direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen
Plan: Kom Aardenburg
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.012bpabg10-0110

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' dienstverlening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'erf' een erf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' een tuin;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' een complex met woonzorgvoorzieningen;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor één huisartsenpraktijk;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens voor dienstverlening;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor kantoor;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'garage', voor garageboxen;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'aaneengebouwd', zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 2. 'gestapeld', zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
    • 3. 'twee-aaneen', zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 4. 'vrijstaand', zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' is de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd. Indien de aanduiding 'gevellijn' niet aanwezig op een bouwperceel, geldt deze bepaling niet;
  • e. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal als maximum geldt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' geldt de aangegeven maatvoering als maximale goothoogte;
  • g. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter meer dan de maximale goothoogte;
  • h. de afstand van vrijstaande woningen, met daarbij behorende aan- en uitbouwen en overkappingen, tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • i. de afstand van twee-aaneengebouwde woningen, met daarbij behorende aan- en uitbouwen en overkappingen, tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen.

16.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 7 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen toegestaan, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
  • e. de minimale afstand tussen het hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt 1 meter.
  • f. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
  • g. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag tot maximaal 40% worden bebouwd met bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen met een maximum van 60 m²;
  • h. indien de toelaatbare bebouwing ingevolge het het bepaalde in sub g minder zou bedragen dan 20 m² is een bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 20 m² toegestaan.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'tuin' bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt 2 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 2,75 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 3 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 meter.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:

  • a. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • b. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrenzen en ten opzichte van elkaar;
  • c. de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • d. de in sub a t/m c gestelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden zouden worden geschaad- of afbreuk zou worden gedaan aan de doeleinden van het plan met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Beroep en bedrijf aan huis

In samenhang met het wonen is ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor beroepen en bedrijven aan huis, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van beroepen en bedrijven aan huis niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
  • b. ten behoeve van de beroepen en bedrijven aan huis in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de bedrijven aan huis geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de bedrijven aan huis.

16.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerbewoning;
  • d. garages en bergplaagsten voor handel en distributie van goederen;
  • a. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag hoger dan 2 meter;
  • b. seksinrichtingen.

16.5 Ontheffing van de gebruiksregels
16.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 16.4.1 sub a en b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.