwezig. De huidige (druk)riolering is geregeld via een gemengde verzamelput, die onder vrijverval loost op de gemeentelijke persleiding. Hemelwater is in de huidige situatie afgekoppeld van de riolering. Er zijn geen problemen met het grondwater.
Toekomstig watersysteem
Bij het inrichtingsvoorstel voor de beoogde kwaliteitsverbetering van camping International is rekening gehouden met de relevante waterhuishoudkundige criterium die door de waterbeheerder zijn aangegeven. Onderstaand is per criteria aangegeven op welke wijze daar bij de beoogde ontwikkeling mee wordt omgegaan.
thema | beoogde functiewijziging |
veiligheid (waterkering) | Camping International ligt aan de Sint Bavodijk. Dit is een regionale waterkering met waterstaatkundige functie is. Binnen de invloedssfeer van de dijk worden van overheidswege grenzen gesteld aan de bebouwingsmogelijkheden. De waterkeringstechnische randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Keur waterschap Zeeuws-Vlaanderen 2009. De keur verbindt het zonder vergunning gebruik te maken van een waterkering door in strijd met zijn functie diverse handelingen te verrichten in de diverse zones van de waterkering. De aanduiding in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone, zoals deze tot en met 2009 gold, is in de Waterwet losgelaten en vervangen door waterstaatswerk en beschermingszone. Het begrip buitenbeschermingszone wordt niet meer gebruikt, maar is opgenomen in het begrip beschermingszone. In dat deel is echter wel een minder streng beleid mogelijk. In de keur zijn daarom voor een deel van de beschermingszone bepaald dat een aantal verboden in dat deel niet van toepassing zijn. Aan beide kanten van de Sint Bavodijk bevindt een beschermingszone. Deze strekt zich circa 50 meter uit over het plangebied. Wanneer in deze zone activiteiten zullen plaatsvinden ten behoeve van de ontwikkeling, zal dit in overleg met het waterschap gebeuren. |
wateroverlast | Om de waterafvoer bij extreme neerslagsituaties te kunnen reguleren is de trits "eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren" richtinggevend voor het waterbeheer bij nieuwe ontwikkelingen. Overeenkomstig afspraken met de gemeente en het Waterschap zal nieuwe bebouwing in het plangebied volledig worden afgekoppeld (alle dakoppervlakken). Het regenwater afkomstig van het dakoppervlak is schoon en wordt rechtstreeks naar het oppervlaktewater afgevoerd. Na de beoogde herstructurering van de camping zal het totaal aan verhard oppervlak vergelijkbaar zijn met de bestaande situatie. Derhalve is geen extra waterberging noodzakelijk. |
grondwateroverlast | Op grond van de Verordening waterhuishouding Zeeland bedraagt de gewenste ontwatering 70 cm onder maaiveld voor met name woongebieden. Bij de ontwikkeling van de camping is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor voldoende drooglegging. |
riolering | De huidige rioleringssituatie zal niet veranderen. |
watervoorziening | De watervoorziening is niet in het geding. Het waterschap vraagt echter nadrukkelijk aandacht voor hergebruik van water in het ontwerp. Neerslagwater is van goede kwaliteit. Door het gebruik van regenwater kan op het drinkwatergebruik worden bespaard. Regenwater kan nuttig gebruikt worden, bijvoorbeeld voor het doorspoelen van het toilet. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal de initiatiefnemer hergebruik van water in overweging nemen en bezien of een dergelijke maatregel exploitabel technisch verantwoord is. |
volksgezondheid | Niet van toepassing |
bodemdaling | Bodemdaling zal niet optreden. Er vindt geen aanpassing van polderpeilen plaats. |
oppervlaktewater- kwaliteit |
Er zijn geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit. Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt dient het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood te worden voorkomen en dient het gebruik van duurzame bouwmaterialen te worden bevorderd. |
verdroging | Is niet aan de orde. |
natte natuur | Het plangebied grenst niet aan nat natuurgebied. Maatregelen zijn niet nodig. |
onderhoud waterlopen | De functiewijziging leidt niet tot verandering in de waterlopen. |
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van water is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
In deze paragraaf wordt de ontwikkeling – wat ecologie betreft –getoetst aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Regelgeving
Flora- en faunawet (soortbescherming)
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de mogelijke ontwikkelingen niet in de weg staat. Dit is het geval als ingrepen nodig zijn waarvoor ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar.
Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming)
Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van gedeputeerde staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan.
Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet zal kunnen worden verkregen.
Ecologische waarden
Huidige ecologische waarden soortbescherming
Op grond van een veldbezoek op 31 januari 2009 worden de volgende conclusies getrokken over de aanwezige beschermde natuurwaarden in het plangebied.
Het plangebied bestaat uit een voormalige laagstamboomgaard die reeds in gebruik is ten behoeve van dagrecreatie. Gezien het huidige intensieve gebruik zijn er geen broedvogels te verwachten die zijn gekoppeld aan agrarische percelen. Mogelijk dat er in de aangrenzende beplanting wel enige broedvogels aanwezig zijn. In het plangebied zijn kleine zoogdieren aanwezig. Het betreft hier dan algemene soorten muizen, egel en mol. Overige beschermde natuurwaarden zijn niet te verwachten.
Huidige waarden Gebiedsbescherming
De locatie vormt geen onderdeel van een beschermd natuurgebied, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Ook ontbreken provinciale ecologische verbindingszones en andere onderdelen van de provinciale ecologische hoofdstructuur in nabijheid van de locatie. Gebiedsbescherming is derhalve niet aan de orde.
Toetsing
Toetsing aan Flora- en faunawet
De grondwerkzaamheden en de inrichting tot recreatieterrein leiden mogelijk tot verstoring en / of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren en broedvogels in de aangrenzende beplanting. Het betreft hier algemene soorten van tabel 1 van de Flora en faunawet waarvoor een vrijstelling geldt.
Wel dient rekening te worden gehouden met een eventuele vestiging van soorten (bijvoorbeeld kleine zoogdieren of broedvogels) indien het terrein (na het bouwrijp maken) langdurig braak blijft liggen.
Broedvogels mogen niet worden verstoord. Dit kan door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t / m 15 juli) op te starten of door minimaal 20 meter rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren of door het treffen van mitigerende maatregelen.
Voor het bestemmingsplan Kustwerk, aan de noordwestzijde, is als onderdeel van het MER, een Voortoets in verband met mogelijke effecten op het Natura 2000-gebied uitgevoerd. Daarbij is uitgegaan van een jaarrond exploitatie. Geconstateerd is dat die ontwikkeling geen gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied. Ook de verwachte toename van recreanten heeft naar verwachting geen invloed op de natuurwaarden, evenmin ten aanzien van de stikstofdepositie. De herstructurering van Camping International kan een stikstofdepositie van slechts enkele mollen per jaar genereren. De beschikbare stikstofruimte bedraagt 573 mol/ha/jr. Er is geen significant nadelig effect voor de natuurwaarden mogelijk.
Zorgvuldig handelen
In de Flora- en faunawet staat ook het principe van "zorgvuldig handelen" beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook al geldt voor deze soorten een vrijstelling). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaande aan de feitelijke ingreep de gras- en oevervegetatie, waar ingrepen zullen plaatsvinden, (frequent) kort te maaien en het maaisel af te voeren. Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren en amfibieën. Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze toch (algemene) dieren is daardoor duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Wat de gebieds- en soortbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Flora- en faunawet geen beletsel vormen voor de beoogde ontwikkeling.
