direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Sluis, 2e herziening, 2e gewijzigde vaststelling
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.2eherzbpbui-VG04

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor de 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied, 2e gewijzigde vaststelling

De gemeenteraad heeft voor het plandeel met de bestemming 'Wonen' voor de percelen Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) te Hoofdplaat op 24 mei 2017 de 2e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied gewijzigd vastgesteld. De aanleiding hiervoor was de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna Afdeling) van 14 december 2016 .

Tegen de gewijzigd vastgestelde 2e herziening van het bestemmingsplan is beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft hierover op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan (201706164/1/R2, ECLI:NL:RVS:2018:3336). De Afdeling heeft in de uitspraak:

  • het beroep gegrond verklaard;
  • het besluit van de gemeente Sluis van 24 mei 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "2e herziening Buitengebied Sluis, gewijzigde vaststelling" vernietigd;
  • de raad opgedragen om binnen 26 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen;
  • en bepaald dat het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze wordt bekendgemaakt.

De voorliggende 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied, 2e gewijzigde vaststelling voorziet in het voldoen aan de opdracht van de Afdeling.

In deze toelichting wordt de voorgeschiedenis van het plan weergegeven waarbij wordt ingegaan op de diverse besluiten en procedures die betrekking hebben op de percelen Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) ten aanzien van:

  • het houden van duiven (paragraaf 1.2);
  • bebouwing (paragraaf 1.3);
  • de tweede herziening van het bestemmingsplan Buitengebied (paragraaf 1.4);
  • de 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied, gewijzigde vaststelling (paragraaf 1.5

Uit de laatste Afdelingsuitspraak over de 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied, gewijzigde vaststelling, volgt de opdracht voor de gemeente een nieuw besluit te nemen. De overwegingen hiervoor zijn opgenomen in paragraaf 1.6.

De 2e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied, 2e gewijzigde vaststelling bevat een nieuwe regeling voor het perceel Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) te Hoofdplaat, bestaande uit vier kadastrale percelen en verschillende eigenaren.

  • Het zuidelijke deel, sectie L, nummer 2273, met een omvang van 2.100 m2, met het woonhuis, is in eigendom van en gebruik bij de bewoner van het woonhuis.
  • Het noordelijke deel, kadastraal bekend sectie L, nummers 2272, 697 en 1038, heeft een omvang van 2.300 m2 en behoort toe aan de kinderen van de eigenaar/gebruiker van het noordelijk perceel. Dit perceel is mede in gebruik bij de eigenaar/gebruiker van het zuidelijk perceel.

In deze toelichting wordt met de aanduiding van 'de eigenaar/gebruiker' zowel de eigenaar/gebruiker van het zuidelijk perceel als de gebruiker van het noordelijk perceel bedoeld. Deze aanduiding in plaats van naamsvermelding is gedaan in verband met de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.2eherzbpbui-VG04_0001.jpg"

1.2 Procedure ten aanzien van het houden van duiven

Procesverloop en strekking van besluiten

Het procesverloop en de strekking van de genomen besluiten met betrekking tot het houden van duiven zien er als volgt uit.

  • Omwonenden hebben in 2013 gevraagd om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) te Hoofdplaat voor het houden van duiven. Het college heeft bij besluit van 11 maart 2013 het verzoek afgewezen.
  • Bij besluit van 16 juli 2013 heeft het college alsnog aan de eigenaar/gebruiker onder oplegging van een dwangsom, gelast het aantal duiven op het perceel te verminderen tot maximaal 250 naar aanleiding van een bezwaar tegen het oorspronkelijke besluit.
  • Bij uitspraak van 20 januari 2015 heeft de rechtbank de eigenaar/gebruiker gelast, onder oplegging van een dwangsom van € 6.000, binnen acht weken na de uitspraak het aantal geringde duiven op het perceel te beperken en beperkt te houden tot maximaal 250.

Tegen deze uitspraak heeft de eigenaar/gebruiker hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Uitspraak Voorzieningenrechter Afdeling bestuursrechtspraak

10 april 2015, 201501281/1/A1 en 201501281/2/A1, ECLI:NL:RVS:2015:1214

De Voorzieningenrechter heeft direct uitspraak gedaan in de hoofdzaak en daarbij het volgende overwogen.

