De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voorzieningen inzake zorg en welzijn, openbare dienstverlening, jeugd en kinderopvang, bibliotheken en voorzieningen inzake religie;
verenigingsleven, onderwijs inclusief een sportzaal ten dienste van deze voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’: uitsluitend nutsvoorzieningen;
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals:
ontsluitingswegen;
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater en
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels:
op de gronden zijn de volgende bouwwerken toegestaan:
binnen een bouwvlak: niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen;
buiten een bouwvlak: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
de afstand van:
niet aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1 m;
gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder 1 m bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 4 m meer bedragen dan maximum toelaatbare goothoogte, tenzij op de kaart anders is bepaald;
ongeacht het bepaalde op de kaart mag de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en van bijgebouwen niet meer bedragen dan 3 m en 7 m;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
van terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen 2,00 m;
van pergola's en overkappingen 3,00 m;
van speelvoorzieningen 3,00 m;
van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen, gedenktekens 2,00 m;
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1,00 m;
9.3 Ontheffing van de bouwregels
9.3.1 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 9 lid 2 onder e tot een hoogte die ten hoogste gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte.
9.3.2 Bevoegdheidsregels
Ontheffing als bedoeld in de artikel 9 lid 3.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.