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van ecologie is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Archeologie
De gronden van de camping zijn gelegen in een gebied met een (zeer) lage archeologische verwachtingswaarde. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie molen Nieuwvliet
Cultuurhistorische informatie
Aan de Molenweg staat de molen van Nieuwvliet. Het is een naamloze stenen grondzeiler die gebouwd is in 1850 door Charel Cappon. Deze beltmolen is tot 1954 als korenmolen in gebruik geweest. In 1959 is de molen leeggehaald. Van 1979-1980 werd de molen gerestaureerd en in 1980 werd de molen opnieuw in gebruik genomen. Sinds 1998 is de molen eigendom van de Stichting Molen Nieuwvliet. Begin 2000 zijn er nieuwe natuurstenen in de molen gelegd en nu wordt graan gemalen voor enkele veehouders en volkorenmeel. Tevens is in linnenzakjes met het unieke logo volkorenmeel, bloem en spelt te koop. De molen draait iedere woensdag en zaterdagmiddag en is vrij te bezichtigen.
De molen staat op een molenberg van ongeveer twee meter hoogte en is tot 1954 in gebruik geweest. De buitenkant: de romp is het type stenen bovenkruier; de romp is gemetseld van gele baksteen (1 7,5/19 x 8,511 0 x 4 cm); de roeden zijn van staal van het fabrikaat DERCKX Beegden (L); de wieken hebben een vlucht van 24 meter; de staart, schoren, staartbalk met kruiwiel en spruiten zijn van hout; de staart is afkomstig van een zeilschip; de kap is bedekt met spanen. De binnenkant: de diameter: van het grondvlak is 6 meter en er zijn drie zolders (steen, lui- en kapzolder). Inrichting: 1 koppel estiender klinststenen en 1 luiwerk. De vang is een gewone vlaamse- of blokvang.
Molenbiotoop
Het omgevingsplan geeft aan dat rekening moet worden gehouden met de cultuurhistorisch waardevolle molenbiotopen. In de Provinciale ruimtelijke verordening is opgenomen dat tot 400 meter vanuit het middelpunt van de molen regels kunnen worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 meter van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken.
Belangrijk is echter dat deze regeling van toepassing is op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties (voor de eerste 100 meter). Onder bestaande situaties wordt verstaan: de daadwerkelijk aanwezige situatie en de situatie die is toegestaan volgens een bestemmingsplan of een artikel 19 WRO-vrijstelling.
Er is een afweging nodig tussen de belangen van de molen en die van de omgeving, zoals van de camping, met name voor de zone tussen 100 meter en 400 meter. Daarbij zijn de bestaande rechten, de belangen van de molen en de bestaande situatie relevant, zoals hiervoor aangegeven. Op basis van een afweging van rechten en belangen van de molen en het campingbedrijf wordt de volgende regeling opgenomen.
Hiermee wordt een regeling opgenomen die op evenwichtige wijze rekening houdt met de verschillende belangen.
Conclusie
Het aspect archeologie speelt geen rol in de plannen voor de camping. In de bestemmingsregeling is rekening gehouden met de belangen van de molen en de bestaande situatie rondom de molen en op de camping (inclusief planologisch toelaatbare gebruiks- en bouwmogelijkheden).
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van landschapsverstoring en de molenbiotoop is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Normstelling en beleid inzake woningen in de omgeving
Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies (zoals recreatiewoningen) moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt is dat ter plaatse van de recreatiewoningen sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Daarnaast is van belang dat toekomstige (bedrijfs)functies geen belemmering vormen voor het woon- en leefklimaat van in de omgeving aanwezige woningen.
In het plangebied bevinden zich, naast de kampeerplaatsen, vier recreatiewoningen en twee bedrijfswoningen. Rondom het plangebied, aan de Mettenijedijk, de Molenweg en de Sint Bavodijk liggen diverse particuliere woningen.
Activiteitenbesluit
Voor recreatiebedrijven is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, beter bekend als het Activiteitenbesluit, van belang. Dit besluit heeft op 1 januari 2008 het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer vervangen.
In het Activiteitenbesluit zijn milieuvoorschriften opgenomen ter voorkoming of zo veel mogelijk beperken van gevaar, schade of hinder voor de directe omgeving. Zo dienen de inrichtingen ervoor te zorgen dat de geluidsoverlast van het bedrijf of de accommodatie bepaalde grenzen niet overschrijdt. Tevens zijn meer op preventie gerichte voorschriften opgenomen betreffende verwijdering, preventie en hergebruik van afvalstoffen en zuinig gebruik van energie en water.
De gemeente kan onder bepaalde voorwaarden, als de lokale omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van hetgeen in het Activiteitenbesluit staat.
Afhankelijk van het type inrichting kan het Activiteitenbesluit geheel of gedeeltelijk van toepassing zijn op de inrichting. In het Activiteitenbesluit wordt een onderscheid gemaakt in drie type inrichtingen.
Bedrijven en milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening vindt afstemming van bestaande en nieuwe functies plaats door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof en geluidhinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden.
De brochure geeft voor kampeerterreinen (SBI-code 552) een richtafstand van 50 meter ten opzichte van reguliere woongebieden, vanwege het milieuaspect geluid. Voor de milieuaspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 30 meter. Bij uitbreidingen op de kampeerterreinen dient met deze afstand rekening te worden gehouden.
Indien een kampeerterrein deel uitmaakt van een gebied dat kan worden aangemerkt als een gebied met gemengde functies of bestemmingen, dan kan een afstandstrap lager worden aangehouden. De richtafstanden van 50 meter en 30 meter worden dan 30 meter respectievelijk 10 meter, voor de betreffende maatgevende milieuaspecten.
Horeca
Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: "lichte horeca" (categorie 1), "middelzware horeca" (categorie 2) en "zware horeca" (categorie 3). Voor een nadere toelichting op, deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 5 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten).
Onderzoek in relatie tot woningen in de omgeving
Activiteitenbesluit
Camping International is op grond van het Activiteitenbesluit een inrichting type B, de beoogde activiteiten worden dan ook in dit kader bij het bevoegd gezag gemeld. Aan de voorschriften genoemd in het betreffende besluit zal worden voldaan. Daarom hoeft geen milieuvergunning te worden aangevraagd.
Bedrijven en milieuzonering
Camping International en dagrecreatiebedrijf Pierewiet maken deel uit van een gemengd gebied. Dit gemengde karakter vloeit voort uit de aanwezigheid van:
Deze omgevingskenmerken zorgen ervoor dat niet gesproken kan worden van een gebied met (uitsluitend) een regulier woongebied, maar juist van een gemengd gebied. Op basis hiervan kan in de beoordeling een richtafstand van 30 meter voor geluid worden aangehouden en 10 meter voor geur en gevaar.
Vervolgens is het nodig te bekijken welke functies van de recreatiebedrijven reeds aanwezig zijn dan wel zijn toegestaan nabij woningen grenzend aan het plangebied, volgens de vigerende bestemmingsplannen.
Op basis van de voorgestelde zonering, is niet aannemelijk dat de omliggende woningen hinder zullen ondervinden van de beoogde herstructurering van Camping International. Met de vorenstaande motivering hebben een zorgvuldige afweging en toepassing van de globale en algemene richtafstanden vanuit de VNG-brochure.
Horeca
De horeca op Camping International is ingeschaald in categorie 1b van de Staat van horeca-activiteiten. Hiertoe behoren ook een restaurant en bistro.
Conclusie
Op het recreatieterrein kan een aanvaardbaar verblijfsklimaat worden gerealiseerd. Het recreatieterrein vormt in de huidige en toekomstige situatie daarnaast geen belemmering voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van de uitbreiding van Camping International en de effecten voor de omgeving is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Gemengd gebied
Uit de analyse die in het bestemmingsplan is opgenomen, vloeit voort dat Nieuwvliet-Dorp als een gemengd gebied wordt aangemerkt.