  • Op het perceel rust de bestemming "Wonen".
  • De vraag of het houden van meer dan 250 duiven in strijd is met de op het perceel rustende woonbestemming dient te worden beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Bepalend is of deze uitstraling van dien aard is dat deze planologisch gezien niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het betrokken perceel. Het college heeft gemotiveerd dat het houden van meer dan 250 duiven een zodanige ruimtelijke uitstraling heeft dat dit gebruik niet is te verenigen met de woonbestemming die op het perceel rust. Daarnaast heeft het college gemotiveerd dat het houden van 250 duiven op het perceel een zodanige geringe ruimtelijke uitstraling heeft, dat dit wel verenigbaar is met de woonbestemming. De Afdeling heeft deze motivering en het besluit van het college inzake handhaving niet onredelijk geacht.
  • De Afdeling acht het niet onredelijk dat uit een oogpunt van handhaafbaarheid bij het in aanmerking te nemen aantal van 250 duiven een onderscheid wordt gemaakt tussen geringde en niet geringde duiven. De eigenaar/gebruiker heeft gesteld dat hij vanaf 1978 altijd minimaal 326 duiven heeft gehouden, dat dit aantal onder het overgangsrecht zou vallen en zou mogen worden gecontinueerd. Volgens de Afdeling heeft de eigenaar/gebruiker dit niet aannemelijk gemaakt. Dus wordt 250 duiven als maximum aangehouden. De eigenaar/gebruiker heeft het zelf in zijn macht om de overtreding van het houden van meer dan 250 duiven te beëindigen.
  • Het college heeft terecht de ruimtelijke uitstraling die gepaard gaat met het houden van meer dan 250 duiven niet acceptabel geacht en daarmee het houden van een groter aantal duiven ongewenst geacht.
  • Er bestond geen zicht op legalisatie.

Het hoger beroep dat door de eigenaar/gebruiker is ingesteld, is ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak dat de eigenaar/gebruiker maximaal 250 duiven mag houden, is bevestigd. Daardoor bestond geen aanleiding meer tot het treffen van een voorlopige voorziening; het verzoek van de eigenaar/gebruiker is afgewezen.

1.3 Procedure ten aanzien van bebouwing

Procesverloop en strekking van besluiten

Het procesverloop en de strekking van besluiten zien er als volgt uit.

  • Bij besluit van 14 mei 2013 heeft het college het verzoek van omwonenden om handhavend op te treden tegen de zonder vergunning gebouwde bouwwerken op het perceel Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) te Hoofdplaat afgewezen.
  • Bij besluit van 19 augustus 2014 heeft het college de eigenaar/gebruiker onder oplegging van een dwangsom gelast om drie op het perceel aanwezige gebouwen te verwijderen en verwijderd te houden.
  • Bij uitspraak van 20 januari 2015 heeft de rechtbank de eigenaar/gebruiker onder oplegging van een dwangsom van € 6.000 gelast om binnen twee maanden na de uitspraak de gebouwen te verwijderen en verwijderd te houden.

Beroep van de eigenaar/gebruiker

  • Tegen deze uitspraak heeft de eigenaar/gebruiker hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
  • Het beroep is gericht op het behoud van de bestaande bebouwing.

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak

10 april 2015, 201501282/1/A1 en 201501282/2/A1, ECLI:NL:RVS:2015:1216

De Voorzieningenrechter heeft direct uitspraak gedaan in de hoofdzaak en daarbij het volgende overwogen.

  • De last onder dwangsom heeft betrekking op drie in het besluit met de letters C, D en I aangeduide op het perceel aanwezige bouwwerken met een oppervlakte van onderscheidenlijk 40 m², 65 m² en 15 m² op het eigen perceel.
  • Vast staat dat de drie bouwwerken zijn gesitueerd op grond waarvan de eigenaar/gebruiker de eigendom heeft. Het aangrenzende perceel is weliswaar in eigendom van zijn kinderen. Echter, het perceel is direct gelegen bij het hoofdgebouw en feitelijk ingericht ten dienste van het gebruik van de woning, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Bor. Het gehele perceel moet in aanmerking worden genomen bij de bepaling van het bebouwingsgebied.
  • De gezamenlijke oppervlakte van de in het bebouwingsgebied reeds gerealiseerde bijgebouwen bedraagt meer dan 150 m². De drie bouwwerken zijn gelet op het bepaalde in artikel 2, aanhef en derde lid, onder f, van bijlage II bij het Bor niet als omgevingsvergunningvrije bouwwerken te beschouwen.
  • Van de bouwwerken was geen bouwvergunning terug te vinden. Er bestond geen zicht op legalisatie.
  • Volgens de Voorzieningenrechter kon het houden van duiven op het aangrenzende perceel ondanks dat de eigenaar/gebruiker van het zuidelijk perceel, geen eigenaar is van het noordelijk perceel, worden gecontinueerd.
  • Het door de eigenaar/gebruiker gedane beroep op het vertrouwensbeginsel kan niet leiden tot het daarmee door hem beoogde doel dat de bouwwerken kunnen blijven staan.

Het hoger beroep is ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak is bevestigd. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

1.4 Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied

Procesverloop en strekking van besluit tot vaststelling van de Tweede herziening van het bestemmingsplan Buitengebied

Het procesverloop en de strekking en motivering van het besluit tot vaststelling van de 'Tweede herziening van het bestemmingsplan Buitengebied' zien er als volgt uit.

  • In het bestemmingsplan "Buitengebied", dat op 23 juni 2011 is vastgesteld, werden de gronden tussen de Slijkplaat en Westelijke Dwarsweg als één plandeel aangemerkt met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden: 5".
  • Bij besluit van 28 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "tweede herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Sluis" vastgesteld.
    • 1. In een amendement dat de raad bij de vaststelling van de 2e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied heeft aanvaard, staat dat het zuidelijk deel van het perceel ruimtelijk wordt afgesplitst zodat de eigenaar/gebruiker de mogelijkheid krijgt om op zijn deelperceel bebouwing te realiseren overeenkomstig de bestemmingsplanregels.
    • 2. Voor het zuidelijk deel is de bestemming Wonen opgenomen met een bestemmingsvlak. Volgens de bouwregels is ten hoogste één woning toegestaan (artikel 262. onder b).
    • 3. Voor het noordelijk deel van het perceel is de aanduiding 'wonen uitgesloten' opgenomen.

Beroepen omwonenden en de eigenaar/gebruiker

Beroepen zijn ingesteld door omwonenden en door de eigenaar/gebruiker .

  • Omwonenden zijn tegen de splitsing van het perceel in twee percelen met een bestemmingsvlak.
  • De eigenaar/gebruiker wil op het zuidelijk bestemmingsvlak meer gebouwen.

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak

14 december 2016, 201508818/1/R2, ECLI:NL:RVS:2016:3338

De Afdeling heeft in de uitspraak het volgende overwogen.

  • Uit de uitspraak van 10 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1216, is volgens de Afdeling af te leiden dat onder het regime van het bestemmingsplan "Buitengebied" (2011) geen bouwmogelijkheden meer bestonden op het perceel.
  • De Afdeling verwijst naar het amendement dat voorziet in het bieden van extra bouwmogelijkheden op het zuidelijk perceel en constateert dat in de regeling de rechtszekerheid onvoldoende is gewaarborgd.
  • De raad krijgt de opdracht een nieuw besluit vast te stellen. Ter voorlichting van partijen merkt de Afdeling op dat voor zover de raad ter zitting heeft gesteld dat de raad weliswaar bijgebouwen wilde toekennen, maar dat dit bij de uitwerking niet mogelijk bleek te zijn in de huidige systematiek van het plan, ook gekozen zou kunnen worden voor een maatbestemming voor het perceel.
  • Als gevolg van de aanduiding 'wonen uitgesloten' ter plaatse van het noordelijk deel van het perceel, kan dat gedeelte alleen als erf worden gebruikt. Daartegen verzet het bestemmingsplan zich niet. Er is geen strijd met en goede ruimtelijke ordening aldus de Afdeling.
  • De Afdeling stelt vast dat het houden van duiven tot een aantal van maximaal 250 als kleinschalig kan worden beschouwd en zodoende past binnen de bestemming "Wonen" toegestane kleinschalige bedrijfsactiviteiten, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2015. Voor de vrees dat er meer dan 250 duiven gehouden zullen worden is een handhavingskwestie die in het kader van een bestemmingsplanprocedure niet aan de orde kan komen.

1.5 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied, gewijzigde vaststelling

Procesverloop en strekking van besluit tot vaststelling van de 2e herziening Buitengebied Sluis, gewijzigde vaststelling

Het procesverloop en de strekking en motivering van het besluit tot vaststelling van de '2e herziening bestemmingsplan Buitengebied, gewijzigde vaststelling' zien er als volgt uit.

  • Bij besluit van 28 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "de tweede herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Sluis gewijzigde vaststelling" vastgesteld.
  • In de 2e gewijzigd vastgestelde herziening is voor het perceel de volgende regeling opgenomen:
  • één bestemmingsvlak Wonen;
  • er is één woning is toegestaan;
  • de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij de woning bedraagt ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 120 m2.
  • Het plan is vastgesteld ingevolge de uitspraak van 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3338. Daarin heeft de Afdeling overwogen dat de raad met die splitsing heeft beoogd meer bouwmogelijkheden toe te kennen, maar dat de planregels niet meer bebouwing op het perceel van de eigenaar/gebruiker toestaan. De Afdeling heeft in die uitspraak de raad opdracht gegeven een nieuw besluit te nemen. Met het nu ter beoordeling voorliggende bestemmingsplan "2e herziening Buitengebied Sluis, gewijzigde vaststelling" heeft de raad beoogd aan de opdracht van de Afdeling te voldoen. Dit plan voorziet in de bestemming "Wonen" op een bestemmingsvlak voor het gehele perceel.
  • Voor de vastgestelde regeling is in de plantoelichting van de herziening de volgende motivering opgenomen.
    • 1. Het toestaan van een fictieve splitsing om bebouwingsmogelijkheden te verruimen, terwijl er feitelijk geen sprake is van afzonderlijke percelen, zou leiden tot een ongewenste precedentwerking. Voor het toestaan van extra bebouwing, bovenop de toegestane 120 m2 en ter uitbreiding van de huidige bestaande grotere omvang, zijn geen exclusief voor het betreffende perceel geldende ruimtelijke argumenten aanwezig.
    • 2. Het feit dat het perceel zeer ruim van omvang is, waardoor een toename van bebouwing acceptabel zou kunnen zijn of het feit dat de bebouwing landschappelijk goed kan worden ingepast, kunnen weliswaar worden ingebracht, maar kunnen ook toegepast worden voor andere percelen.
    • 3. Er zal derhalve sprake zijn van een precedentwerking waarbij in het gehele plangebied, op basis van dezelfde argumenten en in vergelijkbare situaties, een toename van bebouwing moet worden toegestaan. Dit is in strijd met het algemene uitgangspunt dat een generieke toename van bebouwing in het buitengebied bij de woonfunctie niet wenselijk is.
    • 4. Bestemmingsplanmatig en beleidsmatig zijn er derhalve geen mogelijkheden om meer oppervlakte aan bijgebouwen toe te staan.