Om deze redenen is het terecht dat Nieuwvliet-Dorp als gemengd gebied wordt aangemerkt.
Functies en afstand
Geluidssituatie en geluidswal
Recreatief medegebruik
Aantasting van privacy
Zicht vanuit de vuurtoren richting de woonpercelen aan de Sint Bavodijk en Prinses Wilhelminastraat
Zicht vanaf het pad tussen de woonpercelen aan de Prinses Wilhelminastraat en de boomgaard
Zicht vanuit de boomgaard vanuit op de woonpercelen aan de Sint Bavodijk
Lichthinder en bouwhinder
De verlichting die op Camping International voorkomt is in hoofdzaak naar beneden gericht. De hoogte voor lichtmasten is maximaal 3 meter. Alleen indien een neerwaartse straling wordt toegepast, is een hoogte van 5 meter toelaatbaar. De regeling die hiervoor is opgenomen, is destijds overeengekomen met natuurorganisaties. Bij een kassencomplex kan het in oude situaties voorkomen dat de sterrenhemel enigszins wordt aangelicht. Dat is verleden tijd. De verlichting die Camping International toepast is niet toereikend voor het veroorzaken van enige lichthinder. Campings zijn ook geen lichtbronnen die van grote afstand waarneembaar zijn.
Activiteiten en de omgeving
Foto's van het aanwezige zwembad, kinderboerderij en speelterrein
Centrale en horecavoorzieningen
Binnen de beoogde ontwikkeling wordt een kwaliteitsverbetering mogelijk gemaakt. Er is geen uitbreiding beoogd die invloed heeft op de verkeersaantrekkende werking. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. De verkeersgegevens zijn opgenomen in bijlage 1.
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van de verkeerstoename en parkeren is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Normstelling en beleid
De Wet bodembescherming gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
Voor het nieuwe deel van de camping is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1. De conclusie van dit onderzoek is dat er in de huidige situatie en met betrekking tot de toekomstige activiteiten geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn.
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van bodemkwaliteit is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van Camping International in de gemeente Sluis is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Op basis van jurisprudentie dient ook voor recreatiewoningen en andere kampeermiddelen rekening gehouden te houden met het aspect geluidhinder. In de bijlagen 1, 2 en 3 is het akoestisch onderzoek gevoegd waarvan in deze paragraaf een samenvatting van de resultaten en conclusies is weergegeven.
Uit berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting aan de gevels ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gedezoneerde Sint Bavodijk en Mettenijedijk maximaal 47 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden en is derhalve sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van akoestisch onderzoek is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
De Wet luchtkwaliteit (Wlk) staat realisatie van de beoogde uitbreiding niet in de weg. Uit onderzoek blijkt namelijk dat langs de Mettenijedijk en de Sint Bavodijk wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk. In bijlage 4 is het luchtkwaliteitsonderzoek opgenomen.
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van luchtkwaliteit is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Onderzoek en conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de ontwikkeling niet in de weg. In de omgeving van het plangebied bevinden zich namelijk geen risicovolle bedrijven en vindt ook geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Nadere overwegingen bij de vaststelling
Ten aanzien van externe veiligheid is bij de vaststelling van het bestemmingsplan het volgende overwogen.
Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens dienen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevant aan te merken solitaire leidingen en geen leidingstroken, hoogspanningsverbindingen en optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig die als zodanig dienen te worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Mogelijk zijn wel diverse niet-planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) aanwezig. Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs / in combinatie met aanwezige infrastructuur. Drie werkdagen voor de aanvang van eventuele graafwerkzaamheden in het plangebied zal door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact (moeten) worden opgenomen met het KLIC3, waarbij dient te worden gemeld waar en wanneer wordt gegraven.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak volgt dat aanvullend akoestisch onderzoek is verricht voor het perceel Prinses Wilhelminastraat 31. Hierbij zijn de toetspunten t10 en t10A in de zij- en achtertuin verlegd, ter plaatse van de perceelsgrens. Voorts is de berekening op dezelfde wijze uitgevoerd als het oorspronkelijke akoestisch onderzoek. De resultaten hiervan zijn in bijlage 9 opgenomen. Toetsing is ook identiek aan de eerder uitgevoerde toetsing. Ook de conclusie dat bij de toetspunten t10 en t10A aan de normen wordt voldaan blijft van toepassing. Daarvoor is wel verlenging van de geluidswal tot circa 10 meter nodig. Het nieuwe besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voorziet in de verlenging van de geluidswal.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in de uitspraak van 21 maart 2018 het volgende geconstateerd.
Bij het door de raad nader uitgevoerde onderzoek (rapport II) zijn afwijkende en deels hogere waarden gevonden voor de geluidsbelasting dan in het voorafgaande akoestische onderzoek (rapport I), terwijl daarin gerekend is met een verlengde geluidswal. Deze afwijking doet zich ook voor bij de toetspunten die ongewijzigd zijn gebleven. De hiervoor ter zitting door de raad gegeven verklaring wijkt af van hetgeen eerder is gesteld. In het rapport II, de gewijzigde plantoelichting en in het verweerschrift wordt over de twee gewijzigd vastgestelde toetspunten aangegeven dat dezelfde berekeningswijze en toetsing is uitgevoerd. De door de raad op de zitting aangegeven gewijzigde aannames zijn aldus niet zichtbaar opgenomen en verantwoord in het plan. Verder hebben appellanten doordat de raad eerst ter zitting met enige uitleg is gekomen, daarop niet afdoende kunnen reageren. Gelet op het vorenstaande heeft de raad nog immer onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat de akoestische gevolgen van het plan zijn.
Vervolgens ide volgende opdracht gegeven.
De raad dient met inachtneming van overweging 16.1 inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn voor het woonklimaat in de omgeving van het plangebied, waarbij wordt uitgegaan van juiste aannames voor de toetspunten aan de perceelgrenzen, zo nodig nader akoestisch onderzoek te verrichten en het plan aan de hand van de uitkomsten van dat nader onderzoek zonodig aan te passen. Hiervoor moet een andere deskundige voor nader advies gevraagd. De Afdeling merkt hierbij uitdrukkelijk op dat dit niet betekent dat de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek, voor zover deze in de tussenuitspraak van 3 februari 2016 uitdrukkelijk door de Afdeling zijn geaccepteerd, niet langer mogen worden gehanteerd dan wel dat deze opnieuw aan de orde kunnen worden gesteld.
Naar aanleiding van de uitspraak is opnieuw akoestisch onderzoek verricht. Hiervoor zijn de uitgangspunten gehanteerd zoals in de uitspraak genoemd. Voorts zijn enkele technische verbeteringen en een extra controlemeting verwerkt. Dit is opgenomen in bijlage9 en bijlage 10. Daarin is het akoestisch onderzoek met de uitgangspunten en de rekenresultaten opgenomen. Gebleken is dat op de relevante toetspunten voldaan wordt aan de normen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en voor het maximale geluidsniveau.
Gelet op de voorgeschiedenis van het bestemmingsplan en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak is ervoor gekozen het akoestisch onderzoek aan te laten passen en opnieuw uit te voeren door akoestisch adviseur ing. A. Kramer van Rho adviseurs voor leefruimte. Vervolgens heeft in de vorm van een second opinion toetsing plaatsgevonden door ir. W.J.M.R. Penris van Buro Bouwfysica. In de second opinion zijn de volgende onderdelen getoetst:
Bij het uitvoeren van de second opinion is door ir. W.J.M.R. Penris geadviseerd een extra controlemogelijkheid toe te voegen door de deelgebieden te koppelen aan groepen en vlakken, zoals hiervoor omschreven.