Beroep van de eigenaar/gebruiker

De eigenaar/gebruiker heeft tegen het besluit beroep ingesteld.

  • Hij betoogt dat de raad met het plan ten onrechte aan het deel van het eigen perceel geen afzonderlijk bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen" heeft toegekend, maar één bestemmingsvlak aan zijn perceel samen met dat van zijn kinderen heeft toegekend. Daardoor kan hij op zijn perceel de erfbebouwing niet uitbreiden.
  • Daarmee heeft de raad volgens de eigenaar/gebruiker gehandeld in strijd met de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2016 en in strijd met het in de raadsvergadering van 28 mei 2015 aangenomen amendement om hem mogelijkheden te bieden voor het bouwen van bijgebouwen bij zijn woning.
  • Er is geen vrees voor precedentwerking. Ruimtelijke argumenten voor de vastgestelde regeling ontbreken omdat in de plantoelichting staat dat juist op dit omvangrijke perceel toename van bebouwing landschappelijk goed mogelijk is.

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak

17 oktober 2018, 201706164/1/R2, ECLI:NL:RVS:2018:3336

De Afdeling heeft in de uitspraak het volgende overwogen.

  • De Afdeling overweegt dat de raad het in de toelichting verwoorde standpunt dat voor het toestaan van extra bebouwing geen ruimtelijke argumenten bestaan niet voldoende heeft onderbouwd.
  • Dat het toestaan van extra bebouwing in strijd is met het algemene uitgangspunt dat een generieke toename van bebouwing in het buitengebied bij de woonfunctie niet wenselijk is, is in dit geval voor dat oordeel onvoldoende.
  • De raad heeft daarmee slechts in zijn algemeenheid een belang genoemd waaraan hij bij het nemen van het besluit waarde heeft toegekend, maar niet is gebleken dat hij heeft onderzocht of en in hoeverre het desbetreffende belang in dit geval door de vaststelling van het plan wordt geraakt.
  • In dat verband neemt de Afdeling in het bijzonder in aanmerking dat in het verweerschrift staat dat de raad voorafgaand aan het besluit de mogelijkheden om te komen tot een maatwerkoplossing voor het perceel van de eigenaar/gebruiker heeft verkend, maar dat de raad tot vaststelling van het plan is gekomen, omdat het volgens hem niet mogelijk was om binnen de in de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2016 gestelde termijn voor het nemen van een nieuw besluit van 26 weken na de uitspraak tot een maatwerkoplossing te komen. Voorts staat daarin dat een aantal maatwerkoplossingen, dat op termijn voor appellant tot het gewenste resultaat kan leiden, voorhanden is. Niet valt in te zien dat de raad binnen voormelde termijn geen ruimtelijke afweging daarover kon maken.
  • In hetgeen de eigenaar/gebruiker heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het plan in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht is genomen.

Het beroep is gegrond. Het besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling heeft de raad opgedragen een nieuw besluit te nemen omtrent de vaststelling van het plan binnen 26 weken na de uitspraak.

1.6 2e herziening bestemmingsplan Buitengebied, 2e gewijzigde vaststelling

1.6.1 Overwegingen gemeente naar aanleiding van de uitspraak van 17 oktober 2018

Voor het vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied Sluis, 2e herziening, 2e gewijzigde vaststelling zijn de volgende onderwerpen van belang voor het vaststellen van een nieuwe regeling:

  • het houden van duiven;
  • het toestaan van extra erfbebouwing op het zuidelijk deel van het perceel;
  • het toestaan van een nieuwe woning op het noordelijk deel van het perceel.

Voor het beoordelen of een nieuwe regeling noodzakelijk is en zo ja, hoe die moet worden vormgegeven zijn allereerst de hiervoor aangehaalde uitspraken van belang. Daar waar de raad opdracht heeft gekregen om een nadere afweging te maken, is die afweging hierna opgenomen.