Uit de second opinion blijkt dat het akoestisch onderzoek op juiste wijze is verricht en dat de berekende resultaten juist zijn, zo blijkt uit het narekenen hiervan. Zie hiervoor de correspondentie zoals opgenomen in de bijlage 11 en zijn de controleberekeningen in bijlage 12 vermeld.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de handhaving en de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak houdt immers het risico in dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol.
In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat.
Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingactiviteiten. Van gemeentewege worden hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inspraakbijeenkomst.
Daarnaast worden de voorschriften in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Handhavingactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.
De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Sprake is van een bestemmingsplan waarin een aantal ontwikkelingen in het kader van kwaliteitsverbetering mogelijk worden gemaakt. Deze ontwikkelingen worden geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overgelegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal is voorzien.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling toegelicht, waarbij inzicht wordt gegeven in de doorwerking van de beleidsuitgangspunten en in de opzet en methodiek van het bestemmingsplan (plankaart en regels).
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Vanaf 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.
Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, editie 2008 (SVBP2008), die is verankerd in het Bro. Deze standaard is opgesteld door de werkgroep "Standaard Vergelijkbaarheid" in het kader van Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen (DURP). De standaard bouwt voort op de Digitale Leest.
Daarnaast is in het nieuwe Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2008. Dat is ook de reden waarom er een heel nieuw bestemmingsplan voor de kwaliteitsverbetering van de camping gekozen. Doordat er aan SVBP 2008 moet worden voldaan kan er geen partiële herziening worden gemaakt.
Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (plankaart en regels) is het volgende van belang.
Opzet plankaart
Algemeen
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de plankaart te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd.
Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.
Bestemmingen
Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, bijvoorbeeld R-VR voor Recreatie - Verblijfsrecreatie.
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.
Aanduidingen
Op de kaart zijn maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte). Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008.
Opzet planregels
Volgens SVBP2008 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
Een bestemmingsartikel hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Groen
De groenzone rondom de camping is bestemd als "Groen". In deze bestemming zijn groen, water, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen toegestaan. In deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. In uitzondering daarop zijn voor nutsvoorzieningen, gebouwen tot 15 m² toegestaan.
De inrichting van de groenstrook naast de woonpercelen aan de oostgrens is nog niet definitief. De bestemming biedt ruimte voor verschillende soorten inrichtingen, waarover met omwonenden overleg zal worden gevoerd.
In verband met de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 meter. Er is aangegeven dat de afschermende groenstrook aan de kant van de woningen moet bestaan uit een groenwal met een hoogte van ten minste 3 meter met daarop hoogopgaande beplanting.
Recreatie – Dagrecreatie
Het Pierewietterrein is bestemd als Recreatie – Dagrecreatie. De gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor een dierenweide (kinderboerderij), sport- en spelvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen. Voor deze voorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd. In totaal mag 10% van het bestemmingsvlak worden bebouwd.
In verband met de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 meter.
Recreatie – Verblijfsrecreatie
Deze bestemming is opgenomen voor de bestaande camping, de minicamping van Pierewiet en de oude boomgaard. In deze bestemming is toegestaan: verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en stacaravans, recreatiewoningen en dienstverlening, beheer en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein.
Onder dienstverlening zijn onder andere begrepen horeca, een winkel en sport- en spelvoorzieningen. Ook zijn de twee bestaande (bedrijfs)woningen in deze bestemming opgenomen.
Er is een specifieke aanduiding opgenomen voor de strook tussen de centrale voorzieningen/Pierewiet en de woningen aan de oost- en noordoostrand.
Tussen deze strook en de woonpercelen wordt in ieder geval een groenstrook met een breedte van tien meter aangelegd (bestemming Groen).
In verband met de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 meter.
Op gronden met de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd, in totaal tot 10% van het bestemmingsvlak.
Binnen de bestemming zijn in totaal ten hoogste 281 kampeermiddelen toegestaan, dit is inclusief stacaravans en recreatiewoningen. De bedrijfswoningen en de horeca zijn geconcentreerd op het centrale deel van de camping. Daarvoor is een specifieke bouwaanduiding opgenomen. In ruimtelijk-functioneel opzicht is er geen bezwaar tegen behoud van de woonfunctie van de woningen, ook al vindt bewoning niet direct plaats door een huishouden gelieerd aan het recreatiebedrijf. De woning aan de Mettenijedijk bijvoorbeeld, kan ook als reguliere woning in gebruik worden genomen, bijvoorbeeld in een verhuurde situatie.
In de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk stacaravans te vervangen door recreatiewoningen. De voorwaarden voor het gebruik maken hiervan, zijn overeenkomstig het Gebiedsplan West Zeeuws-Vlaanderen opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid.
Binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Om te voorkomen dat op het kampeerterrein onnodige lichthinder wordt veroorzaakt zijn de volgende aspecten relevant.
Hieruit is een getrapte planregeling voor lichtmasten gedestilleerd.
Molenbiotoop
Op de verbeelding is de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' opgenomen. In de bijbehorende regels is bepaald dat opgaande beplanting hoger dan de aangegeven bouwhoogte in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie niet is toegestaan. Bouwregels zijn in het artikel betreffende de molenbiotoop niet nodig, omdat de opgenomen bouwregels in het artikel Recreatie - Verblijfsrecreatie al voor zover nodig zijn afgestemd op de molenbiotoop.
In verband met de molenbiotoop mag beplanting niet hoger worden dan 8 meter.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft de inspraak- en overlegprocedure doorlopen. Vervolgens is het aangepaste ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan voor de verblijfsrecreatieterreinen ter inzage gelegen. Het gedeelte van de oorspronkelijke camping International was daarin opgenomen; Pierewiet niet.
Het ligt in de bedoeling het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen in 2013 vast te stellen, zonder het gedeelte van Camping International. Er is voor gekozen de procedure voor het bestemmingsplan Camping international te vervolgen. Dit plan biedt namelijk in samenhang het gewenste kader voor het gebruik van de gronden en gebouwen, gebaseerd op onderzoek en het ondernemersplan.
Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Camping International zijn enkele zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn als reacties aan dit hoofdstuk toegevoegd (paragraaf 7.3). Deze reacties hebben geleid tot aanpassingen. Die zijn in dit plan verwerkt.
Het ontwerpbestemmingsplan gaat in dat opzicht voor de tweede keer ter inzage, met dus een tussentijdse aanpassingsslag. De eerder ingebrachte zienswijzen zijn daarin meegenomen. Dat betekent dat voor het geven van een reactie in het kader van de nieuwe vaststellingsprocedure, opnieuw een zienswijze moet worden ingediend. Daarbij zijn de reeds doorgevoerde aanpassingen, gericht op het beter rekening houden met verschillende belangen, van betekenis.
In het kader het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties toegestuurd met het verzoek op dit plan te reageren.
Overlegreacties zijn ontvangen van:
De Veiligheidsregio Zeeland heeft gemeld dat het plan geen aanleiding geeft tot inhoudelijke advisering. Overeenkomstig het in genoemde brief opgenomen advies van de Veiligheidsregio, zal de brandweer nauw worden betrokken bij de concrete uitwerking van de inrichtingsplannen ter borging van de brandveiligheidsaspecten.
De VROM-Inspectie en de Woon Advies Commissie hebben gemeld dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De overige overlegreacties zijn als volgt samengevat en beantwoord.
Provincie Zeeland
Overlegreactie
Molenbiotoop
Aantallen
Verevening
Tweede bedrijfswoning
Bedrijfsmatige exploitatie
Commentaar gemeente
Molenbiotoop
Aantallen
Verevening
Tweede bedrijfswoning
Bedrijfsmatige exploitatie
Waterschap Zeeuws-Vlaanderen
Overlegreactie
Commentaar gemeente
Reeds in een vroeg stadium, ruim voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure, zijn omwonenden geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld te reageren op de beoogde kwaliteitsverbetering van Camping International. Per brief van 8 januari 2009 heeft de camping aan omwonenden het verbeteringsinitiatief kenbaar gemaakt en hen uitgenodigd hierover overleg te voeren in een bijeenkomst op 26 februari 2009. Daarin is aangegeven dat hierbij ook de gemeente zal zijn vertegenwoordigd en dat het doel van deze bijeenkomst is om open met elkaar de plannen en eventuele bezwaren en ideeën te bespreken. Deze goed bezochte bijeenkomst heeft onder andere geresulteerd in de afspraak dat de ondernemer een ruwe schets zou maken voor de toekomstige invulling van de boomgaard en deze in een vervolgbijeenkomst ter bespreking zou voorleggen. Deze schets is op 2 april 2009 in een bijeenkomst voorgelegd aan de omwonenden. Ook voor deze bijeenkomst waren alle omwonenden uitgenodigd en in de gelegenheid gesteld te reageren. Een aantal omwonenden heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De beoogde ontwikkeling is als gevolg van (de resultaten van) deze bijeenkomsten op onderdelen aangepast en vervolgens verwerkt in het voorontwerpbestemmingsplan. Op basis daarvan worden geen zwemvoorzieningen en horeca binnen 30 meter van de achtergevel van de woningen gesitueerd.
Het voorontwerpbestemmingsplan (versie: 3 december 2009) heeft vanaf 30 september tot en met 10 november 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het plan is digitaal via de gemeentelijke website en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar/raadpleegbaar gesteld en heeft analoog ter inzage gelegen in het Klanten Contact Centrum (KCC) Nieuwstraat 22 te Oostburg.
Tijdens de periode van terinzagelegging is eenieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling zijn of haar reactie omtrent het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Gedurende deze inspraaktermijn zijn schriftelijke inspraakreacties bij de gemeente ingediend. Deze inspraakreacties zijn als volgt samengevat en beantwoord.
Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om persoonsgegevens (zogenaamde NAW-gegevens: naam, adres en woonplaats) van natuurlijke personen te verwerken zonder bijvoorbeeld een wettelijke grondslag, dringende noodzaak of toestemming van de betreffende personen. In deze inspraakparagraaf wordt hieraan voldaan door de insprekers niet bij name te noemen, met uitzondering van gemachtigden of rechtspersonen. Ook worden de inspraakreacties zelf niet als bijlage bijgevoegd. Ook worden deze niet in papieren vorm ter inzage gelegd. Wil men deze toch inzien dan kan in concrete gevallen een verzoek tot inzage of afschrift worden gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. |
Vereniging De Zeeuwse Molen (Stichting Molen Nieuwvliet)
Reactie
In het gehele plan wordt in de voorschriften en plankaart niets teruggevonden op welke manier er rekening gehouden dient te worden met onder andere de windvang van de molen. Verwezen wordt naar brieven van het college aan Camping Internationaal en een naburig perceel, met betrekking tot beperkingen van beplantingshoogten. Nu tegenwoordig de molen regelmatig draait en vooral in de zomer een toeristische attractie vormt, wordt verzocht, gelet op het bovenstaande, de richtlijnen ten aanzien van molenbiotopen (in dit geval binnen een cirkel van 100 meter doorsnede, rekening houdend met een afstand van het maaiveld tot onderkant staande roe van 2,25 meter), onverkort toe te willen passen.
Commentaar gemeente
In paragraaf 3.2 is ingegaan op de molenbiotoop zoals vermeld in de Provinciale ruimtelijke verordening Zeeland. Voorts is paragraaf 4.4 aangevuld.
Daarbij is overwogen dat de verordening aangeeft dat rekening moet worden gehouden met de cultuurhistorisch waardevolle molenbiotopen. In de Provinciale verordening is opgenomen dat tot 400 meter vanuit het middelpunt van de molen regels kunnen worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 meter van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken.
Belangrijk is echter dat deze regeling van toepassing is op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties (zeker voor de 100 meter afstand). Onder bestaande situaties wordt verstaan: de daadwerkelijk aanwezige situatie en de situatie die is toegestaan volgens een bestemmingsplan of een artikel 19 WRO-vrijstelling.
Er is een afweging nodig tussen de belangen van de molen en die van de omgeving, zoals van de camping. Daarbij zijn de bestaande rechten, de belangen van de molen en de bestaande situatie relevant, zoals hiervoor aangegeven. Op basis van een afweging van rechten en belangen van de molen en het campingbedrijf wordt de volgende regeling opgenomen.
Hiermee wordt een regeling opgenomen die op evenwichtige wijze rekening houdt met de verschillende belangen.
In de bestemmingsregeling is rekening gehouden met de belangen van de molen en de bestaande situatie op de camping (inclusief planologisch toelaatbare gebruiks- en bouwmogelijkheden), zoals aangegeven in de Provinciale Ruimtelijke verordening Zeeland.
Natuurbeschermingsvereniging West Zeeuws-Vlaanderen
Reactie
Commentaar gemeente
Inspreker 1
Reactie
Voorgesteld wordt te verlangen dat er geen onnodige extra lichtvervuiling wordt gecreëerd. Een criterium daarvoor zou kunnen zijn dat vanaf buiten het terrein niet rechtstreeks in lampen gekeken kan worden en dat lampen niet naar boven schijnen. De kern is dat het beter is voor mens en natuur en naar verhouding weinig kost.
Commentaar gemeente
Kortheidshalve wordt verwezen naar het gemeentelijk commentaar op de overeenkomstige reactie van de Natuurbeschermingsvereniging West Zeeuws-Vlaanderen (onder a).
Inspreker 2
Reactie
Commentaar gemeente
Inspreker 3 (10 november 2010)
Reactie
Voorts zijn in een als bijlage bijgevoegde brief van 15 februari 2010 de volgende reacties kenbaar gemaakt.
Commentaar gemeente
Procedure
Het ontwerp van het bestemmingsplan Camping International (versie 26 juli 2011) heeft met ingang van 29 september 2011 gedurende zes weken, dus tot en met 9 november 2011, ter inzage gelegen in het kader van de vaststellingsprocedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Binnen deze termijn kon een ieder schriftelijk zijn of haar zienswijze indienen. Een aantal natuurlijke en rechtspersonen heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om een schriftelijke zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen. De zienswijzen zijn binnen de termijn ingekomen en derhalve ontvankelijk. De zienswijzen worden hierna als reacties aangemerkt.
Deze paragraaf bevat een voorstel voor de beantwoording van de reacties en de ambtshalve aanpassingen. Hierna zijn de reacties samengevat en beantwoord. Daarbij is – indien van toepassing – aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan zal worden aangepast.