1.6.2 Opties voor regeling van het houden van duiven

Voor het regelen van het houden van maximaal 250 duiven zijn twee opties denkbaar:

  • het opnemen van een specifieke regeling waarin het maximum aantal duiven wordt vastgelegd;
  • het volstaan met het vaststellen van de bestemming Wonen, zonder het opnemen van een specifieke regeling.

Uit de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1214 ) blijkt zonder meer dat het houden van maximaal 250 duiven past binnen de bestemming Wonen op een perceel. Een groter aantal te houden duiven is daarmee in strijd. Gelet op deze duidelijkheid is geen specifieke regeling nodig. In het kader van handhavingsprocedures, mochten die worden gestart, kan altijd worden verwezen naar deze uitspraak van de Afdeling. De Afdeling heeft in de uitspraak van 14 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3338) specifiek gesteld dat de vrees dat er meer dan 250 duiven gehouden zullen worden een handhavingskwestie is die in het kader van een bestemmingsplanprocedure niet aan de orde kan komen.

De conclusie is dat geen nadere regeling voor het houden van maximaal 250 duiven wordt opgenomen.

1.6.3 Opties voor regeling van extra erfbebouwing

Er zijn twee opties voor het regelen van extra erfbebouwing:

  • het volstaan met het vaststellen van de bestemming Wonen, zonder dat extra erfbebouwingsmogelijkheden mogelijk worden;
  • het alsnog toestaan van meer erfbebouwing op het perceel Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4).

Het plandeel bestaat uit vier kadastrale percelen en heeft verschillende eigenaren.

De eigenaar/gebruiker heeft het gehele perceel in gebruik. Het perceel is ook als één perceel ingericht, met een doorlopend erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.2eherzbpbui-VG04_0002.png"

Oorspronkelijke situatie

In de oorspronkelijke situatie was ter plaatse van een agrarisch bedrijf gevestigd. Ter plaatse zijn bouwmogelijkheden geboden die ook zijn benut door de bouw van gebouwen op het noordelijk deel van het perceel. In de actuele situatie is geen agrarisch bedrijf gevestigd. Het alsnog weer gaan gebruiken van het perceel voor agrarische doeleinden wordt niet verwacht als gevolg van de te stringente beperkingen hiervoor, die de ligging in de bebouwingsconcentratie met zich meebrengt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.2eherzbpbui-VG04_0003.png"

De oorsponkelijke bestemming verklaart de aanwezige oppervlakte aan bebouwing. Daarvoor is vergunning verleend en die bebouwing kan dus blijven staan. Het perceel is gelegen in een bebouwingsconcentratie waar bedrijven niet gewenst zijn en de agrarische activiteiten zijn gestaakt. Dan past een bestemming Wonen ter bevestiging van de bestaande situatie. Ook andere percelen in het buitengebied, gelegen binnen bebouwingsconcentraties, waar oorspronkelijk agrarische bedrijven waren gevestigd hebben in vergelijking met de andere reguliere woonpercelen in bebouwingsconcentraties, veelal een groter perceel en relatief grootschalige bebouwing. De aanwezige bebouwing is bevestigd en niet onder het overgangsrecht geplaatst. Dat is een wijze van regeling die vanaf de vaststelling van bestemmingsplannen voor het buitengebied vanaf 1978 gebruikelijk is.

Het oorspronkelijke perceel is ingericht zoals dit vaker voorkomt bij voormalige agrarische percelen. Aan de ene zijde staat de woning op een relatief ruime kavel, op het andere deel staat de bedrijfsbebouwing, vaak fors van omvang. Na feitelijke perceelsplitsing resteren twee grote kavels met ruime breedte- en dieptematen. Dit is een ruimtelijke situatie die eigenlijk alleen voorkomt bij voormalige agrarische bouwvlakken. Andere woonpercelen hebben veelal een kleinere maatvoering en/of vorm en indeling van het perceel. Splitsing van die percelen leidt vaak tot kleine woonkavels. Dat is ongewenst omdat het veelal afwijkt van de ruimtelijke structuur van de omgeving.

De voorliggende situatie onderscheidt zich voorts door de aanwezigheid van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die in verhouding tot andere gebouwen in de omgeving, anders dan woningen, van aanzienlijke omvang is. Weliswaar wordt het gebouw onderhouden, maar het heeft een detonerend effect op de omgeving. Perceelsplitsing kan er uiteindelijk toe leiden dat de huidige voormalige bedrijfsbebouwing wordt vervangen. Dat is ook een wenselijke ontwikkeling.