Reactie 1
Samenvatting
De reclamant is van mening dat zijn gezond woon- en leefklimaat in het gedrang is gekomen door de uitbreiding van de camping in 2008, die nu met het onderhavige bestemmingsplan wordt geformaliseerd. De voormalige boomgaard maakt vanaf 2008 feitelijk deel uit van Camping International. Met het wegvallen van de boomgaard als buffer tussen de camping en de woningen aan de Prinses Wilhelminastraat hebben de bewoners waaronder cliënt meer te vrezen van geluidsoverlast (omroepinstallaties, stemgeluid en geluid afkomstig van te plannen waterspeelplaatsen), stankoverlast (met name van uitlaatgassen van gemotoriseerd verkeer en van te plannen kinderboerderijen) en lichthinder (verlichting terrein). Met het vastleggen van de uitbreidingsmogelijkheid van de camping op deze voormalige boomgaard komt de camping een stuk dichter te liggen bij de woning en achtertuin van cliënt.
U gaat uit van de stelling dat er sprake zou zijn van een gemengd gebied. Als gevolg van die aanname zouden de te respecteren afstanden uit de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering met één stap verlaagd mogen worden. Dit betekent volgens u dat de te houden afstanden tot de dichtstbijzijnde woningen (in plaats van de reguliere afstanden van 50 meter voor geluid en 30 meter voor geur en gevaar) 30 meter voor geluid en 10 meter voor geur en gevaar zijn.
De reclamant betoogt dat sprake is van regulier woongebied. Met de komst van de camping en de voorgestane uitbreiding ervan zou het kunnen dat op termijn er sprake zal zijn van een gemengd gebied, echter bij de beoordeling van de vraag of de camping wel mag uitbreiden richting bestaand woongebied dient uitgegaan te worden van een regulier woongebied, in die zin dienen de genoemde afstanden uit de brochure te worden gerespecteerd.
In het bestemmingsplan zal de aanleg van een geluidswal echter dwingend moeten worden opgenomen (zowel op de verbeelding als in de regels), zodat deze geluidswal met opgaande begroeiing ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd dan wel afdwingbaar zal zijn. Deze geluidswal zal voldoende hoog en lang moeten zijn ter voorkoming van de onevenredige overlast voor de reclamant. De buffer zal dan ook langer moeten worden dan nu reeds is ingetekend op de verbeelding. De woning de reclamant ligt op de hoogte van de grens tussen de voormalige boomgaard en het recreatieterrein Pierewiet. De buffer zal op zijn minst tot voorbij de achtertuin en woning van cliënt moeten lopen ter voorkoming van gestelde hinder.
Los van een voldoende hoogte van de aarden wal met begroeiing zal de groenstrook voldoende breed moeten zijn. De reclamant is van mening dat deze 15 meter breed dient te zijn in plaats van de nu gestelde 10 meter. Dit komt ook overeen met hetgeen Is voorgesteld op de bijeenkomst van 2 april 2009 (bijeenkomst tussen gemeente, campingeigenaar en omwonenden). Dit is vastgelegd in de notulen van de bijeenkomst.
De redenen voor het vastleggen van een voldoende buffer in de vorm van een geluidswal (aarden wal) met hoogopgaande begroeiing zijn als volgt:
Door de wezenlijke veranderingen van de directe omgeving van de woning van cliënt ontstaat een aantasting van zijn rust en dus van zijn woongenot. Gezien de geringe afstand van de camping tot de woning van de cliënt, vreest cliënt hierdoor veel geluidsoverlast. Zo leidt het tot een toename van kampeerders in de buurt van de achtertuin en woning met alle geluidsoverlast van dien. Ook voorziet cliënt meer hinder als gevolg van meer kinderboerderijactiviteiten op het terrein van Pierewiet, welke hinder bovenop de hinder als gevolg van de uitbreiding van de camping komt. Ook vreest cliënt dat op het campingterrein waterspeelplaatsen gerealiseerd zullen worden, met alle geluidsoverlast van dien
Het bestemmingsplan zorgt ervoor dat het is toegestaan om in de avond en nacht het terrein te verlichten, zodat dit een sterke toename van licht in de omgeving van cliënt tot gevolg zal hebben. De reclamant verwacht hiervan hinder te ondervinden. Negatieve effecten van lichthinder zijn onder andere ontregeling van de natuur, energieverspilling en de verstoring van het nachtelijk landschap. Ook kan lichthinder mogelijk zelfs leiden tot aantasting van de gezondheid.
Gemeentelijke reactie
Daarnaast bevindt zich aan de toegangsweg naar de woning een school. Hierdoor kan gesproken worden van een gemengd gebied.
Tussen de woningen en de nieuwe bebouwing wordt een strook van 10 meter met groen voorzien. Hierdoor wordt in elk geval gewaarborgd dat er sprake is van voldoende afstand en afscherming tussen de (onderdelen van de) camping en de woningen.
In de regeling is reeds bepaald dat de meest hinderlijke activiteiten tot woningen op grotere afstand moeten worden gesitueerd (30 meter). Er zijn geen concrete voornemens om dergelijke voorzieningen binnen 30 meter en ook niet binnen 50 meter te plaatsen. Vandaar dat er nu ook voor wordt gekozen de horeca-activiteiten, (water)speelvoorzieningen en een eventueel zwembad op een grotere afstand dan 50 meter toe te staan. Met deze afstandsmaat wordt zonder meer aan de VNG-Brochure voldaan. Dat betekent dat de eerder aangehouden afstandsmaat van 30 meter wordt 'aangescherpt' tot 50 meter.
De combinatie met het voorschrijven van een grotere afstandsmaat voor enkele onderdelen van de camping (50 meter) en de aanvulling in de bestemmingsregeling dat daadwerkelijk een wal wordt aangelegd (met hoogopgaande begroeiing), wordt bereikt dat het woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.
Voor het regelen van de hoogte van lichtmasten op kampeerterreinen zijn de volgende omstandigheden relevant.
In de gemeente Sluis worden dergelijke lichtmasten vaker toegepast. Er is niet gebleken van aantasting van zaken die door reclamant worden genoemd. Daarbij is van betekenis dat de regeling voor lichtmasten mede op verzoek van 't Duumpje tot stand is gekomen.
Conclusie
De reactie leidt tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan.
Reactie 2
Samenvatting
Datzelfde gold voor de aanwezigheid van recreatiecentrum Pierewiet. Echter, het afgelopen jaar hebben we gemerkt dat de activiteiten van Pierewiet tegenwoordig ook 's avonds (na 1 uur) doorgaan, met de nodige geluidsoverlast als gevolg.
Als ingestemd zou worden met het Ontwerpbestemmingsplan Camping International en daarmee met uitbreiding van diens activiteiten in de richting van de directe woonomgeving van de Prinses Wilhelminastraat, waaronder dus ook onze woning, zal de geluidsoverlast zonder meer toenemen, veroorzaakt door grotere aantallen bezoekers aan de Pierewiet en kampeerders op kortere afstand van de woningen, en ook door de mogelijke uitbreiding van het restaurant, zoals de reclamant vernomen heeft.
Ook het aanbrengen van hoge speeltoestellen en de eventuele aanleg van een zwembad zijn onaanvaardbaar wegens de daaraan verbonden geluidsoverlast. Ook zal er door de geplande uitbreidingen meer kunstlicht op kortere afstand te zien zijn, dat eveneens ons woongenot negatief beïnvloedt.
Als bovengenoemde ontwikkelingen daadwerkelijk zullen plaatsvinden, zullen deze tevens leiden tot waardevermindering van de woning. Overwogen wordt om in dat geval een claim met betrekking tot planschade bij de gemeente in te dienen.