Op andere ruime percelen in het buitengebied, waaronder bebouwingsconcentraties, is veelal bebouwing aanwezig die goed in het huidige tijdsbeeld past en voldoet aan de hedendaagse inzichten met betrekking tot de gewenste uitstraling van gebouwen. In zo'n situatie is het perceel al bedoeld en ingericht als aantrekkelijk woonperceel en ontbreekt enige aanleiding tot perceelsplitsing.

Het volstaan met het vaststellen van de bestemming Wonen, zonder extra erfbebouwingsmogelijkheden

Eén bouwperceel in de huidige situatie

De vraag of het perceel als één perceel of als twee afzonderlijke percelen moet worden beschouwd is in eerdere uitspraken beantwoord. Dit gebeurde in de uitspraken van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1214) en van 14 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3338). Doorslaggevend is de feitelijke situatie van het gebruik. Daarbij is de gesplitste eigendomssituatie aan de orde geweest. Dat was niet doorslaggevend. In de feitelijke situatie ten aanzien van het gebruik en de inrichting is geen wijziging opgetreden ten opzichte van de situatie waarover de uitspraken zijn gedaan. Als beide percelen niet fysiek gescheiden zijn en de verschillende percelen door één gebruiker worden gebruikt, is sprake van één bouwperceel, waarop bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

De oppervlaktes van de bestaande bebouwing zijn als volgt.

Perceel   Aanwezigheid en oppervlakte woning inclusief schuur   Oppervlakte erfbebouwing   Oppervlakte erfbebouwing totaal  
1095     26+100 = 126    
679   niet aanwezig   445   571  
2272     0    
2273   138   15   15  
Totaal   138     581  

Ingevolge de bouwregels mag maximaal 40% van het zij- en achtererf van een perceel met erfbebouwing worden bebouwd met een maximum van 120 m2. De oppervlaktemaat van 120 m2 wordt bijna vijf keer (4,8 keer) overschreden. Deze oppervlakte biedt ruimschoots mogelijkheden voor de woonfunctie. Het realiseren van extra erfbebouwingsmogelijkheden is weliswaar de wens van de eigenaar/gebruiker, maar hij heeft de noodzaak hiervoor niet aangetoond. De gemeente is van mening dat de eigenaar/gebruiker voldoende gebruiksmogelijkheden van alle gebouwen op het perceel heeft. Dit heeft de Afdeling ook in de uitspraak van 10 april 2015 geconstateerd.

Maatwerkoplossing had geen betrekking op erfbebouwingsmogelijkheden

In de uitspraak van 17 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3336) heeft de Afdeling gerefereerd aan een passage in het verweerschrift dat destijds is ingediend. In het verweerschrift was opgenomen dat de raad voorafgaand aan het besluit de mogelijkheden om te komen tot een maatwerkoplossing voor het perceel van de eigenaar/gebruiker heeft verkend. Voorts was gesteld dat een aantal maatwerkoplossingen, die op termijn voor appellant tot het gewenste resultaat kunnen leiden, voorhanden zijn.

De beoogde maatwerkoplossing had betrekking op het bieden van een woningbouwmogelijkheid op het noordelijk deel van het perceel in combinatie met het splitsen van het perceel en de sloop van een woning of samenvoeging van woningen elders (ruimte voor ruimte-regeling). Er worden op één perceel namelijk geen twee woningen toegestaan. Iedere denkbare maatwerkoplossing was bedoeld voor het toestaan van een extra woning op een afzonderlijk perceel en niet uitsluitend voor het bieden van extra erfbebouwingsmogelijkheden op het zuidelijk perceel.

De situatie van feitelijke en ruimtelijke perceelsplitsing doet zich thans niet voor. De eigenaar/gebruiker is namelijk niet bereid tot fysieke perceelsplitsing. Door het niet overgaan tot fysieke perceelsplitsing en door het ontbreken van een te saneren woning elders, behoort een maatwerkoplossing niet tot de mogelijkheden.

De optie van het bieden van een extra woningbouwmogelijkheid via een maatwerkoplossing wordt hierna uitvoeriger en afzonderlijk beoordeeld.

Het alsnog toestaan van meer erfbebouwing op het perceel Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4)

De eigenaar/gebruiker heeft aangegeven dat hij niet bereid is het gebruik van het noordelijk perceel te beëindigen en de inrichting van het perceel te veranderen. Voor het toestaan van extra erfbebouwingsmogelijkheden bestaat dan ook geen mogelijkheid en geen aanleiding, zoals uit het voorgaande blijkt. Er wordt immers niet voldaan aan de voorwaarde dat het in die situatie moet gaan om twee afzonderlijke percelen wat betreft inrichting en gebruik.

Toekomstige situatie

Voor de toekomst is het denkbaar dat het gebruik en inrichting van het perceel worden gewijzigd, zodat twee afzonderlijke percelen ontstaan. De eigenaar/gebruiker zal het gebruik dan tot het zuidelijk perceel moeten beperken. De huidige drie eigenaren van de kadastrale percelen binnen het noordelijk deel van het perceel, zullen vervolgens het noordelijk als afzonderlijk perceel gaan gebruiken en inrichten. Of een nieuwe eigenaar van het noordelijk deel richt het perceel als afzonderlijk perceel in en gebruikt het ook als zodanig.

In die situatie wordt het zuidelijk deel van het perceel ook feitelijk als zelfstandig perceel gebruikt en ingericht. Dan wordt aan de genoemde voorwaarden voldaan en kunnen vervolgens op het zuidelijk deel van het perceel extra erfbebouwingsmogelijkheden (conform de geldende standaard bijgebouwenregeling) worden geboden. De gemeente is bereid voor die situatie een regeling in het voorliggende bestemmingsplan te treffen.

Het is gewenst duidelijkheid te bieden over de juridische positie van de bestaande gebouwen op het noordelijk deel. Duidelijk moet zijn dat die bestaande bebouwing kan worden gehandhaafd, zoals bedoeld in artikel 26.2 van de bestemmingsregeling. Dit betreft de zogeheten 'bestaande maten-regeling'.

Zuidelijk gedeelte perceel

Het zuidelijk gedeelte van het perceel heeft ten opzichte van enkele woonpercelen in de directe omgeving, een forse afmeting. In de buurtschap Slijkplaat komen daarnaast enigszins vergelijkbare percelen voor, zoals aan de weg Slijkplaat in het noordwestelijk deel van het buurtschap. Het betreft gronden die deel uitmaken van een bebouwingsconcentratie.

Voor alle woonpercelen in deze bebouwingsconcentratie is de algemeen geldende erfbebouwingsregeling van kracht. Daarmee wordt enerzijds voorzien in voldoende erfbebouwing voor bewoners en anderzijds blijft de oppervlakte voldoende beperkt. Bewoners van een perceel hoeven niet te vrezen voor grootschalige erfbebouwing op een aangrenzend perceel. De maatvoeringen in de erfbebouwingsregeling voorzien in een toereikende en aanvaardbare omvang erfbebouwing. Vandaar dat het zuidelijk perceel in de toekomstige situatie als een regulier woonperceel wordt aangemerkt waaraan de gebruikelijke erfbebouwingsmogelijkheden kunnen worden toegekend.

Conclusie en nieuwe regeling

In de nieuwe bestemmingsregeling wenst de gemeente rekening te houden met de situatie dat het perceel als één geheel wordt gebruikt en is ingericht en de situatie dat het perceel wordt gesplitst met twee gebruikers en een daarop afgestemde inrichting. De nieuwe regeling wordt als volgt opgezet.

  • Voor het perceel wordt voor de situatie dat sprake is van één perceel, één bestemmingsvlak Wonen met één bouwvlak vastgesteld.
  • Aanvullend wordt voor een toekomstige, gesplitste situatie de volgende regeling opgenomen.
  • Voor het zuidelijk perceel wordt de standaard erfbebouwingsmogelijkheden van toepassing verklaard. Dat betekent dat de bestaande erfbebouwing tot 120 m2 kan worden uitgebreid.
  • Voor het noordelijk perceel wordt bepaald dat de huidige gebouwen mogen worden behouden en afzonderlijk worden gebruikt

De voorwaarde van daadwerkelijke perceelsplitsing die hiervoor is gesteld, wordt in de regeling opgenomen.

1.6.4 Overwegingen ten aanzien van een extra woning

Maatwerkoplossing

In de voorbereiding van de 2e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied, gewijzigde vaststelling, is het al dan niet toestaan van een nieuwe woning op het noordelijk perceel aan de orde geweest. Hiervoor is in bij de voorbereiding van de 2e herziening (gewijzigd vastgesteld) onderzoek gedaan naar de mogelijkheden een maatwerkoplossing te treffen. Deze maatwerkoplossing had betrekking op het toestaan van een extra woning op het noordelijk perceel.

Voorwaarden voor een maatwerkoplossing

Maatwerkoplossing is niet gelukt

Relevant is dat destijds in overleg met de eigenaar van Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) onderzocht is of de bouw van een extra woning mogelijk kon worden gemaakt. De conclusie was dat niet aan de toepasselijke voorwaarden kon worden voldaan. Immers, het gemeentelijk en provinciaal beleid stelt dat het aantal woningen in het buitengebied niet mag toenemen. Dit beleid wordt gevoerd om verstedelijking van het buitengebied tegen te gaan. Aanvullend geldt dat het woningbouwbeleid van de gemeente Sluis is gericht op het begrenzen van nieuwbouw. In de Regionale woningmarktafspraken Zeeuws-Vlaanderen 2017-2016 is in paragraaf 4.1 bij kernthema 5 onder punt 12 als afspraak opgenomen dat 'de regio geen nieuwe woningbouwplannen in planologische procedure brengt buiten bestaand bebouwd gebied, zoals geformuleerd in het provinciaal Omgevingsplan 2012-2018 tenzij er sprake is van een knelgeval. Daarbij dient sprake te zijn van een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in lijn met de ‘rood voor rood’- en ‘ruimte voor ruimte’-regelingen en beleid rondom nieuwe landgoederen en buitenplaatsen.'. Dit wordt onder meer gedaan in verband met de teruglopende woningbehoefte.