Gemeentelijke reactie
Uit de VNG-brochure blijkt geenszins dat een camping geurhinder veroorzaakt, zodanig dat hieruit gezondheidsklachten voortkomen. Volstaan kan worden, bij reguliere woongebieden, met een afstand van 30 meter. Voor de camping wordt echter een afstand van 50 meter voorgeschreven voor horeca, beheers- en dienstgebouwen en parkeergelegenheid. Auto's worden centraal geparkeerd, buiten de afstand van 50 meter. Uitlaatgassen zullen geen probleem vormen. In het kader van de voorliggende ontwikkeling heeft een luchtkwaliteitsonderzoek plaatsgevonden waaruit blijkt dat er sprake is van een goede luchtkwaliteit. Op de camping is geen sprake van mest, industriële processen en afval op grote schaal.
In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse functies aanwezig. De woning van de reclamant ligt op korte afstand van:
Daarnaast bevindt zich aan de toegangsweg naar de woning een school. Hierdoor kan gesproken worden van een gemengd gebied.
Tussen de woningen en de nieuwe bebouwing wordt een strook van 10 meter met groen voorzien. Hierdoor wordt in elk geval gewaarborgd dat er sprake is van voldoende afstand en afscherming tussen de (onderdelen van de) camping en de woningen.
In de regeling is reeds bepaald dat de meest hinderlijke activiteiten tot woningen op grotere afstand moeten worden gesitueerd (30 meter). Er zijn geen concrete voornemens om dergelijke voorzieningen binnen 30 meter en ook niet binnen 50 meter te plaatsen. Vandaar dat er nu ook voor wordt gekozen de horeca-activiteiten, (water)speelvoorzieningen en een eventueel zwembad op een grotere afstand dan 50 meter toe te staan. Met deze afstandsmaat wordt zonder meer aan de VNG-Brochure voldaan. Dat betekent dat de eerder aangehouden afstandsmaat van 30 meter wordt 'aangescherpt' tot 50 meter.
In de bestemmingsregeling wordt de aanleg van een 3 meter hoge groenwal met hoogopgaande beplanting voorgeschreven als specifieke gebruiksbepaling. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het realiseren van voldoende afscherming. Eerder is al geconstateerd dat met de breedte van 10 meter groenvoorziening, voldaan wordt de aan afstandsvereisten. Verruiming naar 15 meter wordt niet noodzakelijk geacht.
De combinatie met het voorschrijven van een grotere afstandsmaat voor enkele onderdelen van de camping (50 meter) en de aanvulling in de bestemmingsregeling dat daadwerkelijk een wal wordt aangelegd (met hoogopgaande begroeiing), wordt bereikt dat het woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.
Er bestaan geen plannen voor verzelfstandiging van de horecavestigingen. Het bestemmingsplan voorziet ook niet in een zelfstandige functie op dit onderdeel. Het restaurant blijft deel uitmaken van de reguliere bedrijfsvoering van de camping. Dit laat onverlet dat ook andere bezoekers hiervan gebruik mogen maken. Dat is op campings en andere verblijfsrecreatieterreinen ook gebruikelijk. Aangezien het restaurant op een afstand van 50 meter is er geen aanleiding te veronderstellen dat de omwonenden hier hinder van ondervinden. Immers een restaurant is op en afstand van 10 meter van woningen in een regulier woongebied aanvaardbaar. Voorts vindt de parkeergelegenheid zich aan de westzijde van het restaurant, op voldoende afstand van omwonenden.
De hoogte van speelwerktuigen zal worden aangepast (4 meter) met behoud van de bestaande klimtoren bij Pierewiet.
De afstand van een zwembad zal 50 meter bedragen. Dit is ingevolge de VNG-brochure voor een camping voldoende. Tot een camping behoort ook een zwembad. Zo'n campingzwembad is overigens niet vergelijkbaar met een gemeentelijk zwembad. Daarop doelt de VNG-brochure. Dergelijke zwembaden zijn groter, hebben een relevant groter aantal bezoekers en worden veel vaker en langer gebruikt. Bepalend is dat de afstandsmaat van 50 meter voor een camping wordt gehaald, waar het gaat om de geluidhinderlijke objecten.
Voor het regelen van de hoogte van lichtmasten op kampeerterreinen zijn de volgende omstandigheden relevant.
In de gemeente Sluis worden dergelijke lichtmasten vaker toegepast. Er is niet gebleken van aantasting van zaken die door reclamant worden genoemd. Daarbij is van betekenis dat de regeling voor lichtmasten mede op verzoek van 't Duumpje tot stand is gekomen.
Conclusie
De reactie leidt tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan.
Achmea Rechtsbijstand
Samenvatting
Met deze planologische verankering is de reclamant het eens. De reclamant stelt dat het gezond woon- en leefklimaat in het gedrang is gekomen door de uitbreiding van de camping in 2008, die nu met het onderhavige bestemmingsplan wordt geformaliseerd. De voormalige boomgaard maakt vanaf 2008 feitelijk deel uit van camping International. Met het wegvallen van de boomgaard als buffer tussen de camping en de woningen aan de Prinses Wilhelminastraat hebben de bewoners en reclamant aanzienlijk meer te vrezen van geluidsoverlast (omroepinstallaties, muziek, stemgeluiden, gillende spelende kinderen bij het zwembad), stankoverlast (met name van uitlaatgassen van gemotoriseerd verkeer en van de mest van dieren van de kinderboerderij) en lichthinder (verlichting terrein). Met het vastleggen van de uitbreidingsmogelijkheid van de camping op deze voormalige boomgaard komt de camping een stuk dichter te liggen bij de reclamant hun woning en achtertuin.
Wij stellen vast dat hier sprake is van een regulier woongebied. Met de komst van de camping en de voorgestane uitbreiding ervan zou het kunnen dat op termijn er sprake zal zijn van een gemengd gebied, echter bij de beoordeling van de vraag of de camping wel mag uitbreiden richting bestaand woongebied dient uitgegaan te worden van een regulier woongebied. In die zin dienen de genoemde afstanden uit de brochure te worden gerespecteerd en als zodanig te worden gehanteerd.
Voor de duidelijkheid verwachten wij van de gemeente dat het bestemmingsplan, onder andere op de bovengenoemde, niet limitatieve voorbeelden, voldoende concreet meetbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar worden omschreven, zonder daarbij voor tweeërlei uitleg vatbaar te zijn.
Door de wezenlijke veranderingen van de directe omgeving van onze woning ontstaat een aantasting van onze rust en dus van ons woongenot Gezien de geringe afstand van de camping tot de woning vrezen wij hierdoor veel geluidsoverlast Zo leidt het tot een toename van kampeerders in de buurt van de achtertuin en woning met alle geluidsoverlast van dien. Ook voorzien wij meer hinder als gevolg van meer kinderboerderijactiviteiten op het terrein van Pierewiet, welke hinder bovenop de hinder als gevolg van de uitbreiding van de camping komt Ook vrezen wij dat op het campingterrein waterspeelplaatsen gerealiseerd zullen worden, met alle geluidsoverlast van dien. Het woongenot gaat sterk in kwaliteit achteruit Allerlei spelen en activiteit in en op de camping zijn, zoals gezegd daar debet aan. Gelet op de beperkte mogelijkheden om de geluidsoverdracht van de geluidsbronnen te voorkomen is het duidelijk dat de groengordel geenszins kan worden beschouwd als een buffer.
Gemeentelijke reactie
Uit de VNG-brochure blijkt geenszins dat een camping geurhinder veroorzaakt, zodanig dat hieruit gezondheidsklachten voortkomen. Volstaan kan worden, bij reguliere woongebieden, met een afstand van 30 meter. Voor de camping wordt echter een afstand van 50 meter voorgeschreven voor horeca, beheers- en dienstgebouwen en parkeergelegenheid. Auto's worden centraal geparkeerd, buiten de afstand van 50 meter. Uitlaatgassen zullen geen probleem vormen. In het kader van de voorliggende ontwikkeling heeft een luchtkwaliteitsonderzoek plaatsgevonden waaruit blijkt dat er sprake is van een goede luchtkwaliteit. Op de camping is geen sprake van mest, industriële processen en afval op grote schaal.
Daarnaast bevindt zich aan de toegangsweg naar de woning een school. Hierdoor kan gesproken worden van een gemengd gebied.
Tussen de woningen en de nieuwe bebouwing wordt een strook van 10 meter met groen voorzien. Hierdoor wordt in elk geval gewaarborgd dat er sprake is van voldoende afstand en afscherming tussen de (onderdelen van de) camping en de woningen.
In de regeling is reeds bepaald dat de meest hinderlijke activiteiten tot woningen op grotere afstand moeten worden gesitueerd (30 meter). Er zijn geen concrete voornemens om dergelijke voorzieningen binnen 30 meter en ook niet binnen 50 meter te plaatsen. Vandaar dat er nu ook voor wordt gekozen de horeca-activiteiten, (water)speelvoorzieningen en een eventueel zwembad op een grotere afstand dan 50 meter toe te staan. Met deze afstandsmaat wordt zonder meer aan de VNG-Brochure voldaan. Dat betekent dat de eerder aangehouden afstandsmaat van 30 meter wordt 'aangescherpt' tot 50 meter.
De combinatie met het voorschrijven van een grotere afstandsmaat voor enkele onderdelen van de camping (50 meter) en de aanvulling in de bestemmingsregeling dat daadwerkelijk een wal wordt aangelegd (met hoogopgaande begroeiing), wordt bereikt dat het woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.
Conclusie
De reactie leidt tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan.
Provincie Zeeland
Samenvatting
Aan het behoud en de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle elementen wordt in het Omgevingsplan aandacht besteed. Als bijzonder en concreet element van dit beleid worden cultuurhistorisch waardevolle molenbiotopen genoemd. Dit beleidsonderdeel wordt als provinciaal belang aangemerkt. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De bescherming van molenbiotopen betreft vooral behoud van een vrije windvang en het behoud van de belevingswaarde en het historisch karakter van de omgeving. De Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland (hierna: PRV) schrijft in artikel 2.16 voor dat de plantoelichting inzicht moet bieden in de cultuurhistorische waarde van windmolens. Het plan dient eveneens waarborgen te bieden ter bescherming van de cultuurhistorische waarde van de molen en van (een bepaalde mate van) vrije windvang. Onderscheid wordt gemaakt tussen het gebied gelegen binnen een straal van 100 meter vanaf het middelpunt van de molen en het gebied gelegen binnen een straal van 400 meter vanaf het middelpunt van de molen.
Wij zijn van oordeel dat het ontwerpbestemmingsplan op de volgende onderdelen in strijd is met artikel 2.16 van de PRV.
In de toelichting ontbreekt een beschrijving van de cultuurhistorische waarde van de molen.
Gemeentelijke reactie
Conclusie
De reactie leidt tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan.
Ambtshalve aanpassingen
Pierewiet
Ter plaatse van Pierewiet worden mogelijkheden geboden voor lichte horeca-activiteiten. Voorbeelden zijn een koffiebar, ijssalon of automatiek. Dit sluit aan op de opzet van Pierewiet, met name wat betreft het gebruik van het gebouw aan de Mettenijedijk. Het betreft horeca-activiteiten die in een dergelijke omgeving passend zijn. De afstand tot woningen bedraagt 50 tot 150 meter. Dit is voor deze activiteiten meer dan voldoende (doorgaan 0 tot 10 meter). Vandaar dat het aanvaardbaar is om deze lichte horeca-activiteiten toelaatbaar te stellen in het gebouw aan de Mettenijedijk.
Beleidskader
Rijk, provincie Zeeland en gemeente Sluis hebben nieuw beleid vastgesteld. Aanpassingen en bijstelling van beleid, ten opzichte van reeds vastgesteld beleid, was reeds bekend bij het opstellen en gedurende de procedure van het bestemmingsplan. Daarmee was dan ook rekening gehouden. De toetsing aan het nieuw beleid is in hoofdstuk 2 geactualiseerd. Daaruit blijkt dat het plan nog steeds voldoet aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Bewoonbaar vloeroppervlak
In de wijzigingsregels voor recreatiewoningen is de oppervlaktemaat van ene recreatiewoning gekoppeld aan het bewoonbaar vloeroppervlak (130 m2). Hiervoor wordt een begripsbepaling toegevoegd.
Ontsluiting
De twee ontsluitingen op de St. Bavodijk krijgen de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie in plaats van een groenbestemming.
Natuurwaarden
In de toelichting wordt vermeld dat voor het bestemmingsplan Kustwerk, aan de noordwestzijde, als onderdeel van het MER, een Voortoets in verband met mogelijke effecten op het Natura 2000-gebied is uitgevoerd (paragraaf 4.2). Daarbij is uitgegaan van een jaarrond exploitatie. Geconstateerd is dat die ontwikkeling geen gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied. Ook de verwachte toename van recreanten heeft naar verwachting geen invloed op de natuurwaarden, evenmin ten aanzien van de stikstofdepositie. De herstructurering van Camping International kan een stikstofdepositie van slechts enkele mollen per jaar genereren. De beschikbare stikstofruimte bedraagt 573 mol/ha/jr. Er is geen significant nadelig effect voor de natuurwaarden mogelijk.
Aanpassingen bestemmingsplan
Het bestemmingsplan wordt als volgt aangepast.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
'4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. de hoogte van beplanting bedraagt binnen een afstand van 100 meter vanaf de op het perceel Molenweg 5 aanwezige molen niet meer dan 4 meter en daarbuiten niet meer dan 8 meter.
De daaraan voorafgaande subleden worden opgenomen als a tot en met d.
De toelichting wordt op de volgende onderdelen aangepast.
Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 31 oktober 2013 gedurende zes weken (tot en met 11 december 2014) ter inzage gelegen. Het ontwerpbestemmingsplan was ook in te zien via de gemeentelijke website www.gemeentesluis.nl en via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Voorafgaand aan de terinzagelegging heeft op 30 oktober 2013 publicatie in de Staatscourant en het Zeeuws-Vlaams Advertentieblad plaatsgevonden. Tevens is de kennisgeving geplaatst op de gemeentelijke website.
Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 33 zienswijzen ingekomen. In de zienswijzen wordt verwezen naar de onderbouwing die is opgenomen bij één van de zienswijzen. Deze zienswijzen zijn in een Nota zienswijzen samengevat en voorzien van (uitgebreide) overwegingen. Daarnaast is in een conclusie opgenomen of, en welke, gevolgen de zienswijze heeft voor het bestemmingsplan. De Nota zienswijzen is opgenomen als bijlage 8 en maakt deel uit van het Raadsbesluit (bijlage .P.M.).
Aanpassingen bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is op de volgende onderdelen aangepast.
Toelichting
In de toelichting is nader ingegaan op de volgende aspecten:
De aanvullingen vinden plaats op basis van de overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen. Tevens zijn de onderzoeken inzake verkeersgegevens, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit en de Staat van Horeca-activiteiten toegevoegd (bijlagen 1, 2, 3, 4, 5 en6).
Bestemmingsregeling
De bestemmingsregeling is als volgt gewijzigd.
Tweede vaststelling
De gemeenteraad heeft op 22 september 2016 het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. In dit besluit zijn enkele wijzigingen enkele wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het eerder vastgestelde bestemmingsplan. Besloten is tot het aanbrengen van de volgende wijzigingen.