Gemeentelijk beleid

De 'ruimte-voor-ruimte'-regelingen maken het in uitzonderlijke gevallen mogelijk een woningbouwmogelijkheid te projecteren als elders een woning aan de woningvoorraad wordt onttrokken, door samenvoeging van woningen of door sloop van gebouwen of door sloop van minimaal 500 m2 detonerende bebouwing. Gebleken is dat zich geen mogelijkheid voordoet elders een woning te slopen of samen te voegen. De gemeente en de eigenaar van Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) hebben dit gezamenlijk onderzocht en gezamenlijk de conclusie getrokken dat het bieden van de mogelijkheid van een extra woning niet tot de mogelijkheden behoort. Bovendien heeft de eigenaar aangegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid een extra woning te bouwen. Daardoor bleek geen maatwerkoplossing mogelijk. In tussentijd heeft zich ook geen situatie voorgedaan een woning of andere gebouwen te slopen of woningen samen te voegen.

Tevens is aan de eigenaar/gebruiker de suggestie voorgelegd de bestaande schuur op het noordelijk perceel geheel of gedeeltelijk te slopen, waarmee bouwrechten kunnen worden verkregen voor een extra woning. Hiertoe is de eigenaar/gebruiker niet bereid.

Bij de eigenaar/gebruiker is benadrukt dat toetsing aan het beleid (regionale woningmarktafspraken) van belang is, maar dat het beleid wel enige ruimte voor een extra woning biedt. Echter, het beleid staat het zonder meer toestaan van een bouwmogelijkheid in de weg.

Het ontbreekt aan het voldoen aan de bekend zijnde voorwaarde

Aangezien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het toestaan van een extra woning in het buitengebied, zoals vastgelegd in de Regionale Woningmarktafspraken Zeeuws-Vlaanderen 2017-2026 en de Verordening ruimte provincie Zeeland, wordt die mogelijkheid ook niet in het voorliggende plan opgenomen. Aangezien de eigenaar/gebruiker geen medewerking verleent is het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid ook niet mogelijk. Daarvoor is zicht op het voldoen aan de voorwaarde nodig, die ontbreekt nu.

Conclusie

Voor een nieuwe woning op het noordelijk deel van het perceel Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) wordt geen mogelijkheid geboden, ook niet via een wijzigingsbevoegdheid.

1.6.5 Afweging van belangen

Met de eigenaar/gebruiker is overleg gevoerd. Verslagen van besprekingen zijn in de bijlage 1,  2 en 3 bijgevoegd. De conclusies die het gemeentebestuur heeft verbonden aan deze besprekingen zijn hiervoor weergeven. Daaruit blijkt dat met de belangen van de eigenaar van Westelijke Dwarsweg 5 (voorheen Slijkplaat 4) en de gebruiker van de percelen op een evenwichtige wijze rekening is gehouden. De partij kan zelf de door hem gewenste gebruikssituatie bepalen en bepaalt daarmee ook zelf de bijbehorende bouwmogelijkheden voor erfbebouwing.

Op de hiervoor beschreven wijze van regeling is zorgvuldig tegemoet gekomen aan de belangen van de eigenaren en de gebruiker van het perceel.

1.6.6 Aanvulling van de bouwregels

op basis van het vorenstaande wordt gekozen voor het aanvullen van de geldende erfbebouwingsregeling. Voor het plandeel worden de algemene bouwregels van toepassing verklaard met daarop een specifieke aanvulling.

  • Bij het gebruiken van het perceel als één geheel zijn de algemene bouwregels van toepassing: ten hoogste één woning met bijbehorende erfbebouwingsbepaling tot 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 120 m2.
  • Bij splitsing van het gebruik in twee percelen krijgt het zuidelijk perceel bouwmogelijkheden zoals voor een regulier woonperceel: één woning, erfbebouwing tot 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 120 m2.
    De aanwezige gebouwen op het noordelijk perceel worden in de nieuwe regeling specifiek bevestigd.
    Als voorwaarde voor deze regeling geldt dat de percelen feitelijk qua gebruik en ruimtelijke inrichting moeten worden gesplitst. Daarvoor is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Deze nieuwe regeling voorziet direct in bevestiging van de bestaande situatie en het mogelijk maken van een toekomstige situatie waarbij de het perceel is gesplitst. Hiervoor is geen afzonderlijke procedure nodig. Daarmee wordt aan de eigenaren en gebruikers van de percelen en aan omwonenden directe rechtszekerheid geboden.